Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
audioE-BookPrint
AudioAudio
mp3 Download mp3mp3 is een populaire audioformaat dat op vrijwel alle mediaspelers te beluisteren is. meer info...
m4b Download m4bM4B is een Audiobook formaat voor Apple apparatuur (iPod, iPhone etc...) Uw plek wordt bewaard e.d. meer info...
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

En zij weten het niet

Door William Marrion Branham

1 Dank u, broeder Neville. De Here zegene u. Ik raakte ergens bij betrokken, is het niet? Ik wil de Here werkelijk danken voor wat Hij deed in het geval van de jongen van broeder Capps. Het kwam juist zo uit dat dit de korte tijd is dat ik terug ben in Indiana. Ik weet dat zij dit niet opnemen op de band – ik veronderstel van niet. En zo dan, ik zie daarbinnen niemand, dus zij... Ik kwam terug om op eekhoorns te gaan jagen. Dus, ik neem aan dat Charlie met mij mee zal moeten gaan – hij en Nellie en degenen daar in Kentucky, nu voor een dag of twee, om op eekhoorns te jagen. Zo, ik zou liever alles, iedere andere soort ontspanning willen missen, behalve hier te komen, ongeveer midden augustus, om op eekhoornjacht te gaan met Charlie, Banks en hen allemaal. Het is een soort traditie voor mij. Dus ik nam Joe...

2 Toen wij hier onlangs waren, werd iedereen ziek door de overgang van dat echt hete klimaat naar dit koele klimaat dat jullie hier hebben. Ik weet dat u denkt dat dit niet koel is, maar komt u maar eens naar Arizona! Het was 43° in de schaduw toen ik gistermorgen wegging; en dan omstreeks middernacht, in de nacht als de koele lucht vanaf de bergen komt, is het nog 35°. Ziet u, dat is dan te middernacht als de koele lucht naar beneden komt. En zo is het... Die plaats is prima in de wintertijd, maar in de zomertijd is het voor schorpioenen en hagedissen, niet voor menselijke wezens. Zelfs al de dieren trekken dan weg naar de bergen. Zij kunnen het gewoon niet uithouden.

3 Ik was buiten geweest om mijn kleine geweer in te schieten. Ik... Op de een of andere manier wil ik u even vertellen over de kleine jongen van broeder Capps. En ik zei... En Joe, ik zal hem gewoon het geweer moeten geven, omdat hij beter kan schieten dan ik. Wij hadden het ingeschoten en ik plaatste doelen op vijftig yard [46 meter – Vert] afstand, en ik zei tegen Joe... Joe zei: "Pappa, ik geloof dat ik dat zou kunnen." (De arme, kleine kerel had hoofdpijn gehad. Ik had voor hem gebeden, hij had hoge koorts. Hij ging met mij mee naar de schietbaan... en ik...)

4 Elk twee over tien boorgat in een tweeëntwintig-geweer kruist zijn vuurlijn op vijfentwintig yard [23 meter] en dan weer op vijftig yard, gewoon hetzelfde, als het twee over tien is. Dus toen... En ik had het ingeschoten op vijfentwintig yard. En zo had ik nog twee doelen en ik zette ze op en Joe raakte echt beide doelen! Ik had geen doelen meer, dus nam ik een stukje van een oude kleiduif die daar gebarsten was, waar jagers op schieten; een stuk van ongeveer een halve centimeter doorsnee, en hij schoot het op vijftig yard middendoor. En het vizier was gesteld naar mijn ogen, gewoon een paar jaar ouder dan hij was. Dus zei hij: "Weet u wat? Ik moet langs Billy gaan om hem te vertellen van nu af aan bij mij vandaan te blijven." Ziet u? [Broeder Branham en de samenkomst lachen – Vert]

5 Dus zei ik: "Wel, ik zal je wat vertellen." Ik zei: "Laten wij naar beneden gaan en het broeder Norman laten zien."

6 Ik zei: "Joe, bij wedstrijden over de hele wereld, het kan mij niet schelen wie het zou zijn, zou niemand..." Nu, de doelen waren niet aan de kant geraakt, maar precies in het midden. En dat stuk was, dacht ik, niet meer dan zes bij twee millimeter en zes millimeter hoog, hij schoot het middendoor, op vijftig yard afstand. Ik zei dat er niemand ter wereld was, die beter had kunnen schieten. "Kampioenen zouden hetzelfde gedaan kunnen hebben, maar je zou geen drie betere schoten hebben kunnen afvuren dan die." De doelen waren niet verbogen – gewoon een recht gat door het papier, waar het doel werd doorboord. En ik zei: "Niemand zou een beter schot hebben kunnen maken." Goed. (Ik denk dat zijn hoofdpijn meteen weg was!)

7 En ik zei: "Wel, laten wij gaan en dit aan broeder Norman laten zien." (Die werkt voor de Field and Stream, de plaats waar broeder Tony Stromei sportartikelen verkoopt.)

