Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
audioE-BookPrint
AudioAudio
mp3 Download mp3mp3 is een populaire audioformaat dat op vrijwel alle mediaspelers te beluisteren is. meer info...
m4b Download m4bM4B is een Audiobook formaat voor Apple apparatuur (iPod, iPhone etc...) Uw plek wordt bewaard e.d. meer info...
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

De geïdentificeerde Christus van alle tijdperken

Door William Marrion Branham

1 Ik heb hier een paar Schriftgedeelten waar ik vanavond naar wil verwijzen. Ik dacht aan het onderwerp waarvoor we hier zijn. Ik wil een gedeelte lezen uit de Schrift, waarvan ik geloof dat in elke samenkomst Gods Woord gelezen zou moeten worden. Omdat ik weet dat Hij ons zou kunnen ontmoeten zonder het Woord te lezen, maar ik ben zo bang dat ik een fout zal maken. Dus als ik Zijn Woord lees, weet ik dat daar geen fout in zit. Dus lees ik Zijn Woord, dan weet ik dat er iets uit de samenkomst zal komen vanwege het lezen van Zijn Woord.

2 En laten we daarom onze gedachte op de Schrift baseren die wij zullen lezen, waarvan één plaats wordt gevonden in Johannes, het tiende hoofdstuk, te beginnen bij het tweeëndertigste vers tot en met het negenendertigste, en dan de oude welbekende tekst, Hebreeën 13:8. Nu, in Johannes, het tiende hoofdstuk, te beginnen bij het tweeëndertigste vers, lezen wij dit:

     Jezus antwoordde hun: Ik heb u vele voortreffelijke werken getoond van Mijn Vader; om welk werk van die stenigt gij Mij?

     De Joden dan antwoordden Hem, zeggende: Wij stenigen U niet om enig goed werk, maar om godslastering, en omdat Gij, een Mens zijnde, Uzelf God maakt.

     Jezus antwoordde hun: Is er niet geschreven in uw wet: Ik heb gezegd, gij zijt goden?

     Indien de wet die goden genaamd heeft, tot wie het woord Gods geschied is, en de Schrift niet kan gebroken worden;

     Zegt gij tot Mij, Die de Vader geheiligd en in de wereld gezonden heeft: Gij lastert God; omdat Ik gezegd heb: Ik ben Gods Zoon?

     Indien Ik niet doe de werken Mijns Vaders, zo gelooft Mij niet;

     Maar indien Ik ze doe, en zo gij Mij niet gelooft, zo gelooft de werken; opdat gij moogt bekennen en geloven, dat de Vader in Mij is, en Ik in Hem.

     Zij zochten dan weer Hem te grijpen, en Hij ontging uit hun hand.

3 En in Hebreeën, het dertiende hoofdstuk en het achtste vers:

     Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in eeuwigheid.

4 Laten we bidden. Hemelse Vader, heilig de boodschapper vanavond, Here, tot de boodschap en de hoorders van het Woord, want wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

5 Nu, als wij deze tekst naderen, slechts een kleine, formele tekst voor de eerste avond ter kennismaking, wil ik de tekst nemen: De geïdentificeerde Christus van alle tijdperken.

6 Nu, het boek Hebreeën vertelt ons hier dat Hij Dezelfde is gisteren, heden en voor immer.

7 En wij lezen hier in de Bijbel dat deze Joden Hem vragen stelden. We zien dat de Grieken Hem vragen stelden. En het was een voortdurend vragen stellen. Het was omdat zoveel mensen zoveel verschillende uitleggingen over Hem hadden.

8 Wie ooit maar over Hem gehoord had, verlangde Hem te zien. Ik ben er zeker van dat als ik vanavond kon vragen: "Hoevelen van u zouden graag Jezus willen zien?", dat elke hand omhoog zou gaan. Er is niet één persoon die ooit van Hem hoorde of ze wilden Hem zien.

9 Er is zelfs iets met deze Naam wat ons gewoon bekoort. Er is iets mee wat ons hart ontroert, slechts om die Naam, Jezus, te horen. Omdat wij in die Naam vergeving van zonde hebben, we onze verlossing hebben. Want de hele familie in de hemel zal die Naam dragen. En dus, wij... God Die deze menselijke Naam neemt die op Hemzelf geplaatst moest worden toen Hij in het vlees gemanifesteerd werd. Wat een wonderbare Naam!

10 Nu, wij denken er ook aan dat Hij zo groot is. En door de tijdperken heen hebben alle mensen het uitgeroepen om God te zien. Nu, het probleem ervan is, dat sedert de tijd van Job...

11 Ik geloof dat Job beschouwd wordt als een van de oudste boeken van de Bijbel. Het werd erin geplaatst. Het werd geschreven in de tijd van Mozes, Mozes die de eerste vier boeken schreef.

12 Nu, wij geloven dat Job daarin eens uitriep: "O, als ik Hem slechts kon zien, als ik wist waar ik naar Zijn huis zou kunnen gaan! Ik zou graag", met andere woorden, "op Zijn deur willen kloppen."

13 Wij weten allen dat we ergens vandaan komen. We zijn achter een of ander gordijn dat wij... Er is iets in ons dat zich uitstrekt naar iets, omdat wij weten dat we ergens vandaan komen. We kunnen niet zijn zoals we zijn zonder dat er iets achter ons staat om ons te maken.

14 Mijn horloge zou hier niet gewoon toevallig kunnen zijn. Ieder met zijn gezonde verstand zou weten dat het horloge, de juwelen, de tijdafstelling, de regelknoppen, de veren en de wijzers, er niet gewoon toevallig zouden kunnen zijn. Het is onmogelijk dat het toevallig zou ontstaan.

15 Kijk naar de rest van de schepping hoe zij in elkaar is gezet. We weten dat ze niet bij toeval is ontstaan. Hoeveel groter is een mens dan het horloge! De mens ontwierp het horloge en zette het op tijd en zette het in elkaar. Dus is het onmogelijk dat dat horloge toevallig te voorschijn kwam. Hoeveel groter is het dat u en ik hier slechts toevallig zouden zijn? Er moet een Schepper achter ons zijn. Als wij Zijn grote schepping bezien, hoe zij beweegt en hoe Hij erin leeft, erin leeft.

16 We bemerken het blad, hoe een blad aan een boom hangt. En rond ongeveer midden augustus, zonder vorst of zoiets, verlaat het leven het en gaat het naar beneden in de wortel. Het blad valt af en gaat rechtstreeks naar beneden op de grond. Nu, wat is het geval? Er is de een of andere Intelligentie die ertegen spreekt. De boom heeft geen intelligentie van zichzelf. Dus gaat het leven naar beneden in de wortel van de boom om zich te verbergen voor het koude weer. Als het daarboven zou blijven, zou het sterven; de winter zou het doden.

17 Nu, wat doet het blad? Het ligt op de grond en rot. Wat doet het leven terwijl het in de wortel is? Het zuigt de substantie terug uit dat dode blad, het calcium en wat er ook maar ingaat, en staat weer op in de lente, en komt weer precies op zijn plaats terug en brengt een ander blad voort. Het is een getuigenis; dood, begrafenis en opstanding.

18 De zon gaat 's morgens op als een kleine, pasgeboren baby. Om acht of negen uur is hij op school. Om tien uur komt hij uit de school. Om twaalf uur is hij op zijn middelbare leeftijd. En dan begint hij te sterven. Hij sterft weer en gaat onder in het westen. Is dat alles? Hij staat de volgende morgen op om te getuigen: leven, dood, begrafenis, opstanding. Alles, ja alles. God leeft in Zijn schepping. Hij doet dat en heeft het door alle tijdperken gedaan.

19 Nu, er is maar één manier waarop wij zullen ontdekken of God nog leeft. We kunnen Hem in Zijn schepping zien, maar hoe vertoonde God Zich ooit aan mensen die...

20 Iemand zegt: "Wel, waar is God? U spreekt zoveel over Hem."

21 In Afrika, daar op het zendingsveld, en onder de Afrikaanders, gebruiken zij het woord amoyah, wat 'een onzichtbare kracht' betekent, zoals de wind. "Uw God," zegt hij, "de ongeziene God, Hij is als de wind. Hij is de kracht, maar wij zien Hem niet."

22 Wel, ik geloof dat wij Hem kunnen zien, omdat wij in het twaalfde hoofdstuk van Johannes vinden dat enige Grieken tot Jezus kwamen en ze zeiden: "Heren, wij zouden Jezus willen zien." En ze werden door één van Zijn discipelen tot Hem gebracht. En Hebreeën 13:8 zegt: "Hij is Dezelfde gisteren, heden en voor immer." En als Hij in die dagen meegenomen kon worden door één van Zijn discipelen om gezien te worden, waarom kunnen wij dan vanavond als Zijn discipelen niet de zoekers in Zijn tegenwoordigheid brengen als Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer? De Bijbel zegt dat Hij het is. Hij is Dezelfde gisteren, heden en voor immer.

23 Nu, ik weet dat dit oneerbiedig klinkt, maar als u ons een paar minuten wil verdragen, geloof ik dat ik met Gods hulp, met Zijn Woord en overeenkomstig Zijn Woord, Hem recht vóór u kan brengen. En dan, dat... wat een vertroosting! Daarvoor zijn wij hier. Wij Christenen zijn hier om vertroosting te vinden, om te brengen... te komen in de tegenwoordigheid van God Die we kennen, Die ons op zal wekken, zoals Hij het blad opwekt, en Die ons terug kan brengen.

24 Is het slechts een mythe? Zijn het maar een paar woorden die bij elkaar geplaatst zijn? Zijn het een paar Joodse fabels? Of is het een waarheid? Waar zoveel dwaling is, moet er ergens een waarheid zijn. Waar er een valse dollar is, zal ik u vertellen dat er een echte is waarvan hij nagemaakt is. En waar er zoveel nabootsing is, en zoveel dingen die wij vandaag zien, moet er ergens een ware God zijn.

25 Nu, als we Hem niet dienen, laten we dan weggaan van de zaak die wij doen en Hem gaan dienen. Want wat voor goed doet onze belijdenis tenslotte, als er niets mee gepaard gaat? En onze oprechtheid doet ons niet de verdoemenis ontgaan. Heidenen zijn oprecht. Mensen drinken soms carbolzuur, oprecht denkend dat ze iets anders nemen. Oprechtheid doet het niet. Er moet een weg zijn die recht is en een weg die verkeerd is.

26 Ik geloof dat de Bijbel juist is. Ik geloof dat Gods Woord juist is. Nu, God moet oordelen... [Broeder Branham schraapt zijn keel. – Vert] (Neem me niet kwalijk.) Hij moet de wereld door iets gaan oordelen.

