Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
audioE-BookPrint
AudioAudio
mp3 Download mp3mp3 is een populaire audioformaat dat op vrijwel alle mediaspelers te beluisteren is. meer info...
m4b Download m4bM4B is een Audiobook formaat voor Apple apparatuur (iPod, iPhone etc...) Uw plek wordt bewaard e.d. meer info...
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Deuren in een deur

Door William Marrion Branham

1 ... hier deze morgen. Ik dacht aan de tijd dat ik voor het eerst in Flagstaff kwam. Het is, denk ik, ongeveer achtendertig, misschien veertig jaar geleden. Ik sprak over 'de heuvel opkomen'. Er was geen sneeuw, maar mijn kleine T-Ford kon nauwelijks de heuvel opkomen. Hij reed dertig mijl per uur, maar dat is vijftien deze kant en vijftien die kant, weet u, over sommige van die wegen die wij hier hadden. En het was bepaald een...

2 [Een broeder op het podium zegt: "Waarom vertelt u ons niet dat Ford-gedicht?" – Vert] Broeder Carl! ["Alsjeblieft."] Nee. Hij spreekt mij over een klein gedicht dat ik eens had, over mijn Ford. Het is geen goede plaats om het te vertellen, broeder Carl.

3 Zo, wij zijn zeer dankbaar. En ik had zovele fijne getuigenissen deze morgen, die ik hoorde van deze broeders, ik ontmoette sommigen van de mannen.

4 En er was een prediker hier die net sprak, een kleine Spaanse broeder die zijn... het was tijd voor de kleine jongen om te zingen. Was dat niet wonderbaar voor een jongen van zes jaar? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] My, de mooiste stem die ik ooit hoorde, van een kleine jongen zoals hij.

5 Nu, deze broeder, de broeders vergaten het, maar hij houdt een samenkomst hier in uw stad. Ik denk dat het ginds bij de 'Church of God' of 'Assemblies of God' is? [De broeder zegt: "Assemblies" – Vert] De 'Assemblies of God', ginds bij de 'Assemblies of God'. En ik ben er zeker van dat men uw aanwezigheid zou waarderen. Hoe lang duurt de samenkomst, broeder? ["Tot en met zondag."] Tot en met zondag. ["zondagavond."] Tot en met zondagavond. ["Wij hebben een 'singspiration' vanavond."] Wat zegt u? ["Wij hebben een 'singspiration' vanavond."] 'Singspiration' vanavond. Nu, u bent allemaal hartelijk uitgenodigd om naar deze samenkomst te komen. ["Om half acht."] Om half acht vanavond. En waar is de gemeente gevestigd, broeder? ["113 West Clay."] Zou u ons willen zeggen waar het is? ["113 West Clay."] 113 West Clay Street, precies hier in de binnenstad van Flagstaff. En ik ben zeker dat u...

6 Is de kleine jongen bij u? [De broeder zegt: "Nee" – Vert] Nee, zijn vader zal zingen. U zingt, nietwaar? Wel, dat is fijn, ik raadde dat goed voor een keer. Wel, dat is zeer zelden dat u dat ziet; maar gewoonlijk als er één talent in de familie is, is de rest van de familie wat minder. Dus hebben zij... ["Het begon allemaal met vasten en bidden, broeder Branham."] Vasten en bidden, nu, dat is erg fijn.

7 Nu, weet u, als Amerika, als al onze Amerikaanse gezinnen zo waren, zou men de hele politiemacht kunnen ontslaan. Het duizendjarig rijk zou beginnen, nietwaar? Het zou gewoon... Het zou allemaal goed zijn dan. Dat is juist. De dood zou verdwijnen, alle ziekten, zorgen, alle teleurstellingen, en wij zouden met Christus zijn.

8 We zijn gelukkig en ik hoor al deze fijne getuigenissen! Ik had het voorrecht om broeder Earl voor de eerste keer te ontmoeten. En gisteravond sprak ik met zijn vrouw en zij werd er verschillende keren uitgeroepen in de samenkomsten, en genezen; en zij zei dat zij bij de laatste samenkomst op het podium was.

9 En het was een beetje humoristisch. Ik herinnerde mij broeder Earl niet hoewel ik ooit zijn hand heb geschud. En ik zat bij het venster, gisteravond, uitkijkend naar zijn komst. En er kwam een hele grote man aan en hij had een zwarte snor. Ik zei: "Hier komt hij." Billy, mijn zoon, zei: "O nee", dat is broeder Earl niet. Hij is veel jonger dan die kerel. En toen ontmoette ik zuster Earl hier gisteravond en had het voorrecht om in hun fijne huis te zijn hier in de stad.

10 Dit is een mooie plaats. Ik wil het altijd 'flagpole' noemen in plaats van Flagstaff, helemaal boven op de heuvel hier, zie. En ik zeg u, als er hier iemand is van Texas, mag u nu opscheppen. Ik verliet Tucson gisteren, bij ongeveer 72 F of 75 F, ergens daaromtrent en hier boven heb ik een overjas aan vanmorgen. Ziet u wat zij in Texas hebben, hebben wij in Arizona, nietwaar? Dat is juist. (Wij zijn er precies.)

11 Deze tijd van gemeenschap! Velen van u hebben broeder Bosworth misschien gekend. De oude doctor Bosworth, een vriend van mij, was één van de heiligste oude mannen. En hij zei mij eens: "Broeder Branham, weet u wat kameraadschap is?"

     Ik zei: "Ik denk van wel, broeder Bosworth."

12 Hij zei: "Het zijn twee kameraden op één schip; zij moeten een beetje met elkaar delen."

13 Dat is dus wat kameraadschap is; wij nemen en geven, delen met elkaar; met broeder Carl Williams, heel de rest, broeder Outlaw. O, een van de eerste mensen die ooit één van mijn samenkomsten in Arizona sponsorde was broeder Jimmy Outlaw en wij zijn boezembroeders geweest vanaf die tijd. En we zijn heel blij voor u allen, voor de predikers en de broeders die wij hier ontmoeten. Ik heb geen tijd om iedereen een hand te geven zoals ik graag zou willen, maar het is een kameraadschap waardoor wij dichter bij elkaar komen.

14 Het herinnert me gewoon aan de Phoenix-conventie. Ik heb het voorrecht gehad, sinds de eerste afdeling begon, de afdelingen te helpen organiseren en daarin te spreken. Het is de enige organisatie waartoe ik behoor, en het is eigenlijk geen organisatie. Het is gewoon een organisme wat onder de mensen werkt.

15 En indien sommigen van u hier deze morgen niet behoort tot deze gemeenschap van Christelijke Zakenlieden van het Volle Evangelie, laat... als u gelooft en mijn woord wil nemen, het is één van de fijnste groepen mensen. En prediker broeders, het is niet tegen uw gemeente, het is vóór uw gemeente. Ziet u, het is hun wijze om positie te nemen binnen de gemeente.

16 Ik keek naar deze lieflijke dame hier die net dat lied zong. Ik heb vele pogingen gehoord, maar die dame had een stem die het kon dragen, weet u, zonder te piepen. Ik vond het zo mooi, dame; het was erg, erg fijn. Men zei dat het de vrouw van een prediker hier was. En broeder, u zou haar moeten hebben om u elke avond in slaap te zingen, dat zou erg fijn zijn, erg fijn. Het was zeer fijn gezang. Ik waardeerde het.

17 En deze morgen doet me een beetje denken aan een klein verhaal. Ik houd ervan te jagen en te vissen en één van de redenen dat ik hier in Arizona ben, is om te jagen en te vissen. En ik houd ervan. En ik was eens aan het vissen in New Hampshire.

18 En ik denk dat ik veel metgezellen hier binnen heb die er ook van houden om te vissen, zowel mannen als vrouwen, ziet u. Wij houden er allemaal van.

19 Ik had een kleine tent die ik ginds hoog in de bergen opzette, daarboven waar de makkers die een beetje gezet zijn niet kunnen wandelen. En daar waren een hoop van deze mooie Amerikaanse beekforellen en de bruine, 'square-tail' forel, 'cut-throat' forel. O, zij zijn gewoon vol, die kleine zijrivieren die naar beneden stromen van de top van de bergen van New Hampshire. En een hele hoop kleine forellen, misschien dertig centimeter lang! Ik zou slechts... Ik ging daar heen en ving ze, gewoon voor het plezier om ze te vangen, en ze dan los te laten. Als ik er een doodde dan at ik hem op, ziet u.

20 Er was daar van die elandswilg die daar groeit en elke keer als ik mijn vliegenlijn wilde gooien..., ik had een 'Royal Coachman' [een soort forelvlieg], kwam ik met de lijn tussen die elandswilg terecht. En ik dacht: "Wel, ik zal een bijl halen en daar naar boven gaan deze morgen, om die elandswilg weg te hakken, zodat mijn lijn er niet meer in terecht kan komen." O, ik keek onder een oude... Het leek wel als een beverdam, zo lagen ze daar gewoon, gewoon wachtend tot die 'coachman' [kunstvlieg] op hen kwam. En nu, de hele avond... Ik was gewoon mijn haar uit te trekken (en te gebruiken), maar ik heb er nu niet genoeg haar meer voor om een kunstvlieg te maken. Zo dus, ik hield ze gewoon in de gaten. En ik ging daar naar boven die morgen, nam een kleine, oude bijl en hakte die elandswilg om. En toen ik er drie of vier had gevangen, die ik als ontbijt zou gebruiken, ging ik terug. En ik ben niet zo'n goede kok. Ik vertelde mijn vrouw dat ik geen water zou kunnen koken zonder het aan te laten branden; u kunt zich dus voorstellen dat het niet erg best ging met koken.

21 Toen ik terugging, was er een oude moederbeer met twee jongen in mijn kleine tent geweest. En u spreekt over een puinhoop; u weet niet wat een puinhoop is totdat u een beer in de tent laat komen. Het is niet... wat zij eten, het is wat zij vernielen. Ik had een klein kookstel, een klein schaapherders-kookstel daarbinnen en zij sprongen gewoon op en neer op dit kleine kookstel, zodat u de pijp kon horen ratelen, ze stampen het gewoon in stukken, weet u. (En toen ik boven kwam.) Ik had een klein oud roestig .22 geweer daarin liggen, maar ik had de bijl in mijn hand.

22 En weet u, toen ik er aan kwam, rende de oude moeder naar de ene kant; en riep haar jongen. En één jong volgde; maar het andere bleef zitten, een wat kleine makker. In mei, weet u, zij komen net naar buiten. Hij had zijn rug helemaal naar mij toe gekromd, op die manier. En ik dacht: "Wat doet hij?" Wel, toen keek zij naar mij. En ik keek uit naar een boom om te zien hoe dichtbij die was, omdat zij u aan kunnen vallen, weet u, omwille van de jongen. En je kan het niet met ze uitpraten. Ik lette dus een poosje op de oude moeder, weet u. Zij bleef roepen en lawaai maken, zoiets als een vogel. U zou moeten weten hoe ze klinken. Zij bleef dus dat jong roepen en dat jong wilde niet komen.

23 Wel, ik dacht aan mijn geweer. En ik dacht: "Nee, als ik naar binnen zou gaan en dat geweer grijpen en de oude moeder neerschieten, laat ik twee wezen in de bossen achter" en ik zou daar niet schuldig aan willen zijn. En bovendien zou die .22 voor haar omvang een beetje te klein zijn. En soms gaat het niet af, u zou het drie of vier keer moeten afdrukken om het te laten schieten. Ik dacht dus: "Wel, ik klim gewoon in die boom; als zij naar me toe komt, zal ik daarboven in de boom klimmen, een klein twijgje pakken en haar op de neus slaan." Hun neus is erg teer. En zij gaan dan jankend weg, en laten u alleen. Ik dacht dus: "Ik zal in die boom klimmen."

24 Maar de nieuwsgierigheid van die kleine makker, die daar zo zat. En ik dacht: "Wat doet hij?" Ik bleef dus rondsluipen, op haar letten, weet u, een beetje verder weg van haar en dichter bij de boom, omdat zij dat jong bleef roepen. Ik ging dus een beetje verder weg en weet u wat die kleine makker gedaan had?

25 Nu, ik houd van pannenkoeken, zoals u het hier noemt. In het zuiden noemen wij ze 'appelflappen'. En ik ben niet erg goed in het bakken ervan, maar zeker goed in het eten ervan. En weet u, ik was een Baptist. En ik houd er niet van om te besprenkelen. Ik houd er echt van om ze te dopen, ik doopte ze in de stroop. Ik had dus een kan met stroop van deze grootte ongeveer, die daar stond, een emmer van twee liter voor mijn pannenkoeken.

26 U weet dat een beer van zoetigheid houdt. En die kleine makker had de emmer met stroop open gekregen. En hij zat daar met die kleine poot van ongeveer zó groot. En zijn poten zaten er onder en hij sloeg zijn kleine klauw naar beneden en likte op die manier, weet u. Dat is juist. En hij likte met die kleine tong. En ik begon... Als ik een camera had gehad, zou ik dat graag hebben laten zien vanmorgen, om er naar te kijken. En daar was hij, zijn kleine klauw naar beneden houdend en zó likkend. En ik schreeuwde: "Ga daar weg." En hij besteedde helemaal geen aandacht aan mij en bleef gewoon zo likken. Hij sopte die emmer uit, ziet u.

27 En ik schreeuwde naar hem zodat hij zich omdraaide en naar mij keek. Hij kon zijn ogen niet open krijgen, hij zat zo onder de stroop, weet u. Helemaal over zijn ogen, zijn kleine buik, hij zat zo vol van stroop als maar kon. En toen, na een poosje, waggelde hij zijwaarts weg en ging naar zijn moeder. Zij namen hem mee de struiken in en begonnen hem af te likken. Zij waren bang om bij de emmer te zitten, maar zij konden hem aflikken.

28 En ik zei: "Als dat geen type is van een goede, oude pinkstersamenkomst; gewoon zo vol worden van goede, zoete dingen, dan gaan zij naar buiten en iemand likt het er vanaf. Dat is een echte samenkomst waar gemeenschap is." Nu, wij komen gewoon op die manier, om onze handen tot aan de elleboog in de emmer van Gods zegeningen te steken, ieder van ons. En ik ben er zeker van dat u dat zult vinden bij de opwekking die daar bezig is, bij de 'Assemblies of God'. De Here zegene u.

29 Ik vertelde in Phoenix, onlangs, een kleine... Ik hoop dat het niet heiligschennend klinkt, een kleine grap over een prediker die twintig jaar lang elke morgen naar het podium ging; hij predikte twintig minuten en dan was het klaar. Daarom kon men niet begrijpen waarom hij op een morgen ongeveer vier uur predikte. En de diakenen riepen hem en zeiden: "Voorganger, wij houden echt van u. Wij vinden uw boodschappen wonderbaar. Als raad van diakenen hebben wij op u gelet en u gecontroleerd op de tijd – dat het elke zondagmorgen precies twintig minuten was. Deze morgen was het vier uur. Wij begrijpen het niet".

30 Hij zei: "Ik zal het u vertellen, broeders. Elke morgen wanneer ik ging prediken, wanneer u mij naar het podium riep, kwam ik binnen en legde een van deze 'Life Savers' [soort snoepje] onder mijn tong. En in twintig minuten, als die 'Life Saver' op was, was ik klaar; dan weet ik dat het tijd is om te stoppen. De fout was deze morgen dat ik een knoop had."

31 Carl Williams en Jewel Rose, echte boezembroeders en vrienden van mij; zij gingen naar de stad op een dag en hadden een knoop die zo groot was, om aan mij te geven, maar ik heb hem deze morgen niet bij mij. Zo dus, wij zijn dankbaar om hier te zijn.