8 Hij zei: "Laten wij eerst langs Billy gaan." Hij zei: "Ik wil Bubby wat vertellen." Ziet u? En, eerlijk gezegd, zijn broer heeft het nooit zo goed gedaan. Dus zei hij: "Wij zullen daar eerst langs gaan."

9 En juist toen ik binnenkwam, Billy stond nog in zijn pyjama. En hij zei... Wij waren vroeg weggegaan, omdat het zo heet zou worden. En hij zei... De telefoon ging. En ik zei... Hij keek mij een beetje op deze manier aan. Ik zei: "Misschien is het een oproep voor een zieke", en het was broeder Capps voor zijn jongen, die toen in de operatiekamer lag met buikvliesontsteking en in spanning was hoe het af zou lopen. En hij vertelde mij nu net dat zijn jongen herstellende is en het heel goed maakt.

10 Dus, zie hoe God dat gewoon bewerkte, zelfs in de stem van die kleine jongen, Joe. In plaats van naar broeder Norman te gaan... Ik zou daar dan niet geweest zijn, maar nu kwam ik daar en broeder Capps en ik voegden ons daar samen. Ik zeg niet dat het onze gebeden waren die het deden, maar het betekende iets voor hem, dat wij zo contact maakten. En, eerlijk gezegd, daarom... Als u... U moet geloof hebben in wat u doet. Ziet u? En dat was zijn geloof om op te bellen, en Billy was...

11 Zij deden er geld in. Hij zei: "Dit moet wel een gesprek over grote afstand zijn." Hij zei dat hij er bijna vijf dollar aan klein geld in deed voor een gesprek van drie minuten. En ik dacht dat het uit New York kwam, of van één van de eilanden, of zoiets, maar hij liet er een persoonlijke oproep van maken om Billy te krijgen in plaats van Loyce, ziet u, en dat kostte het hem om dat gedaan te krijgen.

12 En nu is zijn jongen aan het herstellen. Broeder Capps zei dat de dokter hem erg weinig hoop gaf er ooit uit te komen, ziet u, uit de operatie. En wij zijn God hier dankbaar voor vanmorgen; we zijn er erg blij om.

13 Nu, wij kwamen thuis tegen het daglicht vanmorgen en ik heb ongeveer drie uur geslapen, en ik ben tamelijk vermoeid. Maar toen de tijd kwam om naar de gemeente te gaan, ging ik.

14 En zo de Here wil, moet ik nu naar Kentucky, zoals ik zei. Toen heb ik beloofd op een zondag te spreken, terwijl ik hier was, en ik kan dat het beste doen aanstaande zondag, want de volgende zal ik zijn... Ik moet terug gaan, omdat ik weer weg ga, naar Canada. Dus kan ik het beter aanstaande zondag doen, aanstaande zondagmorgen.

15 En broeder Neville zei: "Waarom gaat u er niet gewoon heen en groet de mensen, en spreekt gewoon even tot hen?"

16 Ik zei: "Broeder Neville, ik heb zelfs nauwelijks mijn Bijbel geopend." Ik zei: "Ik..."

17 Hij zei: "Wel, ga erheen en zeg iets tot hen." En, zuster Neville, ik weet niet hoe u dat doet. Hij is een man met zeer veel overredingskracht. Maar terwijl...

18 Ik krijg geen kans om dit te zeggen als de plaats afgeladen en vol is en zo, maar ik ben God zeer dankbaar voor een herder als broeder Orman Neville. Getrouw, gewoon zo getrouw als hij maar zijn kan aan de zaak en nooit hoor ik hem mopperen. Ik zat daar achterin... ik had een gesprek van een goed half uur met hem, terwijl ik genoot van broeder Mann en dus zal ik hem daarover meer vertellen, wanneer wij dit jaar naar Colorado gaan.

     Wij genoten dus van zijn boodschap en ik kwam in een goed gesprek met broeder Neville. Ik zei: "Ik kan er zelfs niet toe komen om de mensen ook maar iets over onze fijne herder te vertellen." Ik zei: "Behandelen de mensen u juist?"

     Hij zei: "Het zou niet beter kunnen."

     En ik zei: "Ik ben blij om dat te horen."

19 Als een herder tevreden is en de mensen tevreden zijn, vormt dat een echt goede gemeente, en dan is God tevreden. En ik denk, om hen samen voldaan te zien, speciaal in deze dag van de Boodschap die wij uitdragen, ik denk dat dit de samenhang aantoont van de Boodschap met de mensen en met God. Ziet u?

20 En ik ben zeer dankbaar voor broeder Orman Neville en zijn fijne vrouw en gezin. En ik bid dat God hen getrouw zal houden aan Hem en de zaak. En als het Hem zo behaagt, mogen wij dan hier staan in de tabernakel, als de Here Jezus voor ons komt, ziet u, om ons weg te nemen in de opname. Wij hopen, als wij beiden zo oud zijn, broeder Neville, dat de één zijn arm om de ander zal hebben, steunend op onze wandelstokken, nog altijd proberend om staande te blijven. Ziet u? "Dan zullen wij in een ogenblik, in een oogwenk, veranderd worden."