27 Nu, toen ik een kleine jongen was... Mijn familie vóór mij, niet mijn vader en moeder, maar dáárvoor, zijn Iers aan beide kanten, dus waren zij Katholiek. En het was gewoon natuurlijk voor mij om terug te keren naar een Katholieke kerk. Welnu, mijn vader en moeder waren buiten de kerk om getrouwd en zij gingen niet naar de kerk. En toen ik op de leeftijd kwam om te weten dat God er was... Velen van u hebben mijn boek gelezen; ik wist dat God ergens was.

28 Maar waar ik aan denk, is, als God de wereld zal oordelen door de kerk, welke kerk zal het dan zijn? Als het de Katholieke kerk zal zijn, welke Katholieke kerk dan? De Roomse, de Orthodoxe, of door welke zal Hij haar oordelen? Als Hij haar door de Protestantse oordeelt, is het door de Methodisten, Baptisten, Pinkster, Presbyteriaanse kerk? Welke? Zie, er is teveel verwarring.

29 Dus zou een persoon kunnen zeggen: "Wel, het is maar..." O, ja, het is... "Het maakt niets uit, zolang je maar oprecht bent."

30 Het eerste boek in de Bijbel, wat dood, ziekte, smart en zonde veroorzaakte, was omdat één persoon één Woord niet geloofde. In het laatste boek van de Bijbel zei dezelfde God, in Openbaring 22: "Wie er één woord vanaf zal nemen of er één woord aan toe zal voegen, zijn deel zal uit het boek des levens worden genomen." Dus dat moet het oordeelsboek zijn.

31 Nu, we ontdekken dat "in den beginne", Johannes 1, "in den beginne was het Woord, en het Woord was bij God en het Woord was God. En het Woord werd vleesgemaakt en woonde onder ons. Wij aanschouwden Hem, de Eniggeborene van de Vader, dat het Woord Zelf, God, vleesgemaakt werd en onder ons woonde."

32 Hebreeën 13:8 zegt: "Hij is Dezelfde gisteren, heden en voor immer." Als Hij dan Dezelfde is, en het is het Woord, hoe verklaarde dan het Woord zichzelf door alle andere tijdperken heen? Het zal zichzelf vandaag op dezelfde wijze moeten verklaren, om Jezus Christus Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer te zijn. Dat is niet meer dan de waarheid. Hij is het Woord; en waar... hoe werd het Woord in alle andere tijdperken verklaard... God verandert Zichzelf niet. Maleachi 1 of... Maleachi 3:6 zegt dat Hij niet verandert. "Ik ben God, Ik verander niet."

33 Dus precies op de wijze zoals Hij in den beginne was, is Hij vandaag. En Hij was in den beginne het Woord voor het menselijk ras. God gaf het menselijk ras nooit een kerk om achter te staan, gaf hun nooit een geloofsbelijdenis om achter te staan. Hij had het menselijk wezen versterkt met Zijn Woord. "Geloof dit Woord en leef!" Het is vandaag hetzelfde. En Christus is dat Woord. "In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. En het Woord werd vlees en woonde onder ons." Nu, wat Hij in andere tijdperken was, moet Hij vandaag hetzelfde zijn, als Hij Dezelfde blijft gisteren, vandaag en voor immer. Waarvan ik geloof dat ik grondig uitgelegd heb dat het Jezus Christus is, Dezelfde, gisteren, vandaag en voor immer, en Hij is het Woord.

34 Nu, Jezus zei: "De Schriften zouden niet gebroken kunnen worden." De Schriften waren waar. En de Schrift zegt in Johannes 1, dat het Woord vleesgemaakt werd en onder ons woonde. God werd vlees in Zijn Zoon Jezus Christus, en woonde onder ons. In Johannes 10:35 noemde Jezus hen tot wie Hij kwam – Hij, Die het Woord was in den beginne – "profeten". Jezus zei hier: "Uw eigen wet leert u dat zij tot wie het Woord van God kwam... en het Woord van God kwam tot de profeten..."

35 Nu, Hebreeën, het eerste hoofdstuk, zegt dat "God voortijds", en dat is in de oude tijden, "op verscheidene manieren sprak tot de vaderen door de profeten; in deze laatste dag door Zijn Zoon Jezus Christus." Zie?

36 Nu, let nu op, God! Jezus zei dat "tot wie het Woord kwam, goden werden genoemd"; dat waren profeten. Nu, niet de man zelf was God, niet meer dan dat het lichaam van Jezus Christus God was. Hij was een Man, en God was achter Hem versluierd.

37 God heeft Zichzelf altijd versluierd voor het publiek en Zich geopenbaard aan mensen die het zullen geloven. God! Verleden zondag predikte ik in de Tabernakel over 'de ontsluierde God'. God heeft Zich altijd gesluierd achter iets, zodat de mensen van de buitenwereld niets over Hem zouden weten. Maar Hij openbaart Zichzelf aan Zijn kinderen en aan hen die gewillig zijn om achter die sluier te komen.

38 In het Oude Testament waren het dassenvellen die God verborgen. Hij was in de Shekina heerlijkheid. Het was achter de dassenvellen. Voordat zij achter de dassenvellen kwamen... zij...

39 Het Woord was in Mozes, de profeet. Hij ging de berg op. Hij had de Vuurkolom ontmoet en er werd tot hem gesproken. Hij kwam naar beneden en verrichtte de tekenen van de profeet, bracht de kinderen van Israël uit Egypte naar deze berg. En toen kwam God neer en identificeerde Mozes door hem in die Vuurkolom te brengen en hem te versluieren. Niemand anders kon gaan. Niet één persoon kon proberen om dat na te bootsen, zij konden het niet doen; zij stierven. Er was één man die hier achter in de Vuurkolom ging in de heerlijkheid van God, en in de Shekina heerlijkheid, en toen hij eruit kwam met dat Woord voor dat tijdperk straalde hij zo van de heerlijkheid van God, dat hij zijn aangezicht moest sluieren. De mensen konden hem niet sterk aanzien. En dat was de natuurlijke sluier.

40 Wat is het? Als een mens nu door die sluier in de Shekina heerlijkheid heen breekt, noemt de wereld hem een fanaticus. Zij kunnen niet zien wat er verkeerd is. Maar daarachter is er geen schoonheid aan hem. Misschien spreekt hij zijn woorden niet goed uit. Misschien is hij niet juist gekleed. Misschien is hij niet gekleed in de kleding van de geestelijkheid. Zij kleedt zich misschien niet op de wijze zoals zij denken dat zij zich behoort te kleden. Het mag zo zijn, maar ziet u, van binnen, achter dat dassenvel, achter die menselijke huid, daarin is de Shekina heerlijkheid, daarin is de kracht, daarin is het Woord, daarin is het toonbrood. En de Shekina heerlijkheid, welke het licht is, dat maakt licht dat het graan laat rijpen.

41 U mensen uit Kansas weet dat door uw graanoogsten. Zonder die zon zou het niet oplichten.

42 En tot u binnenkomt achter dat dassenvel, totdat u uit uw oude huid komt, uw oude gedachten, uw oude geloofsbelijdenissen en in de tegenwoordigheid van God komt; dan wordt het Woord een levende werkelijkheid voor u; dan wordt u wakker gemaakt voor de Shekina heerlijkheid; dan wordt de Bijbel een nieuw Boek; dan is Jezus Christus Dezelfde gisteren, heden en voor immer. U leeft in Zijn tegenwoordigheid, het toonbrood etend dat in die tijd alleen voorzag voor gelovigen, alleen voor priesters. "En wij zijn priesters, een koninklijk priesterdom, een heilige natie, een bijzonder volk, die God geestelijke offerande offeren." Maar u moet binnenkomen tot achter het voorhangsel om de ontsluierde God te zien. En God is ontsluierd, dat is Zijn Woord gemanifesteerd.

43 Nu, vandaag hebben we zoveel mensen die zeggen: "Wel, wij als zus-en-zo, wij geloven het op die wijze." De andere groep zegt: "Wij als zo-en-zo, wij geloven het op deze wijze." Zie, u krijgt zoveel uitleggingen.

44 God heeft geen enkele uitlegger nodig. Hij legt Zijn eigen Woord uit. De Bijbel zegt dat het geen eigen uitleg moet zijn. God openbaart Zichzelf. Hij doet het! In den beginne zei Hij: "Er zij licht." En er was licht. Dat behoeft geen enkele uitleg. God zei: "Een maagd zal zwanger worden." En zij werd het. Dat behoeft geen enkele uitleg. God zei dat Hij in de laatste dagen Zijn Geest op alle vlees zou uitstorten. En Hij deed het. Dat behoeft geen enkele uitleg.

45 Het is nog steeds het Woord. Het Woord is God. God heeft in elk tijdperk zoveel van Zijn Woord toebedeeld. En merk daarin op wat Hij deed. Hij zond een profeet. En het Woord van de Here komt tot de profeet. De profeet openbaart het aan het gehoor en het gehoor gelooft het. En dan is dat God in actie. God, Die door Zijn Geest beweegt.

46 Nu, we ontdekken dat Hij Zichzelf hier nu identificeerde als de Zoon des mensen, om te vervullen. Nu, toen Hij op aarde kwam, bedenk, dat Hij Zichzelf identificeerde voor het publiek buiten. Hij identificeerde Zich als Zoon des mensen. Hij kwam in drie zoonsnamen; Hij kwam als Zoon des mensen, Zoon van God, Zoon van David. Nu, 'zoon des mensen' is een profeet. Zelfs Jehova Zelf noemde Ezechiël zoon des mensen. Jehova, sprekend tot een man, profeet, noemt hem zoon des mensen. En Jezus identificeerde Zich als Zoon des mensen, omdat de Schriften niet gebroken kunnen worden.

     In Deuteronomium 18:15 zei Mozes, nadat...

47 De kinderen van Israël zeiden: "Laat God niet meer spreken. Wij willen dat Mozes tot ons spreekt."

48 Hij zei: "Ik zal niet meer op die wijze tot hen spreken, maar Ik zal hun een profeet zenden."

49 In Deuteronomium 18:15 zei hij: "De Here, uw God, zal een Profeet doen opstaan zoals ik." Dus kan die Schrift niet gebroken worden. Hij moest komen als Zoon des mensen. Nu, dat was voor Zijn tijdperk, toen Hij hier op aarde was.

50 En toen Hij dan stierf, opstond, opvoer en de Heilige Geest terugzond, was dat de Zoon van God. God is een Geest en door het gemeentetijdperk heen is het de Zoon van God geweest.

