Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Een proces

Door William Marrion Branham

1 ... een deel van de Schrift, en mijn onderwerp vanavond is om... Ik denk dat Jezus Christus nooit een eerlijk proces kreeg in Herodes'... Herodes' hof, voor Pilatus. Ik geloof niet dat Hij een eerlijk proces had. En ik denk eraan om Hem de komende vijfenveertig minuten een proces te geven, omdat Hij opnieuw in twijfel wordt getrokken. En nu de...

2 Een van de belangrijkste zaken waarover Hij in twijfel wordt getrokken, is Zijn Woord. En ik geloof dat Woord. Dus ga ik vanavond lezen uit de meest betwiste plaats in de Schrift. Dat is Markus, het zestiende hoofdstuk.

3 En nu, als wij trouw zweren aan de vlag, of als wij The Star-Spangled Banner [Amerikaans volkslied – Vert] horen, dan zouden wij allemaal opstaan. En ik denk dat als wij dat kunnen doen uit eerbied voor onze fijne natie die we hebben, dat wij het zeker voor het Woord van God behoren te doen. Dus laten we voor enkele ogenblikken opstaan, terwijl ik uit het Woord lees.

4 Markus, het zestiende hoofdstuk van Markus, te beginnen met het negende vers. Laten we aandachtig luisteren terwijl we deze verzen lezen. Nu, we zijn precies ten tijde van de opstanding. We zijn op het tijdstip waar onze Here zojuist was opgestaan uit de dood, en ook in verschillende gedaanten aan de mensen verscheen. Nu, het negende vers begint als volgt:

     En toen Jezus opgestaan was, des morgens vroeg, op de eerste dag der week, verscheen Hij eerst aan Maria Magdaléna, uit wie Hij zeven duivelen uitgeworpen had.
     Deze, heengaande, boodschapte het hun, die met Hem geweest waren, die treurden en weenden.
     En toen dezen hoorden, dat Hij leefde, en van haar gezien was, geloofden zij het niet.
     En na dezen is Hij geopenbaard in een andere gedaante, aan twee van hen, daar zij wandelden, en in het veld gingen.
     Dezen, ook heengaande, boodschapten het aan de anderen; maar zij geloofden ook die niet.
     Daarna is Hij geopenbaard aan de elven, daar zij aanzaten, en verweet hun hun ongelovigheid en hardheid des harten, omdat zij hen niet geloofd hadden, die Hem gezien hadden, nadat Hij opgestaan was.
     En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle kreaturen.
     Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden.
     En hen, die geloofd zullen hebben, zullen deze tekenen volgen: in Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen; met nieuwe tongen zullen zij spreken.
     Slangen zullen zij opnemen; en al is het, dat zij iets dodelijks zullen drinken, dat zal hun niet schaden; op kranken zullen zij de handen leggen, en zij zullen gezond worden.
     De Heere dan, nadat Hij tot hen gesproken had, is opgenomen in de hemel, en is gezeten aan de rechterhand Gods.
     En zij, uitgegaan zijnde, predikten overal, en de Heere werkte mee, en bevestigde het Woord door tekenen, die daarop volgden. Amen.

5 Laten we onze hoofden nu een moment buigen voor gebed. En ik ga vragen, als dat goed is, of een broeder, Marvin Smith, die gisteren zo vriendelijk voor ons was en mij gisteravond naast hem had in de gebedslijn, of hij Gods zegen wil vragen over de woorden die ik zojuist heb gelezen.

6 Broeder Smith, als u wilt. [Broeder Marvin Smith bidt: – Vert] "Onze dierbare hemelse Vader, wij danken U vanavond voor Uw Woord. Wij bidden dat U Uw Woord overvloedig laat vloeien vanavond. Wij bidden, God, dat U ons Uw Waarheid wilt verkondigen, dat U hem hemelse vrijmoedigheid en kracht en autoriteit geeft." Sta het toe, Here. "Dat Hij slechts het Woord van God zal spreken." Ja, Here. "Laat zijn tong, als de pen van een vaardig schrijver zijn." Sta het toe, Here. "O, God, laat hem als een ambassadeur van de hemel het Zwaard van de Geest hanteren," Sta het toe, Here. "met de kracht en de demonstratie van de Heilige Geest." Sta het toe, Here. "Open onze harten, God, om Uw dierbaar Woord te ontvangen." Ja, Here. "Wij bidden dat U ons zult opwekken en versterken door de prediking van het Woord, vanavond." Sta het toe, Here. "Maak Uw Woord een zegen voor iedere luisteraar, om Jezus' wil. Amen." Amen. Dank u. U kunt gaan zitten.

7 Zoveel van mijn vrienden hier die ik allen zou willen noemen, maar, zoals de broeder zei, we hebben daar de tijd niet voor. Broeder Outlaw daar, een echte boezemvriend van mij uit Phoenix, en broeder Moseley en... en zoveel anderen, dat ik gewoon nauwelijks tijd heb om een ieder te noemen. Maar ik ben er zeker van dat u het begrijpt, ik wil u niet passeren.

8 Nu, wij worden vanavond met dit Woord geconfronteerd. En ik wil gewoon enkele dingen over dit Schriftgedeelte zeggen. Overal waar we gaan, bemerken we dit, het meest... het... waar de ongelovige op afgeeft.

9 Hier enige tijd geleden... Velen van u kennen Paris Reidhead. Hij is de voorzitter van de Sudan Missies. Dat is een van de grootste fundamentele zendingsgenootschappen in de wereld. Hij en Don... Kan niet op zijn achternaam komen. Hij is de voorganger van een van de grote Baptistenkerken in Chattanooga. Kwam in mijn huis, in Jeffersonville, en zei: "Broeder Branham, wij begrijpen dat u een Baptist was."

10 En ik zei: "Ja, meneer. Ik werd in een Zendingsbaptistengemeente aangesteld."

     Hij zei: "Ik hoor dat u met de Pinkstermensen omgaat."

     Ik zei: "Jazeker. Ik ben één van hen."

11 En hij zei: "Wel, ik wil iets vragen." Zei: "Ze beweren de Heilige Geest te hebben. Denkt u dat dat de Heilige Geest is?"

     Ik zei: "Jazeker."

12 Hij zei: "Wel, de enige zaak die ik niet kan begrijpen, is, wat al dat schreeuwen en juichen en gedoe te betekenen heeft?"

13 Ik zei: "Wel, als de stoom niet kan worden omgezet in een draaiend wiel, dan wordt het de fluit uitgeblazen. Dat is alles." Ik zei: "Als zij konden... Daarom ben ik bij hen." Ik zei: "Als je die zaak slechts in werking kon zetten, en dat het enthousiasme naar buiten zou bewegen om zielen te winnen, dan zou het de wereld veroveren." Maar ik zei: "Daarom ben ik daar."

14 Hij zei: "Wel, toen ik een kleine jongen was," zei hij, "kreeg ik een roep van God. En moeder deed de was op een wasbord om mij naar school te kunnen zenden." En zei: "Ik dacht, dat wanneer ik mijn bachelorsgraad zou hebben, ik daar Christus zou vinden, maar," zei hij, "dat was niet zo." En hij zei: "Nu, broeder Branham, ik heb genoeg graden en eregraden om uw muur mee te behangen." En hij zei: "Waar is Christus in dit alles?"

15 Ik zei: "Ik ben niet degene, broeder, met een lagere school opleiding, om te zeggen dat de leraren fout waren. Maar", zei ik, "ze waren juist in wat ze zeiden, maar ze waren niet... Er is wat meer voor nodig."

16 En hij zei: "Dit is waarom ik hier ben." Hij zei: "Op school onderwezen wij een fijne Indiase jongen uit India. Ik denk dat hij studeerde om een... Ik denk dat het misschien civiele techniek was of zoiets, waar hij voor gestudeerd had. Hij ging terug om zijn mensen te helpen." Hij zei: "Ik bracht hem naar de boot, of de trein, omdat hij de boot moest halen om terug te gaan naar India. Ik zei: 'Zoon, terwijl je... terwijl je teruggaat...' Ik zei: 'Nu ben je er helemaal klaar voor, je bent opgeleid en keert terug naar je volk.' Zei: 'Waarom neem je niet een echte levende God mee terug, en vergeet je die dode profeet, Mohammed, die je aanbidt?"

17 De jongen, die een Mohammedaan was, zei: "Wel, meneer," zei hij, "wat kan uw Jezus meer voor mij doen dan wat mijn profeet kan doen?"

18 "Wel," zei hij, "onze... onze... onze Jezus geeft je leven. Jouw profeet kan dat niet."

19 Hij zei: "Maar hij beloofde het." Ja. Hij zei: "Weet u, waar wij Mohammedanen op wachten, is om u Christenen te zien doen wat uw Leider zei dat u zou doen."

     Hij zei: "Wat is dat?"

20 Hij zei: "Wel, uw..." Zei: "Kijk, Mohammed beloofde ons alleen leven na de dood. Maar Jezus beloofde dat u de dingen die Hij deed, ook zou doen."

     En hij zei: "O... wel," zei hij, "weet je, dat deden zij ook."

     Hij zei: "Zij? Wij spreken over u, u nu."

21 Hij zei: "Welnu meneer, ik zal je wat vertellen." Zei: "Heb je het Nieuwe Testament gelezen?"

     Zei: "O, vele malen, door en door."

     Hij zei: "Naar welk Schriftgedeelte verwijs je bijvoorbeeld?"

22 "Wel," zei hij, "vele plaatsen, Johannes 14:12, enzovoort," zei hij, "Markus 16."

23 "Welnu," zei hij, "weet je, Markus 16; wij leren dat in werkelijkheid sommige Schriftgedeelten niet authentiek zijn." Hij zei: "Markus 16 wordt vanaf het negende vers niet gevonden in de oudste manuscripten." Hij zei: "Het is er gewoon aan toegevoegd."

24 Nu vraag ik mij werkelijk af waar u dat vandaan heeft, als er toevallig een criticus in de buurt is. Wel, ik heb twintig jaar in Bijbelse geschiedenis gestudeerd. Ziet u? Zeker. Irenaeüs en Polycarpus, en ieder van hen erkende het. Zie? Zeker. Het werd beslist toegevoegd. Het Vaticaan gaf hier geen opdracht voor. Beslist niet. Maar dit, deze waarachtige schrijvers zeiden dat Jezus dit zei; oorspronkelijk Schrift.

     En dus zei hij: "Vanaf het negende vers is het niet geïnspireerd."

25 Die Mohammedaan zei: "Wel, dan, meneer Reidhead, welk gedeelte is dan geïnspireerd?" Hij zei: "Ik wil u te kennen geven dat geheel de Koran geïnspireerd is, niet slechts een deel hier en een deel daar." Wat een nederlaag! Dus zei hij: "Wel," zei hij, "wel, als het niet, als dat gedeelte niet geïnspireerd is, hoe weet ik dan of de rest ervan ook niet geïnspireerd is?" Nu, daar is een goede...

26 Hij zei: "Wel," zei, "maar Jezus stond op uit de dood, en Mohammed is in het graf."

27 Hij zei: "Is Hij opgestaan uit het graf?" Hij zei: "Als Hij dat deed, zou Hij in u zijn tot de voleindiging, en de werken die Hij deed, zou u ook doen."

28 En meneer Reidhead zei tegen mij: "Broeder Branham, ik wist niets te zeggen."

     Hij zei: "Wel, Jezus stond op uit de dood!"

29 Zei: "U hebt tweeduizend jaar gehad om dat te bewijzen, en negentig procent van de wereld weet er nauwelijks iets over." Zei: "Laat Mohammed opstaan, en de hele wereld zal het binnen vierentwintig uur weten." Dat is juist. Als u naar zijn graf bent geweest, sommigen van u zendelingen, elke vier uur vervangen zij de wacht van het paard daar, een wit paard waarmee hij over de wereld zal rijden, wanneer hij opstaat uit de dood.

30 "Maar wij hoeven niet op Jezus te wachten om uit de dood op te staan. Hij is reeds opgestaan uit de dood."

31 Dus zei hij: "Bewijs het. Hij beloofde het, als Hij zou opstaan uit de dood." Dus hij zei: "Wel, hoe weet u dat?"

     Hij zei, meneer Reidhead zei: "Hij leeft in mijn hart."

32 En hij zei: "En Mohammed leeft in mijn hart." Zei: "Meneer Reidhead, de Mohammedaanse godsdienst kan net zoveel psychologie produceren als christendom."

33 Hij zei: "Toen droop ik af, broeder Branham, als een verslagen Christen. En beloofde mezelf dat ik zou komen om met u te praten." Zie?

34 Wel, die hele Bijbel is geïnspireerd. God waakt over Zijn Woord. God zal de wereld op een dag moeten oordelen.

35 En als Hij haar gaat oordelen door de kerk, door welke kerk zal Hij haar dan oordelen? Als Hij haar door de Katholieke kerk oordeelt (jullie Katholieken zouden dat zeggen), welke Katholieke kerk dan, de Grieks-orthodoxe, de Roomse, of welke? Als Hij haar oordeelt door de Baptisten, dan zijn jullie Methodisten verloren. Als Hij haar oordeelt door de Methodisten, dan zijn jullie Baptisten verloren. Als Hij haar oordeelt door de Pinksterkerken, dan zijn jullie beiden verloren. Zie? Hij gaat haar niet oordelen door enige kerk.

36 Hij gaat haar oordelen door Jezus Christus, en Jezus Christus is het Woord. Johannes, het eerste hoofdstuk, zegt: "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond." Daarom zal Hij haar door Jezus Christus oordelen, en Hij is het Woord. De Bijbel zegt: "Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en in eeuwigheid."

37 God Die oneindig is, verdeelde in den beginne met Zijn oneindige wijsheid en Zijn kennis Zijn Evangelie in ieder tijdperk. We ontdekken dat wanneer de kerken het helemaal in een knoeiboel hebben gekregen, God Zijn profeet op het toneel zendt. "En het Woord van de Here komt tot de profeet." Hoe weten zij dat het zo is? Het is een betuiging van de Boodschap van dat tijdperk. Nu, wanneer, wat...

38 Wat zou het zijn geweest toen Mozes kwam, zoals beloofd was dat hij zou komen, als hij met Noachs boodschap was gekomen? Het zou niet hebben gewerkt. Mozes had geen ark kunnen bouwen voor de redding van de mensen. Het Woord van God dat beloofd was voor Mozes' tijd was het Woord dat betuigd moest worden.

39 In het tijdperk van iedere ziener en iedere profeet is het hetzelfde geweest, maar we zien dat de mensen leven in het schijnsel van een ander licht. Zoals Jezus zei: "Gij versiert de muren, of de graven der profeten, en u bent degenen die hen erin stopten." Zie? Kijk, ze bouwen het op iets, op een boodschap, en leven in het schijnsel van dat licht en weigeren te wandelen in het licht dat van de dag is.