En deze oude mantels van vlees zullen afvallen
En wij zullen opstaan en de eeuwige prijs grijpen
En juichen terwijl wij door de lucht gaan:
"Vaarwel, vaarwel, lieflijk uur van gebed."

     Dan bewegen wij ons verder naar boven.

21 Ik hoorde over de genezing van broeder Coomers, door de Here, en wij zijn daar zo dankbaar voor. Voor zo vele dingen! Dus ik ben dankbaar hier vanmorgen te zijn. En ik dacht, in plaats van...

22 Ik kom hier altijd met een zekere tekst en sprekend... Ik dacht dat ik gewoon zou komen deze morgen. En ik zei: "Broeder Neville, ik zal rustig naar de klok kijken en de mensen waarschijnlijk op tijd weg laten gaan en gewoon tot u vanuit mijn hart spreken gedurende een paar minuten; dingen, die wij gewoon hebben... Nee, zij zullen het niet op de band opnemen, of iets, dus hebben wij gewoon gemeenschap, terwijl er alleen maar de mensen van de gemeente hier zijn, ziet u, gewoon wij samen." Dus laten wij bidden.

23 Dierbare Jezus, wij zijn U dankbaar voor het voorrecht dat wij hebben om hier samen te komen. En o, toen ik naar deze tabernakel keek, vanmorgen vroeg na middernacht toen ik langskwam, toen dacht ik eraan hoe U erover gewaakt hebt.

24 En ik denk aan de oude vijver die daar was, het onkruid stond hoog opgeschoten, precies waar deze preekstoel nu staat. Als kleine jongen stond ik hier. Meneer Ingram zei dat wij het perceel voor maar een klein bedrag konden kopen als we iets als aanbetaling gaven, en wij hadden geen geld, geen zakelijk onderpand of iets om aan te bieden, dan alleen gewoon proberen. En dat, terwijl de volle waarde toen iets meer dan twee duizend dollar was; met twintig jaar om het af te betalen.

25 En nu, Here, kijk er nu eens naar! En terwijl het nog in zijn kinderschoenen stond, en we nog in een kuil hier zaten, terwijl het water naar binnen stroomde; hoe U ons beloofde door het Woord: "Ik, de Here, heb het geplant, Ik zal het bewateren, dag en nacht, en niemand zal het uit Mijn handen kunnen rukken."

26 Terzelfder tijd zeiden de mensen: "Binnen zes maanden zal het veranderd worden in een garage."

27 Maar letterlijk duizenden zielen hebben Christus hier bij het altaar gevonden. En de tabernakel, het doopbasin is voortdurend... Mensen zijn gedoopt in de Naam van de Here Jezus, Zijn Naam aanroepend, hun zonden wegwassend. Honderden kreupelen, gekwelden, blinden, manken, lammen, door de kanker verteerde mensen, zijn van dit podium weggewandeld – er kwamen stervende mannen, vrouwen, jongens en meisjes binnen en ze gingen weg om een nieuw leven te leven met nieuw vlees op hun lichamen, weer lopend, die hun rolstoelen achterlieten, hun krukken, enzovoort. O God, deze dertig jaren van dienst!

28 Vader, ik herinner mij de morgen dat wij de hoeksteen legden. En U gaf daar het visioen, tonende dat de plaats propvol was, een prachtige hoek; ik wist dat dat niet kon falen. Dus dank ik U voor al deze dingen.

29 Velen van hen hebben de goede strijd gestreden, en de loop beëindigd en het geloof behouden; die ginds liggen te wachten, die nu rusten van hun zwoegen en hun werken volgen hen, wachtend op het uur waarop de bazuin zal klinken om dan weer tevoorschijn te komen tot nieuw leven, in een nieuw lichaam. Velen van hen oud en beverig, sommigen jong, op middelbare leeftijd, enzovoort. Maar Uw Naam zij geprezen voor allen.

30 Nu staan wij hier weer, voor de levenden en de doden. Ik bid dat U Uw Woorden zult zalven vanmorgen. Ik weet niet één ding te zeggen, maar ik bid dat U het wilt verschaffen, wat U altijd gedaan hebt, Here.

31 Zegen onze herder, broeder Neville; zijn vrouw. Zegen de beheerders, raad van diakenen, elk lid van het lichaam. Mogen wij samen zo leven in dit leven, dat wij in het komende leven eeuwig leven zullen hebben.

32 Help ons deze morgen om correctie van de Geest en het Woord te nemen, zodat wij ons mogen toebereiden als wij de deur uitgaan vanmorgen, vastbesloten in onze harten om een beter leven te leven dan in het verleden. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

33 Nu, ik... ik opende gewoon de Bijbel hier en het was toevallig een paar minuten geleden... Ik ben in Openbaring 3, dus zal ik hier gewoon lezen over de boodschap aan de gemeente van Laodicéa.