51 En dan in het Millennium is het de Zoon van David, zittend op de troon, regerend. Hij is opgevaren. "Hij die overwint zal met Mij zitten op Mijn troon, zoals Ik overwonnen heb en gezeten ben op de troon van Mijn Vader." Hij zit nu op de troon van de Vader. Maar in het Millennium zit Hij op Zijn eigen troon, omdat Hij de Zoon van David is.

52 Hij is de Zoon des mensen, Zoon van God, Zoon van David. Zie, het is gewoon volmaakt.

53 Nu, we ontdekken dat Hij als een profeet moest komen. Het onveranderlijke van Zijn Woord, God verandert niet. God verandert niet, want Hij was de Profeet die in Jozef was. Hij was de Profeet. Hij was God in Jozef. Hij was God in David.

54 Let op Jozef, die het leven van Christus bijna volmaakt uitbeeldde, maar hij maakte een fout om te laten zien dat Hij het niet was. De mens maakt fouten. Zie, hij zei tegen Farao... Hij vertelde zijn vader, die een profeet was, Jakob: "Vertel Farao dat we veehouders zijn, omdat een schaapherder een gruwel voor een Egyptenaar is." Maar de Vader, de Geest, wilde het hem niet laten doen. Hij zei: "Uw dienstknechten, de schaapherders..." Dus u ziet dat Jozef daar een fout maakte.

55 David, een groot man, maakte een fout. Een man naar Gods eigen hart, nam toch Bathseba, denkend dat hij dat kon verbergen voor de God Die hij zijn hele leven gediend had, maar God stelde hem ten toon door Nathan, de profeet. Zie?

56 Maar kijk toch naar David toen hij uitging, verbannen door zijn eigen volk, een verworpen koning. Zijn eigen dochter was door haar broer verkracht en de andere broers hadden hem gedood. En hier was hij, Absalom was opgestaan en had het leger gescheiden, wat een omwenteling veroorzaakte. En David, zijn eigen vader, werd geëxcommuniceerd, weggehaald, door zijn volk verworpen. Toen hij de stad uitging, dreef de kleine, kreupelachtige makker, die zich daar voortsleepte, de spot met hem en spuwde op hem. Die wacht trok zijn zwaard en zei: "Zal ik de kop van die hond op hem laten, die op mijn koning spuwt?"

     David zei: "Laat hem begaan. God vertelde hem dat te doen."

57 Ongetwijfeld wist David niet wat hij deed. Hij ging daar dezelfde Olijfberg op en keek wenend naar beneden, een verworpen koning. Waar een paar honderd jaar later Jezus Christus op dezelfde berg zat, de Zoon van David, wenend als een verworpen Koning; en ze spuwden ook op Hem.

58 U ziet dat al deze dingen Christus uitbeeldden. Hij was er een deel van. God verandert niet. Zijn natuur verandert niet. Zijn karakter verandert niet. Hij is nog steeds het Woord, zie, en Maleachi 3:6 bewijst dat. Hij verandert slechts Zijn vorm voor elk tijdperk. Hij heeft aan elk tijdperk een deel van het Woord toebedeeld, dat geprofeteerd was om op een zekere tijd te gebeuren. Wel, als dat tijdperk eraan komt, beweegt God gewoon in een andere vorm. Zie, het is God de hele tijd; het Woord, "het Woord vleesgemaakt en woonde onder ons."

59 Nu, in Hebreeën 4 ontdekken wij, Hebreeën 4:12, dat Jezus volmaakt geïdentificeerd werd door Zijn werken en wat Hij deed, omdat Hebreeën 4:12 zegt dat het Woord van God scherper is dan een tweesnijdend zwaard. Het is ook een onderscheider van de gedachten en overleggingen van het hart.

60 Dat is hoe Abraham, toen deze Man hem ontmoette, met stof op Zijn kleren... en we ontdekken, dat toen Abraham deze Man zag, hij Hem terzijde riep.

61 Twee van hen gingen Sodom binnen; een erg mooi beeld van deze dag waarin wij leven. En wij vinden een moderne Billy Graham en dezen in Sodom, om hen eruit te brengen.

62 Kijk evenwel naar de uitverkoren gemeente, het ware zaad van Abraham. Lot was een neef, maar Abraham... Deze Man ging er nooit heen, Degene Die met Abraham sprak. En toen Hij sprak met Abraham, zei Hij: "Abraham." Nu, bedenk dat een paar dagen daarvoor zijn naam Abram was en zijn vrouw was Saraï, niet Sara.

     En Hij zei: "Abraham, waar is uw vrouw, Sara?"

     Hij zei: "Zij is in de tent achter U."

63 Hij zei: "Ik ga u bezoeken overeenkomstig de tijd des levens."

     En Sara lachte er een beetje om in haar hart.

64 De Bijbel zegt dat de Man, met Zijn rug naar de tent gekeerd, zei: "Waarom lachte Sara?" In de tent achter Hem.

65 En Abraham noemde die Man "Elohim". Elohim is 'de in Zichzelf bestaande'.

66 Nu betekent het Engelse woord god van alles. Op die Engelse woorden moet je goed letten, omdat ze allerlei verdraaide soorten ideeën hebben. Een god, deze lessenaar zou god kunnen zijn, een boom zou god kunnen zijn, een man zou god kunnen zijn, het Engelse woord god zou van alles kunnen betekenen.

67 Maar Elohim betekent 'Zelf-bestaande'. Er kan slechts... Deze lessenaar is niet in zichzelf bestaand. De mens is niet in zichzelf bestaand. De boom is niet in zichzelf bestaand. Maar Elohim wel! De in Zichzelf bestaande, gemanifesteerd in vlees, daar staande, etend, de melk van de koe drinkend, het vlees etend, het kalf, brood etend en sprekend met Abraham. En Abraham zei dat het "Elohim" was.

68 En Jezus zei in Lukas 17: "Zoals het was in de dagen van Sodom, zo zal het zijn bij de wederkomst, als de Zoon des mensen gemanifesteerd zal worden." Niet de Zoon van God nu; de Zoon des mensen die gemanifesteerd wordt. Wanneer Hij geopenbaard wordt, bekendgemaakt wordt aan Zijn gemeente. De Zoon des mensen zal geopenbaard worden juist vóór de beloofde Zoon.

69 Abraham had God in veel verschillende vormen gezien, in een licht en in visioenen; maar hier was God in een Man, net voordat de verwachte en beloofde zoon verscheen.

70 Jezus zei: "Voordat de beloofde Zoon weer terugkeert, zou Elohim Zichzelf, Zijn Woord, manifesteren in vlees." God!

     "Heren, wij zouden Jezus willen zien."

71 God gemanifesteerd als Dezelfde in alle tijdperken, zo is het altijd geweest. Hij heeft Zichzelf verborgen achter menselijk vlees. Het is God in u. "Een kleine wijle en de wereld ziet Mij niet meer, toch zult gij Mij zien, Ik zal met u zijn." Hij is zelfs in ons. Hij zal het zijn tot de voleinding, totdat Hij geopenbaard wordt in de vorm van het komen uit de hemel.

72 Gods Woord van dit tijdperk. Wat beloofde Hij aan dit tijdperk? Als u in de Bijbel kijkt en ziet wat er voor dit tijdperk beloofd wordt en u ziet dat zichzelf uitleven, maakt het mij niet uit wie zegt dat het goed of verkeerd is. Het is juist omdat het God is Die Zijn eigen Woord uitlegt.

73 Hij heeft niemand nodig om te zeggen: "Wel, die dagen zijn voorbij. Er is niet zoiets als Goddelijke genezing. En dat is allemaal fanatisme." Het is verkeerd. Als God zegt dat Hij het zal doen in een zeker tijdperk, zal Hij het doen. Maar de zaak ervan is, dat wij in een oude stemming komen van iets uit een ver verleden, de een of andere grote school van lang geleden, en we missen het.

74 Dat is de reden waarom zij Jezus misten toen Hij kwam. Ze probeerden nog steeds onder de wet te leven, terwijl de Bijbel duidelijk zei... Hier, ik zal het lezen. Hij zei: "Onderzoek de Schriften waarin u gelooft eeuwig leven te hebben, en zij zijn het die van Mij getuigen. Als de Schriften niet van Mij getuigen, dan is het verkeerd." Zeker hadden ze kunnen zien dat de maagd zwanger zou worden. Zeker was Hij het volmaakte antwoord op de Schriften! Wij Christenen geloven dat nu.

75 Maar wat voor goeds zou het hebben gedaan als Mozes was gekomen met de dagen van Noach, met Noachs boodschap? Wat voor goed zou het hebben gedaan voor Johannes de Doper om te komen met Mozes' boodschap? Zie?

76 Wij hebben niet Sankeys boodschap gekregen. We hebben niet Moody's boodschap gekregen. Wij hebben de boodschap van dit uur. Wij hebben niet Luthers boodschap of Wesleys boodschap gekregen. Ze waren in orde, maar dit is een andere dag. Dit is een andere belofte. Dit is een ander gemeentetijdperk. "Jezus Christus Dezelfde gisteren, heden en voor immer." Hoe verbazingwekkend is het hoe blind de mensen in dit tijdperk kunnen worden, maar het moet op die wijze zijn. "Lauwwarm", in dit tijdperk, zegt de Bijbel, "en ze zullen uit Zijn mond gespuwd worden" in dit Laodicéa gemeentetijdperk. "Maar zo velen Hij liefheeft, kastijdt en berispt Hij." Hij sprak dat het op deze wijze zou zijn in dit Laodicéa gemeentetijdperk.

77 Bedenk dat God Zijn vorm verandert. En morphe, het Griekse woord, betekent 'Hij doet een ander masker op'. Zoals in 'Carmen' of zoiets, of de toneelstukken van Shakespeare; Hij is als een acteur, Hij verandert Zijn vorm. Alles wat die profeten waren, dat was God in die profeten. Jezus zei het: "U noemt hen goden tot wie het Woord van God kwam; en hier ben Ik, de Zoon van God, hoe kunt u Mij veroordelen?" O my.

78 Hetzelfde gebeurt vandaag, het is God gemanifesteerd in vlees, de Boodschap van het uur, het licht van de dag! Wij kunnen die andere boodschappen uit het verleden niet hebben; zij zijn uitgeleefd; wij leven in de schittering van een licht.

79 Dat is de grootste schuld... De grootste beroving die de naties ooit hebben gekend, werd hier niet lang geleden in Engeland verricht, gedaan door valse lichten. Een treinroof van zeven miljoen dollar kenden we nooit tevoren in de geschiedenis. Dat was een grote schuld, een kenmerk voor het tijdperk van schurken in de wereld .