40 Dat is de reden waarom zij Jezus Christus weigerden te erkennen toen Hij kwam. Dat is waarom Jezus hen vermaande, zeggende: "Onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen." Maar zij hadden zoveel geloofsbelijdenissen en dingen gekregen, en hun tradities, dat Jezus zei: "Gij hebt het Woord van God krachteloos gemaakt door uw tradities." En dat is de manier waarop het in ieder tijdperk is geweest.

     God zal de wereld oordelen door Jezus Christus.

41 En dikwijls, ziet u, wat het is, wij mensen proberen onze eigen uitleg van het Woord te hebben, door te zeggen: "Markus 16 vanaf het negende vers is niet geïnspireerd."

42 Waarom is het niet geïnspireerd? God heeft geen enkele uitlegger nodig. Hij is Zijn eigen uitlegger. God doet Zijn eigen uitlegging. En de Bijbel zegt: "Geen eigenmachtige uitlegging."

43 God zei in den beginne: "Daar zij licht", en er was licht. Dat heeft geen uitlegging nodig.

44 Hij zei: "Een maagd zal zwanger worden", en dat werd zij. Dat heeft geen enkele uitlegging nodig. Ze werd het. Echter, toen zij het werd, in de tijd dat ze het werd, waren de mensen zo vol met leerstellingen dat zij het niet begrepen. Het ging regelrecht over hun hoofden heen.

45 Dat gebeurde in elke tijd, en het zal opnieuw gebeuren. Nu, we vinden uit dat dat klopt. De mensen doen dat. Christus en de kerk... We ontdekken in deze dag waarin wij leven dat er geen enkel verschil is met een andere dag. Mensen, de kerk, zijn God altijd aan het prijzen voor wat Hij heeft gedaan, en zeggen altijd wat Hij gaat doen, en bespotten wat Hij aan het doen is. Dat is altijd het verhaal van de kerk geweest, en het is vanavond hetzelfde. Dat komt omdat er door mensen gemaakte theorieën in komen die het helemaal in de war brengen. En wanneer het ware Woord voor Zichzelf spreekt, zijn zij zo vol met leerstellingen, dat ze zo verblind zijn door die schittering, dat ze het niet kunnen accepteren.

46 Want de reden dat de Lutheranen, dat de Methodisten, toen jullie Methodisten... Deze fijne Methodistenjongen hier zong net een tijdje geleden. Terwijl die jongen, de... Wat was de reden? Kijk, de Lutheranen leefden in de schittering van Luther, en daarom kwam de Methodistenboodschap niet goed over. En toen de Pinkstermensen eraan kwamen, leefden ze allemaal in de schittering van de Methodisten, totdat de Pinkstermensen eraan kwamen. Maar, ziet u, dit alles, als u gewoon in de Schrift kijkt en naar de gemeentetijdperken kijkt en ziet wat elk tijdperk verondersteld wordt te doen, dan vindt u precies waar wij in leven. We leven in dit tijdperk.

47 Nu, op grond van de vele kritiek op Gods Woord, wil ik vanavond deze tekst nemen, en noem het: Een proces.

48 Jezus kreeg geen eerlijk proces in de dagen van Heródes, in de dagen van Pilatus. Maar in deze dag wil ik zien, vanavond, met deze kleine groep mensen – als u mij wilt volgen – wil ik er op toezien dat Hij een eerlijk proces krijgt. Want Hij is nog steeds het Woord. Hij is nog steeds het Woord. Hoevelen zijn het daar mee eens? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God." En het Woord is nog steeds God. "En Hij is Dezelfde gisteren, vandaag, en in eeuwigheid." Laten we er dus op toezien dat Hij een eerlijk proces krijgt.

49 Nu, ik zal dit als een rechtszaal maken, als u slechts even geduld met mij wilt hebben. Ik weet dat het een beetje ongewoon klinkt, maar we zijn hier nu als een kleine vergadering, en we willen dit Woord brengen waarvan ik beweer dat het Gods Woord is. En ik ben hier om het te verdedigen. En nu, we zullen het tot een rechtszaak brengen, precies zoals het was in de dagen dat Heródes Hem een proces gaf, of Pilatus, voor Pilatus' gerechtshof. We gaan Hem voor het gerecht brengen in deze Ramada-zaal, dit jaar 1964, 27 april 1964.

50 Nu maken wij hier een rechtbank van. En u bent de rechter en de jury; u, het hof. Ik zal de bemiddelaar zijn. En we zullen hier zoiets als een rechtszaak van maken. En aan het eind maakt u uw beslissing, zoals iedere... zoals iedere jury zich moet beraden op het vonnis. En dan zal van hieraf aan uw handeling bewijzen wat uw vonnis is. Het maakt niet uit wat u nu zegt, uw handelen zal uw vonnis aantonen. Nu, de zaak vandaag is, vrienden...

51 Ik zal gaan handelen als de bemiddelaar, nu, zoals in een echte rechtszaak, en Hem een proces geven als u voor enkele ogenblikken geduld met mij zult hebben, en voor mij bidt.

52 Nu, de zaak is het Woord van God versus de wereld, de wereld die het niet gelooft. En de zaak is het Woord van God tegenover de wereld. De reden voor deze aanklacht is beloftebreuk. Dat wil zeggen dat het breken van de belofte de reden is voor deze zaak.

53 En nu, ik begrijp dat in een reguliere rechtszaak de openbare aanklager altijd de staat vertegenwoordigt. Ik denk dat dat juist is. In dit geval vertegenwoordigt de openbare aanklager de wereld. En de openbare aanklager is de satan, en hij vertegenwoordigt de wereld in dit gerechtshof hier deze middag.

54 En de Gedaagde is God, Zijn Woord, want God is altijd het Woord. Ziet u?

     En de verdedigende Getuige [Advocaat] is de Heilige Geest.

55 En de getuigen van de openbare aanklager zijn meneer Ongeloof, meneer Twijfelaar en meneer Ongeduld. Deze drie komen naar voren als getuigen voor de openbare aanklager, welke de satan is die de wereld vertegenwoordigt.

56 Laten we nu het hof doen aantreden. En laten we nu de aanklager oproepen, laat hem zijn eerste getuige naar de getuigenbank roepen, om te getuigen tegen het Woord.

57 En luister nu aandachtig. Nu, ik zou niet bij machte kunnen zijn om dit in haast er doorheen te krijgen in dertig of veertig minuten; ik zou iets kunnen overslaan. Maar als ik dat doe, moge de Heilige Geest dat dan nu openbaren, terwijl het hof tot aantreden wordt geroepen.

     Onthoud, u bent zowel jury als rechter.

58 En nu roept de aanklager zijn getuige, eerste getuige, naar de getuigenbank, om te getuigen. En hij roept meneer Ongeloof, en hij neemt zijn plaats in om te getuigen. En meneer Ongeloof beweert dat heel het Woord van God, Gods beloften, niet waar zijn. Dat is zijn klacht, dat niet geheel Gods Woord te vertrouwen is. "Een deel ervan is juist. Maar alles ervan..." Hij beweert een gelovige te zijn, meneer Ongeloof. Maar hij beweert een gelovige te zijn, en hij zegt: "Niet geheel het Woord van God is te vertrouwen. Het is niet waar."

59 Hij beweert dat hij een zogenaamde Heilige Geest samenkomst bezocht waar mensen beweerden dat Markus 16 de waarheid is. En vele mensen beweerden genezen te zijn omdat er in Markus 16 staat: "Op zieken zullen zij de handen leggen, en zij zullen gezond worden." En deze man zegt dat hij beweerde God te geloven. Hij luisterde naar deze zogenaamde Heilige Geest prediker, en hij... deze Heilige Geest groep die allerlei getuigenissen gaf.

60 En hij was ziek in zijn lichaam, en hij had deze mensen handen op hem laten leggen tijdens deze Heilige Geest samenkomst. En dat was twee maanden geleden, en er is nog niets gebeurd. Hij is gewoon nog even ziek als op het moment dat hem de handen werden opgelegd. Hij is totaal niet veranderd. Hij is gewoon nog net zo ziek als hij was. Daarom zegt hij dat "God niet rechtvaardig is door zo'n Schriftgedeelte in de Bijbel te plaatsen terwijl Hij niet bij machte is het te bekrachtigen. Het is niet juist dat Markus 16 in de Bijbel staat", want hij bewijst dat God Zijn Woord niet houdt. En hij wil God aanklagen voor het plaatsen van zo'n belofte in Zijn Woord. In orde. We laten hem naar zijn plaats teruggaan.

61 En nu zullen we als volgende meneer Twijfelaar laten komen om te getuigen. Meneer Twijfelaar neemt plaats in de getuigenbank. En hij zegt dat hij de waarheid zal vertellen. Hij beweert dat hij een gelovige is. En hij zegt gedurende een lange tijd ziek te zijn geweest, dat waren de nawerkingen van een ernstige ziekte die hij had gehad. En toen hoorde hij iemand op straat getuigen dat hij een godzalige voorganger had. En deze voorganger van de gemeente predikte en sprak over Jakobus 5:14: "Als er iemand krank onder u is, laat ze de ouderlingen der gemeente roepen. Laten die hen zalven met olie en over hen bidden. Het gebed des geloofs zal de zieken behouden, en God zal hen oprichten. Zo zij gezondigd zullen hebben, het zal hun vergeven worden. Belijd elkander de misdaden. En bid voor elkander, want het krachtige, vurige gebed van een rechtvaardige vermag veel."

62 En hij zei dat hij daarheen ging als een gelovige. Hij wil dit aan het hof vertellen: "Ik ging daar geheel oprecht naar voren, en ik had deze zogenaamde godzalige voorganger van deze gemeente, waar velen over beweerden dat wanneer hij hen zalfde met olie en over hen bad... En de voorganger zei zelf dat God dat Woord beantwoordde en dat het Woord van Jakobus 5:14 waar was. En er waren velen die getuigden dat het waar was." Maar hij ging naar voren, en de voorganger, een godzalige man, zalfde hem met olie overeenkomstig Jakobus 5:14 en bad voor hem. En dat is zes maanden geleden, en hij heeft helemaal geen enkele vooruitgang gehad. Hij is gewoon nog even ziek als in het begin.

63 Dus meneer Twijfelaar zegt dat dat niet waar kan zijn. "Markus 16 is niet waar, en net zomin Johannes... is Jakobus 5:14 dat. Het is niet waar, omdat God faalt Zijn Woord te houden. Als dit het Woord van God is, dan faalt God Zijn Woord te houden, want, met oprechtheid, als een gelovige, ging hij erheen en liet de voorganger – waar de anderen van beweerden door genezen te zijn – hem zalven en liet hem door dezelfde procedure gaan als hij bij de anderen deed. En dat was zes maanden geleden en hij heeft geen enkel moment enige vooruitgang geboekt. Daarom wil hij ook een aanklacht tegen God inbrengen, voor het plaatsen van zulke onbezonnen beloften in Zijn Woord, waar Hij niet achter wil staan."

64 We krijgen hier nogal een aardige zaak, is het niet? Laat hem gaan zitten, meneer Twijfelaar.

65 Nu, de volgende getuige is meneer Ongeduld. Hij is een schurk. Hij zal nu naar boven komen, en hij zal zijn getuigenis geven. En hij neemt als standpunt in dat op een dag tijdens het lezen van het Evangelie van Markus, het elfde hoofdstuk... Niet het zestiende, nu. Het elfde hoofdstuk, het tweeëntwintigste en drieëntwintigste vers, dat als volgt luidt: "Als u tegen deze berg zegt: 'Word opgeheven', en in uw hart niet twijfelt, maar gelooft dat wat u hebt gezegd, geschieden zal, het zal u geworden, zo wat u hebt gezegd. En wanneer u bidt, geloof dat u ontvangt hetgeen u gevraagd hebt, en het zal u geworden."

66 Hij zegt dat hij verlamd is geweest aan zijn voeten, liep gedurende ongeveer vijfentwintig jaar op krukken. En tijdens het lezen van deze Schrift – hij was onderwezen door zijn voorganger dat de gehele Schrift door God gegeven werd en geïnspireerd was – daarom, als hij tot deze berg zou zeggen: "Word opgeheven", en niet twijfelde, maar geloofde dat wat hij zei geschieden zou, dan kon hij krijgen wat hij had gezegd. En als hij bad, moest hij geloven dat hij ontvangen zou waar hij om vroeg, en het zou hem gegeven worden.

67 Nu, hij zegt dat hij met alle oprechtheid bad. En zei, dat hij bij machte zou zijn om zijn krukken neer te leggen en weg te lopen van die plaats. En hij, oprecht, met geheel zijn hart, geloofde dat wat hij zei juist was. En hij... Dat is al bijna vijf jaar geleden en hij is gewoon nog even verlamd als hij altijd was. "Nu, als God dan," zegt hij, "Zijn Woord zou houden, waarom houdt Hij dan Zijn Woord niet?"

68 Nu, ik geef hier slechts drie aanhalingen van de Schrift, of drie getuigen, maar ik zal de openbare aanklager toestaan er nog een paar op te roepen. Laten we nu...

69 Meneer Ongeloof, hij getuigde. Meneer Twijfelaar, hij getuigde. Ongeloof getuigde; Markus 16. En meneer Twijfelaar getuigde tegen Johannes, of Jakobus 5:14.

70 En meneer Ongeduld, hij getuigde tegen Markus 11, waar Jezus Zelf spreekt. En tegen Markus 11:22 en 23 getuigde hij. Nu zullen we meneer Ongeduld vragen om naar beneden te komen.

71 Nu, we zijn allemaal op een of andere manier bij een rechtbank geweest. Nu zal de aanklager zijn zaak moeten bekrachtigen. Dus de aanklager komt naar voren om de zaak te bekrachtigen. Degene die (excuseer mij) de wereld vertegenwoordigt, Satan, neemt plaats in de getuigenbank. Dus hij trekt deze middag, of deze avond, zijn conclusie voor dit hof. Hij wil... De aanklager, de duivel, wil dat dit hof begrijpt dat deze mannen gelovigen zijn, en dat dit woord daadwerkelijk in het Woord geschreven staat, "het zogenaamde Woord van God", zegt hij, dat dit geschreven staat. En hij beweert dat het uit verschillende plaatsen in de Schrift vandaan komt. En deze mannen zijn getuigen dat het niet zo is.

72 En hij wil tegen dit hof zeggen, de aanklager, dat hij dit hof wil laten inzien dat God niet rechtvaardig is om zulke onbezonnen beloften in het Boek te plaatsen, opdat Zijn gelovige kinderen dit accepteren; en dan is Hij ook niet eens bij machte er zorg voor te dragen, te betuigen wat Hij beloofde te zullen doen. En hij heeft hier drie getuigen. En zoals wij weten, zijn drie getuigen een bevestiging in de gehele Schrift. En hij heeft drie getuigen over drie verschillende plaatsen in de Schrift, dat God niet gerechtvaardigd is om dergelijke dingen in Zijn Woord te plaatsen waardoor Zijn dierbare kinderen er naar zullen kijken en proberen het te accepteren en het te geloven zoals Hij zei, en dan laat God ze ijskoud in de steek.