34 En ik wil ook aankondigen (broeder Neville vertelde het mij zojuist) dat broeder Parnell – ik keek toevallig naar beneden en zag hem hier zitten – een opwekking houdt, juist aan deze kant van Memphis. Als iemand van u weet waar vroeger de oude Wimpy, de hamburgerkraam, was, daar heeft hij een tent opgezet, proberend de schoven binnen te brengen en uit te vinden of er op die wijze nog enige verlorenen zijn die bestemd zijn tot leven, die hij zou mogen winnen voor Christus door zijn bediening. Hij hield geen dienst op zondag, in verband met de diensten die hier in de tabernakel zijn en dat is erg loyaal van de broeder. Wij willen dat u weet dat de diensten zullen beginnen op maandagavond, volgende week. En ik weet dat u allen hartelijk uitgenodigd bent om broeder Parnell zijn boodschap te horen brengen over de liefde van Christus.

35 En nu, laten wij lezen uit Openbaring, het derde hoofdstuk. Gewoon een gedeelte om te zeggen dat wij de Bijbel lezen. Omdat wat ik zeg zou kunnen falen, maar wat Hij zegt, zal niet falen. En ik weet niet waar te beginnen, wat te doen, waar te gaan, maar ik lees gewoon het Laodicéa gemeentetijdperk.

     En schrijf aan de engel van de gemeente der Laodicensen: Dit zegt de Amen, de trouwe, en waarachtige Getuige, het Begin der schepping Gods:
     Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet; och, of gij koud waart, of heet!
     Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen.
     Want gij zegt: Ik ben rijk, en verrijkt geworden, en heb aan geen ding gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt.
     Ik raad u dat gij van Mij koopt goud, beproefd komende uit het vuur, opdat gij rijk moogt worden; en witte klederen, opdat gij moogt bekleed worden, en de schande van uw naaktheid niet geopenbaard worde; en zalf uw ogen met ogenzalf, opdat gij zien moogt.
     Zo wie Ik liefheb, die bestraf en kastijd Ik; wees dan ijverig, en bekeer u.

36 Weet u, ergens daarin, toen ik aan het lezen was... Als u mij even wilt excuseren, ik vond ergens een plaats, die mij goed in de oren klonk, en ik weet nu niet precies waar het was. Hier is het. "... en gij weet niet... jammerlijk, ellendig, arm, blind, naakt."

37 O, my! Dat is het soort beeld hier van de kerk van vandaag. Nu, het is, ik denk dat dit gemeentetijdperk, waar wij hier over spreken... Natuurlijk, ik laat het gemeentetijdperk nu in boekvorm uitkomen. Maar, daar dit het Laodicéa tijdperk is waarin wij leven, laten wij dan eens naar de toestand kijken.

38 Ik wil niet een bepaalde tekst of zoiets nemen, omdat wij niet... gewoon terloops wat praten, zoals wij zien dat er gesproken moet worden, hoe de Here ons ook zal leiden, maar iets dat ons zal helpen.

39 Laten wij denken over het Laodicéa gemeentetijdperk en haar toestand vandaag. Voor zover ik weet, zie ik niets dat in deze tijd in de weg zou staan voor de komst van de Here Jezus, behalve de gereedheid van Zijn gemeente. Ik geloof dat één van de profetieën...

40 Toen ik hier gisteren kwam met de auto... wij reden het in twee dagen van Tucson hier naar toe, 3200 kilometer, Billy en ik. En dus wij, nu... dat was zonder de snelheidswetten te breken. Wij bleven juist. Ik zat daar als hij reed, en ik balde mijn vuisten ballen als een jachtgeweer met de hamer naar achteren. Als ik hem er overheen zag gaan, zei ik: "Wacht even, jongen." Nu, er is ons gezegd: "Geef aan de keizer wat des keizers is."

41 Toen wij hier vannacht aankwamen, lag er een klein meisje uitgespreid op de weg, ongeveer drie jaar oud; de moeder dood in de sloot. De een of andere dronken knaap, komend uit het R.O.T.C., achttien jaar oud, die honderdnegentig kilometer per uur reed, aan de linkerkant van de weg, doodde hen. En ik neem aan, dat hij ook stervende was. Dan kun je beseffen wat het betekent: "Geef de keizer wat des keizers is."

42 Onschuldige mensen sterven. Een klein driejarig meisje verloor haar leven door de een of andere dronken soldaat, zie, die naar schatting honderdnegentig kilometer per uur reed, aan de verkeerde kant van de weg. Komend over de heuvel, schoot hij naar beneden en doodde hen daar precies allen met elkaar. Hij was ook stervend... Dan ziet u, zelfs hoewel de onschuldige partij...

43 Nu, die jongen is schuldig aan moord in koelen bloede. Ziet u? Ik geloof dat als een man dronken op de weg gegrepen zou worden, hij tien jaar moest krijgen voor moord met voorbedachten rade – elk mens, omdat hij gewoon... wie dan ook.