80 En het grootste kenmerk van schurken in het tijdperk ooit, in de wereld waar we in leven, is een vals licht in dit uur waarin wij leven, dat probeert ons terug te brengen onder de een of andere soort geloofsbelijdenis, enzovoort, terwijl wij levende brieven zijn, of anders gezegd, dat we brieven zijn die levend zijn, die geschreven zijn en nu leven uit het Woord van God, zoals Hij beloofde in het uur; het gemanifesteerde Woord, geschreven brieven die uitgeleefd worden. Dat waren de apostelen.

81 Dat was Johannes de Doper. "Hij was de stem van één die uitriep in de woestijn." Hij probeerde hun te vertellen dat hij ook Maleachi 3 was. "Zie, Ik zend Mijn bode vóór Mijn aangezicht, die de weg toebereidt voor de mensen." Hij was dat levende Woord.

82 En de ware wederom geboren gemeente in dit uur is het levende Woord van God. Het is het Woord van dit tijdperk dat gemanifesteerd wordt. Onderzoek de Schriften en zie wat er verondersteld wordt te zijn in dit tijdperk. Daar is Christus weer levend, Die alleen maar Zijn masker verandert van het een in het ander.

83 Nu, Hij werd grondig geïdentificeerd als de Messias. Zij moesten het geweten hebben. Wij weten wat de Messias verondersteld werd te zijn. Hij werd verondersteld een Profeet te zijn. Dat is wat de Bijbel zei dat Hij was. Dat is wat Hij zei dat Hij was. "Ik, de Zoon des mensen... Wie zegt gij dat Ik, de Zoon des mensen, ben?" Hij openbaart Zichzelf altijd als het Profeet-tijdperk, identificeert Zichzelf als Gods Profeet. Dat was Hij.

84 Maar Hij was meer dan een profeet. Hij was de God-Profeet. Wat David was, wat Mozes was, wat Elia was, wat zij allen waren, in Hem woonde de volheid van de Godheid lichamelijk. Hij was de God-Profeet. Hij was God, Jehova, werd vlees in Zijn eigen Zoon, verwekte Zichzelf een tabernakel om Zichzelf in te manifesteren. Al de overigen van hen faalden, zij hadden gebreken; maar er is geen gebrek in Hem. Zelfs God Zelf zei: "Dit is Mijn geliefde Zoon waarin het Mij behaagt te wonen." Dat is juist, geen gebrek in Hem. "Hoor Hem!" Hij werd gemanifesteerd als God.

85 Ze zeiden: "U maakt Uzelf God, of gelijk aan God." Hij was het. Hij was Zijn eigen Zoon. Amen. Hij had... Hij was de manifestatie van God. God was in Christus, de wereld met Zichzelf verzoenend.

86 En in deze laatste dag spreekt Hij tot de mensen door Zijn Zoon, Christus Jezus, Die Zichzelf bekendmaakt. Wat is dan Christus? Het Woord. Het Woord van wat? Het woord van Mozes? Ja, maar vandaag is Hij het gemanifesteerde Woord voor deze dag.

87 Let op hoe Jezus was. Nu, Hij moet een profeet zijn. Laten we zien of Hij het Messiaanse teken had. Laten we naar Johannes, het eerste hoofdstuk gaan, gedurende de volgende vijf of tien minuten, voordat we sluiten. Johannes 1, we zien Hem op aarde komen. Hij werd geboren uit een maagd, precies wat de Bijbel zei. Hij werd ontvangen in de schoot van een maagd.

88 Nu, niet dat zij, de maagd, een godin was. U zegt: "Hoe zit het dan met Maria?" Zij was onvolmaakt. Zij was de vrouw, gewoon een vrouw net als elke andere vrouw, geen godin; een vrouw. Iemand zei: "Schaamt u zich niet om dat te zeggen?" Zeker niet!

89 Let hier op. Waar maakte zij de fout? Wel, hier maakte zij er één. Toen zij naar het Pinksterfeest [Broeder Branham bedoelt het Paasfeest – Vert] gingen en de mensen drie dagen op reis waren, misten Zijn ouders Hem, dus gingen zij terug om Hem te vinden. En ze vonden Hem in de Schrift, terwijl Hij met de priesters debatteerde in de tempel. En let op wat Maria zei, daar recht voor die priesters, die critici. Ze zei: "Je vader en ik hebben Je met tranen gezocht."

90 Maar het Woord trekt altijd de dwaling recht. Hij was het Woord, een twaalfjarige Jongen. Waar kwam deze wijsheid vandaan?

91 Bedenk, daar verloochende zij haar getuigenis. Ze zei dat God Zijn Vader was en hier zei ze: "Je vader, Jozef, en ik hebben Je met tranen gezocht."

92 Hij zei: "Weet gij niet dat Ik moet zijn in de zaken van Mijn Vader?" Zie? Zie? Als Hij bij Zijn vader Jozef was geweest, als Jozef Zijn vader was geweest, zou hij kastdeuren en zo hebben gemaakt. Zie? Maar Hij was in de zaken van Zijn Vader door het Woord voor die dag recht te trekken. Hij was het Woord. Amen. Zie, Maria maakte de fout, maar er zijn geen fouten die Hij maakte. Hij was de Volmaakte.

93 Let op, toen Hij werd geboren, opgevoed, door Johannes gedoopt, kwam de Heilige Geest op Hem; in de woestijn, ver daarbuiten, begon Zijn genezingsbediening. Er was een man genaamd Simon, en hij kwam met zijn broer Andreas naar een samenkomst.

94 Nu, luister aandachtig nu, we zullen gaan sluiten en zien wat Hij toen was. En als Hij tot de vaderen sprak door de profeten, in deze laatste dagen door Zijn Zoon, zie dan slechts wat God vandaag is, zie of Hij Zich op dezelfde wijze identificeerde.

95 Hoe identificeerde Hij Zichzelf? Kwam Hij neer en zei: "Nu, Ik heb de school doorlopen. Ik heb Mijn doctoraal in de filosofie, letteren, enzovoort. Ik ben klaar voor Mijn bediening"? Zeker niet. Dat deed Hij niet. Hij ging de woestijn in zoals Johannes en kwam er gezalfd met de Heilige Geest uit.

96 Merk op hoe Hij Zichzelf identificeerde toen Hij begon te prediken. Er was een man, Andreas, die geluisterd had naar Johannes en die met Jezus meeging om te ontdekken waar Hij Zich bevond, volgde Hem naar de samenkomst en bracht zijn broer Simon. Zodra Simon in de tegenwoordigheid van Jezus kwam, zei Jezus: "Uw naam is Simon en u bent de zoon van Jonas." Dat identificeerde Hem. Daar werd de naam van Petrus veranderd van Simon in Petrus, wat 'kleine steen' betekent, en hij werd later het hoofd van de gemeente.

97 Dan zien we daar een man staan, Filippus genaamd. Hij zei: "Nu, wacht een ogenblik, we hebben gedurende vierhonderd jaar geen profeet gehad. Van de volgende profeet weten we wat het moet zijn."

98 Zo gaat hij dan om de bergen heen, ongeveer vijfentwintig kilometer – als u daar ooit was om de plaats aan te duiden – waar hij een vriend vond waarmee hij tezamen Bijbellessen had gehad. Hij was een zeer betrouwbaar man, een fijne, beschaafde man. Zijn naam was Nathanaël. Ongetwijfeld... toen hij naar de deur liep en hem niet thuis aantrof was het misschien zijn vrouw die zei: "Hij is daarbuiten in zijn olijvenbosje om te bidden."

99 Dus Filippus, die zo enthousiast was over wat hij had zien doen, de volmaakte identificatie van Deuteronomium 18:15, dat er een Profeet was opgestaan! Hij ging dus heen en ontmoette Nathanaël en zei: "Nathanaël, kom en zie Wie wij gevonden hebben." Hij had geen tijd om over het weer en zo, te praten. De boodschap was dringend. Zijn hart brandde. Dat is nu teveel voor ons; wij hebben teveel andere dingen te doen naast dit. En meteen daarna zei hij: "Kom en zie Wie wij gevonden hebben, Jezus van Nazareth, de Zoon van Jozef."

100 Laten we eens in hun conversatie inbreken, terwijl ze daar om de zeekust heenliepen. Ik kan Filippus tegen Nathanaël horen zeggen: "Je kent toch die oude visser daar?"

101 "O, de oude persoon die niet lang geleden stierf, Jonas?"

     "Nee, nee; zijn zoon, Simon."

102 "Ja, ja. O, ik herinner mij dat ik vis van hem kocht. Wel, wat is er met hem? Wel, hij had niet genoeg scholing om met zijn eigen naam te ondertekenen. Hij kon mijn kwitantie niet tekenen." (De Bijbel zegt dat hij onwetend en ongeletterd was, maar ze hadden opgemerkt dat hij met Jezus geweest was, dus ontdekten wij dat hij zelfs het ontvangstbewijs niet kon ondertekenen.)

103 Hij zei: "Ja, weet je wat? Toen hij net in de tegenwoordigheid van deze Man kwam, terwijl de Man hem niet kende, vertelde Hij hem dat zijn naam Simon was, de zoon van Jonas." Hij zei: "Is dat niet de Messias? Is dat geen Profeet? Is dat niet Deuteronomium 18, de Schriften vervuld? Ga Zijn leven na; in welke tijd leven wij? Wij leven in verwachting van die komende Messias. Wij allen die Hebreeën zijn. Is dat niet zo?"

104 "Wacht even een ogenblik," zei Nathanaël, "ik moet het uitzoeken."

     "Wel, het zou mij niet verbazen als Hij je niet zou kennen."

105 "O, laat me het zien. Laat me naar een van de samenkomsten gaan en het zien gebeuren."

106 Goed, hij wandelt rechtstreeks de samenkomst binnen waar Jezus staat. Hij zei: "Zie, een Israëliet waarin geen bedrog is."

     Hij zei: "Rabbi, waarvan kende U mij?"

107 Hij zei: "Voordat Filippus u riep, toen gij onder de boom was, zag Ik u." Dat was het. Dat was het.

108 Wat is dat? "Jezus Christus Dezelfde gisteren, heden en voor immer." Zie, Hij identificeerde Zichzelf, het Woord.

109 Wat zei deze lezer? "Rabbi, U bent de Zoon van God. U bent de Koning van Israël."

110 Maar daar stonden enigen bij, die dat niet geloofden. Ze zeiden: "Deze Man is Beëlzebul."

111 Jezus zei: "Ik vergeef u dat, dat u de Geest van God een onreine zaak noemt," omdat de verzoening nog niet was aangebracht, "maar wanneer de Heilige Geest, Hij, de Heilige Geest..." Hij is een persoonlijk voornaamwoord, niet een gedachte, maar een persoon. "Wanneer Hij, de Heilige Geest, gekomen is om dezelfde zaak te doen, één woord ertegen zal niet vergeven worden." Bedenk, Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer, het geïdentificeerde Woord vleesgemaakt. Dan vinden wij Hem daar, nu, dat waren Joden.