73 Tevens beweert hij dat deze kinderen dit met alle oprechtheid doen, deze mensen, en dat ze verslagen zijn. "Ware gelovige kinderen zijn verslagen door het zogenaamde Woord van God. Zij beweren deze dingen omdat ze in het Boek geschreven staan, en iemand anders heeft ze eraan toegevoegd, en het is niet het Woord van God. En de Bijbel kan niet worden vertrouwd. Want hier zijn drie verschillende plaatsen en drie getuigenissen om te bewijzen dat het verkeerd is." Nu nagelt hij zijn zaak vast. Want hij, de aanklager, wil erop wijzen, de aandacht van dit hof vragen, dat deze mannen hier dit Woord met oprechtheid aanvaardden, gelovend dat het het Woord van God was, en God heeft gefaald hun geloof te belonen.

74 Verder wil hij beweren dat zij gelovigen zijn, omdat zij zeggen dat zij gelovigen zijn. Tevens wil de aanklager zich richten tot, de aandacht vragen van dit hof deze middag. Want opnieuw belooft God, op een andere plaats in de Schrift, dat alle dingen mogelijk zijn voor hen die geloven. En dat staat geschreven. Dat is nog iets. Alle dingen, wat het ook is, alles is mogelijk voor hen die geloven. En deze mannen beweren gelovigen te zijn. Ik wil dat het hof begrijpt dat de aanklager die aan het woord is de zaak nu bekrachtigt.

75 "Tevens beweert Hij levend te zijn na Zijn dood; dat Jezus beweert te leven na Zijn dood." En de aanklager wil dit hof vragen: "Heeft u Hem gezien nadat Hij is opgestaan uit de dood? Waar zijn de nagelwonden in Zijn handen? Waar is de doornenkroon die op Hem werd gezet? Waar zijn de littekens op Zijn voorhoofd? En waar houdt Hij Zich op, als Hij is opgestaan uit de dood?"

76 En dan: "Wederom zegt Hij in Hebreeën 13:8, Zijn Woord zegt dat Hij Dezelfde is gisteren, vandaag, en in eeuwigheid." De aanklager wil dat dit hof dat onthoudt. Dan op... "Waar is Hij, als Hij dat is?" Hij wil Hem zien. Opnieuw beweert hij dat het niet zo is. Hij beweert dat Lukas 17:23 niet juist is. Hij beweert dat Openbaring 3 niet juist is. Hij beweert dat Markus 4 niet juist is. Hij beweert dat al deze Schriftgedeelten over Zijn opstanding absoluut vals zijn. Hij wil dat aantonen, dat het vals is.

77 "En Hij beweert ook dat zowel hemel en aarde voorbij zullen gaan, maar niet één tittel of jota van Zijn Woord zal ooit falen. En de aanklager wil dat u, rechtbank, deze middag begrijpt dat hij hier getuigen heeft om te bewijzen dat zij verkeerd zijn." Nu vraagt hij het hof dit te overwegen, terwijl wij nadenken.

78 Nu, we vragen de aanklager of hij nu klaar is met zijn zaak te bekrachtigen, de Schriften citerend, bewerend dat zij niet juist zijn, getuigend dat zij niet juist zijn, dat zij niet geïnspireerd zijn. "Zij bevatten niets. Er kan niet op ze worden gesteund. Ze kunnen niet worden vertrouwd." Hij heeft getuigen om te bewijzen dat zij niet vertrouwd kunnen worden. We moeten nu een behoorlijk moeilijke zaak onder ogen zien.

     Nu, laten we de aanklager en zijn getuigen laten terugtreden.

79 Nu zullen we de verdedigende Getuige oproepen, want de verdedigende Getuige heeft een recht om te getuigen aan de... of voor de Gedaagde. En laten we nu de verdedigende Getuige, Welke de Heilige Geest is, naar voren brengen en Zijn getuigenis aanhoren.

80 Als eerste, nu, u hebt gehoord wat de aanklager gezegd heeft. U hebt gehoord wat hij, zijn getuigen zeiden. U hebt de Schriftgedeelten gehoord. U hebt ze horen voorlezen. En hier zijn de getuigenissen dat ze niet waar zijn.

81 Nu, de Heilige Geest, zoals ik zei, Welke de verdedigende Getuige is, wordt opgeroepen. Het eerste wat Hij wil aangeven... De verdedigende Getuige, Heilige Geest, wil de rechtbank melden dat de aanklager het Woord niet juist aan u uitlegt. Hij wil ook onder uw aandacht brengen dat deze aanklager die u de uitlegging van het Woord geeft – die de wereld en het ongeloof vertegenwoordigt – dezelfde uitlegger is als die Eva in het begin had. Uh-huh. Hij legde het Woord slechts een klein beetje verkeerd uit.

82 Nu, ik zou hier voor een moment in de rechtbank kunnen stoppen om dit te zeggen. Als God al deze ziekte en verdriet en dood op de aarde liet komen; als Hij het moest doen vanwege Zijn rechtvaardigheid, om Zijn Woord te houden, dan kan Hij niet rechtvaardig zijn als Hij Zijn Woord niet houdt. Hij moet Zijn Woord houden om rechtvaardig te zijn. Het is betamelijk voor Zijn heiligheid. Het is betamelijk voor Hem. En als Eva, niet slechts...

83 Satan legde, evenals de aanklager, niet de gehele zaak verkeerd uit. Hij legde slechts een woord of zo verkeerd uit, en het veroorzaakte dat dood de gehele aarde trof. En ieder ziekenhuis, iedere sirene die ooit heeft geloeid, iedere... iedere dode die ooit stierf, iedere strijd, iedere man op het slagveld, iedere arme, kleine, zieke, aangevochten baby, en alles werd veroorzaakt door slechts één woord van Gods Woord niet te geloven. En als het dit allemaal veroorzaakte, door het niet geloven van één woord, hoe zult u het gaan redden door één woord niet te geloven?

84 Er moet iets zijn waarmee God de wereld zal oordelen, en dat is Jezus Christus, het Woord. We moeten het geheel en al geloven.

85 Merk op. Hij zei dit: "Deze mannen hebben geluisterd naar de verkeerde uitlegging van het Woord. De aanklager is niet... legt het verkeerd uit, is het verkeerd aan het uitleggen aan u, net zoals hij bij Eva deed. De belofte is alleen voor gelovigen; geen schijngelovigen, twijfelaars, of ongeduldige mensen. Het is alleen voor gelovigen." En als...

86 Laat me dit zeggen. Als er iemand is die moet weten of deze kerels gelovigen zijn of niet, dan zou het de verdedigende Getuige moeten zijn, omdat Hij de Levendmaker van het Woord is. Ziet u? Hij... Net zoals uw lichaam, uw lichaam is een stuk vlees. Maar tenzij de geest daarin is om dat lichaam levend te maken, is het dood. En zo is het Woord dood, tenzij de Heilige Geest dat Woord levend maakt. En als Hij de Levendmaker van het Woord is, dan zou Hij moeten weten of die kerels werkelijk gelovigen zijn of niet. Ik denk dat wij een goede verdedigende Getuige hebben. Hij zou moeten weten of het juist is of niet. Omdat... Hij is een goede verdedigende Getuige omdat Hij de Levendmaker van het Woord is.

87 Opnieuw wil de verdedigende Getuige de aandacht vragen voor het Woord dat hier ter discussie staat, dat we zonet gelezen hebben, omdat de aanklager probeert een aanklacht tegen het Woord te krijgen. De verdedigende Getuige wil u erop wijzen dat er nooit een bepaalde tijd voor bevrijding werd ingesteld. Hij zei nooit wanneer. Hij zei slechts: "Op zieken zullen zij de handen leggen, en zij zullen gezond worden." Hij zei niet dat ze dan direct zouden opspringen. Het Woord zegt dat niet. Jakobus 5:14 zei: "Wanneer u gezalfd bent met olie," zei hij, "het gebed des geloofs zal de zieken behouden, en God zal hen oprichten." Er staat niet dat ze dan direct zouden opspringen. Dat staat er niet. Markus 16 zei niet dat ze handen op de zieken zouden leggen en dat er een wonder zou geschieden. Hij zei alleen: "Zij zullen gezond worden." Dat werd beloofd.

88 Nu, kijk of er enige van deze ongelovigen het Woord verkeerd aan u hebben uitgelegd door te zeggen: "Wel, voor deze werd gebeden. Waarom stonden zij niet op? Ik was in de samenkomst. Ik zag nooit wat gebeuren." Ziet u die uitlegger die zij hebben? Ziet u waar ze naar luisteren?

89 De verdedigende Getuige wil deze middag aan het hof tonen dat het Woord niet zei dat ze dan direct zouden opspringen. Hij zei: "Zij zullen gezond worden." Dat is wat Hij beloofde. Hij zette nooit een bepaalde tijd. En dat was alleen voor gelovigen.

90 En de verdedigende Getuige wil u deze middag in deze rechtbank er ook op wijzen dat van het Woord van God werd gezegd, door Jezus Christus, dat het een zaad is. En een zaad kan alleen groeien wanneer het in voldoende vruchtbare grond valt om het zaad levend te maken. En als dit Zaad in een grond valt die vruchtbaar is met geloof, dan moet het tot leven komen. Maar als daar niets is...

91 Zoals met een bloedtransfusie die u wilt krijgen. U gaat naar een knolraap, steekt een slangetje in uzelf en in een knolraap, maar hoe zult u enig bloed gaan krijgen? Er is daar geen bloed.

92 Evenmin kan het Woord van God ooit levend gemaakt worden in het hart van een ongelovige of een twijfelaar. Het moet vallen in oorspronkelijk geloof, dat gelooft dat hemel en aarde zullen voorbijgaan maar dat dat Woord nooit zal falen, zoals Abraham, die dingen noemde die er niet waren alsof zij er waren; hoopte tegen hoop in. Hij geloofde God.

93 Nu ontdekken we dat deze verdedigende Getuige onder de aandacht wil brengen dat het Woord een Zaad is dat een zaaier zaaide. Het is geschreven in de Schrift dat het Woord een Zaad is. En een zaad moet vallen. En de Schrift zegt: "Sommige vielen op steenachtige grond, en de vogelen des hemels namen het weg. Sommige vielen en lagen net lang genoeg om genoeg wortels te krijgen om op te schieten, en de doornen en distels verstikten het. Maar sommige vielen in goede aarde, en het bracht voort honderdvoud." Hij wil dat onder uw aandacht brengen.

94 En Hij wil dit zeggen: "Dit Woord, in deze Heilige Geest samenkomst waar de mensen handen werden opgelegd, geldt alleen voor gelovigen. Voor ongelovigen staat er geen belofte in dan eeuwige afscheiding van God. Het is alleen voor gelovigen!"

95 Iemand sprak niet lang geleden tegen mij en zei: "Het kan me niet schelen hoeveel. Ik geloof het niet."

96 Ik zei: "Zeker niet. Het is niet voor ongelovigen. Het is voor gelovigen, zij die geloven."

97 Nu, de verdedigende getuigen, verdedigende Getuige liever, wenst een getuige op te roepen. Hij heeft ook een recht om getuigen op te roepen. Dus de verdedigende Getuige wenst Zijn eerste getuige hiertegen op te roepen, en voor het Woord.

98 We zullen Noach naar het platform roepen, deze middag, voor dit hof, om getuigenis af te leggen voor de Gedaagde. Noach was slechts een gewone boer, maar hij was een profeet. "En het Woord van de Here komt tot de profeten." De Bijbel zei dat. En Noach leefde, wil getuigen dat hij leefde in een zeer wetenschappelijk tijdperk, meer vooraanstaand dan dit waar wij nu in leven. Hij leefde in een tijd waarin zij een piramide konden bouwen, een sfinx konden bouwen, wat wij niet kunnen. Wij hebben de apparatuur niet om het te doen. En Noach leefde in een geweldige tijd, en hij leefde in een wetenschappelijke tijd.

99 En dan zegt hij dat het Woord van de Here tot hem kwam, nadat hij een betuigd profeet was, dat het Woord van de Here tot hem kwam en zei: "Bouw een ark, want het gaat regenen." En het had nog nooit geregend, in de gehele geschiedenis van de wereld. En op zijn getuigenis en zijn getuige zijn voor God... en hij zei dat God hem dat vertelde: "En iedereen die buiten deze ark was, zou omkomen."

100 En de wetenschappers konden in die dag naar de maan schieten met hun radar enzovoort, want Jezus zei: "Zoals het was in de dagen van Noach", eenzelfde soort tijdperk. Hij zei dat ze konden bewijzen dat daarboven geen regen was, en dat meneer Ongeloof hier, meneer Spotter en meneer Twijfelaar, hem constant achtervolgden en belachelijk maakten dat hij zo'n onbezonnen ding geloofde. Ze waren, beweerden, gelovigen te zijn in die tijd, maar hij zei: "God zei zoiets niet."

101 Toch was hij een profeet, en het Woord van de Here kwam tot hem, en vertelde hem dit te doen. En hij ging heen en maakte een ark in gereedheid. Hij maakte zich gereed en bouwde de ark. Nadat hij de ark had voltooid, liepen meneer Twijfelaar, meneer Ongeduld en diegenen, rondom de ark.

     Kijk, u zegt: "Leefden zij in die tijd?"

102 Luister, God neemt Zijn man, maar nooit Zijn Geest weg. De geest die op Elia was, kwam op Elisa, en verder en verder door. De Geest Die op Jezus was, kwam op de gemeente, en verder en verder.

103 En de duivel neemt zijn man, maar nooit de geest weg. Dezelfde geest, religieuze geest, bestaat nog altijd zoals hij op de Farizeeën was. Hij is precies hier in Tucson, Arizona, even ongelovig, en net zo... net zo godsdienstig en traditioneel als zij waren. Niet alleen hier in Tucson; het is over de hele wereld.

104 En zo is de Heilige Geest – Jezus Christus – vanavond precies zo echt als Hij ooit was.

105 Let op. Hij wil zeggen dat deze mensen de spot met hem dreven, dat hij zo'n misdadig persoon was dat hij niet meer verstand en niet meer intelligentie had dan te geloven dat er water zou vallen van waar zich geen water bevond en het nog nooit was gevallen. Maar toch, Noach zei dat hij standvastig bleef en geloofde dat het zou regenen, omdat God dat zei. Hij wist dat God bij machte was alles te vervullen wat Hij had gezegd te zullen doen, daarom bouwde hij de ark.