32 Nu, kent iemand hierbinnen doctor Lee Vayle? Ik denk misschien niet. Hij was een Baptisten-predikant, doctor in de godgeleerdheid en hij heeft zijn titel gehaald. Hij was leraar op de middelbare school om mee te beginnen en hij is een erg fijne geleerde man. En ik zond hem mijn banden van de 'zeven gemeentetijdperken' om ze op orde te brengen, wat de grammatica betreft. Omdat mijn oude Kentucky taal (hit, hain't, tote, carry en fetch) niet goed overkomt bij mensen die de boekjes lezen. Hij controleerde het dus voor mij op de grammatica. En hij zond het een paar keer heen en weer, nadat hij er doorheen was, voor meer verklaringen. Wel, het boek gaat nu ter perse, na ongeveer drie of vier jaar.

33 Hij vroeg mij: "Kan ik een boek schrijven, gewoon mijn commentaar?"

     En ik zei: "Wel, dat is in orde, broeder Lee."

34 Toen zei hij: "Ik zal iets zeggen: het is niet om verkocht te worden, maar om weg te geven."

     Ik zei: "Wel, dan ben ik er zeker van dat het in orde is." Ziet u?

35 En men had dus een groep van ongeveer tien mensen om het financieel te steunen, wat hem ongeveer vijftienhonderd dollar kostte, geloof ik, naar ik begreep voor tienduizend exemplaren. En dus, wij hebben ze; het kwam allemaal van de pers een paar dagen geleden en gisteren kregen we er twee of drie. Billy bracht ze mee. En ze geven ze weg. Nu, ik heb het niet gelezen; ik weet niet wat hij zegt... Dit is door geloof. Maar ik ben er zeker van, dat als u er een zou willen hebben, schrijf ons gewoon, dan zal het u gratis toegezonden worden. Ziet u? De titel is: "De profeet van de twintigste eeuw."

36 En ik zag de foto hier, op de voorkant van het boek... Velen van u hebben deze foto natuurlijk en zagen het; dat is waar de Engel des Heren werd gefotografeerd te Houston, Texas. Maar men sneed er een gedeelte van weg.

37 Dan zie ik hier wat achterin. Hoevelen hier zijn ooit in één van de samenkomsten geweest? Laten we kijken. Ik denk dat nagenoeg iedereen van u wel eens geweest is. U hoorde mij vele keren zeggen: "Die schaduw hangt over iemand." Nu, ziet u, als u iets beweert en het is niet de waarheid, zal God er niets mee van doen hebben. U weet dat God niet samengaat met leugens, maar Hij steunt slechts de waarheid.

38 Toen Hij Mozes vertelde, toen Hij hem daarginds in de woestijn ontmoette, in de Vuurkolom, ginds in die brandende struik... Toen Hij die mensen eruit bracht die Mozes volgden gedurende de reis, toen kwam diezelfde Vuurkolom neer op de berg Sinaï, en betuigde dat wat Mozes had gezegd de waarheid was.

39 Nu, God zal dat doen. Hij doet dat altijd. Dus dit licht hier brengen wij natuurlijk in verband met God omdat Het dezelfde natuur en alles heeft als wat Hij had toen Hij hier op aarde was.

40 Toen werd daarover gezegd: "Ik zie dat deze persoon hier overschaduwd wordt door de dood, een donkere schaduw." Hoevelen, velen van u hebben dat horen zeggen! Wel, onlangs hier in een samenkomst was er iemand nieuwsgierig die wilde zien of men er een foto van kon maken terwijl het werd gezegd. Dus zij... Er was een dame die dichtbij zat en deze man had een camera. En ik zei: "Deze dame die hier zit is mevrouw Zus-en-zo", wat het ook is. Ik zei: "Zij is met de dood overschaduwd, want zij heeft kanker." En op dat moment maakte hij de foto omdat het dichtbij was. En daar was het, ziet u, die bedekkende zwarte kanker van de dood hing over de vrouw. En toen sprak de Heilige Geest opnieuw...

41 Nu, toen men dit in het boek plaatste, heeft men het afgeknipt, dus hebben ze dit gewoon hier in gedaan totdat zij een andere druk van het boek maken. En daarom zult u dat losse blad daarin zien. Ik denk dat het "De stem van genezing" was die het boek drukte.

42 En nu, het is helemaal gratis. En de sponsors hier achterin het boek, die er vijftienhonderd dollar in staken om het uit te geven voor het publiek, om door het publiek gelezen te worden. Het is dus gratis en het is een mooi, klein boek. En ik ken de inhoud niet, ik heb het nooit gelezen; de Vader weet het.

43 Maar het was er. Voor mij is het absoluut de Waarheid. Daar kijken wij naar uit: de Waarheid. Jezus zei: "Gij zult de Waarheid weten en de Waarheid zal u vrij maken." En Hij is de Waarheid. Hij is Jezus, de Zoon van God, de Waarheid van het Woord, omdat Hij het vleesgemaakte Woord was. "In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God en het Woord werd vleesgemaakt en woonde onder ons." Dan maakte dat Hem de Waarheid omdat het Woord de Waarheid is en Hij was de Waarheid.

44 Nu, wanneer wij Hem terug zien keren in deze laatste dagen, deze grote beweging van God die zich beweegt over de natie, de wereld, een volk verzamelend voor de bruid; dat is de Waarheid.

45 Jaren geleden zei men: "Er was niet zoiets als spreken in tongen. Het was onzin." God beloofde het en Hij bewees dat het de Waarheid was. Dat is juist.

46 Ik geloof dat het onze dierbare zuster daar was, die zich zozeer met de kinderen bezighoudt over hun doop, die deze morgen zei: "U kunt iemand in tongen horen spreken. Maar om iemand in tongen te horen zingen, dat is zoiets prachtigs."

47 Ik herinner mij mijn eerste ervaring bij de 'Rediger Tabernacle' in Fort Wayne, Indiana. En ik sprak, ik had een genezingsdienst, na de dood van broeder B.E. Rediger. En broeder Bosworth was daar geweest en Paul Rader. En velen van u, oudere mensen zoals ik, u herinnert zich Paul Rader; hij was net als wij, een Baptist; wij waren dus grote vrienden. Terwijl wij daar spraken, baden wij voor de zieken. Het was een vreemde zaak voor de mensen, maar een dame bracht een kleine jongen die kreupel was en toen hij over het podium kwam, verscheen het visioen van de Here en vertelde alles over wat er aan de hand was met de kleine knaap. En ik vroeg het meisje mij de kleine jongen te overhandigen.

48 Nu, gewoon omwille van het getuigenis van de zuster, opdat u kunt zien welke vreugde en wat de ware wonderen van Gods genade kunnen doen als het werkt overeenkomstig het Woord van God, ziet u, Gods belofte voor het uur...

49 Nu, Gods belofte aan Noach zal voor ons vandaag niet werken. Gods belofte aan Mozes... wij zouden Mozes' boodschap niet kunnen hebben. Mozes zou Noachs boodschap niet kunnen hebben. Wij hebben de boodschap van het uur gekregen. Wij zouden Luthers boodschap niet gehad kunnen hebben. Wij zouden de boodschap van Wesley niet gehad kunnen hebben. Dit is een andere tijd. God heeft Zijn Woord voor elk tijdperk toebedeeld. En als dat tijdperk komt, zendt Hij iemand om dat Woord te betuigen, te bewijzen dat het waar is. En nu zien wij in elk van hen, precies wat Jezus zei toen Hij op aarde was; Hij zei: "Gij bouwt de grafsteden van de profeten en uw vaderen brachten hen daar in."

50 Nu, mijn familie is Katholiek, zoals u weet ben ik een Ier... Zij spreken over St. Patrick; de Katholieken maken aanspraak op hem. Wel, hij is gewoon net zoveel Katholiek als ik het ben. Zij spreken over Jeanne d'Arc. Zij verbrandden dat meisje op de brandstapel als een heks, wij weten dat allemaal, omdat zij geestelijk was en visioenen zag. Natuurlijk, men groef een paar honderd jaar later de lichamen van die priesters op en men deed boete en wierp hen in de rivier. Maar dat is er niet voor nodig, ziet u.

51 Zij missen het altijd. De mens prijst God altijd voor wat Hij deed, kijkt uit naar wat Hij zal doen en weet niet wat Hij aan het doen is. Dat is gewoon de natuur van de mens. En hij heeft zijn natuur niet veranderd, de wereldse mens.

52 Wij ontdekken dus dat onze boodschap vandaag is, de boodschap die wij hebben: "Kom uit van Babylon en wees vrij en wees vervuld met de Geest en uw lampen in orde gebracht en kijk omhoog, onze verlossing is nabij." Deze dingen zijn vreemd voor vele mensen die de Naam van onze lieflijke Here fluisteren en aanroepen.

53 Maar toch, te midden van dat alles, hebben wij niets tegen die mensen, die denominatie-mensen. Zij zijn in orde, zij zijn fijn. Zij zijn onze deelgenoten in het Evangelie, omdat Jezus zei: "Niemand kan tot Mij komen tenzij Mijn Vader hem trekt. En al wat de Vader Mij gegeven heeft zal komen."

54 Wij zijn alleen verantwoordelijk voor het zaaien van zaden. Sommige vallen langs de kant van de weg, sommige in verschillende soorten grond, sommige kwamen goed terecht en brachten honderdvoudig voort. Dus, wij zijn gewoon zaaiers. God is Degene die het leidt wanneer het valt. En wij bidden dat er deze morgen misschien een klein zaad ergens zou neervallen, dat iemand zou kunnen bemoedigen. En gewoon als een mens...

55 Om mijn getuigenis over die kleine dame te beëindigen waarover ik sprak. Deze dame bracht deze kleine baby, een kleine jongen, ik schat van ongeveer tien, twaalf jaar oud en misschien niet eens zo oud, omdat deze vrouw hem droeg. En zij overhandigde hem. En precies op dat moment, terwijl ik in gebed was voor het kind, sprong de kleine makker uit mijn armen en rende het podium af, voor ongeveer vijfendertighonderd of vierduizend mensen. En toen het gebeurde, was het eerste dat zij zagen gebeuren, dat de moeder, die vooraan zat, een flauwte kreeg en neerviel. En een klein Amish meisje...

56 Bent u bekend met de Amish? Ik weet niet of u hen hier hebt, lang haar, het zijn erg lieflijke mensen, erg zuiver en goed. Weet u, dat wij niet één geval van jeugdmisdadigheid hebben onder al de Mennonieten of Amish. Noem hen 'vreemd' als u wilt, maar zij hebben iets wat in onze huizen ontbreekt. Men heeft niet één verslag in de gerechtshoven van jeugdig wangedrag onder hen. Zij voeden hun kinderen gewoon op één manier op en dat is de wijze waarop zij gaan.

57 En deze jongedame was een bekend pianiste, een mooie, jonge vrouw met lang blond haar dat van achteren was opgemaakt. En toen zij het zag... Nu, zij was Amish, zij wist niets over Pinksteren en ik evenmin. Maar toen zij over het podium keek en die kleine jongen daar zag lopen, wierp zij haar handen in de lucht.

58 Nu, ik weet dat er fanatisme is en ik hoop dat ik daar niet vatbaar voor ben. Ik ben geen leugenaar. Ik ben het niet. Als ik verkeerd ben, ben ik niet opzettelijk verkeerd; ik ben onwetend verkeerd.

59 Maar dit meisje wierp haar handen in de lucht en dat haar viel neer over haar schouders en zij begon te zingen in een onbekende tong. En zij speelde het lied "De dierb're Heiland is nabij, de liefdevolle Jezus." En toen zij vandaar opsprong... Ik weet dat dit erg vreemd klinkt nu. Maar dit meisje wist niets over spreken in tongen, maar zij zong in een onbekende tong: "De dierb're Heiland is nabij, de liefdevolle Jezus." En die piano speelde voortdurend: "De dierb're Heiland is nabij, de liefdevolle Jezus." Wel, de altaren stroomden vol en op het balkon, in de zaal, schreeuwden mensen! Dat meisje stond daarginds met haar gezicht naar omhoog, op deze manier, in andere tongen sprekend en de ivoren toetsen van de piano bewogen nog steeds:

De dierb're Heiland is nabij;
De liefdevolle Jezus;
Zijn woorden troosten u en mij,
O, hoort de stem van Jezus.

60 Oh! "Wat het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord, dat is wat voor ons is weggelegd." Weet u wat ik vind? Waarom zouden wij een vervangingsmiddel aanvaarden of gewoon iets wat een schijngeloof is, als de hemelen vol zijn van de waarachtige, de echte kracht van God, die een ziel kan bevrijden, die iets voor ons kan doen? God zegene u. Nu, er zijn zovele dingen.

61 Ik heb u nog niet verteld waar u dit boek kunt krijgen; Postbus 325 te Jeffersonville. En als u zou willen schrijven, welnu, men zou het u toezenden. Of, bezoek één van de samenkomsten, men zal ze uitdelen.

62 Nu, ik ben erg dankbaar voor deze fijne tijd van gemeenschap. En deze morgen dacht ik aan een kleine geschiedenis die ik vroeger vertelde bij de Christelijke Zakenlieden over Zacheüs. Velen van u hebben het mij horen vertellen, over hoe dat deze kleine kerel niet geloofde in deze onderscheiding van de Here. Natuurlijk denk ik, zoals wij in elk tijdperk hebben, dat u een waarachtig iets ziet en dan een nabootsing. En wij moeten ons dat gewoon laten welgevallen. Maar goede, gezonde denkers en Schriftuurlijke mensen begrijpen het, ziet u...

63 Toen mevrouw Aimee Semple Mc Pherson hier op aarde was, in haar bediening; men zei dat nagenoeg elke vrouwelijke prediker diezelfde vleugels of japonnen droeg, zoals u weet, en de Bijbel zó droeg.

64 Kijk gewoon naar de Billy Grahams die vandaag in het land zijn. Maar weet u, Billy Graham zou nooit uw plaats kunnen innemen. Ik zou Billy's plaats niet kunnen innemen en hij de mijne niet. Ik kan de uwe niet innemen en u kunt de mijne niet innemen. U bent een afzonderlijk persoon in God. God maakte u op de wijze waarop u bent, voor een of ander doel. Als wij slechts onze plaats zouden vinden en daar dan blijven. Als wij proberen iets anders te doen, dan, ziet u, zijn wij op het terrein van iemand anders waardoor wij het beeld van God gewoon...

65 Zoals Billy Graham in de denominatie-wereld vandaag, als wij het zouden zeggen in termen van de voetballer: hij heeft de bal.

66 Nu, als u probeert de bal af te nemen van uw eigen maat, dan brengt u uw hele team in de war. Bescherm uw teamgenoot, ziet u. Blijf hem beschermen, houd de rest van hen bezig, zodat hij kan scoren. En na een poosje zullen wij het laatste fluitsignaal krijgen en Jezus zal komen en dan zal het allemaal voorbij zijn. De Here zegene u.

67 Nu, ik ga door met over deze man, Zacheüs te spreken. En hij zat boven in deze boom, weet u, met de bladeren helemaal om hem heen. En toen hij uit de boom naar beneden kwam, ging hij met Jezus naar huis. En ik zei: "Hij werd lid van de afdeling van de Volle Evangelie Zakenlieden." Als er hier dus enige Zacheüssen zijn deze morgen, dan hoop ik dat u die goede raad aanneemt en lid wordt van de Volle Evangelie Zakenlieden.

     U zegt: "Volle Evangelie!" Ja meneer.

68 Dat is het enige waarin Jezus gepredikt zou hebben. Dat zou het Volle Evangelie geweest zijn. Dat is juist. Is dat niet juist? [De samenkomst zegt: "Amen" – Vert] Zeker, want Hij was het Volle Evangelie. Dat is juist. Hij kon Zichzelf niet verloochenen.