112 Er zijn maar drie mensenrassen. We kunnen onze rassenscheidingen hebben en onze integraties en wat u ook maar wilt. Daar ben ik niet in geïnteresseerd. Ik ben een dienstknecht van Christus die alle mensen dient. Maar luister, laat mij u iets vertellen. Zie hier. Daar waren een Jood, heiden en een Samaritaan.

113 En let op het Evangelie dat spreekt over Petrus met de sleutels. Hij opende het op de dag van Pinksteren voor de Joden. Filippus ging daarheen en doopte de Samaritanen en wierp duivels uit. De Heilige Geest was nog niet op hen gekomen. Petrus kwam en legde hun de handen op; zij ontvingen de Heilige Geest. En in het huis van Cornelius ontvingen de heidenen het.

114 Nu, de heidenen, wij heidenen, wij Angelsaksen, wij keken zelfs niet uit naar een Messias. We waren heidenen met knuppels op onze rug, wij waren afgodenaanbidders. Maar zowel Jood als Samaritaan, zagen uit naar een Messias.

115 En Hij komt alleen tot hen die naar Hem uitzien. Houd dat in gedachte door deze samenkomst heen. Hij zal alleen hen ontmoeten die naar Hem uitzien!

116 Tenslotte, toen Hij op een dag naar Jericho moest gaan, moest Hij door Samaria, dat door bergen omringd is. Hij kwam tot de plaats... Nu, we zagen hem Zichzelf identificeren als de Messias door Zijn Messiaans teken te laten zien, en zij lasterden het, dus moest Hij door Samaria. Zij zagen ook uit naar een Messias. Zo kwam Hij om ongeveer twaalf uur naar een stad, genaamd Sichar.

117 De put is er nog, ze zitten er gewoon bij, net buiten de stadspoort. De publieke pomp, waar zij allen komen om hun water te halen. Het is geen pomp; ze laten het neer met een lier en halen het water op. En ze hebben van die grote potten; ze doen het vandaag nog steeds. En over een balans gesproken, sommigen van u vrouwen die met boeken op uw hoofd lopen? U zou moeten zien hoe die vrouwen een kruik van zo'n achttien liter, boven op hun hoofd zetten, en één op elke heup, en er gewoon mee lopen, praten, en het gewoon perfect in evenwicht houden.

118 En Hij ging daar om ongeveer elf uur des daags heen. Toen ze daar om ongeveer twaalf uur 's middags kwamen, zond Hij de discipelen de stad in om levensmiddelen te kopen.

119 En er was een vrouw van slechte zeden in de stad. Het werd haar niet toegestaan om bij de rest van de vrouwen te zijn, dus kwam zij daarbuiten naar de put om haar deel water te halen. En toen zij op het punt stond om de waterkruik neer te laten, zag zij daar een Man tegen de muur zitten Die tot haar sprak en zei: "Vrouw, geef Mij wat te drinken."

120 Nu, zij hadden strikte afscheiding, Joden en Samaritanen. En zij liet Hem heel vlug weten dat het geen gewoonte was voor een Man van Zijn type om een vrouw zoals zij, een Samaritaanse, enige gunst te vragen, omdat de Joden en Samaritanen geen sympathie voor elkaar hadden, geen dingen gemeen hadden. Hij zei: "Maar als u wist met Wie u spreekt, zou u van Mij te drinken hebben gevraagd, en Ik zou u water geven, dat u hier niet komt putten."

121 Wat deed Hij? Contact zoeken met de geest van de vrouw. Hij was een Profeet. En de discussie ging erover of zij in Jeruzalem of op de berg zouden aanbidden. Hij zei: "De Vader zoekt diegenen die aanbidden in geest en waarheid."

122 En Hij ging door totdat Hij uitvond wat het probleem van de vrouw was. Hij ging regelrecht door totdat Hij haar probleem vond. Wij weten allen wat het was, wij die de Bijbel lezen, Johannes 4. Wat vonden we? Ze had te veel mannen. Hij zei: "Ga uw man halen en kom hier."

     Ze zei: "Ik heb geen man."

     Hij zei: "Dat hebt gij naar waarheid gezegd, want u hebt er vijf gehad."

123 Kijk naar het verschil tussen die kleine vrouw en die priesters in die dag. Ze zei: "Here, ik bemerk dat U een profeet bent. Nu, we hebben er in vierhonderd jaar geen gehad. Ik bemerk dat U een profeet bent. Wij weten dat als de Messias komt, dit de zaak is die Hij zal doen." Is dat juist? "Hij zal ons deze dingen tonen. Hij zal ons dit vertellen."

     Hij zei: "Ik ben het, Die met u spreekt."

124 Slechts een gewone Man die daar zat, net dertig jaar oud. Waarschijnlijk zag Hij eruit als vijftig, omdat ze net in Johannes 6 [Broeder Branham bedoelt Johannes 8 – Vert] gezegd hadden: "U bent een Man van niet ouder dan vijftig jaar en U zegt dat U Abraham hebt gezien, nu weten we dat U een duivel hebt."

     Maar Hij zei: "Eer Abraham was, ben Ik."

125 En ja, daar was Hij, nog maar een jonge Kerel, waarschijnlijk een beetje grijzend in Zijn baard; Zijn werk; Zijn menselijk lichaam was zwak, "geen schoonheid dat wij Hem begeerd zouden hebben", opnieuw een dassenvel; maar wat er aan de binnenkant was, was de Shekina, wat er aan de binnenkant was, was God. God! Wat was het? Daar werd Hij geïdentificeerd, het Woord van God, Die het geheim van hun hart kende. Zie, dat was het Woord van God. Hij was het Woord van God.

126 En het Woord van God doet dat nog, omdat Hij Dezelfde is gisteren, heden en voor immer. Bemerkt u het nu in uw gedachten? Let op, "Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer."

127 Zij rende de stad in en zei: "Kom en zie een Mens Die mij verteld heeft alles wat ik gedaan heb. Is Deze niet de Messias?"

128 Als dat het teken van de Messias was, voor de Jood en voor de Samaritaan, en Hij geen aannemer des persoons is, Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer; en dat was het eindigen, toen God ermee ophield met de Joden en Samaritanen te handelen. En dit is het einde van de heidenbedeling, waarin Hij opkwam door hervormers, enzovoort, tot het einde, en beloofde: "Zoals het was in de dagen van Abraham, zo zal het zijn als de Zoon des mensen geopenbaard zal worden aan de heidenen in de laatste dag." Hij zou weer terugkomen.

129 Er zou hier zoveel gezegd kunnen worden, maar laat me nu haast maken, omdat het net iets over negenen is. We zullen tegen half tien klaar moeten zijn, zo de Here wil.

130 Let op wat de profeet daar in Zacharia 14:6 zei: "Er zal een dag zijn die noch dag noch nacht genoemd zal worden, maar het zal een dag zijn van somberheid; maar in de avondtijd zal het licht zijn." Nu let op, vlug. Geen Schrift kan gebroken worden. Het moet allemaal worden vervuld.

131 Nu, hoe komt de zon op? Waar komt de zon op? In het oosten. Waar gaat zij onder? In het westen. De beschaving is met de zon meegereisd en zo ook het Evangelie. Begrijpt u het? Nu zijn we weer precies terug aan de westkust. Als we iets verder zouden gaan, komen we weer precies terug in het oosten; steken de Stille Oceaan over en zijn weer in het oosten. Daarin is niets, zie? Nu, de beschaving is met de zon meegereisd.

132 Het Evangelie is de wateren overgestoken. Het kwam uit het Middellandse Zeegebied en stak over, van Paulus naar Duitsland; van Duitsland stak het het Engelse Kanaal over naar Engeland; van Engeland stak het de Atlantische Oceaan over naar de Verenigde Staten, en nu is het weer terug in de Stille Oceaan.

133 Let op, dezelfde zon die opgaat in het oosten, is dezelfde zon die ondergaat in het westen: z-o-n. En dezelfde Heilige Geest Die op de dag van Pinksteren viel, in het oosten... Nu, het is een dag geweest die geen dag genoemd zou kunnen worden. Het is somberheid, een sombere dag, regenachtig. U ziet het hier in Kansas, regenachtig, somber. We hebben genoeg licht gehad om ons bij een kerk aan te sluiten en deze dingen te doen, genoeg licht om ergens toe te komen, maar Hij zei: "In de avondtijd zal het licht zijn, de Zoon zou weer terugkeren." En de Heilige Geest Die in deze laatste dagen weer terugkeert met de volheid van Gods kracht, het Woord dat gemanifesteerd wordt! Door het Lutheraanse...

134 En net als een piramide die opgebouwd wordt. De Lutheraanse, eerste reformatie; Wesley; Pinksteren; en nu precies erin geslepen. Want als de Hoofdsteen terugkomt naar de piramide zal deze moeten passen evenals de rest ervan. U kunt er zelfs geen mesblad tussen krijgen, zo volmaakt is het. En zo zal de bediening in de laatste dagen zo nauwkeurig zijn.

135 Zoals uw hand die het positief is en de schaduw van uw hand die het negatief is, na een poosje één worden. Ze worden zo... En dat is de wijze waarop de gemeente wordt, de bruid met Christus wordt; zij worden één, zoals elke man en vrouw. Zie? Ze komt rechtstreeks tot de laatste dagen en proberen wij dan te leven in de schittering van een andere dag? Hij is Dezelfde gisteren, heden en voor immer, identificeert Zichzelf volmaakt met Hebreeën 13:8: "Jezus Christus Dezelfde, gisteren, heden en voor immer."

136 Als wij geleefd zouden hebben in het tijdperk van Luther, kijken we regelrecht terug in dat tijdperk; we zien precies, in dat tijdperk van Sardis, dat Luther die boodschapper was, helemaal precies, met het paard dat in dat tijdperk met de rest ervan uitreed.

137 We vinden het Wesleyaanse tijdperk, het Filadelfia tijdperk. We vinden dat grote opwekkingstijdperk dat uitging, broederlijke liefde; we vinden Wesley, precies in de plaats waar de Bijbel zei dat hij was.