106 En nadat de ark was voltooid, nam hij plaats in de deur van de ark. "En zij zeiden: 'Nu, jij fanatiekeling', meneer Ongeloof, meneer Spotter. De verdedigende Getuige... of, de getuigen van de aanklager." Hij zei: "Ze kwamen bij me langs. En ze zeiden: 'Nu is je ark gebouwd. Nu heb je er deuren in. En waar is je regen?' Hoewel het er soms behoorlijk slecht uitzag," zei hij, "toch wist ik dat God bij machte was Zijn Woord te houden. Hij zei nooit wanneer het zou gaan regenen. Hij zei dat het zou regenen. En dat was alles. Hij zei nooit wanneer het zou regenen. Hij zei gewoon dat het ging regenen. En ik wist dat het zou gaan regenen, omdat Hij mij de ark liet bouwen. En ik bleef standvastig."

107 En dan komen we erachter dat hij op 10 mei de ark inging, op een morgen, en de deur sloot achter hem en niemand kon hem openen.

108 Toen liepen meneer Ongeloof en meneer Twijfelaar rondom de ark en lachten hem uit en bespotten hem en zeiden: "Nu, jij oude dwaas, jij sloot die deur, en ik veronderstel dat jij van ons verwacht te geloven dat iets anders dat deed. We kennen je trucjes. Je bent niets anders dan een goochelaar. En je bent precies hetzelfde als een van deze knapen hier die proberen ons in de maling te nemen. En het is een of ander bedrog. En jij sloot die deur."

109 "Maar," zei hij, "temidden van dat alles was ik daar. Ik zag de hand van God de deur sluiten."

110 Toen, de eerste dag, zeiden we: "We zullen zien of het regent." Eerste dag, het regende niet. Tweede dag, het regende niet. Derde dag, het regende niet. Tot op de zevende dag.

111 En ik zou hier willen stoppen met Noachs getuigenis en u dit laten weten, dat er een tijd zal komen wanneer mannen en vrouwen, de kerk, gewoon regelrecht doorgaan met prediken en geloven dat zij gered worden, terwijl de deur gesloten zal zijn, net zoals het toen was. Als u niet binnen bent, gaat u dan nu naar binnen, want God zal de deur sluiten en er zal geen genade meer zijn. Hij zei: "Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen."

112 Vergeet niet dat op een keer zelfs de discipelen tegen Jezus zeiden: "Waarom zeggen de schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen?" De discipelen.

113 Jezus zei: "Hij is reeds gekomen en u wist het niet." En zij verstonden dat het Johannes de Doper was; was reeds op aarde geweest en onthoofd en opgegaan naar de heerlijkheid. En de zaak waar zij naar uitkeken, was al verleden tijd.

114 Een dezer dagen zullen mannen en vrouwen het uitroepen. Het zal te ver zijn, te laat zijn. De deur zal gesloten zijn. Jezus zegt dat het op die wijze zou zijn. "De maagden kwamen en klopten op de deur, en zeiden: 'Laat ons binnen.' Ze wilden wat van de olie krijgen." Maar ze moesten olie hebben gehaald toen olie werd uitgedeeld. Ze klopten op de deur. Er staat: "Ze werden uitgeworpen in de buitenste duisternis waar wening, gejammer, en knersing der tanden zal zijn." Ik probeer alleen een kleine bijdrage te leveren aan de verdediging, voor het hof nu, van het Woord.

115 Nu, Noach zei: "Maar na honderdtwintig jaar kwamen op een morgen de wolken opzetten en de regen kwam. God beloofde het. Hij zei nooit wanneer het zou gebeuren. Zij dachten dat het diezelfde week dat Hij het mij vertelde, zou gebeuren. En ik had de gedachte dat het die week kon gebeuren. En ik was er zeker van dat wanneer ik de ark afgemaakt had het zou gebeuren, maar het gebeurde niet. Maar ik bleef standvastig, omdat God de belofte had gedaan. Hij zei nooit welke dag het zou gaan regenen. Hij zei dat het zou regenen." Dus, hij, de getuige treedt terug.

116 De tweede getuige stapt naar voren, welke vader Abraham is. We zullen hem oproepen. Hij zei: "O ja, ik ken meneer Spotter hier. Ik ken meneer Ongeloof, meneer Twijfelaar, o, die meneer Ongeduld. Ik was ook een profeet in mijn dag. En het Woord van de Here kwam tot mij en zei: 'Scheid je af van deze mensen, want je zult een baby krijgen bij Sara, je vrouw.' Zij was vijfenzestig jaar oud, en ik was vijfenzeventig. Zij was zo'n vijfentwintig, dertig jaar voorbij de menopauze. Ik trouwde haar. Ze was mijn halfzus. Ik trouwde haar toen ze nog een meisje was en ik een jongen. Tien jaar verschil in onze leeftijd, en ik trouwde haar. Zij werd mijn vrouw. Wij leefden al deze jaren samen, en zij was onvruchtbaar en ik was steriel. En toch, daar ik een profeet was, kwam het Woord van de Here tot mij en zei: 'U zult een zoon voortbrengen door Sara.'"

117 "Wel, toen ik Sara dat vertelde, ging zij de stad in, haalde wat garen en maakte de slofjes, en zette de spelden en alles klaar. En achtentwintig dagen gingen voorbij. Ik zei: 'Hoe voel je je, lieverd?'"

118 "Ze zei: 'Geen verschil.' Maar ik bleef standvastig, want ik wist dat het het Woord van de Here was." Dat is juist.

119 "We bezochten de dokter, en hij joeg ons het kantoor uit." Een oude man, vijfenzeventig jaar oud en een vrouw, vijfenzestig jaar oud, gingen een baby krijgen?

120 Weet u, dat is wanneer u God op Zijn Woord neemt, ongeacht wat uw toestand is: Hij deed de belofte.

121 En hij zei: "Ik ging naar de dokter, en de dokter joeg ons het kantoor uit."

122 "'Een oude man zoals u?' Zei: 'Houd hem in de gaten. Hij is een beetje gek in zijn hoofd.' Zei: 'Er is iets verkeerd met de oude kerel.'"

123 En de spotters begonnen rond te lopen en zeiden: "Abraham, waar is die zoon die je zou voortbrengen door Sara, na de eerste maand? Er is niets met haar aan de hand, vertellen ze mij." Het eerste jaar ging voorbij. Niets gebeurde. "Abraham, vader der volken, hoeveel kinderen heb je nu?" Tien jaar ging voorbij, nog steeds geen verandering. Spotters!

124 "Meneer Ongeduld bleef met zijn vinger naar mij wijzen: 'Kijk, het stelt niets voor. Want als het iets zou voorstellen, zou je het gekregen hebben. Dat is tien jaar geleden. In tien jaar had je die baby moeten krijgen.'"

125 Maar hij zei: "Ik bleef standvastig, want ik was volledig overtuigd van wat God had gezegd. God had me nooit verteld wanneer ik die baby zou krijgen. Hij zei dat ik hem zou krijgen."

126 "Maar na vijfentwintig jaar, toen ik honderd jaar oud was en Sara negentig, kwam de baby op het toneel." Hij is een zeer goede getuige. "Ik wachtte vijfentwintig jaar. Ik heb nooit getwijfeld aan de belofte van God door ongeloof."

127 En wij beweren Abrahams kinderen te zijn en kunnen niet van de ene tot de andere avond wachten. Bewijst gewoon dat we het niet zijn. Dat is juist. Let op, we komen aan de verkeerde kant.

128 "Kijk," zei hij, "ik wachtte vijfentwintig jaar. God zei mij niet: 'Volgende maand zal Sara zwanger worden.' Hij zei: 'Je zult de baby krijgen.' En ik was volledig overtuigd, ongeacht hoe oud ik werd. En ik wist dat ik het zou zien gebeuren, want het moest mijn kind zijn. Amen. Niets zal mij kwaad kunnen doen. Geen ouderdom, ziekte, dood, of enig ander iets kan het, totdat de belofte is vervuld. En ik twijfelde niet aan de belofte van God door ongeloof."

129 "Maar iedere dag, als Sara zei: 'Ik voel me niet beter', werd ik sterker. Ieder jaar wanneer zij zei: 'Wel, ik heb hem dit jaar niet gekregen.' 'Dan zul je hem dit jaar krijgen.' 'Ik kreeg hem vorig jaar niet.' 'We zullen hem dit jaar krijgen.' Dat ging zo maar door en door, en door en door, jaar in en jaar uit, vijfentwintig jaar lang. En op een dag zag ik haar veranderen in een jonge vrouw. Ik begon te zien hoe mijn kracht terugkwam. En de baby werd vijfentwintig jaar later geboren."

130 Het Woord had nooit gezegd wanneer hij de baby zou krijgen, maar zei dat hij hem zou krijgen.

131 "Abraham, ik weet dat je veel zou kunnen getuigen, maar treed terug. Ik wil een andere getuige." In orde.

132 De verdedigende Getuige zal nu Zijn derde getuige naar voren roepen. Dat zal Mozes zijn. En Mozes zei: "Toen ik werd geboren, werd ik als profeet geboren." Hij wil dat u weet dat gaven en roepingen onberouwelijk zijn.

133 Ongeacht hoeveel boeken u ook heeft gelezen uit deze winkels die zeggen dat God dat niet doet, de Bijbel blijft nog steeds juist, dat "Gaven en roepingen onberouwelijk zijn". U werd in deze wereld geboren zoals u bent.

134 En let nu op. Mozes had een teken gekregen om erheen te gaan en het aan de mensen te tonen, en er was een stem die dat teken volgde. Toch, toen hij erheen ging met een door God gegeven teken... Nu, faal niet om dit te begrijpen, hof. Toen hij erheen ging met dit God-gegeven teken dat van God kwam, probeerde voorganger Farao zijn God-gegeven gave te bevuilen door te zeggen dat het tovenarij was. Hij had iemand die hetzelfde kon doen, een of andere tovenaar. Proberend van zijn God-gegeven teken een goedkope tovertruc te maken.

135 Alle Farao voorgangers stierven niet in die dag, ziet u. "Een bepaalde telepathie, een of andere kracht van de satan." En de zaak ervan was: zij riepen een paar goedkope tovenaars die precies hetzelfde deden als wat hij had gedaan.

136 "Maar," zegt hij, "dat schudde mij niet, want ik wist dat de stem die tegen mij had gesproken in die boom een schriftuurlijke stem was. Hij had gezegd: 'Ik heb het geschrei van Mijn volk gehoord en Ik heb hun verdrukking gezien, en Ik gedenk Mijn belofte.' En de stem..."

137 Hoewel het erg vreemd was in die dag dat zoiets kon gebeuren. Zij hadden allerlei soorten tovertrucs die zij konden doen. En God gaf hem iets, een teken dat leek op een of andere goedkope tovertruc, om Zijn dienstknecht te testen. O God! Maar hij hield stand, omdat de stem die hem de opdracht gaf een schriftuurlijke stem was, en hij wist dat het God was.

138 En weet u, ons is hetzelfde beloofd in de laatste dagen, dat dezelfde zaak zich opnieuw zal herhalen: dat die Jambres en Jannes terugkeren om de ware zaak tegen te staan wanneer het in werking is. Maar hun uitzinnigheid zal dan openbaar worden. Door...

139 Dus hij probeerde een of andere vleselijke nabootser te nemen, iemand die het probeerde, rondging en probeerde de gave die God hem gegeven had na te bootsen, om het op een simpele vertoning te doen lijken.

140 Maar Mozes wil u allen deze middag te kennen geven, terwijl hij getuigt, dat het niet uitmaakte hoe de voorganger zijn gave probeerde af te schilderen als iets vaags, een of andere goedkope tovertruc, maar dat hij wist dat het de Schrift was, omdat het de stem van God was die het hem had verteld. En hij stond onbeweeglijk. En hij wil u... u laten weten dat het een lange tijd daarna was, maar God hield Zijn Woord, en bracht hem regelrecht terug naar de plaats waar Hij zei dat hij zou komen met de kinderen van Israël.

     Mozes, treed terug.

141 Laat de verdedigende Getuige nog een getuige naar voren roepen. En we zullen Jozua gaan roepen. Jozua heeft hier een wonderbaar getuigenis, dat hij graag zou willen geven.

142 Hij kalmeerde de mensen, zei hij. Want Mozes had er één uit iedere denominatie geroepen om hen naar het beloofde land te laten gaan, om te ontdekken of het land daar daadwerkelijk was of niet. Het was hun slechts verteld. Door geloof hadden zij tot zover gelopen.

143 Dus Mozes trok er een Presbyteriaan, Lutheraan, Pinksterman, enzovoort, uit. Hij trok er één van hen uit, van ieder één, en liet ze oversteken naar het beloofde land. En toen twee van hen terugkwamen met het bewijs, weet u wat er gebeurde? De hele groep begon eraan te twijfelen. Toen zij zagen dat de tegenstand zo groot was, de andere kant zo machtig was, "Wel," zeiden ze, "we zien eruit als sprinkhanen in vergelijking met hen, die Amalekieten en Hethieten, enzovoort." En zeiden: "Wij... wij, wel, we zien eruit als sprinkhanen. We kunnen het niet."

144 En Jozua wil getuigen: "Ik kalmeerde de mensen." Hij zei: "Wees stil", bij Kades-Barnéa, de oordeelstroon. Hij zei: "Wees stil, een ieder van u. Laat mij uw... dit Woord tot u brengen. God vertelde ons daarginds, door Mozes en door... of door Abraham, dat dit land het onze was. Hij zond een Vuurkolom onder ons, die hier tot onze profeet sprak uit een brandende braambos. En wat deze profeet heeft gezegd, is waar gebleken. En God vertelde ons dat Hij ons het land reeds heeft gegeven. We zijn meer dan bij machte het in bezit te nemen, want het behoort ons reeds toe." Hij zei: "Ik kalmeerde de mensen, en kreeg ze rustig."

145 Maar weet u wat? Het was veertig jaar later voordat zij het land in bezit namen. Het was vanaf Kades slechts ongeveer twee dagreizen, dan zouden ze in het beloofde land zijn geweest.

146 Mag ik hier een ogenblik stoppen? U Presbyterianen, Methodisten en Baptisten, of u Pinkstermensen, vijftig jaar geleden hadden we het beloofde land in bezit kunnen nemen, maar u begon onderling ruzie te maken, aan één kant organisaties makend, en deze kreeg dit, en deze kreeg dat, en een nieuwe openbaring, in plaats van het Woord te volgen. En nu bevinden we ons al vijftig jaar aan deze kant van de volle belofte.

147 Maar onthoud, het duurde veertig jaar, maar Jozua wil u allen laten weten dat God Zijn Woord hield met een gloednieuwe generatie. Hij nam het beloofde land in bezit, precies zoals het beloofd was, omdat hij de mensen had gekalmeerd met het Woord van God, door hun te laten weten dat God de belofte had gedaan, dat deze profeet die zij volgden geen valse profeet was, want de dingen die hij deed stemden exact overeen met de Schrift. Ongeacht hoezeer Farao zei dat het vals was, hoezeer tovenaars probeerden te vertellen dat het vals was omdat zij hetzelfde konden doen, en iedereen hetzelfde kon doen.