69 Maar nu heb ik hier enkele Schriftgedeelten opgeschreven voor een kleine gewone tekst; ik zal niet meer dan enkele minuten nodig hebben, als u mij wilt verdragen. En voor wij dit doen... Nu, in onze kleine gemeenschap van 'samen zijn' en sprekend over de poten van de beer in de emmer enzovoort, nu, laten wij dit nu aan de kant vegen en gewoon bedenken dat wij met elkaar kennis gemaakt hebben. En wij willen nu ingaan in het diepe gedeelte van het Woord.

70 Laten wij nu onze hoofden buigen terwijl wij het naderen, omdat wij geen recht hebben tot het Woord te naderen zonder eerst tot de Auteur te spreken.

71 Met onze hoofden gebogen, onze ogen gesloten, vertrouw ik erop dat onze harten met onze hoofden gebogen zijn. Ik vraag mij af, terwijl ik mijn ogen opsla en over het gehoor kijk of er iemand hier zou zijn die door het opheffen van z'n handen zou zeggen: "Broeder, prediker, gedenk mij in het gebed. Ik ben behoeftig vandaag." God zegene u. God zegene u. Nu, Hij ziet uw hand. Hij weet wat er beneden uw hand, in uw hart, is. Moge Hij het toestaan is mijn gebed.

72 Dierbare God, terwijl wij dankbaar zijn voor dit gebouw, waaronder wij, Uw nederige kinderen, onszelf kunnen vergaderen en gewoon spreken en gemeenschap hebben, gewoon om onszelf te zijn, als wij onszelf overgeven aan Christus en verlangen om meer op Hem te lijken. Hier zijn dienende broeders die dichtbij zitten, Here, mannen die veel bekwamer zijn om hier te staan om dit Woord te brengen dan ik, Uw onwaardige dienstknecht, maar het is mij ten beurt gevallen. En Vader, ik bid vandaag dat, als ik iets mocht zeggen dat niet precies in overeenstemming zou zijn met de wil van God, dat U mijn mond zou willen sluiten vóór ik het zeg, zoals U het deed op een dag met de leeuwenmuilen, zodat zij Daniël niet lastig zouden vallen.

73 En Vader, wij vragen U nu iedereen te gedenken, elke prediker. En voor deze opwekking die in de stad hier bezig is, Here, ginds bij de Assemblies van God, bid ik, dierbare God, dat U zulk een opwekking zult zenden, zodat deze hele stad opgewekt zal worden door de kracht van God, zodat al deze bars en zwervende kinderen op straat tot de troon van God gebracht zullen worden en vervuld worden met Zijn goedheid en met Zijn Geest. Sta het toe, hemelse Vader.

74 En wij bidden dat vandaag, als er een man of vrouw is, jongen of meisje, die deze morgen in de samenkomst is gebracht, hier in de schuilplaats voor de sneeuw, dat de grote Heilige Geest hun hart zal bezoeken en tot hen spreken op een mysterieuze wijze. Misschien sommigen die weggedwaald zijn, die U eens gastvrij onthaalden, Here, maar nu weggegaan zijn; breng hen terug, Here, deze morgen.

75 En wij bidden voor deze afdeling, voor broeder Earl en voor zijn vrouw en voor de anderen. Sta het toe, Here.

76 Breek voor ons nu het Brood des levens als wij de bladzijden van het Woord openen omdat wij weten dat de Bijbel geen eigenmachtige uitleg toelaat. Maar God heeft ons niet nodig om Zijn Woord uit te leggen. Hij is Zijn eigen Uitlegger. Hij zei op een dag: "Laat er licht zijn" en er was licht. Hij zei: "Een maagd zal zwanger worden" en zij werd het. "En in de laatste dagen zal Ik Mijn Geest uitstorten op alle vlees" en ongeacht wat de wereld zegt, Hij deed het. Hij heeft geen uitlegger nodig. Hij legt Zijn eigen Woorden uit door het levend te maken en het te betuigen dat het zo is. Kom tot onze harten, Here Jezus en leg ons vandaag de dingen uit die we nodig hebben. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

77 Nu, in de Bijbel, als u wilt opslaan... Ik geloof dat ik nooit een boodschap heb gehad, die ik probeerde op mij te nemen om over te spreken zonder eerst het Woord te lezen, omdat mijn woord zal falen; ik ben een mens. Maar Zijn Woord kan gewoon niet falen; Hij is God. Laten we dus nu gewoon een kleine tekst opslaan en we zullen klaar zijn binnen ongeveer dertig, veertig minuten, zo de Here wil.

78 In Openbaring willen wij het derde hoofdstuk opslaan, beginnend bij het veertiende vers. En we willen alleen het gedeelte lezen; het is een boodschap aan het Laodicéa-gemeentetijdperk. En ik geloof en veronderstel dat de meeste Geest-vervulde mensen en Bijbellezers het geloven en "amen" daarop zouden kunnen zeggen, dat wij in het Laodicéa-gemeentetijdperk zijn, omdat dat het laatste tijdperk is. Luister naar de boodschap van de toestand van de gemeente in deze tijd.

     En schrijf aan de engel van de gemeente der Laodicensen: Dit zegt de Amen, de trouwe, en waarachtige Getuige, het Begin der schepping Gods:
     Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet; och, of gij koud waart, of heet!
     Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen.
     Want gij zegt: Ik ben rijk, en verrijkt geworden, en heb aan geen ding gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt.
     Ik raad u dat gij van Mij koopt goud, beproefd komende uit het vuur, opdat gij rijk moogt worden; en witte klederen, opdat gij moogt bekleed worden, en de schande van uw naaktheid niet geopenbaard worde; en zalf uw ogen met ogenzalf, opdat gij zien moogt.
     Zo wie Ik liefheb, die bestraf en kastijd Ik; wees dan ijverig, en bekeer u.
     Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij.
     Die overwint, Ik zal hem geven met Mij te zitten in Mijn troon, zoals Ik overwonnen heb, en ben gezeten met Mijn Vader in Zijn troon.
     Die oren heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt.

79 De Here zegene het lezen van dit Woord. Ik wil nu, gewoon voor enkele ogenblikken, een kleine tekst nemen,'Deuren in een deur' genaamd.Deuren in een deur. Nu, dit is een echte...Deuren in een deur, zijn vier woorden. Deuren in een deur.

80 U zou misschien zeggen: "Broeder, er zijn waarschijnlijk een honderd mensen hier. Denkt u niet dat dit een wat kleine tekst is als u honderd zielen voor u hebt?"

81 Wel, dat mag misschien waar zijn; de tekst is klein. Maar het is niet de grootte van de tekst die telt, het gaat erom wat hij inhoudt! Het is wat de tekst zegt, dat telt.

82 Zoals wij enige tijd geleden, ik geloof dat het in Louisville, Kentucky, was; een kleine jongen was aan het rondlummelen op de vliering met een paar oude reiskoffers boven op het zolderkamertje en hij vond een ouderwetse postzegel. Wel, het eerste wat in zijn gedachten kwam, was dat hij er een ijsje voor kon krijgen. Er was een verzamelaar in de straat; hij rende dus zo hard als hij kon de straat op. En hij zei: "Wat wilt u mij voor deze zegel geven?"

83 De verzamelaar onderzocht de postzegel en hij was wat verbleekt. Hij zei: "Ik zal je een dollar geven."

84 My, dat was makkelijk verkocht. Hij zou hem voor een nickel hebben laten gaan [Amerikaans vijfcentstuk] en er dan gelukkig mee zijn geweest om een ijsje te kopen, maar hij werd verkocht voor een dollar. De verzamelaar verkocht hem voor vijfhonderd dollar. En later, ik weet niet precies waarheen hij ging, steeg hij in waarde tot honderden dollars. U ziet, het kleine stukje papier betekende niet erg veel, gewoon een stukje dat u niet van de vloer zou willen oprapen. Maar het was niet het papier dat telde, het was wat op het papier stond wat telde.

85 En zo is het met het lezen van Gods Woord. Het is niet slechts het papier, de waarde van het papier of het formaat van het papier, het gaat erom wat er op dat papier geschreven is. En één woord is genoeg om een wereld te redden als het op die wijze ontvangen zou worden.

86 Enige tijd geleden was er... Ik las een verhaal uit de dagen van onze nobele... Eén der grootste presidenten, denk ik, die de natie ooit heeft gehad, Lincoln. Niet omdat hij uit Kentucky kwam, maar omdat hij een groot man was. Hij had geen opleiding genoten, maar toch was er iets in zijn hart, een doel.

87 Ik houd van een man met een visie. Ik houd van mensen die iets hebben waarvoor zij vechten; niet slechts gewoon rondhangen: "Ach, ik neem het zoals het komt." O, weg ermee! En Lincoln liet zijn opleiding nooit in de weg staan; hij moest iets doen. Ik denk dat elke Christen op die wijze behoorde te zijn; vind uw doel en ga het doen.

88 Voor ieder lid van deze afdeling is het niet gewoon: "Wel, wij hebben eens per maand een ontbijt"; dat is het niet, "of elke zaterdag". Heb een doel in het leven, iets wat u gaat doen. Laten we... God heeft u hier geplaatst; doe er iets mee, ieder lid van elke gemeente. Er is een opwekking in de stad. Die opwekking is daar voor een doel. Laten we er iets mee doen. Laten we er iets aan doen.

89 Meneer Lincoln. Er was een man, een jonge kerel; hij was in de oorlog en hij was een lafaard om mee te beginnen. En in de tijd van plicht, trok hij zich terug van zijn post; en men beschuldigde hem, zodat hij doodgeschoten zou moeten worden. En o, het was verschrikkelijk. En een jonge kerel hield zoveel van hem en ging naar meneer Lincoln om gratie te verkrijgen. Hij was president in die tijd in de Verenigde Staten hier en hij ging dus naar hem voor gratie.

90 En meneer Lincoln was een grote man, droeg een baard, typisch een zuiderling, mager. En hij zei hem toen hij uit zijn rijtuig stapte: "Meneer Lincoln, er is een jongen die zal sterven, binnen twee dagen zal hij doodgeschoten worden, omdat hij wegliep ten tijde van de strijd." En hij zei: "Meneer Lincoln, de jongen is geen slechte jongen. Maar al die musketten die vuurden en mensen die stierven; hij was nerveus. En hij raakte zo van streek dat hij zijn handen omhoog stak en begon te huilen. Ik heb de jongen gekend. Meneer Lincoln, alleen uw naam op dit stuk papier kan hem sparen. Wilt u het doen?"

91 Natuurlijk ondertekende deze Christelijke heer snel het papier. "Gratie verleend aanZus-en-zo", ondertekende met zijn naam "Abraham Lincoln, president der Verenigde Staten."

92 De boodschapper ging terug zo snel als hij kon. En hij liep naar de cel en zei: "Je bent vrij! Je bent vrij! Hier is de handtekening van meneer Lincoln. Je bent vrij."

93 Hij zei: "Waarom kom je mij bespotten, terwijl je weet dat ik morgen sterf? Neem dat weg van mij hier, je spot alleen met mij." En hij wilde het niet aannemen. Hij zei: "Nee, ik wil het niet. Je maakt slechts... als dat van de president was, zou het het wapenschild hebben en zijn juiste papier."

     Hij zei: "Maar het is zijn handtekening!"

94 Hij zei: "Hoe zal ik zijn handtekening kennen? Je drijft gewoon de spot met mij, je probeert te bewerken dat ik mij goed voel." En hij begon gewoon te schreeuwen, keerde hem zijn rug toe. De jongen werd de volgende morgen doodgeschoten.

95 Nadat dan de jongen dood was en de naam van de president op dit stuk papier stond, dat hem gratie verleend was, wat toen? En men onderzocht het in het federaal gerechtshof. En hier was de beslissing van een federaal hof, welke het absoluut is van al onze hoven. Wij houden soms niet van de beslissing die zij nemen, maar wij moeten ons er hoe dan ook aan houden, ziet u, omdat dat het houvast is. Dat is het absoluut. Nu, men nam deze beslissing: "Gratie is geen gratie tenzij het als gratie ontvangen wordt."

96 En dat is de manier waarop het Woord van God is. Het is een gratieverlening als het als een gratieverlening ontvangen wordt. En het is het Woord van God. Het is de kracht van God voor degenen die het zullen geloven en het aanvaarden.

97 Het doet er niet toe dat u er naar kijkt en zegt: "O, het is in een verwarde toestand geraakt; er zijn een miljoen vertalingen geweest, en al dergelijke." Het zou dat kunnen zijn voor iemand.

98 Maar voor mij is het nog steeds het Woord van God, "Jezus Christus Dezelfde, gisteren, vandaag en voor immer." Hij is verplicht om bij dat Woord te blijven.

99 Nu, Hij moet de gemeente op een dag oordelen. En als Hij haar oordeelt door de Katholieke kerk, waarvan zij zeggen dat Hij het zal doen, door welke van de Katholieke kerken zal Hij haar oordelen? Zij verschillen, de een van de ander. Als Hij haar oordeelt door de Methodisten, dan bent u, Baptisten, verloren. Als Hij haar oordeelt door de Pinkstermensen, is de rest van u verloren.

100 Maar Hij zal haar niet door de kerk oordelen. De Bijbel zegt: "Hij zal de wereld oordelen door Jezus Christus en Christus is het Woord." U ziet dus dat wij zonder excuus zijn; het is het Woord van God, waardoor Hij ons oordeelt; en ongeacht hoe klein, één woord is hiervoor van belang, zegt Openbaring 22:18.

101 Ik zal eerst in Genesis beginnen. God gaf het menselijk ras Zijn Woord om zichzelf te verschansen tegen dood, zonde en droefheid of welke ramp dan ook. Een keten van Zijn Woord. "Gij zult deze bepaalde boom niet aanraken want de dag dat gij daarvan eet, sterft gij." En een keten is slechts zo sterk als de zwakste schakel. En onze ziel wordt over de hel getrokken, vasthoudend aan deze keten; breek er één schakel van, dat is alles wat u hoeft te doen. Eva brak nooit één zin, zij brak één woord, door Satan. Dat was het begin van het Boek.

102 In het midden van het Boek kwam Jezus en zei: "De mens zal niet leven van brood alleen, maar door ieder Woord." Geen deel ervan, slechts één hier en daar, maar 'ieder Woord dat de mond Gods uitgaat'.

103 Toen Hij dood was, opstond en de hemel inging en weer terugkeerde en Johannes... wat Hij daar na Zijn opstanding zei: "Wat als..." Men zei: "Wat zal er met deze man gebeuren?"

104 Jezus zei: "Indien Ik wil, dat hij blijft, totdat Ik kom, wat gaat het u aan?" Hij wist dat niet zijn leven, maar dat zijn bediening zou blijven bestaan. En Hij trok hem op in het vierde hoofdstuk van Openbaring en toonde hem al de dingen die moesten komen, waarin wij leven, zelfs tot deze tekst vandaag.

105 En in het tweeëntwintigste hoofdstuk, het laatste hoofdstuk, het achttiende vers, zei Hij: "Al wie één Woord zal afnemen van dit Boek of er één Woord aan zal toevoegen, zijn deel zal afgenomen worden van het boek des levens." Ziet u? Wij geloven dus dat de mens leeft door ieder Woord van God. Ik geloof het en ik weet dat het waar is. Hoe weinig het is doet er niet toe. Er is slechts één woord voor nodig om het te doen.