138 We vinden het vandaag precies waar Hij zei dat Hij was. Het is het uur, de tijd waarin wij leven.

139 Luister, die Grieken faalden Hem te zien. Waarom? "Heren, wij zouden Jezus willen zien." Zij faalden Hem te zien, omdat Hij gekleed was in Zijn menselijke tempel, God in een mens. Het menselijk vlees was wat hen verblindde. Zij konden het niet begrijpen. "U, Die een mens bent, maakt Uzelf God, of gelijk aan God."

140 Hij zei: "Wel, als u hen door de wet goden kunt noemen – en geen Schriften gebroken kunnen worden – en zij waren het tot wie het Woord van God kwam."

141 En dan, Hij is de volheid van dat Woord, het Woord voor die dag, de Zoon van God, de Verlosser. Toen God Zelf op aarde kwam en in een man woonde, om de dood op Zich te nemen, het geheel te verlossen, die boom uit de hof van Eden; niet de vrouw, de Man, de tweede Adam, die stierf en de grond inging om die substantie eruit te brengen, amen, deze bladeren die daarginds gevallen waren, om ze in de opstanding te voorschijn te brengen. Hoeveel zou daarover gezegd kunnen worden, het zou ons uren kosten!

142 Maar we zijn hier nu op deze plaats. De heidenen van die dag faalden het te zien, omdat het in menselijk vlees was. Ik vraag mij af of wij hetzelfde zullen doen. Ik vraag mij af of wij de droevige vergissing zullen maken die zij maakten: falen Hem te kennen, omdat Hij het Woord voor dat tijdperk was, dat geïdentificeerd werd in een menselijk lichaam... Een Jongen Die geen scholing had gehad, waarvan we nooit wisten of Hij naar school ging. We hadden geen geloofsbrieven dat Hij uit de een of andere organisatie van die dag kwam, geen opleiding, geen reputatie of iets, maar "een krankzinnige Man, een wijnzuiper, een Vriend van zondaars, een Mens Die de wereld op z'n kop zette, onwettig geboren; Zijn moeder werd zwanger van een soldaat; en had Zijn Naam aangenomen als de Zoon van God, of noemde Zichzelf een profeet, deze zogenaamde profeet uit Galilea."

143 Maar het Woord werd gemanifesteerd! "Zovelen als Hem ontvingen, gaf Hij macht om zonen van God te worden." En zo is het vandaag, als wij deze grote beweging van de Heilige Geest gemanifesteerd zien worden. "Zo velen Hem ontvangen, heeft Hij macht gegeven om zonen en dochters van God te worden." Jezus Christus geïdentificeerd als Dezelfde, door Zijn Woord, in elke generatie.

     Laten we onze hoofden buigen.

144 Christenvrienden, ik wil u vragen – laten we gewoon stoppen en even een ogenblik nadenken – is dit de Waarheid of is het een dwaling? Is het... Als het de Waarheid is, zijn we er alles aan verschuldigd. Waar gaan we heen? Waar is het einde hiervan? Hoe kun je zeker zijn dat je gelijk hebt? Nu, in den beginne was Hij het Woord en het Woord onderscheidt de gedachte die in het hart is. Dat deed het door de profeten, dat deed het door Christus en Hij beloofde het in de laatste dagen, want Hij is Dezelfde gisteren, heden en voor immer.

145 Hemelse Vader, neem Uw Woord, plaats het in het menselijk hart, zodat zij... Alle mensen tezamen, deze kleine groep mensen hier vanavond, we zijn ons bewust, Here, dat wij leven in de schaduwen van Zijn komst, en de schaduwen worden jaar na jaar meer positief. We zien de tekenen verschijnen, vreselijke gezichten. We zien het in de nieuwsbladen en in de tijdschriften. De maan verandert in bloed. We horen van aardbevingen over de hele wereld, die de hele wereld schudden.

146 En nu, op een dag schudde het de hele wereld toen de Zoon van God officieel was afgewezen en gekruisigd. En nu ontdekken we dat een grote groep, genaamd de Wereldraad van Kerken, Hem officieel heeft afgewezen, zoals ze in dit Laodicéa tijdperk zeiden, dat Hij buiten de kerk staat, kloppend op de deur, proberend om binnen te komen. En nu zien we dat er nog een aardbeving was die deze natie schudde, niet de andere naties, deze natie, die de hele wereld schudde; Jezus officieel afgewezen. En Hij staat vanavond te bedelen, grondig geïdentificeerd als Dezelfde gisteren, heden en voor immer.

147 Mogen de gelovigen het zien. Mogen zij die ziek zijn het zien, Here. Mogen dezen hier vanavond in staat zijn om Zijn kleed aan te raken, zoals zij deden in de voorbijgegane dagen. Genees de zieken en red de verlorenen. Wij vragen het in Jezus Christus' Naam. Amen.

     God zegene u.

148 Nu, even een ogenblik voor de gebedsrij. We hebben precies vijftien minuten om op tijd weg te gaan. Nu, al wat ik zou kunnen zeggen is, dat ik een mens ben. Mijn woorden kunnen falen zoals die van elk mens, ons allen. Ik heb vanavond aan u bewezen dat alle profeten en al het andere, hun fouten maakten. Maar God maakt geen fouten. Zijn Woord is de Waarheid. Hoevelen geloven dat Hij het Woord is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] God zegene u. Dat is waar mijn geloof op gebouwd is, op niets minder dan Jezus' bloed en gerechtigheid. Jezus is het Woord.

149 Nu, ik geloof dat Billy zei dat hij... Gaf hij gebedskaarten uit? Zijn er gebedskaarten uitgegeven? Ik weet het niet. Hij zei eerst dat hij niet geloofde dat ze zouden komen opdagen en er enige zouden uitgeven. Maar als ze gebedskaarten hebben uitgegeven, zullen we een kleine gebedsrij vormen.

150 Is er hier iemand met gebedskaart nummer 1? Laat ons zien wie gebedskaart nummer 1 heeft. Ja, hebt u nummer 1? Nee. Gebedskaart nummer 1, wie heeft die? Is daar een gebedskaart 1? Wel, misschien gaf hij ze niet uit vanaf nummer 1. Hoevelen... Huh? [Iemand zegt: "Hier is 1." – Vert] O, is hij daar? Ja. Goed, gebedskaart nummer 1, kom hier naar boven en sta hier bij mij, gebedskaart nummer 1.

151 Nummer 2, wie heeft nummer 2? Nummer 3. Nu, even een paar minuten, we... Nummer 3, wie heeft gebedskaart nummer 3? Kijk, er is een persoon hier op een veldbed. Laat iemand naar hun kaart kijken, als zij er een hebben. Nummer 3, nummer 4, 4, wie heeft gebedskaart nummer 4?

152 Het is een kleine kaart. Mijn zoon of één van de groep zal naar beneden komen en deze kaarten voor u nemen en ze allemaal door elkaar mengen en ze dan aan u uitgeven. En als ik dan... Dan laat dat zien... We hadden eens mensen die probeerden die gebedskaarten te verkopen, en dat is de reden waarom ze op die wijze geïdentificeerd worden, zodat je ze niet kunt verkopen, omdat hij het niet kan... en je niet weet wie daar naar boven komt. Als ik hier kom, begin ik niet vanaf een zeker getal. Ik begin gewoon zomaar ergens. In de loop van deze week zult u opmerken dat ik vice versa, heen en terug, op en neer, deze gebedskaarten krijg, zie. En op die wijze doen wij dat om te zeggen dat iedereen, op elke dag dat de gebedskaarten uitgegeven worden, de mensen elke dag een kans hebben om binnen te komen.

153 1, 2, 3, 4, 5. Ik zal ze stuk voor stuk noemen, omdat ik niet wil dat iemand doof is en dan zal zeggen: "Wel, niemand vertelde het mij", ziet u, en zij hun plaats in de gebedsrij misten. En waarschijnlijk, met een gebedskaart, wilden ze hem geen andere geven, zie.

154 Gebedskaart nummer 5, wie heeft die? 1, 2, 3, 4, 5. Gebedskaart 5? Dat is in orde. Als u er zeker van bent dat u 5 hebt, kom dan hier. Dat is goed. Nummer 6? [Leeg gedeelte op de band. – Vert] 11, gebedskaart 11. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, gebedskaart 10 en 11.

155 Kijk nu, het zou kunnen zijn dat iemand doof is. Kijk op de kaart van uw buurman. Helemaal in het rond, ik veronderstel dat ze hier alle door elkaar gemengd zijn. Goed. Hoeveel zijn er, Roy? Tel ze en kijk. 11? 12, 13, 14, 15. 1, 2, 3, 4... 15. In orde. Laten we daar even een ogenblik stoppen, omdat we niet te veel tijd hebben.

156 Nu, hoevelen hebben geen gebedskaart, en u gelooft dat God u genezen zal? Steek uw hand op. God zegene u. Dat is goed, heb dat geloof. Nu, bedenk vrienden, terwijl ze zich nu voor de gebedsrij klaarmaken, beweeg nu niet in het rond gedurende de volgende tien of vijftien minuten, totdat we klaar zijn, omdat, zie, u een geest bent.

157 Ik wil u iets vragen. Ik zei en las uit de Schrift dat Hij Dezelfde is gisteren, heden en voor immer. En nu tijdelijk – ik heb het in het begin nog niet gedaan – liet ik u zien dat Hij verondersteld wordt ditzelfde weer te doen in de laatste dagen. Hoevelen geloven dat? Maleachi 4 en alles ervan wordt verondersteld rechtstreeks weer terug te keren, en dat Hij weer neerkomt en Zichzelf identificeert in een profetische Boodschap om het hart van de kinderen terug te brengen tot het geloof; het apostolische Pinkstergeloof van de vaderen. Dat is precies wat verondersteld wordt gedaan te worden. Niet de een of andere geloofsbelijdenis, maar terug naar het oorspronkelijke geloof. Nu, we geloven dat met geheel ons hart.

158 Nu, sommigen van u daar, die geen gebedskaart hebben, bedenk nu dat ik Zijn dienstknecht ben en dat u Zijn dienstknecht bent, God in mij en God in u. U hebt een nood en ik ben hier om u te dienen, breng dat tezamen en het maakt God.

159 Nu, die kleine vrouw, op een keer. Laat mij u nog een Schriftplaats geven; ik geloof dat het ook in Johannes staat. Er was een kleine vrouw die een bloedvloeiing had. Laten we zeggen dat ze geen gebedskaart had en ze wilde dat er voor haar gebeden werd. Maar er stonden er zoveel dat zij niet in de rij kon komen. Dus zei ze: "Als ik alleen maar Zijn kleed kan aanraken, zal ik gezond worden." Hoevelen herinneren zich het verhaal? Wel zeker. En wat deed zij? Ze drong door die schare heen en raakte Zijn kleed aan.