44 Wij zullen nooit enig goed doen met politiek. Zij is verrot. Gods idee van een koning te hebben, een rechtvaardige koning, is juist. Maar politiek heeft zich gewoon eenvoudig verspreid – je kunt alles uitkopen; bedriegen, liegen, stelen en al het andere, zoals ik een paar zondagen geleden zei. En zie waar u aan toe bent. Zie, niets dan een grote hoop oneerlijkheid in alles. Maar een rechtvaardige koning kan zijn eigen wetten maken. En u kunt een mens doden; als u goed bent in politiek, dan is het in orde, u kunt eruit komen. Ziet u?

45 En dus is het... De democratie is een goed idee, maar het zal niet werken. Evenals het communisme: alle dingen gemeenschappelijk; het klinkt goed, maar het zal niet werken. Nee, Gods wijze van een koning te hebben, zoals David, was juist, dan hebt u uw gedachten op één ding gericht. Zoals één leider in een troep ganzen of zo. U kunt er geen twee of drie van hebben. Dan stuurt u ze helemaal in de war, dan krijgt u met allemaal verschillende ideeën te maken.

46 Dus wij vinden de toestanden vandaag klaar voor de komst van de Here.

47 Maar, daar broeder Neville en ik en deze andere broeders proberen een kudde te weiden, heb ik nu iets in mijn gedachten, dat komt, waarover wij zouden kunnen spreken.

48 Dat wil zeggen, ik kreeg onlangs een brief van een fijne dame. Ik kreeg hem niet, maar hij kwam door middel van een ander persoon. En zij liet werkelijk niets van mij over, of probeerde dat. Zij zei: "Deed u ooit... Kunt u, Christelijke Zakenlieden niet iets doen om broeder Branham te stoppen?" Ze zei: "Omdat hij dit boek nu uit heeft gegeven, getiteld: 'Het Laodicéa gemeentetijdperk', terwijl hij er nog meer uit zal laten komen." En zij zei: "Hij scheurt gewoon de Pinksterleer aan stukken." "Nu spreekt hij over het uiteindelijke bewijs, dat het geen spreken in tongen is." En zei: "En dan is hij ook tegen vrouwelijke predikers." (En dit was een vrouwelijke prediker!)

     En haar jongens, enige van de beste vrienden die ik in de wereld heb. Zij behoren tot de beste vrienden die ik heb. En ze zei: "Nu..."

49 En deze man en vrouw (ik gebruikte het ontbijt met hen) zeiden: "Broeder Branham, kijk eens, wat denkt u hiervan?" En zij haalden een brief te voorschijn.

     Ik zei: "Wel, zuster, zij begrijpt het gewoon niet."

50 De jongens vertelden mij, dat hun moeder een vrouwelijke prediker was en dat zij niet achter de Boodschap stond.

51 Nu, zij zegt hierin, zij zei: "Nu, hij zei: 'Vrouwen behoren geen gezag over de man te hebben.' Maar hoe staat het dan met Phebe in de Bijbel, een helpster van Paulus?"

52 Zeker, zij was een verkoopster van goederen. En Paulus vroeg de mensen... Denkt u dat Paulus zou zeggen: "Laat de vrouw zich rustig houden in de gemeenten, haar niet toestaan te spreken", en zich dan omkeren en zeggen: "Nu, Phebe, mijn helpster in het Evangelie, zal een paar avonden gaan prediken"? Wel, hij zou zijn eigen woord tegenspreken. Ziet u?

53 "En", zei zij, "om het alles te besluiten (ik geloof dat het Esther [Debora – Vert] was, één van de richters in de Bijbel) een vrouw was richteres in de Bijbel. Als dat geen autoriteit over de man is!"

54 En deze zakenman die hier niet lang geleden in de gemeente genezen werd, zei... Nu, zijn vrouw zei: "Broeder Branham, dat was voor mij altijd een vraag."

     Ik zei: "Wel zuster, waarom zou dat voor u een puzzel zijn?"

     Zij zei: "Wel, hier is een vrouwelijke richter."

55 Ik zei: "Dat is de politiek, niet de gemeente. Dat heeft niets met de gemeente te maken."

56 Paulus zei: "Laat haar onderworpen zijn, zoals ook de wet zegt." De wet kan geen vrouw aanstellen als priester. Zo'n aanstelling kan niet. U zag nooit een vrouwelijke hogepriester. U zag nergens in de Bijbel een vrouwelijke priester. U zag nooit een vrouwelijke prediker in de Bijbel.

57 Zeker, sommigen van haar waren profetessen, enzovoort; Mirjam en verschillenden. En Esther... Eén van hen was een richteres over Israël. Soms waren zij koninginnen over hen enzovoort, koning en koningin. Bij het overlijden van de koning, moest de koningin zijn plaats innemen totdat zij een andere koning hadden gekozen, enzovoort.