106 Ik dacht eraan hoe weinig en onbelangrijk... Ik zie dat veel van mijn Canadese vrienden hier zitten. Ik herinner me dat ik in Canada was toen koning George... Degene waarvoor ik het voorrecht had te bidden, toen hij werd genezen van die 'multiple sclerose'; hij leed die dag aan sclerose en had ook een maagkwaal, een maagzweer, zoals velen van u, Canadezen en ook Amerikanen weten. Maar ik zag hem daar langs gaan, zittend in dat rijtuig; hij was een koning. Hij gedroeg zichzelf als een koning. Zijn mooie koningin zat bij hem in haar blauwe jurk en hij kwam door de straten.

107 En een vriend van mij en ik stonden bij elkaar. En toen dat rijtuig voorbijging, draaide hij net zijn hoofd en begon te huilen. Ik legde mijn hand op zijn schouder en ik zei: "Wat is er aan de hand?"

108 Hij zei: "Broeder Branham, daar gaat mijn koning en zijn koningin." Wel, ik kon dat waarderen.

109 Ik dacht dus: "Als het een Canadees hoofd van het gouvernement, niet hèt gouverneurschap, maar toch ook een gouvernementsleider, van Engeland, kon doen huilen wanneer de koning voorbijging en zijn hoofd doen keren en wenen, wat zal het zijn wanneer wij onze Koning zien?" En dan te bedenken dat wij de koningin zullen zijn.

110 De kinderen waren allemaal vrij van school en de kleine kinderen werd een kleine Britse vlag gegeven. De Canadese vlag wordt iets anders genoemd. Broeder Fred, hoe wordt de Canadese vlag genoemd? [Broeder Fred Sothmann zegt: "Union Jack" – Vert] 'Union Jack'. Maar zij gaven hun een kleine Britse vlag om mee te zwaaien. En toen de koning voorbijging stonden al de kleine makkers buiten met hun kleine vlag te zwaaien en schreeuwden naar de koning. En er waren muziekkorpsen die speelden, 'God Save The King' toen hij door de straat marcheerde.

111 O, als u slechts zicht zou kunnen krijgen op hoe het zal zijn bij die opstanding daar!

112 En de kleine makkers was verteld om weer naar school terug te gaan, zodra de optocht voorbij was. En toen de kleine makkers teruggingen; miste één school een klein meisje. En zij gingen overal zoeken om het kleine ding te vinden, straat in straat uit. En tenslotte, achter een telegraafpaal, stond het kleine, tengere meisje bitter te huilen.

113 Wel, de leraar nam haar op en... [leeg gedeelte op de band – Vert] "Wat is er aan de hand. Zag je de koning niet?"

     Ze zei: "Ja, ik zag de koning."

     Hij zei: "Zwaaide je niet met je vlag?"

     Ze zei: "Ja, ik zwaaide met mijn vlag."

     Hij zei: "Wel, waarom huil je dan?"

114 Ze zei: "Ziet u meester, ik ben zo klein, de anderen stonden voor mij, zij waren groter. En ik zwaaide met mijn vlag, maar hij zag het niet." En zij was er door in de war. Wel, het kan misschien zijn dat koning George dat kleine ding niet zag. Hij zou misschien haar vaderlandslievend hart niet gezien hebben en hoe zij voor hem voelde. Zij was te klein.

115 Maar zo is het niet met onze Koning! O, het allerkleinste wat wij doen, ziet Hij. En Hij weet waarlijk de dingen en gedachten die in ons hart zijn, wat wij ook doen, hoe klein het ook is. En hoe dienen wij Hem? Als wij elkaar dienen! Als ik u niet liefheb, hoe kan ik Hem liefhebben? Ziet u? "In zoverre gij dit aan Mijn kleinen hebt gedaan, hebt gij het aan Mij gedaan." Ziet u?

116 Het zijn de kleine dingen die wij soms ongedaan laten, die de hele keten breken, ziet u, en ons vrij laten gaan, gewoon denominatie-gezind, en wij vergeten deze kleine dingen die werkelijk belangrijk zijn. Alles, elk Woord van God is belangrijk. Niets ervan kan er uit weggelaten worden. Wij moeten ieder Woord ervan nemen, gewoon op de wijze waarop het werd geschreven.

117 "Ik sta aan de deur", zei Jezus in dit Laodicéa tijdperk, "en klop". Merkte u op dat dit het enige gemeentetijdperk is waarin Hij buiten Zijn gemeente werd gezet? In al de andere gemeentetijdperken was Hij binnen de gemeente. In de tijd van de Methodisten, Lutheranen, enzovoort, was Hij aan de binnenkant van de gemeente. Maar hier is Hij aan de buitenkant; onze geloofsbelijdenissen en dergelijke hebben Hem uit de kerk verjaagd. Maar Hij staat daar buiten, nog steeds kloppend: "Hij die zal horen en de deur openen, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hem genezing geven voor zijn ogen en klederen en hem de rijkdommen des hemels geven; hij die Mij zal horen kloppen."

118 Ik dacht dat ik op de naam kon komen van die kunstenaar die dat schilderij tekende, of schilderde liever gezegd, van bij de deur. Toen hij... U weet dat alle grote schilderijen eerst door de 'linie' moeten gaan of de hal van kritiek, voor het opgehangen kan worden in de eregalerij 'hal van eer'. Dat originele schilderij zou nu miljoenen dollars opbrengen.

119 Maar ziet u, het is net als met de gemeente, die door de hal van kritiek moet gaan. Wij gaan er doorheen. U zult 'heilige roller' genoemd worden, u zult van alles genoemd worden. Maar als u slechts uw positie kon houden in Christus, dan zal Hij ons op een dag meenemen naar de hal van eer. Maar eerst moeten wij kritiek doorstaan. Daar toont het onze nietigheid, daar is het waar het zich laat zien. "Hij die geen kastijding kan verdragen is een onwettig kind en geen kind van God." Het doet er niet toe hoezeer hij tot de kerk is toegetreden en wat hij ook heeft gedaan, hij is nog steeds, als hij geen kastijding kan verdragen, onwettig en hij is geen echt kind van God. Maar een echt, werkelijk kind van God geeft er niet om wat de wereld zegt, al het andere is ondergeschikt. Hij heeft zijn gedachten op Christus gevestigd en dat maakt het vast. Ja. Wat Christus ook zegt te doen, zal hij doen. Waar het Lam ook gaat, gaan zij met Hem, waar dan ook. En dan ziet u Zijn verschijning, Zijn tegenwoordigheid, en wat Hij doet. Hij is altijd met Zijn volk, Zijn bruid. Hij maakt haar het hof. Op een dag zal er een huwelijksmaal zijn.

120 En deze kunstenaar, toen het door al de kritiek heenging verzamelde zich een groep critici rondom deze kunstenaar... Ik kan niet op zijn naam komen. Ik denk aan Michelangelo, maar hij was de beeldhouwer van het beeld van Mozes. Maar ik kan niet op zijn naam komen. Maar hoe dan ook, hij zei: "Uw schilderij is voortreffelijk. Ik heb niets dat ik tegen het schilderij zou kunnen zeggen. Omdat Hij een lantaarn in Zijn hand houdt, toont het dat Hij komt in het donkerste van de nacht. En dan staat Hij bij de deur, met Zijn hoofd, Zijn oor, zodat Hij zeker is het zwakste geroep niet te missen. Hij heeft Zijn oor naar de deur gekeerd en klopt op de deur. Maar weet u, meneer, er is één ding dat u in uw schilderij vergat."

121 En de kunstenaar, hij had er zijn leven lang aan gewerkt, zei: "Wat is het wat ik heb vergeten, meneer?"

122 Hij zei: "Het doet er niet toe hoeveel Hij klopte, ziet u, u vergat er een klink op te zetten. Er is geen klink op de deur. Als u op de deur zult letten, er is geen klink."

123 "O", zei de kunstenaar, "ik schilderde het op die manier." "Ziet u meneer, de klink is aan de binnenkant. U bent degene die de deur opent. U opent de deur."

124 O, waarom klopt iemand op de deur van een mens? Hij probeert toegang te verkrijgen. Hij probeert binnen te komen. Hij heeft wellicht iets dat hij u wil zeggen of met u wil bespreken. Hij heeft een boodschap voor u. En dat is de reden waarom mensen kloppen aan elkanders deur. Zij hebben er een of andere reden voor om het te doen. Het gebeurt niet zonder een reden. U zou niet naar het huis van iemand gaan zonder dat er een reden is om te gaan; als er niets anders is om hem te bezoeken, hem een boodschap te brengen of zoiets. Er is een reden voor een mens om te kloppen op de deur van iemand anders.

125 Waar een vraag is, moet een antwoord zijn. Er zou geen vraag kunnen zijn zonder een antwoord. Dat is dus wat wij in de Bijbel zoeken; de Bijbel heeft het antwoord op de vragen van deze dag. En Christus is dat antwoord.

126 Nu, vele belangrijke mensen hebben op deuren geklopt door de tijd des levens heen en velen klopten vroeger; en waarschijnlijk zullen er, als de tijd voortduurt, veel meer belangrijke mensen zijn.

127 Nu, het eerste wat u waarschijnlijk doet, als er iemand op uw deur klopte, u zou er heengaan als u kon, het gordijn opentrekken om te zien wie er is.

128 Als u het druk hebt zoals wij vandaag beweren, "te druk om naar de gemeente te gaan, te druk om dit te doen. En weet u, mijn kerk gelooft niet in dat spul". En ziet u, we zijn soms gewoon een beetje zonder proviand, van het Woord af.

129 Maar u trekt het gordijn weg, omdat u wilt zien wie daar staat. En als het een belangrijk man is, loopt u snel naar de deur.

130 Nu, laten we gewoon een beetje teruggaan en een paar mensen nemen die geklopt hebben. Laten we teruggaan en aan farao denken in Egypte, vele honderden jaren geleden. Wat als farao, koning van Egypte, naar het huis van een boer kwam? En deze boer was het wat oneens geweest met farao en hij geloofde zijn politiek niet en hij verschilde met hem. Maar hier stond farao, staande bij de deur van een steenbakker of een moddersmeerder, zoals wij hem zouden noemen, daar in Egypte. En hij trok zijn gordijn weg en daar stond de machtige farao aan de deur. En hij klopt; glimlach op zijn gelaat [Broeder Branham klopt op iets – Vert] Wel, die boer zou de deur openen en zeggen: "Kom binnen grote farao, moge uw nederige dienaar genade vinden in uw ogen. Als er iets binnen mijn muren is, ik ben zoveel als een slaaf voor u, farao. U hebt mij geëerd boven mijn broeders. U bent naar mijn huis gekomen en ik ben een arme man. U bezoekt alleen koningen en edelen en belangrijke mensen. En ik ben onbelangrijk. Maar u bezoekt mij, u hebt mij geëerd, farao. Wat is het dat uw nederige dienaar zou kunnen doen?" Ongeacht wat farao zou vragen, hij zou het gegeven hebben, zelfs zijn leven. Zeker, het is een eer.

131 Of laten we zeggen, bijvoorbeeld, wijlen Adolf Hitler, toen hij führer van Duitsland was. Wat als hij naar het huis van een soldaat zou zijn gegaan? En die groep van kleine Nazi-soldaten lagen allemaal rondom gelegerd en het eerste weet u, wel, iemand klopte op de deur. En de kleine soldaat zei: "Ah, ik voel mij niet lekker deze morgen! Vrouw, zeg hun weg te gaan."

132 En zij ging naar de deur toe en trok het gordijn weg. Ze zij: "Man! Man, spring op, snel!"

     "Wat is er aan de hand? Wie staat er?"

     "Hitler, de führer van Duitsland!" O my!

133 Die kleine soldaat sprong op, trok snel zijn kleren aan, en stond in de houding. Hij ging naar de deur, ontsloot de deur en opende haar en zei: "Heil Hitler!" Ziet u, hij was een groot man in zijn dagen in Duitsland. "Wat zou ik voor u kunnen doen?"

134 Als hij had gezegd: "Spring daar buiten van de rots", zou hij het gedaan hebben. Waarom? In de dagen van de Nazi's, was er geen groter belangrijk man in Duitsland dan Adolf Hitler. Hij was een groot man. En hij... En wat een eer, waar hij alleen generaals en grote mannen bezocht, hij hier echter bij de deur staat van een kleine infanterist! O, het zou zeker een grote eer voor hem zijn geweest.

135 Welnu, wat betreft Flagstaff? Wij zullen het dichter bij huis brengen. Wat als deze middag onze president, meneer Johnson, L.B. Johnson, wat als hij hier buiten ergens uit een vliegtuig zou stappen? En nu, wij zijn allen gewoon van dezelfde klasse mensen. Wij zijn allen arm. Misschien heeft de één een betere baan, misschien een wat beter huis, maar tenslotte zijn we gewoon menselijk. Maar wat als hij naar uw huis kwam, misschien naar de eenvoudigste onder ons, en hij klopte aan de deur, en u gaat naar de deur en daar stond president L.B. Johnson? Wel, het zou een grote eer zijn. U zou met hem mogen verschillen inzake politiek. Maar u zou een vereerd man zijn om de president der Verenigde Staten aan uw deur te hebben staan. Wie bent u of wie ben ik? En daar staat Lyndon Johnson aan uw deur! Hoewel u een socialist of een republikein zou mogen zijn of een miljoen keer met hem zou mogen verschillen, toch zou het een eer voor u zijn.

136 En weet u wat? Omdat u deze eer werd toegestaan, zou de televisie het vanavond op het scherm brengen. Zeker. De middagkranten zouden het morgen in de 'koppen' hebben staan, hier in de Flagstaff krant, dat John Doc: "De president van de Verenigde Staten vloog gisteren zonder afspraak naar Flagstaff en ging gewoon, zonder uitnodiging zelfs, en klopte op uw deur." Nederig! Die president zou een naam hebben een nederig man te zijn, zo groot als hij is, om naar uw of mijn deur te komen; wij zijn niemand, en dan kwam hij om met ons te spreken.

137 Wel, u zou de straat opwandelen en zeggen: "Ja, ik ben de man. De president bezocht mij."

138 "Sta stil, laat mij uw gezicht bekijken. Kijk recht naar mij. Nu, hoe ziet u er uit als u wegwandelt?" U zou een belangrijk persoon zijn. Zeker.

139 Wat als de koningin van Engeland zou komen, hoewel u niet onder haar heerschappij valt? Maar het zou een eer zijn voor sommigen van u vrouwen om zich met de koningin van Engeland te onderhouden, alhoewel u niet onder haar heerschappij valt. Maar toch is zij een groot persoon, zij is de grootste koningin in de wereld op dit moment. Zeker, zij is dat, politiek gesproken. Maar als zij u vroeg om een klein kleinood aan uw muur, waaraan u een zeer grote waarde hecht, zou u het haar geven. Het zou een eer voor u zijn om het te doen. Zeker, zij is de koningin van Engeland.

140 En u zou geëerd worden door de president. En iedereen zou spreken over de nederigheid van de koningin van Engeland, die overvloog om een bepaalde vrouw in Flagstaff te zien, een kleine 'niemand'. En de kranten zouden het opnemen en het nieuws zou het verspreiden.

141 Maar weet u, de meest belangrijke Persoon van alle tijden, Jezus Christus, klopt op onze deur. En Hij wordt weggestuurd, meer dan al de koningen en potentaten die er ooit waren. Dat is juist. En u zou Hem kunnen accepteren en naar buiten gaan en er iets over zeggen en de wereld zou u in uw gezicht uitlachen. Geen nieuws zal...

142 Wie zou er naar uw huis kunnen komen, groter dan Jezus Christus? Wie zou er op uw deur kunnen kloppen, groter dan Jezus Christus? Wie zou dat kunnen doen? De Zoon van God, die aan uw huis zou kunnen kloppen, wie zou er belangrijker zijn? En toch klopt Hij, dag aan dag. En als u Hem ooit zou aanvaarden, wordt u een fanatiekeling genoemd. Ziet u dus hoe de wereld het hare kent? Dat is juist. Maar Hij zou niet komen tenzij Hij een reden had om te komen.