160 Nu, het Palestijnse kleed hangt vrij en het heeft ook een onderkleed vanwege het stof op de ledematen, weet u, dus hangt het vrij. Nu, u zou de jas van een man kunnen aanraken en hij zou het niet voelen, slechts de zoom van zijn jas. Maar wat dan met dat grote, dikke, zware Palestijnse kleed dat naar beneden om Zijn voeten hangt? Zie? Hij voelde dat nooit lichamelijk.

161 Maar zij raakte Zijn kleed aan en trok zich terug in de schare. Laten we zeggen dat zij ging zitten. Ze kan ook zijn opgestaan, maar laten we zeggen dat ze ging zitten. Wat gebeurde er? Jezus stopte en zei: "Wie raakte Mij aan?"

162 En weet u, de apostel Petrus dacht dat dat zo belachelijk was, dat de mensen... Wel, hij bestrafte Hem daarvoor. Hij heeft misschien met andere woorden gezegd: "Wel, kijk, iedereen raakt U aan. Ze zullen denken dat U verstandelijk niet in orde bent. Zie? Wel, iedereen probeert U aan te raken, Rabbi."

163 Hij zei: "Maar Ik bemerk dat Ik zwak ben geworden. Deugd", dat is kracht, "is van Mij uitgegaan."

164 Die ene kleine vrouw nu, trok kracht uit Hem. Hij keek het gehoor rond en Hij vond haar, en Hij vertelde haar haar kwaal en wat er gebeurd was. De Bijbel zei dat "Hij nu een Hogepriester is Die aangeraakt kan worden door het gevoel van onze zwakheden." Klopt dat? Nu, als u datzelfde geloof hebt in dezelfde Jezus zal het hetzelfde voor u doen.

165 Nu, wees echt eerbiedig. Bid. Twijfel niet. Geloof met heel uw hart dat Jezus Christus Dezelfde is gisteren, heden en voor immer en Hij zal u deze zegeningen toestaan.

166 Nu, Vader, laat Uw grote Heilige Geest ons het in vlees geïdentificeerde Woord openbaren, in hun vlees en in mijn vlees. En moge het Woord en de belofte van het Evangelie dat vanavond gepredikt is, uitgelegd worden door de grote Heilige Geest Zelf, want Hij beloofde dat Hij met ons zou zijn. En Hij is Dezelfde gisteren, heden en voor immer. In Jezus Christus' Naam vertrouwen wij onszelf, met de boodschap, aan U toe, dat U het Woord zou mogen bevestigen met tekenen die volgen, zoals U deed overeenkomstig Markus 16. Amen.

167 Laat nu ieder echt eerbiedig zijn, beweeg alstublieft niet. Zit echt stil, zie. Nu, bedenk dat we soms in een conflict komen. Hoevelen zijn hierbinnen die wederom geboren Christenen zijn, laat ons uw handen zien. Wel, dat is fijn, dan weet u waar ik over spreek.

168 Nu, is dit de dame? Dit is de eerste dame in de rij. Goed. Nu, deze dame en ik zijn, voor zover ik weet, vreemden; een erg mooi beeld van Johannes, het vierde hoofdstuk. Jezus ontmoette een vrouw bij de bron van Samaria, een panorama, zoiets als dit, de eerste keer dat ze elkaar ooit in hun leven ontmoetten. En voor zover ik weet, is dit de eerste keer dat wij elkaar ontmoeten. We zijn vreemden voor elkaar. Als dat juist is, zodat de mensen kunnen zien dat het waar is, steek uw hand omhoog. Dus zie, dit is onze eerste keer.

169 Nu, als Hij Dezelfde is gisteren, heden en voor immer, dan zou nu door het spreken met de vrouw – op de wijze zoals Hij deed bij de vrouw bij de bron – iets worden ontdekt wat zij gedaan heeft of iets wat verkeerd met haar is, of iets op het... iets waar ik niets over weet, en zou het haar geopenbaard worden. Ik die haar nooit gezien heb, ik die pas... De eerste keer dat ik ooit in deze stad ben. En ik ben pas hier en zij is een vreemde. Nu, zou dat Jezus Christus Dezelfde maken gisteren, vandaag en voor immer? Zou dat het Woord maken tot een onderscheider van de gedachten die in het hart zijn? Zie? Zie? Het zou Hem tot Dezelfde maken als gisteren.

170 En hier zijn mijn handen en mijn Bijbel. Ik heb de vrouw nooit in mijn leven gezien. God weet dat. Zij is gewoon een vrouw die hier staat. Ik weet niets meer over haar dan iemand die hier wildvreemd is over haar weet. Dat is waar en zij weet dat.

171 Ik ken haar niet, maar Hij wel. En Hij is het Woord, en het Woord openbaart het geheim van het hart, vertelt de dingen, de verkeerdheden, vertelt haar iets. Als zij iets verkeerds heeft gedaan dat zij niet beleden heeft onder het bloed, zal Hij haar erover vertellen. Als zij een schijngelovige is, zal Hij haar erover vertellen. Als zij een gelovige is, zal Hij haar erover vertellen. Als er lichamelijk iets verkeerd is, zal Hij haar erover vertellen. Als zij er is voor iets anders, zal Hij haar erover vertellen. Hij kan dat allemaal doen, omdat Hij God is. Hij weet alle dingen. Ik weet het niet; zij kent mij niet en ik ken haar niet. Nu, als Hij dat op die wijze openbaart, weet u dat het nog steeds het Woord is, Hebreeën 4:12. Het Woord van God openbaart de geheimen die in het hart zijn, kent de toestand.

172 Nu, als God dit vanavond aan ons zal openbaren, zuster, zoals u en ik hier tezamen staan, dan zou u weten dat ik het niet kon zijn. Het zou Hem moeten zijn. Nu, ik wil gewoon een ogenblik tot u spreken, spreken in het Woord zoals dit. Wel, ik predik, ziet u, en dan kom ik terug. Ik spreek gewoon tot u, zoals Hij deed tot de vrouw bij de bron, een gesprek met haar voerde, totdat Hij ontdekte wat haar probleem was. Nu, als God aan mij zal openbaren wat uw probleem is, wel, dan zult u weten of het de waarheid is of niet.

173 En zult u allen geloven? Kent iemand van u daar de vrouw? Steek uw hand op als er enige mensen zijn... O ja, veel mensen kennen haar. Ja. In orde.

174 Nu, moge de Here Jezus dit toestaan. Zie? Dat zou niet alleen het gepredikte Woord zijn, het zou het Woord vleesgemaakt zijn, het uitsprekend, openbarend. Nu, de Bijbel zegt niet dat u hier zult staan en wat er verkeerd met u is en alles erover, en waar u hier voor bent of wat u hebt gedaan. Hij zegt dat niet. Maar het Woord komt neer, dat de Spreker identificeert, zie, dat het het Woord van God is. Dan is de boodschap waar, dan identificeert God dat de boodschap de waarheid is. De doop van de Heilige Geest en het volle Evangelie moeten dan de waarheid zijn als het juist geïdentificeerd wordt.

175 Eén ding, u bent helemaal nerveus, echt nerveus. U bent ergens over van streek. Dat is juist. U maakt u zorgen. U hebt dit gedurende enige tijd gehad. En wat het is, is een toestand aan uw ledemaat. Het is aan uw rechterledemaat. U bent bang dat het kanker is. Het maakt u helemaal bezorgd. Die rechterkant is helemaal mis. U wordt gekweld in uw maag, het maakt u ziek. Als dat waar is, steek dan uw hand op. Vrees niet, geloof alleen en Hij zal u gezond maken. Gelooft u het? [De zuster zegt: "Amen." – Vert] Goed, ga God ervoor danken en wees gezond. De Here zegene u. Ik wil nog even handen op u leggen.

176 Gelooft u dat Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

177 Nu, hier is opnieuw een beeld: een blanke man en een gekleurde vrouw. Jezus, een Jood, en zij, een Samaritaanse. Zie, Hij laat hun weten dat er geen verschil is in het menselijke ras. God stierf voor ons allen. Dat is juist. Hij is... "God maakte uit één bloed alle volkeren." Het land waarin wij werden grootgebracht, wat onze kleur verandert, had niets te maken met de binnenkant van ons. Ja, dat is juist.

178 Nu, u bent een Christen. Ik kan al gauw het welkomsgevoel bemerken, dat u een Christen bent. Dat is uw geest. Dat zou net eender zijn alsof Hij zei: "Zie, een Israëliet waarin geen bedrog is."

179 Nu, ik zie dat u erg ziek bent geweest. Een onderzoek bewijst dat u kanker hebt. Dat is zo. En gelooft u dat Hij mij kan vertellen waar die kanker zich bevindt? Volgens de statistieken is die kanker in de dikke darm. Als dat juist is, steek uw hand op. Nu, u weet dat hier Iets staat dat u kent. Gelooft u dat Hij u gezond zal maken? Als uw geloof Hem daarheen kan trekken, Zijn kleed kan aanraken en hetzelfde kan openbaren als wat Hij toen deed, ga Hem dan geloven en u zult er vrij van zijn en gezond zijn, als u het gelooft. Alleen geloof, gewoon dat eenvoudige, zuster, alleen maar geloven. Twijfel niet.

180 Ik veronderstel dat wij ook vreemden voor elkaar zijn? Wij kennen elkaar niet, maar God kent ons beiden. Gelooft u dat God aan mij uw moeite zou kunnen openbaren? Gelooft u dat Hij aan mij de moeite van iedereen daarbuiten zou kunnen openbaren? Gelooft u het?

181 Hoevelen daar geloven het? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

182 Hoe denkt u erover? Gelooft u met heel uw hart? Dan zullen uw galstenen u niet meer hinderen. Ik voelde het komen, dat ik de gedachten van de mensen las. Ik wenste slechts dat u zou zien dat ik het niet deed.

183 In orde, gelooft u dat ik Zijn dienstknecht ben? [De zuster zegt: "Ik geloof het." – Vert] Met heel uw hart? ["Met heel mijn hart."] Dank u. U bent een Christen. ["Dat ben ik."] Ja, u bent het en geen meelifter; een echte Christen en u bent wederom geboren. Goed. Gelooft u dat ik, die uw broeder ben, niets over u weet, maar dat onze hemelse Vader, Die ons beiden kent, aan mij zou kunnen openbaren wat uw moeite is? ["Dat geloof ik."]

184 Ik zie dat u er meer dan genoeg van hebt gehad. U hebt een operatie gehad en de operatie was voor kanker. Er werd een borst van u verwijderd. Zo is het, en u maakt zich er nog bezorgd over. Gelooft u dat u van nu af aan gezond zult zijn? Ga hier nu gewoon voorbij, terwijl u gelooft met heel uw hart, en God zegene u. Moge de Here God u genezen. Moge...