148 En Jozua wil u allen laten weten dat er daar een man was die een organisatie van hen wou maken. Zijn naam was Dathan, hij en Korach. En zij stonden op en zeiden: "Er zijn meer heilige mannen dan u."

149 God handelt nooit met groepen. Het zijn individuen. Hij kan niet veranderen. Wat God de eerste keer doet, moet Hij voor eeuwig op diezelfde wijze blijven doen.

150 Kijk hier. Gods eerste besluit om een mens te redden was door het gestorte bloed van een onschuldige. Het is nooit veranderd. God verandert nooit. We hebben geprobeerd steden voor hen te bouwen. We hebben geprobeerd torens te bouwen. We hebben geprobeerd hen te onderwijzen. We hebben geprobeerd denominaties van hen te maken. En we raken steeds verder van huis. Er is slechts één plaats waar de mens gemeenschap kan hebben en dat is onder het gestorte bloed van de Onschuldige. Dat is de enige wijze waarop wij het ooit zullen geloven. De enige manier waarop we samen kunnen komen, is onder het bloed van de Onschuldige. God verandert Zijn manier nooit. God handelde nooit, in geen enkele tijd, anders dan met één individu. Hij zal u niet redden omdat u een Methodist bent, of omdat u van Pinksteren bent. Hij zal u als individu redden, niet als een groep. Dat doet Hij nooit. Hij redt individuen, één, slechts één persoon waar Hij mee handelt.

151 Mozes riep het uit voor de Here, en de Here zei tegen hem: "Scheid jezelf af, Mozes, ik heb jou geroepen met deze boodschap." En Hij liet de aarde hen verzwelgen. Dus Jozua wil dat u dat ook begrijpt.

152 Nu, terwijl Jozua terugtreedt, zullen we snel nog een getuige oproepen, zodat we niet teveel tijd zullen nemen. Ik wil Jesaja naar voren roepen. Ik zou er honderden kunnen roepen, maar ik zal er gewoon nog enkelen roepen en dan stoppen.

153 Jesaja, de profeet, hij zei: "In mijn dag betuigde de Here mij als Zijn profeet. En we weten dat het Woord tot de profeet komt. En dus eerde God alles wat ik zei en liet het geschieden. Vanaf toen ik een kleine jongen was, is alles wat gezegd werd, geschied. Ik was een betuigde profeet voor de mensen."

154 "Toen gaf God me op een dag het meest onbezonnen ding dat ik maar kon bedenken om uit te spreken. Hij zei: 'Een maagd zal zwanger worden. Ik zal hem een superteken geven. Ik zal Israël en de wereld een superteken geven. Ze willen tekenen, dus zal Ik hun een superteken geven. Een maagd zal zwanger worden.' En ik, zijnde een betuigde profeet, deed zo'n onbezonnen uitspraak, maar ik wist dat het Gods stem was."

155 En weet u, u zou dit kunnen zeggen. Jesaja zou deze middag tot het hof kunnen getuigen en dit zeggen, dat haast iedere maagd in Israël babykleertjes gereed maakte, omdat zij het meisje zou zijn die hem zou krijgen. Dat is juist. Zij zou die maagd zijn. Ieder van hen maakte zich gereed. En één van hen wist: de volgende maand zou ze zwanger worden... het zou door een maagd zijn. Omdat zij een maagd was, zou ze zwanger worden, omdat Jesaja, de profeet, een betuigde profeet was. Wat hij ook in de Naam des Heren zei, kwam te geschieden. En nu zegt hij: "Een maagd zal zwanger worden."

156 En de vrouwen zeiden van hun kleine meisjes: "Mijn dochter zal diegene zijn." De ander zei dit, dit, hier moet je zijn: "Ze zal tot deze groep behoren. Ze zal tot deze groep behoren. Ze zal tot die groep behoren." Al dezen... zij... ieder van hun dochters zou deze baby krijgen, omdat de profeet het had gezegd.

157 En die generatie ging voorbij. Jesaja stierf. De belofte kwam niet eerder te geschieden dan achthonderd jaar later! God zei niet wanneer de maagd zwanger zou worden. Hij zei gewoon dat ze zwanger zou worden. Hij wil u dit laten weten, dat God niet zei: "In deze generatie, of tegen deze tijd, of in een bepaalde periode, of bij een bepaald ding, zal deze maagd zwanger worden." Hij zei slechts: "Een maagd zal zwanger worden." Het was achthonderd jaar later, maar die maagd werd zwanger. Ziet u? God houdt Zijn Woord. Gelooft u dat? [Leeg gedeelte op de band – Vert] ... of welke tijd dan ook voor haar om zwanger te worden.

158 Nu, ik zou hier allerlei soorten verdedigende getuigen kunnen oproepen, met de verdedigende Getuige, liever gezegd, om getuigenis af te leggen. Ik zou hier mensen vandaan kunnen oproepen. Maar als dit hof mij zou willen excuseren, zou ik dan het voorrecht mogen hebben om de volgende getuige te zijn?

159 Ik ga niet over Mozes spreken en iets dat daar lang geleden gebeurde, of iets dat vijftig jaar geleden gebeurde, of iets dat honderd of vijfhonderd jaar geleden gebeurde. Ik ga het hebben over iets wat nu is gebeurd. Ik wil... ik geloof... En ik wil de volgende getuige zijn, vandaag getuigen over het Woord van God dat beloofd is voor deze dag; niet de dag van Mozes, niet de dag van de discipelen, niet de dag van Luther, niet de dag van Pinksteren, niet de dag van de Methodisten.

160 Maar ik wil van déze dag getuigenis afleggen in de getuigenbank. En als u mij excuseert voor deze persoonlijke kwestie. Want het dient een persoonlijk getuigenis te zijn, en het moet de waarheid zijn. Want ik weet Wie Degene is Die wij verdedigen, en Hij zal weten of het de waarheid is of niet.

161 Ik geloof dat we in de laatste dagen leven, en de boodschap van een andere dag zal niet geschikt zijn voor deze dag. Dat kan het niet. Het zal de Boodschap voor vandaag moeten zijn, niet die van tien jaar geleden. De Boodschap voor dit uur, de Boodschap voor deze generatie, het Woord spreekt erover. Als het Woord het dan belooft, moet er iets zijn om het te betuigen.

162 En dat is de reden waarom zij faalden Jezus te ontvangen toen Hij de eerste keer op de aarde kwam; omdat zij onder een traditie leefden. En Jezus vertelde hun, zei: "Onderzoek de Schriften. Zij getuigen van Mij."

     Zeiden: "We zijn Mozes' discipelen."

163 Hij zei: "Als u Mozes' discipelen zou zijn, zou u Mij geloven, want Mozes schreef over Mij. Kijk in de Schrift."

164 En deze blinde, traditionele mannen, hoewel goede mannen, heilige mannen, niemand kon hen van iets beschuldigen. Ze waren priesters. Ze leefden voorbeeldig. Ze waren mannen waar je geen vinger op kon leggen, want als dat gebeurde, werden ze gestenigd. Het waren goede mannen. De wet bepaalde dat ze goede mannen moesten zijn. En ze werden grootgebracht – van generatie op generatie, hun zonen en kleinzonen en achterkleinzonen – om allemaal priester te worden, Levieten. En toch waren deze mannen met hun opleidingen, die nooit iets anders hadden gekend dan seminaries en de Bijbel, zo blind dat ze faalden Hem te herkennen.

165 Zou het mogelijk zijn dat we daar weer in terecht gekomen zijn? Onthoud, dezelfde Schrift zei dat we het zullen, dat is precies juist, zei dat we het zullen doen. Nu, als een persoonlijk getuigenis... Soms hebben we de dingen zo vastgeklonken, en zijn we zo star met dit, dat dit de geloofsbelijdenis is, dit de zaak is die we moeten doen, dat we het een miljoen mijl missen. En ik veronderstel dat wij hetzelfde zullen doen, omdat de Schrift zegt dat we dat zullen.

166 Nu, als iets persoonlijks, maar laat dat geen blaam werpen. Ik vertrouw erop dat het dat alleen is omdat ik in de getuigenbank sta voor dit hof.

167 Ik geloof dat we in het uur van de komst van de Here zijn. Ik geloof dat deze aardbevingen en dingen die we hebben, deze maan die zij... Hier bij de sterrenwacht enzovoorts, observeren ze deze maan. Ze spuwt bloedachtige materie vanuit haar binnenste uit. Jezus zei dat de maan in bloed veranderd zou worden, en dat er over de gehele aarde aardbevingen zouden zijn, in de dagen voor Zijn komst. Hij beweerde dat die dag er geheel precies zou uitzien zoals het is.

168 En ik geloof, hof – ik wil u iets zeggen deze middag – dat ik geen enkel ding zie wat Hem zou verhinderen nu direct te komen. Want de wereld – als ik tijd had zou ik het u bewijzen, zelfs met namen en hun positie – bevindt zich volmaakt op de wijze waarop zij verondersteld wordt zich te bevinden bij Zijn komst. Wanneer is het uur? Ik weet het niet. Niemand weet het. Maar Hij zei: "Wanneer deze dingen komen te geschieden, zie omhoog." Israël is in haar thuisland. Alles bevindt zich gewoon precies op zijn plaats voor Zijn komst.

169 Nu, toen ik een kleine baby was... Mijn familie die van Ierse afkomst is, was waarschijnlijk van huis uit Katholiek, maar mijn vader en moeder gingen helemaal niet naar de kerk. In een kleine berghut in de staat Kentucky; op een morgen, 6 april 1909, in een klein oud huis waar zelfs geen ramen in zaten, alleen een kleine deur waardoor je naar binnen ging, waarmee je het licht naar binnen liet. Daarin stond de Here Jezus mij toe op de wereld te komen, zijnde de eerstgeborene van mijn moeder en vader; zij was vijftien, mijn vader achttien. Op een kleine stromatras.

170 Ik veronderstel dat u mensen hier nooit hebt geweten wat een stromatras is. Maar, wij, wie van u heeft een idee wat een stromatras is? Wel, uit welk gedeelte van Kentucky komt u?

171 Welnu, een stromatras, op een kleine stromatras, met een kafkussen, dat ene kleine bed in de kamer. Eén kleine kamer, en een keukentje, dat was gewoon zo'n beetje de hele zaak bij elkaar, het zal alles bij elkaar nog geen zes vierkante meter zijn geweest. Kleine oude blokhut, zonder vloer, met een tafel gemaakt van een boomstronk.

172 En daar in die kleine kamer, toen Jezus Christus mij toestond op de wereld te komen... Ik kan dit alleen zeggen door het getuigenis van mijn ouders, die niet godsdienstig waren. Maar zij hadden geen lampen zoals wij die hier hebben, zelfs geen olielamp.

173 Ik weet niet of u ooit hebt geweten wat een vetlamp is? Neem wat varkensvet en doe het in een blikje, steek er een klein stukje flanel in, steek het aan en het zal branden.

174 Het licht, zo vroeg in de morgen, gaf niet genoeg licht voor mama om te zien wat ik was of hoe ik eruit zag. En ze openden dit kleine raampje aan de zijkant richting het oosten, want er zaten daarbuiten een paar roodborstjes in de bosjes te zingen bij het aanbreken van de dag om vijf uur.

175 En toen ze het raampje open deden, bewoog er een Vuurkolom, een licht, door het raam naar binnen, en kwam en hing boven het kleine bed. Mijn moeder schreeuwde. De vroedvrouw was daar. We hadden geen dokter. En de vroedvrouw was er. Ze wisten niet wat het was.

176 Ongeveer twee weken later werd ik naar een kleine Baptistenkerk gebracht, genaamd "Opossum Koninkrijk". De voorganger hield mij in zijn armen en droeg mij op aan God.

177 De bergbewoners wisten niet wat ze daarvan moesten denken. Ze vertelden het aan hen. Ze dachten dat mama misschien gewoon in de war was, of dat alleen maar dacht.

178 Drie jaar later kwamen we naar Indiana, en papa kreeg een baan. Hij was een ruiter die paarden temde voor de veefokkers en boeren, enzovoort. Hij kwam daarheen om een aantal Hackneypony's te temmen voor een rijke man genaamd O. H. Wathen, die in Utica Pike woont. Hij is grooteigenaar van de Colonels, en ook van de R. E. Wathen Distilleerderij, enzovoort, in Louisville, en O. H. en R. E. En papa temde rijpaarden voor hem. En toen verwondde hij zich, en hij werd privé chauffeur voor hem.

179 Op de leeftijd van ongeveer zeven jaar ging ik naar school. En op een middag in september... Ik vind het niet fijn om dit te zeggen, maar ik zit in de getuigenbank. Mijn vader, die een echte Ier was, een echte Kentuckiër, stookte zijn eigen drank. En ik was bezig water te dragen naar deze kleine distilleerketel die hij had, en kon niet gaan vissen achter bij de vijver. Ik was aan het huilen, water dragend op een stadsblok afstand van een schuur waar de paarden verbleven. En ik droeg daar water heen om de spiraalbuizen van de ketel af te koelen voor die nacht.

180 Ik rustte onder een witte populier, en huilde. Vuil gezichtje, met lang haar, en een maïskolf onder mijn teen, om hem niet te stoten, weet u, voortgaand zoals dat, van school af komend. Al de andere jongens waren aan het vissen bij de oude ijsvijver. Ik zat daar te huilen. Ik dacht: "Waarom moet ik dit doen? Die andere kinderen doen dit niet."

181 En wat er gebeurde, er kwam een geluid in die boom, zoals een draaiende wind, als een wervelwind. En ik stond op en keek achterom. En vergeet niet dat ik in de getuigenbank sta. Er was een stem die daarvandaan sprak, die zei: "Rook, drink, noch verontreinig je lichaam ooit. Er zal een werk voor je te doen zijn wanneer je ouder wordt." Het maakte me dodelijk bevreesd. En ik ging voort. Dingen begonnen te gebeuren. Dingen werden geprofeteerd en kwamen te geschieden. En nu, toen was ik een kleine jongen van ongeveer zeven jaar oud.

182 Dan, ongeveer zeventien jaar daarna was ik prediker geworden, een Baptistenprediker van de Zendingsbaptistenkerk. Dr. Roy E. Davis wijdde mij in als een van de plaatselijke voorgangers, gaf mij toen rechten van de staat om te trouwen, te begraven, te dopen, enzovoort. En de Zendingsbaptistenkerk brandde af, waarvan ik in die periode een assistent voorganger was. En meneer Davis ging terug naar Texas, want hij kwam van Davis Mountains, en verder naar het zuiden in de buurt van Van Horn, Texas. Daar kwamen zij vandaan. En dus, terwijl hij weg was, begon ik de gemeente over te nemen. Haalde een tent en ik begon te prediken in de stad, nog slechts een jonge prediker.