143 En denkt u eens aan de nederigheid van president Johnson of de koningin van Engeland of enig groot persoon, hoe het tentoongesteld zou worden, de nederigheid van die grote, belangrijke persoon om op úw deur te kloppen!

144 Hoe staat het dan met de nederigheid van de Zoon van God? Wie zijn wij, niets dan zondaars, vuil, "geboren in zonde, gevormd in ongerechtigheid, leugens sprekend op de wereld komend?" En dan wil de Zoon van God komen en aan uw deur kloppen.

145 Nu, de koningin van Engeland zou u om een gunst mogen vragen. Zij zou misschien iets van u nemen. Hetzelfde met de president; hij zou u misschien dingen vragen die u niet wilt doen. Hij zou u misschien om schatten vragen die u niet wilt opgeven en die voor hem gewoon niets zouden betekenen.

146 Maar Jezus brengt u iets wanneer Hij klopt. Hij brengt een gratie-verlening mee. Wijs het niet af. Want zoals het werd onderzocht in onze gerechtshoven, zo zal het zijn in het Koninkrijk des hemels. Als Hij klopte en de gratie-verlening bracht en u zou het verwerpen en sterven in uw zonden, u zult omkomen, hoewel u de eer had in een samenkomst als deze te zitten, hoewel u de eer had de opwekking of uw samenkomst bij te wonen en u uw voorganger een Evangelie-boodschap hoorde prediken. En u was bij het gehoor; u zegt: "Ja, ik was daar." Misschien, u... het is moeilijk te vertellen wat u allemaal zou kunnen zeggen. "Ik hoorde het gezang, ik verheugde mij erover. Ik hoorde getuigenissen. Het was echt." Maar u wees het af.

147 Wat als ik een jongeman was en een jongedame vond; zij was knap, zij was een Christin? Zij zou maken... Zij was elke kwalificatie... [leeg gedeelte op de band – Vert] U kunt er geen fout in vinden, maar u moet de tradities van de mensen terzijde leggen. U zegt: "O, ik geloof dat dat juist is. Ik zie dat God het zei." Maar u, u moet het aanvaarden. Dan wordt die vrouw deel van mij. Dan wordt u deel van het Woord, wat de bruid is. Als Hij het Woord is, zal de bruid een bruid-Woord zijn. Ziet u, zeker zal het zo zijn! Ziet u, u moet het aanvaarden. U zou... u kon zeggen wat u wil, u zou kunnen bluffen over de president; maar gewoonlijk wanneer Jezus op Zijn beurt tot onze deur komt schuiven wij Hem terzijde. Ziet u, wij willen gewoon niets met Hem te maken hebben. Wij zeggen: "Wel, één of andere dag."

148 Wat als u op iemands deur klopte? Nu, laten we gewoon het beeld even omdraaien. Wat als u heenging en op iemands deur klopte en u had iets voor hen? En tenslotte deden zij net zo tegen u, zoals u tegen God zou doen; wel, als u het doet, wel, in orde, maar u hebt geen contact gemaakt. Wanneer u dus op iemands deur klopte en men gluurde door het venster en sloot het gordijn of kwam naar de deur en zei: "Een andere keer!"

     "Wel, ik zou graag..."

149 "Ik heb geen tijd deze morgen!" Weet u wat u zou doen? Waarschijnlijk hetzelfde wat ik zou doen en iedereen, u zou er niet meer naar toegaan.

150 Maar Jezus niet: "Ik sta en klop"; Hij blijft kloppen [Broeder Branham blijft op iets kloppen – Vert] Ziet u? "Hij die zoekt", niet zoeken. "Zoekt! Hij die klopt!" Kloppen is een voortdurend iets; klopt! Ziet u; "Hij die zoekt, die klopt, het zal..." Niet gewoon...

151 Zoals de gelijkenis van de onrechtvaardige rechter. De vrouw wilde wraak, maar zij kon het niet krijgen. Hij... Voortdurend klopte en pleitte zij. En zij zei... "Gewoon om van haar af te komen, zal ik haar wreken op haar vijand."

152 Hoeveel temeer de hemelse Vader. Ziet u, wij behoorden op Zijn deur te kloppen. Het had Adam geweest moeten zijn die in de hof heen en weer rende, schreeuwend "Vader! Vader, waar zijt Gij?" Maar in plaats daarvan was het God, Die in de hof heen en weer rende: "Zoon! Zoon, waar ben je?" Ziet u, dat laat gewoon zien wat wij zijn. Wij verbergen ons altijd in plaats van direct te komen en te belijden. Wij proberen weg te lopen, ons achter iets te verbergen. Ziet u, dat is gewoon de natuur van de mens; wij hebben het op die wijze. Ja meneer.

153 U zou deze mensen het beste geven wat u had, alles. Maar u zou Jezus niet accepteren. Ik bedoel u niet, maar ik bedoel het volk hier.

154 Of misschien zou u dit kunnen zeggen: "Prediker, ik heb dat gedaan. Ik heb gewoon mijn hart geopend en liet Jezus binnenkomen. Ik deed dat tien jaar geleden. Ik deed dat twintig jaar geleden." Wel, dat mag misschien precies juist zijn, maar is dat alles wat u hebt gedaan? Ziet u?

155 Ik wil u nu vragen. Als u iemand in uw huis zou uitnodigen, wanneer u de deur binnenkomt... Iemand nodigde u uit, liever gezegd, en zei: "Kom binnen."

156 "Ja, mijn bedoeling is buiten de stad te gaan en geëerd te worden, ziet u." Dat is de manier waarop vele mensen Christus aanvaarden. "Ik zal... Ik behoor tot de kerk. Ik behoor tot de grote zus-en-zo plaats hier, waartoe doctoren in de wijsbegeerte en in de rechten, behoren, weet u. En het is de grootste kerk. De burgemeester gaat erheen en alles, weet u. Ik behoor tot die kerk." Zij laten hem slechts zoveel binnen. "Ja, ik zal Hem aanvaarden", ziet u, voor persoonlijk gewin.

157 Maar wat dan wanneer Jezus in het hart komt? Vele mensen accepteren Hem omdat zij niet naar de hel willen gaan. Maar wanneer Jezus in uw hart komt, wil Hij Heer zijn. Niet alleen een Redder; maar ook Here. Heer betekent 'heerschappij'. Hij komt binnen om het over te nemen.

     Nu, u zegt: "Is dat juist, broeder Branham?" Zeker.

158 Wat als ik u in mijn huis uitnodigde en u de deur binnenkomt? En u klopte op de deur en ik keek naar buiten en zei: "Ja, kom maar binnen. Als u mij kunt helpen, wel, ga uw gang. Maar nu, als u binnenkomt, wil ik niet dat u in mijn huis rondkijkt. U blijft daar bij de deur staan!"

159 Bedenk, onze tekst is 'deuren' aan de binnenkant van de deur. Nu, in het menselijk hart zijn er vele kleine deuren en die kleine deuren verbergen een hele hoop dingen. Hem gewoon binnenlaten is niet alles, wanneer Hij binnenkomt.

160 Wanneer ik in uw huis kom, als u mij in de deur verwelkomt, wel, als u zou zeggen: "Kom binnen, broeder Branham. Ik ben zo blij u te zien!"

161 Ik zou zeggen: "Wel, het is een voorrecht voor mij om in uw huis te komen!"

162 "O, wilt u niet verder komen en gaan zitten? Broeder Branham, loop ons huis door en doe alsof u thuis bent!" O my!

163 Ik zou naar de koelkast gaan, één van die grote, reuze sandwiches nemen, ongeveer zoals dit, mijn schoenen uitdoen en naar de slaapkamer gaan en gaan liggen. En ik zou gewoon een echt gastronomisch feest hebben, ziet u. Waarom? Omdat ik mij welkom voelde. Daarom zou ik het waarderen als u mij welkom zou heten.

164 Maar als ik uw huis binnenging en u zei mij: "Blijf daar bij de deur staan nu, ga niet rondneuzen!" Ik zou mij niet erg welkom voelen. U wel? Nee, ziet u, u zou zich niet welkom voelen. Iemand nodigde u binnen en zei: "Nu wacht! Ja, kom binnen, maar blijf daar gewoon staan!"

165 Nu, er is een kleine deur wanneer u in het menselijk hart komt. Wij zullen gewoon over een paar ervan spreken, ziet u. Wij hebben geen tijd om door al deze deuren te gaan, omdat er vele van zijn. Ziet u? Maar laten we de volgende tien minuten over een stuk of drie deuren spreken.

166 Nu, aan de rechterzijde van het menselijk hart, wanneer u de deur binnengaat, is er een kleine deur en die wordt daar binnen "de deur van trots" genoemd. O my! U mag die deur niet binnen! Zij willen de Here daar niet binnen in die deur laten, dat is trots. "Ik heb blauw bloed. Ik draag er zorg voor! O ja, nu kijk, ik zeg U, dat ik..." Ziet u, het is trots. "Gaat U daar niet rondneuzen!" Nu, Hij kan Zich niet welkom voelen zolang als u die deur van trots gesloten houdt.

167 Hij moet u vernederen. Ziet u, daarvoor komt Hij binnen. "Bedoelt u mij te zeggen dat ik daarheen moet gaan en handelen zoals de rest?" Wel, u hoeft het niet te doen, dat is iets wat zeker is. "Wel, ik zal u vertellen, wat denkt u dat ik zou doen wanneer ik naar de handelsraad ging de volgende keer? Wat zou ik doen als ik mijn werkgever morgen tegen kwam? En dan zou ik die Geest op mij moeten hebben en ik zou opspringen daar tijdens mijn werk en in tongen gaan spreken, o, dat zou mij vernederen. Nee, blijf daar buiten!"

168 Ziet u, daar hebt u het, ziet u. Ja, u zult Jezus laten binnenkomen, u zult tot de kerk toetreden en uw naam in het boek zetten, Jezus aanvaarden als uw Redder, maar hoe is het gesteld met het zijn als uw Heer, wanneer Hij volledige heerschappij heeft? Als Hij Here is, heeft Hij het allemaal, behoort het aan Hem, ziet u; u, u bent nu volledig aan Hem overgegeven.

169 Maar dat beetje trots. "O, u bedoelt, voor ons vrouwen, dat wij ons haar moeten laten groeien?" Wel, dat is wat Hij zei. "Zullen wij het dragen van manicure of make-upspul moeten stoppen?" Dat is wat Hij zei. "Wel, wat denkt u dat mijn naaikransje zou zeggen? Zij zullen mij ouderwets noemen." Wel, behoud gewoon uw trots. Ga door. Hij zal aan de deur blijven staan, dat is het verste waar Hij komen kan.

170 Maar wanneer u gereed bent om die deur te openen, Hem te laten binnenkomen, dan zal Hij het voor u opruimen. Korte broekjes zullen hier buiten in de vuilnisemmer gaan en make-up zal terug naar de vuilnisemmer gaan en de kapper zal doodhongeren als hij alleen het haar van vrouwen knipt, voor een echte gelovige.

171 Nu, u zegt: "Dat gebeurt niet!" O ja, dat doet het ook. Dat is wat de Bijbel zegt. Dat is juist. Ziet u, er is een klein woord daar, zodat u Hem daar niet wil.

     "Wel, mijn voorganger!"

172 Ik geef er niet om wat de voorganger zei. Dat is wat de Bijbel zegt: "Het is een schande voor een vrouw om zo te handelen."

173 "Wel," zegt u, "wij behoorden te leren, broeder Branham, over hoe de Heilige Geest te ontvangen, en hoedit te zijn endat." Hoe zult u algebra leren als u uw ABC niet kent? U weet zelfs niet hoe te handelen, er uit te zien als een dame, zich als één te kleden. Het is een schande deze vrouwen vandaag op straat te zien.

174 Ik ging gisteren een plaats binnen toen sommigen van de verdorven groep binnenkwamen. Zij... de mannen hadden haar in hun ogen dat naar beneden op hun rug neerhing, en mouwloze tricots, zoals kleine kinderen dragen op school, met grote, oude schoenen aan, de mond half open. U kunt zeggen dat zij misdadigers waren. En zij gingen daar zo binnen en zeiden: "Wij zijn Fransen."

175 Wie ter wereld zou zo'n man in zijn zaak laten werken. Hoe zullen zij in hun levensonderhoud voorzien? En ik zag daar een paar echte jongens zitten... Zij kwamen van die universiteit daarginds, deze beatniks, en ik geloof dat zij zichzelf 'bugs' of 'beatles' noemen of iets zoals dat, iets van dat soort dat van Engeland komt. En dan zo daar binnen; wie zou zo'n man inhuren om voor hem te werken? Zou u zo'n man in uw zaak zetten, u zakenlieden? Als u het zou, bent u... is er iets: u bent nog niet dicht genoeg bij het kruis.

176 Kijk naar deze vrouwen buiten op straat, het is een schande! Misschien zijn het onschuldige kleine vrouwen met dat kleine beetje kleren aan, ziet u, wel, het is een schande, de wijze waarop zij er uitzien. Wel, u zegt: "Wel, vrouwen, u pleegt overspel."

177 Zij zeggen: "Wacht eens even jongeman! Ik ben gewoon even deugdzaam als ik..." Dat mag misschien zo zijn in uw eigen gedachten. En het zou mogen zijn, zelfs bewezen door een medisch onderzoek dat u het bent.

178 Maar bedenk, op de dag des oordeels zult u verantwoording afleggen voor het plegen van overspel. Jezus zei: "Wie ook maar kijkt naar een vrouw om haar te begeren, heeft reeds overspel met haar in zijn hart gepleegd" en u presenteerde uzelf aan hem. Ziet u hoe de duivel hen verblind heeft? Het is een schande. Het is een schande. U ziet dat zij een geest hebben. Het is een geest die dat doet. Het is een onheilige geest.

179 Maar de echte Heilige Geest zal maken dat een vrouw zich waardig kleedt en er heilig uitziet.

180 Mijn vrouw zei mij eens toen wij de straat afliepen, terug in ons land, en een vrouw ontdekten met een jurk aan. Het was een erg vreemde zaak, ziet u, er zijn niet al te veel pinkstermensen daarginds. Zo dus, wij ontdekten dat zij een jurk aan had. En ze zei: "Billy, ik ken sommige van die vrouwen. Zij zingen in koren hier in deze kerken."

     Ik zei: "Zeker."

     Zij zei: "Wel en zij beweren Christenen te zijn."

     Ik zei: "Schat, kijk. Zie je, wij zijn niet..."

     Zij zei: "Waarom doet ons volk zo?"

     Ik zei: "Kijk schat, wij zijn helemaal niet van hun ras."

     Zij zei: "Wat? Zij zijn Amerikanen."

     Ik zei: "Ja, maar wij zijn het niet."

     Zij zei: "Wij zijn het niet?"

     Ik zei: "Nee."

181 Ik zei: "Wanneer ik naar Duitsland ga, vind ik een geest van Duitsland. Wanneer ik naar Finland ga..." Bij de sauna daar, velen van u, Finnen, weet het, geven de vrouwen de mannen de baden. Zo dus, dat is gewoon een Finse geest. Geweldige fijne mensen, maar u vindt, waar u ook gaat, een nationale geest.

182 U gaat een kerk binnen en houdt de voorganger in het oog; als hij echt ruw is en tekeer gaat, zal de samenkomst hetzelfde zijn. Ziet u? Zij nemen de geest aan van elkaar in plaats van de Heilige Geest.