185 Heb geloof. Twijfel niet. Geloof slechts met heel uw hart dat Hij Dezelfde is gisteren, heden en voor immer.

186 Nu, gelooft u, dame? Wij zijn vreemden voor elkaar. Ik ken u niet. U kent mij niet. Wij zijn totale vreemden. Maar de hemelse Vader zou mij iets kunnen openbaren wat verkeerd is, iets wat u hebt gedaan, iets wat u niet had moeten doen of wel had moeten doen en niet gedaan hebt, wat het ook is, wat het ook zou mogen zijn, u zult geloven dat Hij Dezelfde is gisteren, heden en voor immer. U weet dat Hij het zou moeten zijn Die het zou doen. Is dat juist?

187 U maakt zich bezorgd over een gezwel en dat gezwel is op uw hoofd. U bent bevreesd. Zo is het. Gelooft u dat het er nu af zal komen, dat Jezus Christus u gezond zal maken? Zoals u het geloofd hebt, zo zal het voor u zijn. Ga met geloof. Amen. God zegene u. Ga gewoon op weg met geloof. Twijfel niet. Geloof slechts met heel uw hart.

     Heb geloof. Twijfel niet. Geloof slechts met heel uw hart.

188 Uw maag baart u zorgen; een maagkwaal. Wilt u gaan eten? Geloof. Dat is het.

189 Hoe maakt u het? Wij zijn vreemden voor elkaar. Ik ken u niet, u kent mij niet. Maar er is hier een onzichtbaar Iemand versluierd tussen ons in, Die weet wat uw moeite is. Ik zie u proberen... Ja, het is gewrichtsontsteking. Gelooft u dat Hij u daarvan gezond zal maken? [De zuster zegt: "Ja." – Vert] Ga, geloof het en u zult er nooit meer gebrekkig door zijn, als u het slechts gelooft.

190 U hebt veel dingen die u last hebben bezorgd: een vrouwenkwaal sedert een lange tijd; dan nog iets, het voornaamste waar u in geïnteresseerd bent om van genezen te worden is ook gewrichtsontsteking. Gelooft u dat Hij u gezond zal maken? Ga en geloof het. Dat is alles, heb slechts geloof en twijfel niet.

191 Ik ben een vreemde voor u. Ik heb u nooit in mijn leven gezien. Er is nog een vrouw die blijft verschijnen. Als God mij iets over u zal openbaren... Ja, ja. Het is een tumor; u ziet een operatie tegemoet. Die kleine vrouw die in die stoel ligt, ziet hetzelfde tegemoet; het is een tumor. Gelooft u met heel uw hart? Ja? God zal u beiden gezond maken, als u het zult geloven. Leg uw hand op haar. Dat is het. In de Naam van de Here Jezus, in de Naam van de Here Jezus, moge u genezen zijn, zuster.

192 Zie, u... Ik kan dat niet verklaren, vrienden; vraag het mij niet. Spanning, kracht, één... Wat is een tumor? Het is een gezwel. Wat is een gezwel? Een vermenigvuldiging van cellen. Wat bent u? Een vermenigvuldiging van cellen. Wat is een tumor? In de Bijbel wordt het een duivel genoemd, een pijniger. Ik zie hem om hulp schreeuwen en die antwoordde terug. Zie, twee, precies gelijk, en dat is wat het deed. Goed.

193 Kom, dame. Wij zijn vreemden voor elkaar. U hebt gedurende een lange tijd een zenuwkwaal gehad, die u een maagkwaal bezorgde, een maagkwaal, een maagzweer, zuur in uw maag, en uw tanden gevoelig, enzovoort. Gelooft u dat Jezus Christus u nu gezond zal maken? [De zuster zegt: "Amen." – Vert] Goed, ga en eet dan uw avondmaaltijd. Geloof met heel uw hart, Jezus Christus zal u gezond maken. Geloof het nu alleen maar. ["Halleluja! Dank U, Jezus."]

194 Wij zijn vreemden voor elkaar. Waar woont God in een menselijk wezen? In het hart. Dat is waar uw moeite zich bevindt, in uw hart, niet vanwege het gemis van God. Maar door uw geloof los te laten om die hartkwaal te genezen, en u zult gezond worden. Ga gelovend, geloof met heel uw hart. Nu, twijfel niet. Ga, gelovend.

195 "Als u kunt geloven, zijn alle dingen mogelijk." Hoevelen geloven met geheel hun hart? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Gelooft u dat God hier is om u gezond te maken? Bent u... Is het Woord vleesgemaakt? ["Amen."] Wat is het? Nu, het maakt niet uit hoeveel ik geloof, ú moet ook geloven. Zie, die vrouw die Zijn kleed aanraakte, geloofde.

196 Hier is een man die naar mij zit te kijken; hij heeft hernia en aambeien. Gelooft u dat God u gezond zal maken? Zo ja, dan kunt u hebben waar u om gevraagd hebt.

197 Is er hier nog iemand anders die gelooft dat God de zieken en de aangevochtenen geneest? Gelooft u dat het Woord vanavond het geheim van het hart kent? Gelooft u dat? In orde. Het is nu... We zijn werkelijk laat.

198 Hoe zou u dit geloven? Nu, u weet dat de Schrift duidelijk gemaakt is. Laat de sluier van het vlees u nu niet bekommeren. Zie? Bedenk dat het het beloofde Woord van vandaag is. Hoevelen begrijpen het? Het beloofde Woord. Ik weet niet hoeveel nabootsing u hebt gezien. Maar, zo helpe mij, Jezus Christus beloofde dit, en dit is waar. Zie, dat is waar.

199 Nu, Hij zegt ook, de laatste woorden die Hij zei voordat Hij de aarde verliet en naar de hemel opvoer: "Gaat heen in de hele wereld," Markus 16, "predikt het Evangelie. Wie gelooft en gedoopt is, zal behouden worden; wie niet gelooft, zal verdoemd worden. Deze tekenen zullen hen volgen die geloven..." Hebt u het ooit gelezen? Wat was de laatste opdracht? "Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij gezond worden." Hoevelen weten dat dat waar is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

200 Nu, ieder van u die een paar ogenblikken geleden uw hand opstak dat u een gelovige was, zou u daar niet uw handen op elkaar willen leggen? We hoeven niet door te gaan. U weet dat Hij hier is, waarom niet gewoon onze handen op elkander leggen en bidden voor die persoon die bij u zit, als u een gelovige bent? Nu, Hij zei het! Nu, nee, ik ben het niet alleen, ú bent het, een ieder van u. Gelooft u het nu? Zeg: "Amen." [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] In orde.

201 Nu, zie, bid niet voor uzelf, omdat de persoon die zijn handen op u heeft, voor u bidt. Zie, u bidt voor hen en ik zal voor u allen bidden. En als u het slechts eendrachtig gelooft, zal dit één van de grootste tijden zijn die u ooit gezien hebt.

202 De tegenwoordigheid van Jezus Christus die de gemeente moet verlichten om te weten dat in deze laatste dagen, waarin geloofsbelijdenissen en denominaties en ismen en alles het Woord helemaal hebben verstikt, en Jezus, het Woord, buiten de gemeente hebben gezet. En u ziet Hem rechtstreeks terugkomen onder de mensen en Zichzelf identificeren, zoals Hij beloofde in de laatste dagen dat de Zoon des mensen geopenbaard zou worden. Hij werd geopenbaard in de doop; Hij werd geopenbaard in Goddelijke genezing. Hier is Hij in Zijn laatste attribuut. Bedenk, dat was het laatste wat Abraham zag voordat het vuur viel en de heidenwereld oordeelde en voordat de beloofde zoon, Izak, op het toneel kwam. Dit is het laatste wat de Christelijke gemeente zal zien in het wonderteken tot de verschijning van Jezus Christus. Als God mij gunst in uw ogen heeft gegeven, geloof mij dan in de Naam des Heren, dat er in de Bijbel niets anders is overgebleven om gedaan te worden dan het merkteken van het beest aan te nemen; en u hebt het zegel van God.

203 Bid voor die persoon die daar ligt, die vlak bij u zit. Leg uw hand op hen. Ik keek uit naar kreupelen; ik zie er geen. Maar dat hospitaalbed, geloof ik, is al... o... Goed, leg uw handen op elkaar en bid.

204 Dierbare Jezus, grote, onberispelijke Zoon van de levende God, Die hier vanavond is in de vorm van de Heilige Geest, Die Zijn vorm veranderde en neerkwam en Zijn Woord rechtstreeks in menselijk vlees openbaarde; mannen, vrouwen, van allerlei levenswandel, die laten zien dat Hij nog steeds leeft. Hij is Dezelfde gisteren, heden en voor immer.

205 Here Jezus, we zijn hier in deze grote stad Topeka; we zijn hier vergaderd met Uw kinderen. En wij bidden dat als U zo geïdentificeerd bent onder ons, dat U nu Uw Woord zult bevestigen, de laatste opdracht, zeggende: "Zij zullen handen op de zieken leggen, zij zullen herstellen." En mensen, belijders en wederom geborenen door de Geest, leggen nu hun handen op elkaar om zich met elkaar te identificeren met Uw opdracht en Uw Woord.

206 Nu, Satan, je kunt deze zieke mensen niet langer vasthouden. Ze zijn onderdanen van het Woord van God. Kom uit hen, de ziekte in hun lichaam. Pijnig hen niet meer. Laat hen vrijuit gaan, van deze avond af aan. Wij, als de dienstknechten van God, die geïdentificeerd zijn om het Woord te bevestigen, bezweren je in de Naam van de levende God, Jezus Christus, het Woord vleesgemaakt onder ons. Kom uit deze zieke mensen en laat hen gaan terwille van het Koninkrijk van God en het bevel dat aan ons is gegeven door Jezus Christus, de Zoon van God. Amen.

207 Allen die geloven en Uw genezing aannemen zonder enige schaduw van twijfel, hier binnen het voorhangsel van de Shekina heerlijkheid om het beloofde Woord te zien waar we deze week dieper op in zullen gaan, zien het hier recht vóór ons gemanifesteerd. Laten we op onze voeten gaan staan en zeggen: "Ik aanvaard nu mijn genezing. Ik geloof dat Jezus Christus mij nu geneest. Met mijn hele hart geloof ik het. Ik neem het aan, in de Naam van Jezus Christus." God zegene u. Steek nu uw handen omhoog. En ieder van u, op uw eigen wijze, geef Hem dank voor uw genezing. Amen.