183 En ik hield een doopdienst aan de rivier in 1933, midden juni, rond zestien of achttien juni. En daar staande... het was al weken zo heet geweest. We hadden al twee of drie weken geen regen gehad en het land verbrandde zowat. Ik schat dat er zo'n zeven- of achtduizend mensen op de oever stonden. En ik liep het water in met mijn zeventiende kandidaat om te dopen. En toen ik doopte... begon te dopen, zei ik: "Terwijl ik u doop met water, moge de Here Jezus..."

184 Toen ik dat zei, trof iets me en er werd gezegd: "Kijk omhoog." En terwijl ik me omdraaide om te kijken – na de derde keer dat het werd gezegd – cirkelde er een oppervlak van ongeveer vijf vierkante meter op en neer in die koperachtige hemel. En daarvandaan kwam diezelfde Lichtkolom die binnenkwam toen ik een kleine baby was, die tot mij sprak in de brandende struik, of de struik die dag daar terug, die in die struik kwam, en deze kwam daarboven hangen voor duizenden mensen.

185 Het stond in kranten door heel het land, helemaal tot in Canada. We hebben de krantenknipsels: "Mysterieus licht verschijnt boven plaatselijke Baptistenvoorganger tijdens het prediken, of dopen."

186 En die stem kwam neer en sprak: "Zoals Johannes de Doper werd uitgezonden om de eerste komst van Christus vooraf te gaan, zo zal uw Boodschap de tweede komst van Christus voorafgaan."

187 Hoe kon dat zo zijn? Hoe kon dat zo zijn? Het scheen onmogelijk te zijn. Toen het sprak, een paar dagen later, werd er gezegd... En ik begon deze visioenen te zien, en dingen die steeds gebeurden. Het maakte mij bang.

188 Mijn broeders zeiden tegen me: "Dat is van de duivel." Mijn Baptistenbroeders zeiden: "Dat is van de duivel."

189 Ik zei: "Weet je, ik sta gewoon," zei ik, "en ineens komt het binnen als in een trance, of zoiets dergelijks." Ik zei: "Ik zie dingen die altijd uitkomen. Hij vertelde mij tweeëntwintig jaar voordat die brug daar overheen ging hoever hij er overheen zou gaan, wanneer hij gebouwd zou worden, en hoeveel mannen hun leven zouden verliezen. En het klopte iedere keer volmaakt."

     En toen zeiden sommigen van hen: "Dat is de duivel."

190 En op een avond ging ik weg en begon te huilen en te bidden. Ik zei: "Here Jezus, U kent mijn hart. Ik houd van U. Laat me sterven. Laat me geen enkel... laat de duivel geen enkel ding met mij te maken hebben. Ik zou liever sterven dan een vals getuige van U zijn."

191 En het was tegen die tijd dat dit Licht terugkeerde en mij de Schrift toonde dat deze zaak verondersteld wordt te gebeuren in deze dag. Hier staat het regelrecht in de Schrift, nu. Het is drieëndertig jaar geleden sindsdien, maar ik ben een getuige dat het de waarheid is. Ik ben een getuige van deze dingen dat het de waarheid is.

192 En mag ik de aandacht vragen van deze aanklager die blind is voor de Schrift. Nu, dit zal belachelijk klinken. Deze aanklager is schriftuurlijk blind. Want in het boek van Lukas, het zeventiende hoofdstuk en het dertigste vers, zei Jezus: "Zoals het was in de dagen van Sodom."

193 Nu, wilt u weten over deze Man, dat Hij Dezelfde is gisteren, vandaag, en in eeuwigheid? Wilt u weten waar de nagelwonden en de littekens en dingen zijn? Iedere huichelaar zou dat kunnen nadoen.

194 Het leven van Christus keert terug in de vorm van de Heilige Geest, niet een nagelwond. Het stoffelijk lichaam is gezeten aan de rechterhand van God om te bemiddelen, maar de Heilige Geest is gekomen om Zijn werk voort te zetten. Ik wil dat u weet dat in Johannes 14:5 [Johannes 14:12 – Vert] Jezus zei: "Die in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen." Ook wil ik dat u weet dat Johannes, het veertiende... of vijftiende hoofdstuk zegt: "Ik ben de Wijnstok, en gij zijt de ranken." En hoe kunnen de ranken enig ander leven of vrucht voortbrengen dan wat er in de wijnstok was?

195 Hoe kunt u mensen zeggen dat het apostolische tijdperk is opgehouden? Hoe komt u daarbij? Hoe kan een wijnstok voortkomen en vandaag dragen... voortkomen en een sinaasappel dragen en deze dag een pompoen voortbrengen? Hij zou zijn leven moeten veranderen. En in Maleáchi het derde hoofdstuk, zei God: "Ik ben God en Ik verander niet." Wat Hij toen was, is Hij vandaag nog steeds. Hij was het altijd en zal het altijd blijven.

196 Ik wil onder uw aandacht brengen dat de aanklager u probeert te vertellen dat Hij zei: "Ik was", of "Ik zal zijn", maar dat is fout. Hij zei: "Ik ben Dezelfde gisteren, vandaag, en in eeuwigheid." Deze aanklager legt het Woord verkeerd uit.

197 Want Jezus gaf Zijn discipelen de opdracht om de gehele wereld in te gaan, hier in Markus 16, en het Evangelie te prediken aan alle kreaturen. Tot hoever? "De gehele wereld", dat heeft het nog lang niet bereikt. "Alle kreaturen", het heeft dat nog nooit bereikt. "Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle kreaturen. Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden. Die niet geloofd zal hebben, zal verdoemd worden. En deze tekenen zullen hen volgen tot de voleinding der wereld. Op zieken zullen zij de handen leggen, en zij zullen gezond worden."

198 Ik wil dat u ook weet dat Petrus op de Pinksterdag, degene die de sleutels van het Koninkrijk had, opstond in Handelingen 2:38. Hij zei: "Bekeert u, en een ieder van u worde gedoopt in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen die daar verre zijn, zovelen als er de Here, onze God, toe roepen zal."

199 Wanneer eindigde het apostolische tijdperk? Daar is de opdracht: "Aan de gehele wereld, alle kreaturen, en eenieder die gelooft." Ik wil dat het hof dát begrijpt, dat dát Gods belofte is.

200 Ik wil u ook laten weten, dat deze blinde uitlegger aan de mensen de Schrift niet begrijpt. Hij zei, hier in Markus [Broeder Branham bedoelt Lukas – Vert], het zeventiende hoofdstuk en het dertigste vers: "Zoals het was in de dagen van Sodom." Nu, ga terug. Jezus verwees naar hetzelfde Genesis als waar wij naar verwijzen. "In de dagen van Sodom, zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen." Nu, ga terug en kijk hoe het was in de dagen van Sodom, kijk dan waar we zijn beland en wat er wordt verondersteld dat er nu zal gebeuren. In de dag van Sodom, toen...

201 Abraham, die een type was, hij... Wij, die dood zijn in Christus, nemen Abrahams zaad aan, en zijn erfgenamen met hem overeenkomstig de belofte. Ieder van u in de rechtbank deze middag weet dat.

202 Let op Abraham. Hij ontving allerlei soorten tekenen, van alles, van de bovennatuurlijke God, in de vorm van een licht dat tussen het offer doorging. Hij ontving Hem in een stem, enzovoort. Maar het laatste teken dat Abraham op de heuvel van Sodom ontving, net voordat de heidenwereld werd vernietigd, was God Zelf in de vorm van een menselijk Wezen. Begrijpt u dat, hof? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Er waren drie boodschappers die tot hem kwamen. Drie boodschappers, en hij ging hen tegemoet.

203 Twee van hen, een moderne Oral Roberts en Billy Graham, gingen op weg naar Sodom en predikten het Evangelie, en verblindden hen met hun Evangelie.

204 Maar Degene Die daar achterbleef, Die het vlees van een kalf at, de melk van een koe dronk en brood at, van Hem waste Abraham de voeten. En Hij zat daar, een Man. En Hij zei...

205 Nu onthoud, zijn naam was Abram een dag daarvoor en was veranderd naar Abraham. En Saraï was veranderd naar Sara. En let op Hem, wat Hij zegt: "Waar is uw vrouw, Sara?" S-a-r-a. "Abraham," A-b-r-a-h-a-m, "waar is uw vrouw, Sara?"

206 Hij zei: "Zij is in de tent achter U." Ze was niet tevoorschijn gekomen, zoals vrouwen vandaag dat doen om zichzelf te vertonen. Maar zij, ze was in een tent daarachter.

     Hij zei: "Ik zal u bezoeken overeenkomstig de tijd des levens."

207 En Sara betwijfelde het in haar hart, en sprak in haar hart: "Deze dingen kunnen niet geschieden", want, ziet u, omdat familiebetrekkingen reeds lange tijd voorbij waren. Hij was honderd jaar oud, en zij was negentig. Zei: "Zal ik wellust hebben met mijn heer, met hem daar die ook oud is? Hoe zou dat kunnen?"

208 En deze Man, met Zijn rug naar de tent gekeerd, zei: "Waarom twijfelde Sara, zeggende: 'Deze dingen kunnen niet geschieden'?"

209 En Abraham noemde Hem "Elohim". Weet iemand wat Elohim betekent? De Algenoegzame. God Almachtig Zelf, gemanifesteerd in het vlees. Waarom noemde Abraham Hem zo? Omdat hij zag dat deze Man het Woord was.

210 Nu, Hebreeën, het vierde hoofdstuk en het twaalfde vers, zegt dat het Woord van God scherper is dan een tweesnijdend zwaard, een onderscheider van de gedachten en overleggingen van het hart. En toen Jezus kwam en dat wonder volvoerde door de gedachten die in hun hart waren te onderscheiden, noemden ze Hem Beëlzebul.

211 Maar het Woord in deze profeten was altijd bij machte te voorzeggen en te onderscheiden. Dat is het Woord voor die dag. Dat betuigde dat ze een profeet waren. En vergeet niet dat Hij beloofde dat de wereld in zo'n toestand zou zijn, en dat ze dat teken opnieuw zou ontvangen voor Zijn komst. Nu merk op in Lukas 17 hier, dat Hij zei: "Zoals het was in de dagen van Sodom, zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen, wanneer de Zoon des mensen wordt geopenbaard."

212 Zou u mij nog een minuut willen excuseren, laat mij hier iets voor u uiteenzetten, slechts een ogenblik, rechtbank? Wilt u dat toestaan, omdat ik een getuige ben?

213 Hebt u het hier opgemerkt? Hij zei nooit: "Wanneer de Zoon van God wordt geopenbaard." Hij zei: "Zoon des mensen." Jezus komt met drie titels: Zoon des mensen, Zoon van David, Zoon van God; allen dezelfde Persoon.

214 Dat is precies zoals de drie-eenheid: Vader, Zoon, Heilige Geest. Niet drie Goden! Eén Persoon; de drie attributen van God.

215 Nu kijk, net zoals ik drie personen ben. Voor mijn vrouw ben ik een echtgenoot. Voor mijn dochter, die hier zit, een vader. En voor mijn kleinzoon, die hier zit, ben ik opa. Nu, alleen mijn vrouw heeft recht op mij als haar echtgenoot. En mijn dochter hier kan niet zeggen: "Echtgenoot", want zij is mijn kind. Mijn kleinzoon kan mij niet "papa" noemen. Dat is juist. Hij heeft geen recht op mij als papa. Hij mag mij zo noemen, maar het is niet zo. Hij is mijn kleinzoon. Toch ben ik dezelfde persoon.

216 Het is God Die Zichzelf ontsluiert, Zichzelf naar beneden brengt, zodat Hij kan worden... Hij was boven, in een Vuurkolom. Toen werd Hij gemanifesteerd in Zijn Zoon, Jezus Christus. En nu aan ons geopenbaard door de Heilige Geest. Let op hoe Hij komt.

217 Weet u wat "Zoon des mensen" betekent? Kijk in Ezechiël, het tweede hoofdstuk, en u zult het vinden, Ezechiël 2:1. Jehova Zelf noemde Ezechiël, de profeet, "zoon des mensen". [Nederlands: "Mensenkind" – Vert] Hij noemde al de profeten, "zoon des mensen".

218 En waarom noemde Jezus Zichzelf dan Zoon des mensen? Omdat Hij moest komen op de wijze dat de profeten zeiden dat Hij zou komen. Mozes, in Deuteronomium 18:15, zei: "De Here, uw God, zal een Profeet als mij verwekken." En Hij kwam om Zichzelf te openbaren aan het natuurlijke zaad van Abraham, als Zoon des mensen. En ze noemden het het werk van een duivel.

219 Dat heeft het koninklijke zaad eveneens gedaan! Dat klinkt hard, maar het is corrigerend, en het is liefde. Het koninklijk zaad vandaag heeft hetzelfde gedaan; probeert het "telepathie" of "een of andere duivel" te noemen. Het is de Zoon des mensen, Christus.

220 Dat was Christus in Ezechiël; Christus in Mozes; Christus in David. Het was Jezus, Dezelfde gisteren, vandaag, en in eeuwigheid. Wat? Het Woord, gemanifesteerd door deze profeten.

221 Luister er naar, hof, voordat u uw besluit neemt. Het Woord komt tot de profeet. Jezus zei dat uw wet zegt dat uw... dat zij tot wie het Woord van de Here komt, goden zijn. En Jezus gaf toe dat zij goden waren. Hij zei: "Als u, uw wet, hen dan zo kan noemen en herkennen als zijnde 'goden', degenen tot wie het Woord van de Here komt, de profeten, hoe zult u Mij dan veroordelen wanneer Ik zeg dat Ik de Zoon van God ben?" Want Hij was het betuigde Woord van dat uur. Zij beweerden de profeten te geloven, en hier was het Woord in volheid. Nochtans geloofden zij het niet, omdat zij hun geloofsbelijdenis en traditie hadden.

222 Let nu op, hof, voordat u uw besluit neemt. Laten we nog een beetje verdergaan. Let op. Zij noemden de Zoon des mensen een duivel. Maar ze wilden Hem koning maken, weet u, met geweld.

223 Kijk, toen blinde Bar-Timeüs Hem achterna liep en zei: "Gij Zoon van David, heb medelijden", kreeg hij wat hij vroeg.

224 Maar toen de Syro-Fenicische vrouw, een Griekse, een heidense, Hem achterna liep en zei: "Gij Zoon van David", hief Hij zelfs Zijn hoofd niet op. Zij had geen recht op Hem als Zoon van David. Hij was geen Zoon van David voor haar. Maar toen ze zei: "Zoon van God", of "Here", wat de Zoon van God is, kreeg ze waar ze om vroeg. Ziet u? De heidenen hebben geen recht op Hem als Zoon van David. Hij was Koning. Hij is Heer voor ons.