183 Dat is de reden dat wij zoveel verdraaid onderwijs van de Bijbel hebben. In plaats van terug te komen naar de blauwdruk, hebben zij de geest van een denominatie aangenomen. Ziet u? Maar het Woord is gewoon zo vreemd voor hen als het was in de dagen toen Jezus kwam en het echte, ware Evangelie introduceerde. Ze zeiden: "Hij is een duivel. Hij is Beëlzebub." Ziet u? Maar daar hebt u het.

184 En ze zei: "Wel, dan, wij zijn geen Amerikanen, wat zijn wij dan?"

185 Ik zei: "Ons Koninkrijk is van boven." Ziet u, wij zijn vrij, wedergeboren. Het Koninkrijk van God is binnenin u. Ziet u, handel als daarboven, u bent daar vertegenwoordigers van. Ik zei: "Wij zijn burgers hier, hier levend in het vlees. Maar onze Geest; wij zijn pelgrims en vreemdelingen." Wij zijn nu vreemd voor de wereld, zelfs voor onze eigen natie, want wij hebben de uitnodiging aanvaard toen er op ons hart geklopt werd om deel van Hem, Zijn Woord, te worden. En het Woord plaatst ons, doet ons leven en doet ons als Christenen handelen.

186 Enige tijd geleden, in het Zuiden, een klein verhaal. Er was een koning... of een koper. Zij verkochten slaven. Dat was in de tijd van de rassenscheiding en men had slaven in het Zuiden. Men was... Zij kwamen langs en kochten hen, net zoals u een gebruikte wagen zou willen kopen uit het aanbod.

187 Nu, ik ben een voorstander van integratie, absoluut... Ik bedoel een voorstander van afscheiding. Ik ben een voorstander van afscheiding. Omdat u, het maakt mij niet uit hoeveel zij argumenteren, – geen Christen kunt zijn – en een voorstander van vermenging. Dat is precies juist. God scheidt zelfs Zijn naties af. Hij scheidt Zijn volk af. "Kom uit van hen!" Hij is een 'Afscheider'. Zelfs niet... "Raak hun onreine dingen niet aan!" Hij trok Israël, dat Joodse ras, uit al de rassen van de wereld. Hij is een Afscheider.

188 Maar ik geloof niet dat enig mens een slaaf moet zijn. God maakte de mens; de mens maakte slaven. Ik geloof niet dat de één zou moeten heersen over de ander, welk ras, kleur, of iets dan ook.

189 Maar er is een afscheiding, de bruid van Christus is afgescheiden van de rest van de kerken en dat is precies juist: de natuurlijke gemeente en de geestelijke gemeente; de vleselijke gemeente en de Woord-gemeente. Het is altijd geweest. "Jezus kwam tot de Zijnen en de Zijnen ontvingen Hem niet; maar zovelen als Hem ontvingen!"

190 Er waren dus vroeger kopers, makelaars die erop afgingen om deze slaven te kopen. Eens was er één gekomen naar een grote plantage en hij bekeek hen. De slaven werden hard geslagen en zo, weet u. Zij waren van huis weg; zij zouden nooit meer teruggaan. De boeren, de Hollanders, waren er naartoe gegaan en namen hen mee, brachten ze hier en verkochten hen. En zij hebben pappa en mamma nooit meer teruggezien. Zij hebben hun baby's nooit meer teruggezien. Men fokte ze met elkaar; ze namen een grote man, fokte hem met een grote vrouw, weg van zijn eigen vrouw, om grotere slaven voort te brengen. O, God zal hen daarvoor op een dag rekenschap laten afleggen! Dat is juist. Dat is niet in orde.

191 Zoals Abraham Lincoln eens zei toen hij daar in New Orleans van een boot ging, zijn hoge hoed afnam...

192 Hij zag drie of vier kleine negers aankomen, die daar stonden zonder schoenen aan, waar zij... Een koe had er gelegen en de rijp was daar van de grond verdwenen; zij stonden daar na de koeien te hebben binnen gebracht. Hun kleine voeten gescheurd, bloedend. Zij zongen: "Jij hebt schoenen; ik heb schoenen en al Gods kinderen hebben schoenen."

193 Toen hij daarginds van de boot kwam, ging hij naar het mannenhok; daar stond een grote neger; men sloeg hem heen en weer, testte zijn hart. En liet hem de straat op en neer rennen, met een zweep achter hem aan; onderzocht dan zijn hart om te zien of hij in orde was. Zijn arme, kleine vrouw stond daar, twee of drie kinderen zo onder haar armen; om hem te verkopen, om hem te fokken met een grotere vrouw. Oude Abraham Lincoln stak dat onder zijn hoed... zijn hoed onder zijn arm, zo, en sloeg met zijn vuist; hij zei: "Dat is verkeerd! En op een dag zal ik dat neerslaan, al kost het mijn leven." En daarginds, in een museum in Chicago, ligt een kleed met het bloed erop dat die neger daarvan bevrijdde.

194 En ik zeg dat zonde en dergelijke verkeerd zijn! God helpe mij en alle andere predikers van het Evangelie om dat neer te slaan. Wij zijn vrij geboren, kinderen van God. Wij hebben niets te doen met enige geloofsbelijdenis of cultus om ons in een Wereldraad van kerken te brengen. Wij zijn vrij geboren mensen in de Heilige Geest. Wij hebben een recht. Wij komen uit zulk spul als dat om Pinksteren te zijn. Dat is juist. Wij zijn nu vrij. Wij hoeven niet weer aan deze dingen gebonden te zijn.

195 Maar deze koper zei, zijn slaven bekijkend, ongeveer honderd van hen, op een grote plantage: "Zeg!" Eén kleine makker daar hoefden ze niet af te ranselen; zijn borst vooruit en zijn kin omhoog, gewoon aan het werk! Hij zei: "Zeg! Ik wil hem kopen."

196 Hij zei: "O nee!" De eigenaar zei: "Hij is niet te koop."

     Hij zei: "Wel, is hij een slaaf?"

     Hij zei: "Ja."

197 Hij zei: "Wel, wat maakt hem zo anders? Voedt u hem anders?"

     Hij zei: "Nee, zij eten allemaal samen daar in de keuken."

     Hij zei: "Is hij de baas over hen?"

     Hij zei: "Nee, hij is gewoon een slaaf."

     "Wel," zei hij, "wat maakt hem anders?"

198 Hij zei: "Weet u, ik heb mij dat zelf afgevraagd. Maar weet u, ginds in het thuisland waar zij vandaan komen in Afrika, is de vader van de jongen de koning van de stam. En ofschoon hij een vreemdeling is, gedraagt hij zichzelf als een koningszoon."

199 O, ik dacht, wat een zaak voor een jonge Christen-dame en een jongeman. Vrouwen, stop dat dragen van die kleding op die manier. Mannen, stop met die vuile moppen te vertellen en al dat spul! Wij zijn zonen en dochters van de Koning. Kleedt u als een koningin, kleedt u als een dame. Handel als een heer, laat uw haar niet zo lang groeien. De Bijbel zegt: "Het is verkeerd (de natuur leert het u) voor een man om lang haar te hebben en het is een schande en vulgair voor een vrouw om zelfs maar te bidden met het haar afgeknipt." En hoe is het hiermee? "Het is een gruwel voor een vrouw om een kledingstuk aan te trekken dat een man toebehoort." De grote onveranderlijke God verandert niet. Maar toch is het gewoon zo oppervlakkig als de rest van onze natie is, een schande! Laten wij handelen als zonen en dochters van God. Laten we ernaar leven. Wij zijn de zonen van een Koning. Wij zijn het. Wij zijn het. Precies nu tussen deze smerigheid en vuiligheid hier: mensen die zichzelf 'Christenen' noemen en nog steeds zó handelen!

200 Maar bedenk dat er op een dag bij ons werd geklopt en wij Hem binnenlieten: trots en alles verdween. Amen. Ik geef er niet om hoe zij mij noemen!

O, ik denk dat ik een beetje ouderwets ben,
maar mijn Redder was ook ouderwets.

201 Is dat juist? U hebt het lied gehoord. Wees ouderwets! Probeer niet om u te vormen naar iemand anders. Hij is uw Voorbeeld. Probeer te zijn zoals Hij en de Geest in u zal u helpen dat te doen. Maak uw leven zoals het Zijne.

202 Ja, er is een deur daar. Ik wil een andere deur noemen. Ik raak te opgewonden. Er is een andere deur daar, gelijk volgend op die deur, aan de rechterzijde, en die deur is de deur tot uw privé-leven. O! O, u wilt niet dat Hij Zich daarmee bemoeit. "Nu, als ik uit wil gaan naar een kleine cocktailparty, wat hebt U ermee te maken? Welke kerk zal mij zeggen wat ik moet gaan doen?" Hm, hm, daar hebt u het, ziet u. "Een tiende van mijn loon? Wie zal mij zeggen wat te doen? Dat is mijn eigen privé-leven! Ik verdien dit geld. Ik heb mijn eigen leven. Ik draag korte broekjes als ik dat wil. Dat is mijn eigen Amerikaans voorrecht." Dat is waar. Zeker. Juist.

203 Maar als u een lam bent en geen geit... Ziet u, lammeren zijn het waar Hij naar zoekt. Zij zullen op een dag worden afgescheiden.

204 Een schaap heeft wol. Dat is het enige dat het heeft. En het kan die wol niet fabriceren. Wij worden niet gevraagd om de vrucht van de Geest te fabriceren, maar de vrucht van de Geest te dragen. En zo lang als het een schaap is, zal het het dragen. Het hoeft het niet te fabriceren. De klieren en alles erin is schaap; het zal wol maken omdat de binnenkant van hem de klieren heeft en de adrenaline en spul dat er voor nodig is om wol te maken.

205 En als u een Christen bent, zult u voldoen aan het Woord. Ik geef er niet om wat iemand anders zegt. U hoeft niets op te werken en niets neer te halen, te trekken, op te pompen. U bent een Christen. U draagt gewoon automatisch de vrucht van de Geest. Ziet u? Zie, en zo zit de vork in de steel. Ziet u?

206 Maar de mensen vandaag willen niet dat u zich met hun privé-leven bemoeit.

207 Er is slechts één ding dat u moet doen: gewoon elke deur in de buurt openen en zeggen: "Kom maar binnen Jezus." Let op wat er gebeurt. Wanneer u in dit boek ziet, dat u verondersteld wordt dit te doen, zult u het doen. Waarom? U bent dan een schaap om mee te beginnen.

208 Maar als u Hem gewoon bij de deur wilt houden en zegt: "Ik heb mij bij de kerk gevoegd. Ik ben net zo goed als u. Ziet u, ik heb Christus aanvaard." Misschien heeft u dat gedaan! Maar heeft u Hem Here gemaakt? Ziet u.

209 Nu, de Here kan geen boek van regels schrijven en een woord zeggen en dan langs komen en het ontkennen. En als u zegt, dat u de Heilige Geest hebt en de Bijbel zegt een bepaald iets te doen en u zegt: "O, ik geloof dat niet." Bedenk dan, dat die geest in u niet de Heilige Geest is omdat Hij Zichzelf niet kan loochenen. Dat is juist. Hij kan Zichzelf niet ontkennen. Hij schreef het Woord en Hij waakt erover om het te volvoeren. Ziet u? Het is dus niet de Heilige...

210 Het is een geest, in orde. Het mag misschien een geest van de kerk zijn. Het mag misschien de geest van de voorganger zijn. Het mag misschien de geest van de wereld zijn. Het mag zo zijn. Ik weet niet wat het is, maar wat het ook is, het kan een denominatie-geest zijn: "Ik ben Methodist. Ik ben Baptist. Ik ben Presbyteriaan. Ik ben Pinksteren. Ik bendit." Dat is Pinksteren.

211 Nu, onthoud, laat mij het rechtzetten; Pinksteren is geen organisatie, Pinksteren is een ervaring, die u ontvangt. U Methodisten, Baptisten, Katholieken en allen kunt Pinksteren ervaren. U kunt niet tot Pinksteren toetreden omdat er geen manier is om toe te treden.

212 Ik ben in de Branham familie sinds vijfenvijftig jaar. Weet u, zij vroegen mij nooit een Branham te worden. Ik werd als een Branham geboren.

213 En op die manier bent u een Christen, u bent als een Christen geboren. Dat is juist.

214 O, dat privé-leven! "O, ik zeg u: mijn voorganger gaat naar deze dansen en wij doen de twist. Zij hebben het." In orde. Ziet u? "Kom mij niet vertellen wat ik kan doen en wat ik niet kan doen." In orde, ziet u, u wilt Hem niet binnenlaten.

215 Laat Hem gewoon een keer binnen en ga dan terug naar de twist of de rock-and-roll, of wat u ook gaat doen en zie wat u kunt doen. U kunt het niet doen. Laat Hem eens binnen en begin dan een kort broekje aan te trekken, sommigen van u vrouwen.

216 Ik weet dat ik u een lange tijd houd, maar ik wil hier nog één ding over zeggen, als het goed is.

217 Ik denk dat de grootste samenkomst die de Here mij ooit voor Hem liet houden in Bombay was, waar ik er ongeveer vijfhonderdduizend had en tweehonderd en nog wat duizend in Afrika, Durban, op de renbaan. Die namiddag, na het zien van zo'n grote buitengewone zaak, dat onze genadige Here neerkwam en het bewerkte, zei ik: "De zendelingen onderwezen u het Woord, maar het Woord is opgewekt en levend gemaakt. Wat Hij zei is tot leven gekomen." En toen er vijfentwintigduizend genezingen plaatsvonden in één keer, had men daar lading na lading van goede oude rolstoelen; gewoon één klein, eenvoudig gebed. Zij hadden gezien dat de Heilige Geest gewoon... Die mensen die zelfs niet wisten wie zij waren en waar zij vandaan kwamen, dat was alles wat zij wilden zien. Ziet u?

218 En ik vroeg: "Hoevelen willen Christus ontvangen?" Er waren er dertigduizend die opstonden, inboorlingen met een deken om zich heen, die afgoden vasthielden.

219 Doctor Bosworth, Doctor Baxter, enzovoort, begonnen te huilen. En broeder Bosworth liep naar boven en zei: "Broeder Branham, dit is uw kroningsdag."

220 Broeder Baxter zei: "Broeder Branham, ik vraag mij af, ik denk dat zij lichamelijke genezing bedoelden."

221 Die jongen liep op zijn handen en knieën. En de Heilige Geest zei hem waar hij vandaan kwam, wat er gebeurd was en zei: "U zult spreken. Denk aan uw broer, hij is ongeveer een halve mijl daar achter. Hij reed op een gele geit en hij bezeerde zijn been." Ik zei: "Maar ZO SPREEKT DE HERE, hij is genezen." Hier kwam de jongen, met de krukken zo over zijn handen. En militairen hadden er ongeveer twintig minuten voor nodig om hen te kalmeren.

222 Deze jongen, op zijn handen en voeten, op die manier naar beneden, kon zelfs niet opstaan, naakt. O my, zoiets verschrikkelijks! Hij dacht dat hij daarboven kwam voor toeristen, weet u, om een soort jungle-dans te doen. En ik nam de keten en schudde het. Ik zei: "Als ik dat arme schepsel kon helpen en het niet wilde doen, zou ik een... Ik zou niet geschikt zijn om hier te staan. Maar", zei ik, "ik kan hem niet helpen. Maar ik heb een kleine gave. Ik kan het gewoon inschakelen, wat de Here ook zegt."