58 In Tucson, Arizona, daar hebben wij in de stad een vrouwelijke rechter. Daarom is de stad zo verdorven. En we hebben... Een vrouw heeft niets met politiek te maken. Zij heeft niets te maken met enige autoriteit in de kerk.

59 Haar plaats is de koningin van een man thuis te zijn. Daarbuiten heeft zij niets. En wij weten dat dit de waarheid is. U zult nooit vinden... Ik weet dat dit ouderwets klinkt, maar ik ben verantwoordelijk.

60 En ik weet, dat, na mijn heengaan van deze aarde, die banden en die boeken voort zullen leven en velen van u, jonge kinderen, zullen in de komende tijden ontdekken dat dit precies de waarheid is, omdat ik het spreek in de Naam des Heren.

61 Nu, wij vragen ons af hoe een vrouw, die een goede vrouw is – en zij heeft door haar getrouwe echtgenoot, een goede man, enkele van de fijnste jongens (het zijn mannen) op de wereld gebracht, die ik ooit ontmoet heb. En heel snel, zodra zij de Boodschap hoorden, waren zij er voor honderd procent aan verkocht. Nu, dat kon alleen komen door voorbestemming. Het is de enige manier waarop het kan komen.

62 Nu, de vraag is hier... ik dacht daarover, zie, nu, waarom de Here mij terugbracht. "En weet het, gij weet... weet het niet..."; "Gij zijt naakt, jammerlijk, ellendig, blind, en weet het niet."

63 Voordat ik tot die plaats kom, zou ik in het kort willen weergeven wat ik hier een paar dagen geleden in een boodschap zei. Ik geloof dat het was De god van deze wereld. Hij verblindde de ogen van de mensen, zodat zij absoluut de duivel aanbidden in godsdienstige samenkomsten. Vatte u dat allemaal? Hebt u het allen begrepen? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]

64 Toen bracht ik in diezelfde boodschap het onderwerp, dat een vrouw, die immorele kleding draagt, onfatsoenlijk, geoordeeld zal worden bij de oordeelstroon als een straathoer. Dat klinkt verschrikkelijk vreemd. Laat mij voor u een klein tafereel schilderen.

65 Nu, hier is een procureur in de stad, een jonge kerel, en hij is een aardige man. Politiek gezien veronderstel ik dat hij helemaal eerbaar is, zijn politiek; en dan gaat hij met een meisje dat erg populair is. Zij worden verliefd op elkaar en trouwen. Zij wonen al de partijtjes en de belangrijke gebeurtenissen bij, en zij drinken allen samen. Tenslotte, zij... Hij heeft een aardig huis; hij woont in een aardige buurt. Hij is goed gezien onder de mensen, maar hij... Beiden drinken; zij draagt korte broeken, knipt haar haar af, draagt make-up, alles gewoon zo sexy als wat, een mooie vrouw die zichzelf toont. Wel, zij gaat helemaal nooit naar de kerk, geen van beiden.

66 En zo komt vlakbij hen een vrouw te wonen van de Baptisten- of de Methodistenkerk, zij en haar man. Nu, deze vrouw...

67 Laten wij haar Methodist maken, omdat de Methodist een beetje meer let op heiligheid dan de Baptist – allen behalve de Nieuwe-Testament Baptisten; zij geloven in heiligmaking. Maar gewoonlijk gaan de Baptisten helemaal niet op heiligmaking in, ziet u. Zij geloven niet in zoiets. Dus laten wij haar Methodist maken, omdat zij in heiligheid geloven.

68 Dan komt er een Methodistenvrouw vlak naast deze vrouw in dezelfde straat wonen. Haar man is, laten wij zeggen, een rijksaccountant, of hij heeft het een of ander ambt. Wel, deze Methodistenvrouw kijkt naar die andere vrouw.

69 En als deze advocaat de stad uitgaat... Zijn naam is Jan; laten wij zeggen, dat zijn naam Jan is. Maak daar nu geen veronderstellingen over. Ik neem gewoon fictieve namen – en zijn naam is Jan. Wel, vroeger ging zij met Ralf. (Dat is allemaal een fictieve naam, ziet u, gewoon opdat u het verhaal kunt vatten om het beeld te maken.)

70 Wel, al snel, een dronkemanspartijtje, omhelst Ralf haar weer. Zij raakt helemaal in vuur en vlam, omdat zij weer verliefd is op Ralf, denkt zij. Dan, na een poosje, begint Ralf haar weer te ontmoeten. En zij kan het voor Jan verbergen, verbergt het voor zijn ogen. En ze denkt dat zij tamelijk uitgekookt is, omdat zij omgang met Ralf kan hebben, terwijl zij met Jan getrouwd is. Ziet u, de vrouw heeft zelfs niet het minste besef van eerbaarheid. Zij denkt daar helemaal niet aan.