225 En toen Hij Zichzelf openbaarde als Zoon des mensen, zoals de Schrift zei dat Hij zou doen, was het: "Nee, meneer." Zij verwierpen het. "Hij was geen profeet." Zij konden het niet geloven. Zij hadden er honderden jaren geen gehad, en zij konden niet geloven dat Hij een profeet was.

226 Maar toen Hij die kleine vrouw vertelde hoeveel mannen ze had gehad, en zij in die toestand was... zij was verordineerd tot leven. Ze zei: "Meneer, ik zie dat U een profeet bent. Ik weet dat de Messias komt. We hebben honderden jaren geen profeet gehad. Maar ik weet dat wanneer Hij komt, Hij dat teken zal doen, want Hij zal het Woord zijn. Hij weet wat er in mijn hart is."

227 Hij zei: "Ik ben het, Die met u spreekt." En haar getuigenis veroorzaakte dat de hele stad tot Christus kwam. Juist. Zij geloofden allen.

228 Nu kijk, als Zoon van David was Hij bij de Joden. Maar de Zoon van God... Nu kijk. Zoon des mensen, profeet. Zie? Zoon van David, koning. Zij herkenden Hem niet als profeet. Ze wilden Hem koning maken. Ze wilden verlost worden van het Romeinse rijk.

229 Maar dan in het gemeentetijdperk wordt Hij Zoon van God genoemd. Nu weet iedereen dat God een Geest is. Is dat juist? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] En de Heilige Geest is de Zoon van God. Hij is bovennatuurlijk. Zoon des mensen was een profeet, een man; David was een koning; maar God is een Geest. En in het gemeentetijdperk wordt Hij geopenbaard als Zoon van God. Wij geloven dat. Als u niet gelooft dat Hij de Zoon van God is, bent u verloren. Hij is de Zoon van God voor het gemeentetijdperk.

230 Maar wees mijn getuige. Het zevende gemeentetijdperk, dat het Laodicéa gemeentetijdperk is! Wel, kunnen we ermee instemmen dat dit het Laodicéa tijdperk is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Onthoud, Hij, het Woord, was uit de gemeente gezet. Is dat juist? ["Amen."] Uit de gemeente gezet! En Hij stond buiten, proberend om terug binnen te komen: "Ik sta aan de deur en klop." [Broeder Branham klopt drie keer op de kansel – Vert] "En u zegt: 'Ik ben rijk en heb aan geen ding gebrek.' En weet gij niet, dat gij zijt jammerlijk, blind, naakt, ellendig, en weet dat niet." Hij stond buiten, het Woord.

231 Wat is het? Onze tradities. Onze Methodisten-, Baptisten-, Presbyteriaanse en Pinkstertradities hebben het Woord afgewezen en Hij kan nergens samenwerking krijgen. Iedereen houdt zijn handen ervan af en wil het een boze geest noemen.

232 En begrijpt u dat Jezus zei, dat in de laatste dagen voor het komen van de eindtijd, Hij opnieuw geopenbaard zou worden als "Zoon des mensen", niet als "Zoon van God"? En dat vervult Maleáchi 4 en al deze andere beloften van Abraham, het laatste teken dat Abraham ontving. Hij wachtte op een komende zoon, en het laatste teken dat hij ontving, was God geopenbaard in een menselijk wezen. En Jezus zei: "Zoals het was in de dagen van Lot, in Sodom, zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen."

233 Nu, wilt u mij vergeven dat ik hier een kleine maar diepe uitspraak wil doen. Ik wil u theologen iets vragen. Zoek het op in de Schrift, door Bijbelse geschiedenis. Zoals u mij deze week vertelde dat u... dat u de Schrift lezende mensen bent. En dat u ook was... dat het apostolische tijdperk afgelopen is en dat... en dat u de hele kerkgeschiedenis kent. Ik wil dit onder uw aandacht brengen. God, vergeef mij ervoor dat ik dit eruit gooi, als het niet juist is om dit te doen.

234 De wereld bevindt zich precies op dat tijdstip. De wereld bevond zich niet eerder op zo'n tijdstip als dit, als in een Sodom conditie. Vorige week, in Florida, de staat Florida, werd meer dan zestig procent van de onderwijzers van school gestuurd, vanwege homoseksualiteit. Zo'n veertig procent toename van homoseksuelen in Californië over het afgelopen jaar. De scholen, de seminaries, alles zit er vol mee. En zij bevindt zich precies op de wijze dat het was in de dagen van Sodom. God zal verplicht zijn – als Hij deze natie en deze wereld niet straft voor haar zonden – Hij zal moreel verplicht zijn om Sodom en Gomorra op te wekken en zich te verontschuldigen voor hun verbranding. Kijk naar het uur waarin wij leven.

     Denk nu een ogenblik na, hof, voordat u uw beslissing neemt.

235 Nu, Jezus zei nooit: "In de dagen wanneer de Zoon van God geopenbaard zal worden." Hij werd geopenbaard in het gemeentetijdperk. Maar de gemeente plaatste Hem eruit.

236 Daarna zou Hij geopenbaard worden als Zoon des mensen: "Wanneer de Zoon des mensen geopenbaard wordt", God gemanifesteerd onder de menselijke wezens zoals het toen was; Zoon des mensen, profetisch.

237 In Maleáchi 4 is beloofd dat er een ziener voortkomt met een stem. Niet Maleáchi 3 nu: "Zend Mijn boodschapper." Maleáchi 4 nu. Haal ze niet door elkaar. Want als u dat doet, zult u het missen. Maleáchi 4 was niet Maleáchi 3: "Ik zend Mijn engel voor Mijn aangezicht." Maar Maleáchi 4, wanneer deze boodschapper komt, zal de wereld verbrand worden en begint het Millennium. "De goddelozen worden verbrand, worden as, en de rechtvaardigen lopen over hun as." Dat gebeurde nooit in de dagen van Johannes. Ziet u? Maleáchi 4! En let op, er zou een teken zijn, en dat teken moet een schriftuurlijk teken zijn.

238 Jezus zei: "Ik kom van God. Ik ga naar God." Hij was de Vuurkolom die in de brandende braambos was.

239 Zij stonden daar op een dag en zeiden: "U bent een Man van nog geen vijftig jaar oud." Hij mag er wat ouder uit hebben gezien dan Hij in werkelijkheid was. Zijn bediening was zwaar. En de Bijbel zegt dat er geen schoonheid was die wij zouden begeren, waarschijnlijk een klein Kereltje. Hij zei: "U zegt... U bent nog geen vijftig jaar. Wel, U bent nog geen vijftig jaar oud en zegt dat U Abraham hebt gezien?"

240 Hij zei: "Eer Abraham was, BEN IK." Hij zei: "Ik kom van God. Ik was die Vuurkolom in de woestijn. Ik kom van God."

241 Hij werd vleesgemaakt, de Zoon van God. God overschaduwde een maagd, schiep een bloedcel die Zijn Zoon voortbracht. Waardoor God in Die Zoon woonde. "God was in Christus, de wereld met Zichzelf verzoenende."

     "En Ik ga naar God", na Zijn dood, begrafenis, en opstanding.

242 Saulus was op weg naar Damaskus en werd neergeslagen door een licht, die Vuurkolom. Denkt u dat die Jood iets, een of andere inbeelding "Here" zou noemen? Toen hij opkeek en die Vuurkolom zag, wist hij dat Dat het was wat hij, zijn vaderen, hadden gevolgd uit Egypte. Hij zei: "Here, Wie bent U?"

243 En Hij zei: "Ik ben Jezus." Hij is Dezelfde gisteren, vandaag, en in eeuwigheid.

244 En het was die schriftuurlijke stem die in de braambos van Mozes sprak, waar Mozes ferm aan vasthield.

245 Zo was het een schriftuurlijke stem die sprak in de struik, toen ik zeven jaar oud was. Ik houd er nog steeds aan vast en zeg dat het de waarheid is. Want Mozes zag dat het Woord moest komen te geschieden. Ik zie dat dit Woord moet komen te geschieden. "De Zoon des mensen moet geopenbaard worden", precies wat het zei. Let op, het beloofde dat. Niet Zoon van God; Zoon des mensen! Ziet u? Zoon des mensen, Zoon van David, en Zoon van God.

246 Maar na de dagen van het gemeentetijdperk wanneer Hij eruit gezet is, dan openbaart Hij Zichzelf opnieuw als Zoon des mensen. Want: "Wij die dood zijn in Christus, nemen Abrahams zaad aan." En wij zijn Zijn koninklijke zaad. Hoevelen geven dat toe, dat de gemeente Zijn koninklijke zaad is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Wel, ziet u, wat Hij bij Abraham deed, doet Hij nu net eender.

247 Nu, excuseer mij hiervoor. Welnu, u knapen die beweert uw geschiedenis zo goed te kennen, vertel mij wanneer er in de geschiedenis van de gemeente ooit een leider naar u toe gekomen is, tot u Methodisten, Baptisten, Presbyterianen, Lutheranen en wat u ook mag zijn? Wanneer werd er een man naar u toe gezonden met zijn naam eindigend op h-a-m, tot op nu: G-r-a-h-a-m? U had Sankey's, Moody, Finney, Knox, Calvijn, maar nooit een h-a-m, zoals Abraham. En G-r-a-h-a-m is slechts zes letters.

     A-b-r-a-h-a-m is zeven letters, Gods Woord in perfectie.

248 Nu, onthoud deze Persoon Die er in de dagen van Abraham was. Nu, Abraham was, zijn... was de uitverkorene. Hij was niet in Sodom. Hij werd uit Sodom geroepen. Die Boodschapper Die hem bezocht ging nooit naar Sodom.

     Maar degenen die naar Sodom gingen, let op wat zij deden.

249 Kijk wat deze Ene voor de uitverkoren gemeente deed. En Jezus wees u op dezelfde zaak, dat het zou gebeuren in de laatste dagen wanneer de Zoon des mensen Zichzelf zou openbaren in menselijk vlees: het Woord dat de geheimen van het hart onderscheidt. Zoals er staat: "Het is krachtiger dan een tweesnijdend zwaard, en een Onderscheider van de gedachten en overleggingen van het hart." Zoals alle profeten deden. Zoals Jezus deed, en Hijzelf werd Beëlzebul genoemd. En hier in de laatste dagen wordt het opnieuw verworpen.

250 Ik vraag me af of deze blinde uitlegger daar ooit over nagedacht heeft? Ik vraag me af of hij ooit zal beseffen dat deze Schriftgedeelten die geprofeteerd zijn voor deze dag, moeten komen te geschieden. Hoe kan... Gelooft u dat het op deze tijd moet zijn? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Gods Woord, hoewel het vertoeft! Hoewel al deze dingen, deze gemeentetijdperken voorbij zijn gegaan, en het honderden jaren geleden is dat we het hadden, het is beloofd dat het hier zal zijn.

251 Hij heeft Zichzelf geopenbaard als Zoon van God, Zoon van God, de doop met de Heilige Geest. De Pinkstergemeente en de kerken door de tijd heen hebben tekenen, wonderen en mirakels voortgebracht zoals Hij. Zij zagen God in grote visioenen en dergelijke.

252 Maar niet eerder heeft de gemeente ooit de Zoon van God geopenbaard gezien in menselijk vlees, Die de gedachten in het hart zou openbaren, tot op deze dag. En dat was het tijdperk dat Sodom zag verbranden en de beloofde Zoon zou terugkeren. Ik vraag me af of die blinde uitlegger van de Schrift daar ooit over nagedacht heeft? Ik wil dat het hof dat onthoudt. Onthoud dat hoeveel langer nog, hoe lang het nog op zich laat wachten, het hoe dan ook moet gebeuren. Het zal gaan gebeuren.

253 Deze getuigen die getuigd hebben, hebben absoluut de waarheid getuigd dat het zo is. God zei: "Zij zullen handen op de zieken leggen, en zij zullen gezond worden."

254 Maar de buitenwereld wil u doen geloven dat zodra je de handen oplegt, je moet... en de kreupele benen recht moeten worden, en dat je op-en-neer moet springen. Dat zei Hij nooit. Hij heeft dat nooit beloofd.

255 Hij zei: "Het gebed des geloofs zal de zieken behouden, en God zal hen oprichten." Hij zei nooit wanneer. "Zij leggen handen op de zieken, zij zullen gezond worden." Hij zei nooit wanneer. Hij zei: "Wanneer u bidt, geloof dat u het ontvangt, en het zal u gegeven worden." Hij zei niet wanneer.

256 Nu, wanneer deze Schriftgedeelten ons worden toegediend, en wij echte, oorspronkelijke gelovigen zijn, dan is er niets dat ons iets anders kan vertellen. Er bestaat niets dat kan zeggen dat het verkeerd is; hoeveel er ook mochten opstaan, hoeveel heidenen, hoeveel ongelovigen, hoeveel er dit, dat, of wat anders kunnen uitleggen. God houdt Zijn Woord. En Markus 16 is net zo geïnspireerd als Johannes 3:16. De hele zaak is het Woord van God. Ieder woord ervan is geïnspireerd. Alles ervan is God, als u het gewoon leest op de manier dat het er staat.

257 Ik wil de gemeente tot de orde van de dag roepen om het te onderzoeken. Voordat u iets een duivel noemt, kunt u maar beter bedenken dat deze belofte in deze dag moet geschieden. Ziet u? Onthoud dat. Want één woord tegen de Heilige Geest wordt niet vergeven in deze wereld, noch in de toekomende. En u ziet de Heilige Geest Zelf gemanifesteerd, Die dezelfde zaak aan het doen is.

258 Ik kijk naar een kleine vrouw die hier recht voor mij zit. Ik geloof dat ze een Presbyteriaanse is, als ik mij niet vergis. Niet lang geleden was zij bij mij thuis. Ze had tot woensdag te leven, kanker; ze zat in de kamer. Ik heb haar zojuist opgemerkt, ze zit naast een vriend van mij. En ze had van de medici van de stad te horen gekregen dat zij tot woensdag te leven had. Nu zijn zij verbaasd. Hier zit zij vanavond, ziet er goed en gezond uit, en leeft nog steeds. U bent daar dankbaar voor, nietwaar, zuster? Steek uw hand omhoog, als dat juist is. Zie haar precies hier zitten. Zie? Stervend, en had tot woensdag te leven, enkele maanden geleden. En nu zijn de doktoren verbaasd hoe dat kan. Wat er gebeurde, was ZO SPREEKT DE HERE. Zijn woorden zijn nog steeds waarachtig.

259 Want deze Schrift zegt hier: "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven. Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij gezond worden, als u zult geloven. Deze tekenen zullen de gelovige volgen." Zij zullen. Hij zei nooit wanneer. En als u een ware gelovige bent, kan niets u daarvan afscheiden.