223 En toen de Here het toonde, hem zei wie hij was, zei: "Zijn moeder en vader zitten daarbuiten ergens, zij zijn Zoeloes. Zij zijn ongewoon mager." Een Zoeloe weegt gemiddeld driehonderd pond per persoon. Dus werd er gezegd: "Zij zijn ongewoon. Maar deze jongen werd geboren in een Christelijk huis omdat er aan zijn... aan de rechterkant, als u de deur binnengaat, is daar een foto van Christus in het kleine rieten hutje." En dat was precies juist. Zijn moeder en vader stonden op. "En dat is zijn naam." Dat is wie hij was en alles. Zij konden het niet begrijpen. Ik keek terug en zag hem staan, in een visioen daar, gewoon zo recht als hij kon zijn. Stond nooit op in zijn leven, hij was zo geboren. Ik zei: "De Here Jezus maakt hem gezond."

224 Hij was zelfs niet bij zijn gezonde verstand, proberend om te gaan: "Uh, ba, ba, ba", op die manier.

225 En ik had die keten vast en schudde hetzo. Ik zei: "Jezus Christus, zoon, maakt je gezond. Sta op je voeten." Daar stond hij op. De tranen liepen naar beneden en over zijn zwarte buik, toen hij zo naar beneden ging. Ik zag dertigduizend met een deken bedekte inboorlingen hun hart aan Jezus Christus geven.

226 Toen op de Kiwanis Club zei ik... En zij vertelden mij dat ik een 'heilige roller' zou worden, toen ik de Baptisten kerk verliet zodat ik met alle mensen gemeenschap kon hebben. Men zei: "Wel, je zult een heilige roller worden." Ik zat met een groep van mijn Baptisten broeders. Ik zei: "U hebt zendelingen daarheen gezonden de laatste honderdvijftig jaar en hoe vond ik hen? Nog steeds vol met afgoden." Ik zei: "Maar door de kracht van de opstanding van Jezus Christus ontvingen dertigduizend Christus in één keer."

227 Nu, ik wil het u vrouwen zeggen: "Weet u wat er met die vrouwen gebeurde?" Ik zei: "Precies op de grond waar u staat zal de Heilige Geest u vullen." En toen zij hun handen opstaken om Christus te aanvaarden als hun Redder, en toen zij vandaar wegwandelden, naakt, nu, niets dan gewoon een lendendoek aan de voorkant. En toen zij vandaar wegwandelden, vouwden zij hun armen, nadat zij Christus geaccepteerd hadden, omdat zij in de tegenwoordigheid van mannen waren.

228 Nu, hoe kunnen wij, zusters, hoe kunnen wij in deze natie waar wij beweren te geloven en Christenen te zijn, elk jaar meer uittrekken, terwijl die personen zelfs nooit de Naam van Christus hoorden, maar Hem gewoon in hun hart accepteerden? Nee, u zou hun niet kunnen vertellen dat zij naakt waren; zij wisten het niet. Maar zij bedekten zichzelf zo op deze manier om weg te wandelen. De volgende twee dagen zou u hen met klederen van een of andere soort vinden. O my!

229 Er is ergens iets verkeerd. Het is een verdraaiing van theologie. De kracht van de opstanding van Jezus Christus, zoals Hij deed bij de man 'Legioen' genaamd; wij vonden hem gekleed en bij zijn gezond verstand. En ik begin te geloven dat het een geest op de mensen is die hen in dat Amerikanisme en Frans-isme en alle soorten wereldsgezindheid en kerkelijkheid drijft. Maar laat hen éénmaal komen tot die Meester en zij voelen die klop op de deur; zij zullen kleren aantrekken en handelen als mannen en vrouwen en zij zullen wedergeboren Christenen zijn. Amen. Ja.

230 Nu, ik ben er door, twintig minuten voor twaalf, nog een paar minuten, laat mij wat overslaan. Even een ogenblik, enkele Schriftgedeelten; ik zou graag nog een deur willen openen. Is dat in orde? [De samenkomst zegt "amen" – Vert]

231 De volgende deur, daarop is geloof. Ziet u, uw privé-leven... deur van trots, uw privé-leven, laten we nu geloof openen. Er zijn er gewoon een hele hoop, ziet u, maar laten wij geloof binnengaan.

232 Weet u, enige tijd geleden was ik in het ziekenhuis en een vrouw moest een operatie ondergaan. Zij belde mij op, ze zei: "Broeder Branham, ik ben teruggevallen. Zou u voor mij willen bidden?"

233 Ik zei: "Ja mevrouw, ik zal het graag doen. Bent u teruggevallen?"

     "Ja."

234 Ik zei: "Nu, laten we gewoon even wachten. Laat mij de Schrift voor u lezen."

235 Er was een dame die daar in een bed lag, die naar mij keek, echt vreemd; zij en haar zoon van ongeveer twintig jaar oud, een echte Ricky, stonden daar zo naar mij te kijken.

236 En ik zei: "Ja, mevrouw." Ik zei... Ik las haar de Schrift voor. "Al zijn uw zonden als scharlaken, zij zullen wit zijn als sneeuw. Al zijn zij rood als karmozijn, zij zullen wit zijn als wol." En my, ik las haar dat voor. Ik zei: "Als u bent afgedwaald, ziet u, bent weggegaan van God, maar God ging nooit weg van u, anders zou u niet om mij gebeld hebben." Zij begon te huilen. Ik zei: "Wij zullen bidden."

237 Die dame daar in het volgende bed zei: "Wacht even! Wacht daar even!"

     Ik zei: "Ja, mevrouw?"

     Ze zei: "Trek dat gordijn dicht!"

     En ik zei: "Bent u geen Christen?"

     Ze zei: "Wij zijn Methodist!"

238 Ik zei: "Wel, wat heeft dat ermee te maken? Ziet u, dat is niet meer dan te zeggen dat u een veulen was als u in een varkensstal bent, ziet u." Ik zei: "Dat betekent niets." Ziet u?

239 Maar ziet u, dat is waar het toe gekomen is, die zelfgerechtigheid. "Dat is tegen ons geloof!" Ik zei... "Wij willen geen Goddelijke genezing in onze kerk of dat soort spul." Ziet u, ziet u wat ik bedoel? Ziet u, zij willen die deur niet openen. "Dat is tegen ons geloof."

240 Er is slechts één geloof. "Eén geloof, één Here, één doop." Dat geloof!

Mijn geloof ziet op naar U,
U Lam van Calvarie,
Goddelijke Redder;
Hoor mij nu terwijl ik bid,
Neem al mijn ongeloof weg.

241 Zonde! Zonde, er is slechts één zonde en dat is ongeloof. Een man die drinkt is geen zondaar. Ziet u, dat is geen zonde. Het is geen zonde om te drinken, te liegen, te stelen, dat is geen zonde. Het is geen zonde om overspel te plegen. Dat zijn de attributen van ongeloof. Als u een gelovige was, zou u dat niet doen, ziet u.

242 Er zijn er slechts twee: u bent òf een ongelovige òf een gelovige, ziet u, het een of het ander. U doet al deze dingen niet, en zulke religieuze orden, gewoon omdat u een ongelovige bent; als u een gelovige bent, is het het Woord waarin u gelooft, omdat Christus het Woord is. Ziet u? En dus bent u gewoon een ongelovige omdat u in een traditie gelooft, of sommige dogma's die aan de Bijbel zijn toegevoegd of zoiets en denominaties doen dat. Maar een echte gelovige blijft precies bij dat Woord. En God werkt precies door dat Woord, gewoon er doorheen om het te doen gebeuren in deze generatie waarin wij leven.

243 En merk nu op, u zegt: "O, ik... broeder Branham, de Here..." Wel, dat is in orde; er waren vele onbesneden Filistijnen die ook een keer gingen. En een troep Egyptenaren probeerde Mozes te volgen door de Rode Zee, maar tenslotte... "Zoals Jannes en Jambres Mozes tegenstonden, wel, wij vinden hetzelfde in de laatste dag", zegt de Bijbel.

244 Nu, gewoon een beetje verder. Jezus zegt hier in dit tijdperk: "Omdat gij zegt: 'Ik ben rijk en ik heb mij verrijkt.'" Kijk gewoon hoe wij vandaag zijn: rijker dan de kerk ooit was! En wel, weet u dat u Pinkstermensen heel wat beter af zou zijn als u buiten met een tamboerijn op de hoek stond, zoals uw vaders en moeders. Maar u hebt betere kerken dan de rest van hen nu, de snelste groei in de wereld; maar waar is die Geest van God die onder hen placht te zijn? U hebt het echte eruit weggelaten. "Omdat gij zegt: 'Ik ben rijk.'"

245 Bedenk dit ìs Pinksteren waar het tegen wordt gezegd, omdat het Pinkstertijdperk het laatste tijdperk is. Ziet u, er is uit heel deze opwekking die wij gehad hebben geen andere organisatie ontstaan. Er zal er geen zijn. Dit is het einde. De tarwe is nu gerijpt. Het is opgekomen door de bladeren, en stengel en kaf en het is gekomen tot de tarwe nu. Ziet u, er zal er geen meer zijn. Zij begonnen een kleine 'Late Regen', maar het viel gewoon precies in elkaar, al het andere zal het ook. Zij zullen het. Dit is de tarwe die tevoorschijn komt. Let op.

246 "Omdat gij zegt: Ik ben rijk en ik heb mij verrijkt en heb aan niets gebrek, en gij weet niet, dat gij zijt de ellendige en jammerlijke en arme en blinde en naakte, raad Ik u aan..." O my! "Ik klop op uw deur." [Broeder Branham klopt ergens op – Vert] "Laodicéa, Ik klop op uw deur en raad u aan tot Mij te komen en goud te kopen dat in het vuur gelouterd is en witte klederen opdat gij die aandoet en de schande uwer naaktheid niet zichtbaar worde."

247 Neem deze dingen weg en trek aan zoals u zou moeten, ziet u, de gerechtigheid van Christus, het Woord. Niet mijn gerechtigheid, Zijn gerechtigheid!

248 "En Ik raad u aan om te komen, wat ogenzalf te krijgen opdat u uw ogen moogt zalven, opdat u moogt zien. Ogenzalf!"

249 Ik ben een Kentuckiër. Ik ben geboren ginds in de bergen en wij hadden vroeger een kleine, oude plaats boven in de zolderkamer. En wij kinderen hadden een kleine, oude boomladder omhoog gezet, die wij elke avond opgingen. En wij gingen liggen. Men moest een stuk canvas over onze bovenkant heentrekken wanneer het sneeuwde. Wel, de sterren, oude dunne dakplaten van kuiphout.

250 Hoevelen weten wat een kuiphouten dakplaat is? Wel, broeder, waarom draag ik mijn overall hier niet? Ik ben precies thuis, ziet u. Wel, die oude platen van kuiphout!

251 Hoevelen weten wat een stro matras is? Nu, wat weet u! Ik dacht dat ik mij verschrikkelijk religieus voelde over iets. Wel, ik denk dat ik nu precies thuis ben. Dat is goed. En tot voor enkele jaren wist ik niet anders.

252 Hoevelen weten wat een oude lamp is, een oud lampenglas? U weet het, dat was de grote, oude maan, en een uil aan de kant. Gewoonlijk moest de kleinste hand in huis; die oude melkbus schoon maken. Gewoonlijk nam ik een oud zeiltje en het zou allemaal over mij heen spatten; ik nam dus dit lampenglas en draaide het daarover om het spatten ervan tegen te gaan. Ja inderdaad.

253 Nu, mijn grootvader was een pelsjager. Mijn moeders moeder kwam uit de reservaten. Hij huwde een Indiaans meisje uit het Cherokee reservaat daar in Kentucky en Tennessee, u weet waar, de Cherokee vallei. En hij jaagde en zette vallen, heel de tijd; dat was de wijze waarop hij in zijn levensonderhoud voorzag.

254 En wij kinderen lagen daar boven; wel, soms werd het echt koud. En als de wind daar doorheen kwam, kregen wij kou op onze ogen en onze ogen bleven 's nachts vastkleven, weet u. Mamma noemde het 'etter'. Ik weet niet wat het is, maar een kou komt op uw ogen en u vat kou. En zij zou zeggen: "Je hebt etter in je ogen", omdat, weet u, de wind daar doorheen waaide, de tocht komt daar 's nachts doorheen. Onze ogen zouden dichtzwellen.

255 En mamma zou daar bij de ladder komen 's morgens wanneer zij de beschuiten had klaar gemaakt. Zij zette de sorghum stroop op de tafel. En zij zou zeggen: "Billy!"

     Ik zou zeggen: "Ja mamma?"

     "Jij en Edward, kom naar beneden."

256 "Mamma, ik kan niet zien!" Ik riep mijn broer, wij noemden hem: "Humpy." Ik zei: "Hij kan ook niet zien." Ziet u, er was etter in onze ogen gekomen.

     Zij zou zeggen: "In orde, wacht even."

257 En opa, wanneer hij een wasbeer ving. Hoevelen weten wat een wasbeer is? Dat is wat, en zij... Hij zou een wasbeer vangen, het vet eraf halen en het in een kan doen. En dat wasberenvet was een wondermiddel in ons gezin. Zij zouden het ons geven voor een zware verkoudheid met terpentijn erop en koololie. Wij moesten het inslikken voor keelpijn. Dan werd dat berenvet heet en zij kwam en masseerde onze ogen en onze ogen gingen open. Dat berenvet deed het. Ziet u?

258 Nu, broeder, zuster, wij zijn door een koude periode gegaan, in de gemeente. En dat is juist, veel religieuze tocht is er doorheen gekomen; iedereen heeft kou gevat. En veel mensen hebben hun ogen helemaal gesloten en er is een grote Wereldraad van kerken die er aan komt hier en die ieder van u erin zal dwingen. Zij gaan weg van dat Woord, onze eigen groepen doen het. Ik ben plichtgebonden aan een Boodschap; niet om anders te zijn, maar wegens liefde. Liefde is corrigerend. Kom terug! Blijf weg van die zaak! U prediker-broeders, ik geef er niet om wat uw groepen doen, blijf er bij vandaan! Blijf er buiten! Het is het merkteken van het beest, blijf er bij vandaan! Ziet u, Jezus klopt in dit Laodicéa tijdperk. Ziet u waar zij Hem eruit hebben gezet? Hij probeert tot individuelen te komen, geen organisaties en groepen van mensen. Hij probeert er hier één te krijgen en één daar en één daar, proberend. "Allen die Ik liefheb, kastijd Ik."

259 Zoals de kleine broeder het visioen hier had en zei dat hij het visioen had. En er werd gezegd: "Ditzelfde licht dat u ontvangt, veroorzaakt ook uw dood." Ziet u?

260 "Zovelen als Ik liefheb, kastijd Ik; wees ijverig en keer terug. Ik sta aan de deur en klop." Nu, kijk, wasberenvet zal hieraan geen goed doen.

Maar er is een Bron gevuld met Bloed,
Vloeiend uit Immanuels aderen;
Waarin zondaars, ondergedompeld in de vloed,
Al hun schuldige vlekken verliezen.

Die stervende dief verheugde zich,
Die Bron in zijn dag te zien;
Daar mag ik, 'schoon vuil als hij...

261 Hij opende mijn ogen met Zijn ogenzalf. Zijn Geest kwam neer en verwarmde de Bijbel, Zijn ogenzalf. Ik kon het niet zien. Ik was gewoon een plaatselijke Baptistenvoorganger. Maar op een dag zond Hij Zijn Geest neer, niet het berenvet maakte Hij heet, maar Hij zond de Heilige Geest en Vuur! Een beetje ogenzalf werd over mijn Bijbel gestreken en ik kon zien met mijn oog, ik bedoel, werd over mijn ogen gestreken zodat ik mijn Bijbel kon zien. En ik zag dat Hij Dezelfde was gisteren, vandaag en voor immer. "Laat ieder mensenwoord een leugen zijn en het Mijne waar. Ik sta aan de deur en klop."