71 Maar deze Methodistenvrouw is opgevoed in een andere klasse. Zij gaat tenminste naar de kerk en zij denkt dat die vrouw verschrikkelijk is. "Wel," zegt zij tegen haar man als hij thuiskomt, "ik zie die man daar naar binnengaan om haar te ontmoeten. En als Jan voor een zaak ergens buiten is, in Philadelphia of zo, dan neemt hij haar mee uit in zijn open sportauto en liggen zij daar op het strand. Ik zie hen thuis komen, soms doen ze de gordijnen zelfs niet dicht en hij kust haar en maakt haar het hof. O, is dat niet verschrikkelijk?" zegt zij tegen haar man. "Wel, zij is niets anders dan een publieke prostituée." Het is waar. Zij is erger dan een publieke prostituée, omdat zij een getrouwde vrouw is. Ziet u? En zij, deze vrouw, deze Methodistenvrouw, vindt dat verschrikkelijk, dat zij nooit naar de kerk gaat.

72 Nu, deze Methodistenvrouw zou iets dergelijks niet doen. Inderdaad niet. Zij is een eerbare vrouw. En nog iets, zij zou geen druppel whisky aanraken, omdat in de Methodisten kerk – negentig procent van haar programma is een verbod tegen whisky – tegen whisky. Zij hebben een drankverbodprogramma en die mensen van die Methodistenkerk leven niet hoger dan die kerk leert.

73 Maar deze zelfde vrouw, deze Methodistenvrouw, gaat 's avonds met haar man uit, draagt korte broeken op zondag na de zondagsdienst, zij knipt haar haar af, zij gebruikt lippenstift en rookt zelfs een beetje.

74 Nu, in Gods Woord zijn zij beiden prostituées, maar deze ene hier is naakt, ellendig, jammerlijk, blind en weet het niet. De een is net zo schuldig als de ander, want een man, die naar een vrouw kijkt om haar te begeren, heeft met haar in zijn hart al overspel gepleegd.

75 Deze vrouw zal misschien zeggen: "Wacht eens even, meneer Branham, ik geef u te verstaan dat ik geen hoer ben!" Mijn zuster, misschien zou u ten overstaan van een Bijbel door er uw handen op te leggen in de tegenwoordigheid van God, een eed kunnen zweren dat u net zo trouw aan uw man bent geweest als u maar zou kunnen. Uw lichaam behoort aan uw man, maar uw ziel behoort aan God. Er is een boze geest die u zalft. Als het niet zo is, dan bent u... kan ik u bewijzen dat u totaal krankzinnig bent.

76 Wat zou er met uw grootmoeder gebeurd zijn als zij op straat gelopen zou hebben met die korte broeken aan? Zij zouden haar in een krankzinnigengesticht hebben gestopt; zij kwam naar buiten zonder jurk aan. Dan was er iets niet in orde met haar verstand. Als het toen zo was, is het nu ook zo.

77 Dus het werpt de hele wereld in krankzinnigheid. De hele zaak is krankzinnig. En het is zo geleidelijk aan binnengeslopen dat de mensen het niet weten.

78 Nu, is zij een hoer? Niet voor haar man, de eed voor haar lichaam. Maar voor God heeft zij een boze hoerengeest op zich, die haar zich op die wijze laat kleden. En zij is in het Laodicéa gemeentetijdperk en zij weet niet dat zij dat doet. De onschuldige vrouw weet niet dat God haar zal oordelen als een hoer. Alstublieft.

79 U zegt het tegen haar; u kunt het haar niet vertellen. Er is geen manier om het haar te laten begrijpen. De Bijbel zei: "Zij zijn naakt en weten het niet."

80 Als u haar een hoer zou noemen, persoonlijk, zou zij u laten arresteren – zeker. Ik spreek nooit persoonlijk over iemand. Ik spreek over zonde. Ik zeg niet: "Deze bepaalde kerk, meneer Zus-en-zo hier, dominee Zo-en-zo, hij is een..." Nee, ik zeg dat van de leer, zie, van die hele zaak samen. Ik noem geen enkeling. Het zijn niet de enkelingen. Het is het systeem waarin zij zijn. Het is het wereldsysteem.

81 Broeder George Wright, die hier zit – hij is 75 of 78 jaar oud, geloof ik. Wat zou u denken dat er gebeurd zou zijn als u op zekere dag zuster Wright was gaan bezoeken en zij met een korte broek aan had gestaan? Wel, u zou de vrouw hebben laten opsluiten. U zou haar nooit getrouwd hebben. Wel, als dat bij welke jonge man dan ook in die dagen zou zijn gebeurd, zou hetzelfde hebben plaatsgevonden. Wel, als het toen zonde en verkeerd was, is het nu hetzelfde; maar de mensen zijn langzaamaan krankzinnig geworden.

82 Laat mij iets voor u profeteren, juist voordat het komt te geschieden. De hele wereld tast rond in krankzinnigheid en het zal erger worden en erger en erger, totdat zij een stel maniakken worden. En het is nu al bijna zo.