260 Luister naar Abrahams getuigenis. Luister naar de rest van hun getuigenissen. Hoeveel honderden zou ik vandaag op het toneel kunnen roepen om u te bewijzen dat God ongeacht wat dan ook Zijn Woord houdt, als u het gelooft en daarbij blijft, en in uw hart weet dat het zal gaan geschieden.

261 Dan deze kleine dame, waar ik naar wil verwijzen. Nu, iemand vertelde me een paar ogenblikken geleden – excuseer mij – vertelde me een paar ogenblikken geleden, terwijl we daar in de rij stonden voor het diner: "Broeder Branham, herinnert u zich die kleine dame hier niet, voor wie u uw gebed des geloofs deed niet lang geleden? Zij was jaren geleden stervend aan een kanker." Is die vrouw hier aanwezig? Iemand wees me haar aan. Steek uw hand omhoog, als u hier ergens zit. Een kleine dame die in de rij liep, een man, broeder met grijs haar, wees me haar aan, zei dat ze stervende was aan kanker. En hier is ze nu levend. Is die dame hier nu in het gebouw? Ze was een poosje geleden in de eetzaal. Iemand werd daar aangewezen. Ja. Ja. Daar achteraan zit mevrouw Waldrop, die was... en dood in de gebedsrij, vijftien jaar geleden, zeventien jaar geleden, kwam samen met haar dokter en een röntgenfoto dat kanker haar hart had weggevreten. Maar het was ZO SPREEKT DE HERE.

262 Laat de critici opstaan en zeggen wat ze maar willen. Ik ben een getuige dat Jezus Christus Dezelfde is, gisteren, vandaag, en in eeuwigheid. Wat Hij toen was, is Hij vandaag. Hij is niet "Ik was", "Ik zal zijn". Hij is nu, tegenwoordige tijd, Dezelfde gisteren, vandaag, en in eeuwigheid. En Jezus en Zijn Woord zijn hetzelfde. En Hij is het Woord. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

263 Wat zei Hij? "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven. Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij gezond worden."

264 Voor we dit tot de rechter brengen, u bent de jury. U hebt de rechtszaak gehoord. Hoeveel getuigen zouden we kunnen roepen? Het maakt niet uit hoeveel andere getuigen de aanklager zou kunnen oproepen, deze woorden getuigen tegen hem. Hij legt de Schrift verkeerd uit. Hoevelen geloven dat de woorden waarachtig zijn? Hoevelen zijn gelovigen? Steek uw hand omhoog. [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] In orde. De Bijbel zegt dit: "Het gebed des geloofs zal de zieken behouden. God zal hen oprichten. Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij gezond worden."

265 Nu kijk, een ieder van u. Door middel van deze kleine opgebroken boodschap heeft u een conclusie getrokken. In uw gedachten heeft u uw besluit genomen, want dat is de jury. En de manier waarop u van nu af aan zult handelen, zal uitwijzen wat uw vonnis is. Zie? De manier waarop u van nu af aan leeft, zal precies uitwijzen wat uw vonnis is. Nu, als u naar buiten gaat en zegt: "Wel, ik ben nog net zo ziek als toen ik naar binnen ging", dan toont dat precies wat voor vonnis u deze middag in de rechtszaal hebt geveld.

266 Ik denk dat Hij een eerlijk proces heeft gehad; Hij is naar voren gebracht als het Woord. Hij is bewezen als het Woord. Hij is geïdentificeerd als het Woord. En als ik deze avond sterf, de woorden die ik heb gesproken zijn waarachtig. [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] De wereld weet het. De wetenschappelijke wereld weet het. Diezelfde Vuurkolom, dezelfde Engel van de Here! Hoevelen hebben de foto ervan gezien? Hij hangt in Washington D.C., het enige bovennatuurlijke Wezen dat ooit gefotografeerd is. Als ik deze avond sterf en u nooit meer zie: wat ik heb gezegd, is de waarheid. En God heeft er getuigenis van afgelegd dat het de waarheid is. En hier is de Schrift die zegt dat het er nu behoort te zijn. Noem het dan maar een duivel, als u dat wilt. Dat zal tussen u en God zijn. Zie?

267 Jezus Christus is Dezelfde gisteren, vandaag, en in eeuwigheid, en Hij identificeert Zichzelf zoals Hij beloofde. We zouden veel meer kunnen zeggen. In deze laatste dagen, als Zoon des mensen, maakt Hij Zichzelf bekend onder Zijn volk in de vorm van Zijn volk. Zie? Niet Zoon van God, niet Zoon van David, maar Zoon des mensen. De Zoon van God was het bovennatuurlijke.

268 Zoals Abraham, hij zag stemmen en hoorde dingen, en zag lichten, enzovoorts. Maar net voordat de beloofde zoon kwam, openbaarde God Zichzelf als een Man in menselijk vlees, en doorgrondde de gedachten die in Sara's hart waren, in het vertrek achter Hem. Hoevelen zeggen... weten dat dat de Schrift is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] ...?...

269 En Hij zei: "Zoals het was in de dagen van Sodom, zo zal het zijn bij het komen van de Zoon van God, wanneer de Zoon des mensen geopenbaard zal worden." "... de Zoon des mensen geopenbaard zal worden", niet de Zoon van God in het gemeentetijdperk. Hij is daar uitgezet. Nu is Hij Zoon des mensen, Die Zichzelf openbaart. Het Woord wordt vlees onder ons.

270 O, mijn vriend, open uw ogen, hof, voordat u uw standpunt inneemt. Neem uw besluit en geloof het met heel uw hart. Hij is gerechtvaardigd om dit in de Schrift te schrijven. Hij is gerechtvaardigd in wat Hij zegt. Ik kan het bewijzen. Ik weet dat Hij gelijk heeft. God bewijst het.

271 Hij heeft niemand nodig om het uit te leggen, bijvoorbeeld: "Dit is dat, en dit is dat." Hij zegt dat Hij het zal doen, en Hij doet het, en dat maakt het vast. Hij is Zijn eigen Uitlegger.

272 Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Hoevelen dan zijn gelovigen? Steek uw hand omhoog en zeg: "Ik ben een gelovige." Ik wil dat iedere gelovige hierbinnen op zijn voeten gaat staan. Ongelovige, blijf zitten. Gelovigen, ga op uw voeten staan.

273 In deze rechtbank, voordat het geschorst wordt, wil ik de Here danken dat dit hof haar besluit heeft genomen. De jury is tot dit vonnis gekomen dat Jezus Christus gerechtvaardigd is in het plaatsen van deze dingen in Zijn Woord. Wanneer het werkelijk in het licht van het Woord wordt uitgelegd, is het de waarheid. Hoevelen van u, hof, geloven dat? Steek uw hand omhoog, zeg: "Voor God, ik geloof dat het de waarheid is. Ik geloof dat het de waarheid is." Nu, hoevelen, terwijl u uw hand omlaag doet, zeggen: "Ik geloof in wat u hebt gezegd. Ik geloof dat het de onvervalste Waarheid is. Het is het Woord van God"? Steek uw hand omhoog. In orde.

274 Nu wil ik dat u dwars over de tafel reikt en uw hand op een andere gelovige legt. Strek uw hand over de tafel uit en leg hem op een andere gelovige. Zijn wij gelovigen? Wat zei Hij? "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven."

275 Hof, heeft u uw standpunt ingenomen? Zeg: "Amen." [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] "Mijn vonnis is geveld." Is dat juist, "Amen"? ["Amen."] Dat het Woord van God waar is, "Amen"? ["Amen."] Markus 16 is waar, "Amen"? ["Amen."] Dan: "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven." Zij zullen gezond moeten worden. ["Amen."] Hij heeft dat gezegd, nietwaar? ["Amen."]

276 Nu, de wijze waarop u bidt in de kerk, bidt u zo voor de persoon waar u uw handen op heeft gelegd. Zij bidden voor u. "En deze tekenen zullen hen volgen die geloven." Wat zal er gebeuren? Uw handelen, van nu af aan, zal bewijzen wat uw werkelijke vonnis is.

277 Nu buig uw hoofd, een ieder van u. Bid nu voor degene waar u uw handen op heeft gelegd.

278 Jezus Christus van Nazareth, ik breng dit opnieuw onder Uw aandacht. Deze mannen en vrouwen beweerden door hun getuigenis dat zij gelovigen zijn. Ze stonden op, en ze plaatsen hun handen op elkander. Here, wij geloven Uw Woord, dat in deze grote dag van onderwijs, deze grote dag van... van vooruitgang, van ethiek en allerlei onderwijssystemen, dat nochtans in het midden van dit alles Uw Woord gewoon precies even waarachtig blijft.

279 En we hebben deze middag getuigen opgeroepen in deze rechtbank, Here, om U een eerlijk proces te geven; geen schijnproces, geen spot drijven met U zoals Herodes deed, of... of zoals een van die anderen. We geven U hier een eerlijk proces met bewijzen. En Uw volk heeft zijn besluit genomen, dat het Woord van God in 1964, dit uur waarin wij nu leven, dat U precies evenveel God bent als U ooit was. En dat ieder woord dat U beloofde de waarheid is. En zij hebben hun handen op elkander gelegd, als gelovigen. Zij bidden voor elkaar.

280 En U zei: "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven. Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij gezond worden." U zei nooit wanneer. U zei: "Zij zullen gezond worden." Nu, omdat zij zijn...

281 Omdat ik de bemiddelaar ben, en deze mensen de jury en ook de rechter zijn, hebben zij hiervan getuigd, Here, door zich naar elkaars handen toe te bewegen en voor elkaar te bidden.

282 Nu, hun acties van nu af aan zullen zeker bewijzen wat hun vonnis is. Moge er nooit meer een klacht onder hen zijn dat ze ooit nog ziek zijn van deze ziekte, of wat hen nu ook hindert. Moge zij weten dat God beloofd heeft het te zullen doen.

283 Soms vertoeft Hij, zoals Hij deed in dagen van Noach, zoals Hij deed in de dagen van Mozes, zoals Hij in alle dagen deed. Maar Hij vertelde de Pinkstermensen nooit: "Ga naar de stad Jeruzalem, binnen vierentwintig uur zal Ik u de Heilige Geest geven." Hij zei: "Blijf daar totdat gij zult aangedaan zijn met kracht uit de hoge." Hij zei nooit: "Eén dag, twee dagen, tien dagen." Hij zei: "Blijf totdat gij zijt aangedaan met kracht." Here, zij bleven totdat het bewijs door hen heen terug sprak dat het de Heilige Geest van God was.

284 Nu, mogen deze mensen die hun handen op elkander hebben gelegd, dit hof deze middag, die staan in de tegenwoordigheid van God, in de tegenwoordigheid van Zijn Woord zoals ik het gelezen heb – en we getuigden hiervan dat wij geloven dat Hij Zijn Woord houdt – en moge een ieder genezen worden, in de Naam van Jezus Christus. Amen.

285 Nu, elk van u die gelooft, van nu af aan, die als een gelovige op zijn voeten stond als een gelovige, u, en u bent een gelovige, daar u deze middag getuigenis hebt afgelegd voor deze rechtbank dat u gelooft dat Hij rechtvaardig is en dat Hij Zijn Woord houdt. Ongeacht hoe lang het duurt, het moet gebeuren. Gelooft u dat? Steek uw hand omhoog. [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Accepteert u het? ["Amen."] God zegene u. Ik geloof het met heel mijn hart.

     Laten we nu onze hoofden voor een moment buigen.

286 Is er een persoon hierbinnen die een ongelovige is geweest, een persoon die geen Christen is? Ik wil u de gelegenheid geven om hier naartoe te lopen, voor dit hof, en een belijdenis af te leggen en te zeggen: "Ik ben heel mijn leven een twijfelaar geweest. Maar vanaf deze dag neem ik Jezus Christus aan."

287 Ik weet dat de Bijbel zegt: "In de dagen, zoals het was in de dagen van Jona, die gedurende drie dagen en nachten in de buik van de walvis was."

     Ze zeiden tegen Hem: "Geef ons een teken."

288 Hij zei: "Een boos en overspelig geslacht, een Sodom generatie, verzoekt een teken, en zij zullen het krijgen. Zij zullen een teken krijgen. Want gelijk Jona drie dagen en nachten in de buik van de walvis was, alzo zal de Zoon des mensen in het hart der aarde wezen." Deze discipelen waar we over lazen, begrepen het verkeerd, toen zij hen die Hem gezien hadden na zijn opstanding uit de dood niet wilden geloven.

289 Wij hebben Hem gezien. We weten dat het waar is. Hij is opgestaan uit de dood. Wij geloven het. En wij leven in de dagen zoals in de dagen van Jona, toen de steden bedorven waren door het kwaad. En Jona kwam uit een walvisbuik tevoorschijn als één uit de dood. En vandaag geloven wij dat Jezus Christus uit de dood is opgestaan en Zichzelf bekend maakt door de gemeentetijdperken als Zoon van God, en het nu vervult... Zijn belofte vervult in de laatste dagen, om Zichzelf te openbaren aan Abrahams koninklijk zaad als Zoon des mensen.

290 God zegene u. Met onze hoofden nu gebogen, rustig en eerbiedig, terwijl we een vers zingen: Ik min Hem. "Ik min Hem, omdat Hij mij eerst liefhad." En wanneer u geen Christen bent, en u er een wilt worden, en uw standpunt vanavond wilt innemen met de weinige verachten des Heren in deze boze dag, zoals het was in de dagen van Noach, zoals het was in de dagen van Sodom, kom dan naar voren terwijl we zingen met onze hoofden gebogen en iedereen in gebed.

Ik min Hem, ik min Hem,
Omdat Hij mij eerst liefhad.
En voor mijn redding betaalde,
Op het kruishout van Calvarie.

291 Laten we onze hoofden naar beneden houden, nu, terwijl we neuriën. [Broeder Branham begint Ik min Hem te neuriën – Vert]

292 Denk na. Denk na. Kunt u uzelf een beetje wakker schudden? Dezelfde God Die de belofte deed, is het hier aan het bekendmaken, precies hier op aarde vandaag, het bewijzend. Hier zijn Zijn Schriften. Niemand hoeft dat uit te leggen. Het is al uitgelegd. En Hij betaalde voor mijn redding. Wilt u dat niet accepteren?

     [Broeder Branham gaat door met Ik min Hem te neuriën – Vert]

293 Nu, als u reeds een Christen bent, en u zou dichter bij God willen leven, hef uw handen op terwijl we het nogmaals zingen, met onze hoofden gebogen. U wilt een dichtere wandel met God; u gelooft dat dit de waarheid is, dat we in de laatste dagen leven. "Ik..."

294 God zij met u, vriend. Faal niet. Faal niet. Geloof Hem. Ik houd van Hem. Meen het nu met heel uw hart. Geef uzelf over. Hij is het Woord, het Woord voor deze dag.

... mij eerst liefhad...?...