262 Nog een klein verhaal. Hebben wij tijd? [Samenkomst zegt "Amen" – Vert] Ja, ja, dan zal ik gaan, ziet u.

263 Er was een oude kleurling daar in het zuiden. En zijn voorganger, ik kende hem, een aardige, oude kerel. Wij noemden hem Gabe. Zijn naam was Gabriël en wij noemden hem gewoon Gabe. Wij gingen altijd, hij, de voorganger en ik, heel veel jagen. Hij was een oude, gekleurde broeder en wij gingen uit jagen. En oude Gabe hield meer van jagen dan wie ik maar kende, maar hij was een slechte schutter. Op een dag gingen zijn voorganger en hij jagen.

264 En wij konden oude Gabe er niet toe krijgen om naar de gemeente te komen. Hij wilde het gewoon niet doen. Hij wilde niet naar de gemeente komen. Hij zei: "Ah, ik ga niet daarginds waar die huichelaars zijn."

265 Ik zei: "Maar Gabe, zolang je wegblijft, zijn zij groter dan jij. Je verbergt jezelf achter hen, zie je. Je verbergt jezelf achter hen. Je bent kleiner dan zij zijn; zij gaan daarheen en doen een poging, zie je."

266 En hij zei dus: "Ik, ik sla u hoog aan, meneer Bill. Maar ik weet dat de oude Jones daar heengaat en hij is niets; hij dobbelt en van alles."

267 Ik zei: "Dat is in orde, Gabe. Zie je, dat is in orde. Maar bedenk, Jones moet zich daarvoor verantwoorden; jij hoeft dat niet, zie je. Als jij slechts gaat..." Ik zei: "Je hebt een goede voorganger."

268 "O, voorganger Jones is één van de fijnste mensen die er in het land is!"

269 Ik zei: "Laat hij je voorbeeld zijn als je niet verder dan dat kunt kijken. Laat hij je voorbeeld zijn."

270 Op een dag zei broeder Jones dat hij oude Gabe mee op jacht nam; en hij zei: "Wij hadden meer konijnen en vogels die dag dan wij nauwelijks konden dragen. Ik kwam 's avonds binnen, oude Gabe kwam achteraan en helemaal beladen, weet u, op die manier." En zijn vrouw was een echte trouwe Christin. Zij had een plaats precies daar, een met de Heilige Geest vervulde vrouw en zij was altijd op haar post van plicht. Hij was dus... Oude Gabe kwam achteraan, weet u. En voorganger Jones zei dat hij rondkeek en kon zien dat oude Gabe zó over zijn schouder bleef kijken. "De zon ging onder", zei hij, "kwam echt laag, het werd koel." Hij zei dat hij langs liep. Na een poosje kwam Gabe boven. Hij had zijn geweerloop vol konijnen en vogels en dingen hangen. Hij klopte de voorganger op de schouder en zei: "Voorganger?"

     Hij draaide zich om en zei: "Ja Gabe, wat is er aan de hand?"

271 Hij keek en grote tranen liepen over zijn zwarte wangen waar zijn baard grijs werd. Hij zei: "Voorganger, ik wandelde langs deze oever hier gedurende een half uur ongeveer. Ik heb er op gelet dat die zon onderging. Weet u, deze grijze bakkebaarden van mij en mijn haar dat van kleur verandert, weet u, ook mijn zon gaat onder, voorganger."

272 Hij zei: "Dat is juist, Gabe." En hij stopte gewoon, draaide zich om en zei: "Wat is er met je aan de hand?"

273 Hij zei: "Mijn zon gaat ook onder. Weet u wat? Ik raakte aan het denken terwijl ik daar achter langs wandelde. Weet u, de Here moet mij liefhebben."

     Hij zei: "Zeker doet Hij dat, Gabe."

274 Hij zei: "Weet u, ik ben een slechte schutter. Ik zou niets kunnen raken, maar wij hadden dit vlees echt nodig thuis. Kijk eens naar deze fijne hoeveelheid wild die Hij mij gaf, deze vogels en deze konijnen. Ik kreeg er genoeg van om heel de volgende week door te komen. Hij moet mij liefgehad hebben, omdat ik niets kan raken; weet u. Ik zou het niet kunnen raken, maar kijk gewoon wat Hij mij gaf." Dan zei hij: "Hij moet mij liefhebben of Hij zou mij dit niet gegeven hebben."

     Hij zei: "Dat is juist."

275 En hij zei: "Wel, er was een vreemde, kleine klop op mijn deur, daarginds. Hij zei me om te keren en zei: 'Gabe, jouw zon gaat ook onder.'" Hij zei: "Voorganger, weet u wat ik heb gedaan? Ik deed Hem een belofte."

276 Hij zei: "Gabe, ik wil je iets vragen. Welke prediking predikte ik dat je je op die wijze voelde?" Hij zei, voorganger of... "Nu, wacht even, welk koor zong?"

277 Hij zei: "O, ik houd echt van dat gezang ginds in de kerk, voorganger. Ik houd van elke boodschap die u predikte, omdat het regelrecht vanuit dat goede boek komt en ik weet dat het juist is. Maar," zei hij, "dat was het niet. Hij klopte gewoon en ik keek hier rond en zag hoe goed Hij voor mij was wat Hij mij gaf." Hij zei: "Zondagmorgen zal ik rechtstreeks naar voren gaan, vooraan daar waar u staat. Ik zal u mijn rechterhand geven, omdat ik mijn hart aan de Here heb gegeven, precies ginds bij de heuvel daar." Hij zei: "Ik zal gedoopt worden en mijn plaats innemen recht naast mijn vrouw. En ik zal daar blijven staan tot de Here mij hoger roept." Ziet u, het overkwam hem gewoon dat hij rondkeek en zag hoe goed God voor hem geweest was.

278 Ik ben een zendeling. Als u zou kunnen kijken door de ogen waarmee ik nu kijk om een Indiase plaats te zien, die kleine hongerige mensen, moeders die op straat verhongeren; hun kleine kinderen kunnen zelfs niet meer van honger schreeuwen en bedenk slechts wat wij hier vandaag hebben. Kijk naar de wagens waarmee u komt. Kijk naar de kleding die u draagt. Kijk hoe rijk u bent. Vriend, kunt u die kleine klop daar niet ergens voelen?

     Laten we bidden.

279 Met onze hoofden en onze harten gebogen, terwijl de minuten nu voorbijgaan ongeveer zeven minuten voor de middag. Mijn broeder, zuster, de wetenschap zegt ons dat het minder dan drie minuten voor middernacht is. Nu, als u gewoon rond kunt kijken en gewoon even nadenkt. Uw kleine kinderen zitten daar gewoon bij u. Hoeveel kleine spastische...

280 Kijk naar uw fijne vrouw, broeder, en bedenk hoe menig man die miljoenen dollars bezit een vrouw liefheeft met heel zijn hart en zij is een bar-vlinder. Hij zou zijn koude miljoenen willen geven opdat die vrouw hem zou liefhebben op de manier waarop uw vrouw u liefheeft. En u vrouw, hoeveel vrouwen...

281 Hoeveel moeders zijn hier deze morgen met hun kleine kinderen, hoeveel vaders. Wel, o, er is menig man die kijkt naar een klein, oud bedje, waar een arm, klein kreupel ding... en kijk wat een fijne kleine kinderen u kreeg. Ziet u? En menig kleine, oude, misschien...

282 O God! Er zijn zovele dingen, als u slechts zou kijken. Hij is zo goed geweest voor ons Amerikanen. Nu, kunt u niet gewoon voelen dat u wat zalf zou willen hebben deze morgen? "Open mijn ogen gewoon een beetje verder, Here, open mijn ogen!" Zoals onze zuster zo lieflijk zong: "Zijn oog is op de mus, gewoon een kleine mus en ik weet dat Hij over mij waakt."

283 Nu, Hij let nu op u. Kunt u gewoon hier binnen ergens een klein klopje op deze manier horen, [Broeder Branham klopt op iets – Vert]: "Ik kom op bezoek deze morgen"? Het is de grootste eer die u ooit gegeven kan worden, als u dat kloppen aan uw hart kunt voelen.

284 Wilt u gewoon uw hand opsteken en zeggen: "Hierdoor, Heer, door Uw hulp en Uw genade, zal ik van vandaag af, zo dicht mogelijk als ik kan bij U leven. Dat is alles wat ik weet hoe U te vragen." God zegene u. God zegene u. "Door Uw hulp en genade, vandaag, van vandaag af, zal ik dit nooit vergeten."

     "Zie, Ik sta aan de deur en klop. Als enig mens..."

285 Nu, bedenk waar klopte Hij aan? Bij de schuur? Nee, bij de bar? Waar klopt Hij aan? Bij de kerk!

286 "Indien iemand Mijn stem zal horen en Mij opendoen, zal Ik binnenkomen en avondmaal met hem houden en hij met Mij."

287 Dierbare God, deze kleine gebroken, weinige verwarde woorden die deze morgen gezegd zijn, laat de Heilige Geest het hoe dan ook uitleggen aan de harten van de mensen.

288 Nu, er waren er velen, Heer; uit deze honderd mensen hier waren er misschien twintig of dertig die hun hand opstaken. Ik heb geen manier om te weten wat zij precies nodig hebben, Heer. Maar ik weet dat de middag gewoon enkele minuten verwijderd is en zo is ook de komst des Heren; toch kunnen wij misschien, vóór deze sneeuw op de grond smelt, gedagvaard worden en dit kan het ogenblik zijn dat de hele toekomst zal veranderen: of zij achtergelaten worden of omhoog gaan.

289 Dierbare God, nederig aanvaarden wij Jezus; wij accepteren al Zijn Woorden. Vul ons, Here, vul ons met Uw Heilige Geest, zodat ons leven gewoon automatisch de vrucht zal dragen. Sta het toe, Here.

290 Vergeef ons onze vele fouten. O, wij zijn er zo vol van, Heer. En wij hebben niets wat wij kunnen aanbieden, Heer, omdat alles wat wij kregen, ons door U werd gegeven. Zoals Gabe zei in het kleine verhaal dat wij net vertelden: "U, U hebt ons zeker lief, Here, of U zou dit niet doen." En te bedenken dat deze mensen hier zitten sinds vanmorgen vroeg, hier zitten sinds acht uur; het is vier uur dat zij hier binnen zitten. Zij hebben U lief, Heer. Zij houden van U. Nu, Vader, wil U slechts de zalf van de Heilige Geest zenden, open onze ogen. Mogen wij...

291 Degenen die hier in de stad zijn, mogen zij zich naar die opwekking vanavond haasten; moge er zo'n uitstorting zijn! Sta het toe, Heer. Moge er een ouderwetse opwekking hier in de stad beginnen. Sta het toe. Zegen iedere man die zich inspant, elkeen van Uw dienstknechten over de wereld, die een inspanning doet. Wees met hen, Here en help hen.

292 Open onze ogen opdat wij, meer en meer, de gelijkenis van Christus mogen zien. Sta het toe, Heer. Vergeef ons onze zonden.

293 En nu draag ik degenen die hun handen opstaken, Vader, aan U op. Ontvang hen. Nu, ik citeer Uw eigen Woord, Here, dat zegt: "Hemelen en aarde zullen falen maar," U zei, "hij", wat een persoonlijk voornaamwoord is, "hij die Mijn Woord hoort..." Here, zij mogen gebroken zijn en eenvoudig, maar iemand hoorde ze. Het Zaad viel. "Hij die Mijn Woorden hoort en (verbindingswoord) gelooft in Hem die Mij gezonden heeft", omdat hij dit deed, "heeft (tegenwoordige tijd) leven en zal in de toekomst niet in het oordeel komen, maar is overgegaan van dood naar leven." Zij staken hun hand op, Here. Zij braken de wetenschappelijke wet; de zwaartekracht houdt onze handen naar beneden. Maar zij bewezen dat er een geest in hen is die kon luisteren naar een klop op de deur en hun rechterhand uitstrekken naar de hemel. Open nu de deur. Open, Heer en kom binnen. Wij zijn de Uwen. Ontvang ons in Jezus Christus' Naam. Amen.

Ik heb Hem lief, ik heb Hem lief,
Omdat Hij mij eerst liefhad
En mijn redding kocht
Op Calvaries kruishout.

294 U hebt Hem lief? Ik vraag mij af of wij gewoon even onze ogen konden sluiten. Nu, vanuit ons hart, met onze handen omhoog.

Ik heb Hem lief, ik heb Hem lief.
Omdat...

295 Wij aanvaarden Uw kloppen deze morgen, Heer. Mijn handen zijn omhoog. Al onze handen zijn omhoog, Heer. En nu, kom binnen, Heer Jezus. Kom in onze harten en houdt maaltijd met ons en wij zullen maaltijd met U houden.

... Calvaries kruishout!

296 Hebt u Hem lief? O, ik vind dat Hij zo wonderbaar is! U niet? [Samenkomst zegt: "Amen" – Vert] Voelt u niet dat Zijn tegenwoordigheid u gewoon een beetje reinigt? Ik voel mij nu echt religieus, voel mij gewoon echt goed, iets erover, ziet u.

Mijn geloof ziet op naar U,
U Lam van Calvarie,
Goddelijke Redder;
Nu, hoor mij terwijl ik bid,
Neem al mijn zonden weg,
O, laat mij van deze dag af
Geheel de Uwe zijn!

297 Nu, ik wil dat u, wanneer wij dit volgende vers van dat prachtige lied, dat oude lied van de gemeente, neuriën, met iemand de handen schudt. Blijf gewoon op uw zitplaats en zeg gewoon: "God zegene u broeder. God zegene u zuster. Ik ben zo blij hier met u te zijn!" Laten we dat doen. [Broeder Branham en de samenkomst neuriën 'Mijn geloof ziet op naar U' en men geeft elkaar de hand – Vert] God zegene u, Carl en broeder Williams. Ik ben blij hier te zijn.

298 Bedenk gewoon dat Methodistenhanden, Pinkstermensen de handen schudden, Baptisten schudden Presbyterianen de hand.

O laat... van deze dag af
Geheel de Uwe zijn!

299 Nu, terwijl wij nu langzaam zingen, ook uit de grond van uw hart. Weet u, na een reinigende, vermanende boodschap, denk ik dat het goed is in de Geest te komen en te zingen; de zachtheid van de Heilige Geest.

300 O, hoe lieflijk is het voor broeders samen in eenheid te verblijven! De Bijbel zei: "Het is als de zalfolie die op Aärons baard was, die neerdaalt naar de zomen van zijn klederen." U bent wonderbaarlijke mensen hier. Ik hoop terug te komen om u weer te zien voor Jezus mij roept of het duizendjarig rijk. Als ik niet kom, zal ik u weerzien aan de andere zijde van de rivier daarginds. Ik zal u ontmoeten aan de rivier. Amen. Het is een afspraak.

Terwijl ik 's levens donkere doolhof betreed
En verdriet rondom mij verspreid is,
Wees Gij mijn Gids;
Beveel de duisternis dag te worden (dat kleine licht waarover men spreekt),
Veeg tranen van zorg weg.
O, laat mij van deze dag af,
Geheel de Uwe zijn!

301 Elke deur open! O, raak gewoon de kleine knop aan en let op hen die ons allen hier precies omringen, zeg: "Kom binnen, Here Jezus, wees mijn Heer, mijn alles."

O, laat mij van deze dag af, niet U bij de deur laten staan,
Geheel de Uwe zijn.

302 U die uw handen opstak en verder geleid wil worden tot de Heer, ik vraag u naar de opwekking te gaan vanavond. En ik weet zeker dat de voorganger daar, u zal meenemen hier naar de herberg. Hij heeft zes stuivers of wat er ook werd gegeven om ervoor te zorgen en wijn en olie om in te gieten. Hij kan de taak beëindigen.

303 God zegene u nu. Ik zal de dienst nu teruggeven aan (denk ik) broeder Williams of wie ook... In orde.