83 Zou u zich kunnen voorstellen, dat een man, met zijn lichten uit, aan de verkeerde kant van de weg rijdt? Een ricky, een jonge knaap, verondersteld om juist van de middelbare school gekomen te zijn, doodt een stel mensen? Houdt dat hen tegen? De volgende komt direct achter hem aan en doet hetzelfde. Kunt u zich voorstellen dat een jonge man, die iets van zichzelf denkt, hier uitgaat en handelt zoals zij?

84 Zou u zich een jonge vrouw kunnen voorstellen in de bloei van haar vrouwzijn, mooi, goed gebouwd, gevormd, knap gezicht, schoon; en dezelfde zaak die haar zo knap maakt, toont aan dat wij in de eindtijd zijn. Zie, zij heeft zich helemaal gericht op werelds vertoon, wereldse zaken, en niet op de schoonheid van heiligheid, liefelijkheid in haar ziel. Ik heb vrouwen gezien, uitwendig was er niets om naar te kijken, maar spreek eens met hen, spreek maar een paar minuten met hen; zij zijn werkelijk echt; iets waar u niet bij vandaan kunt komen. Zie, schoonheid aan de buitenkant is van de duivel, het is van de wereld.

85 Kijk naar de kinderen van Kaïn; hoe zij erin gingen. Toen de zonen van God zagen dat de dochters der mensen knap waren, namen zij die vrouwen tot zich en God vergaf het hun nooit.

86 Zie, die Israëlitische vrouwen hadden eelt op hun handen en hun haar samengebonden; toen die zonen van God door het land van Moab trokken en die aardige vrouwen ontmoetten met goed verzorgd haar, smaak en een hoop manicure op hun gezicht, of hoe u het noemen wilt; en toen deze zonen van God deze erg knappe vrouwen zagen, zei een valse profeet: "Wij zijn allen hetzelfde." [Broeder Branham klopt zes keer op de kansel – Vert] En zij trouwden onder elkaar en God vergaf het hun nooit.

87 Zij kwamen om in de woestijn. Ieder van hen stierf daar, zonder hoop, zonder God, en is eeuwig verloren. Voor altijd verdoemd, hoewel zij de goedheid van God gezien hadden, ofschoon zij hadden gedronken uit de bron die nooit droog wordt. Zij hadden gedronken uit de geslagen rots. Zij hadden de koperen slang wonderen zien doen. Zij kwamen uit van onder de doop van Mozes in de zee. Zij hadden de hand van God gezien. Zij hadden engelenvoedsel gegeten en al die dingen gedaan. Maar zij trouwden, ze lieten hen vrouwen binnenbrengen en trouwden met hen. Geen overspel bedrijven, gewoon met hen trouwen. God vergaf het nooit.

88 Dat is de tweede keer dat wij dat tegenkomen. Nu, hier zijn wij bij de derde keer – nu meer verleidend dan ooit.

89 Ik weet dat het hard is en ik heb mijzelf op vele manieren dikwijls afgevraagd hoe het ooit zal zijn. Waarom moet ik zo hard tot de mensen spreken? Wat maakt het zo? Toch merk ik op, dat als het God niet was, er niemand zou zijn, geen vrouw zou naar mij zitten luisteren. Maar zij komen terug, omdat er iemand is die daar een klein anker van waarheid heeft, die weet dat dit juist is. Hoe dan ook weten zij dat het juist is. Let nu op wat er gebeurt. Ik weet dat het hard is.

90 Het is als wanneer de dokter u een medicijn gaf en u het weigerde in te nemen; dan kunt u de dokter niet de schuld geven als u sterft. En dit is als medicijn. Wat te denken van die mensen, die altijd beweren dat ik een vrouwenhater ben?

91 Ziet u, u moet gewoon letten op de wijze waarop de vrouwen handelen en ik zal u tonen waar de kerk staat. De moraal van de vrouwen is in Laodicéa, in de wereld, fysiek naakt, ellendig, blind en weten het niet; de mensen, de vrouwen van de wereld. En de kerk is in hetzelfde stadium. Let erop dat het natuurlijke door alle tijden heen het geestelijke typeert. Nu, op zekere dag voor de rechterstoel...

92 Ik weet dat het niet populair is om het te zeggen en als een man niet verordineerd is om het te zeggen, zeg het dan liever niet, omdat u het dan nabootst; en dan zult u in moeilijkheden komen, zo zeker als wat.

93 Let nu op, het lijkt er bij tijden werkelijk op, of ik de mond van een vrouw open houd en het medicijn in haar mond giet en dan mijn handen voor haar mond houd, terwijl zij het elke keer uitspuwt. Wat zou er gebeuren als een dokter dat bij een patiënt deed, dan zou de patiënt sterven, omdat hij weigerde het medicijn in te nemen. Voor de rechterstoel, als al deze dingen, zoals het afknippen van haar en het dragen van korte broeken en...

94 Ik ben alleen maar aan het opbouwen. Het uur is dicht nabij dat u iets zult zien gebeuren, dat iets gaat plaatsvinden en al deze achtergrond hier is alleen maar geweest om een fundament te leggen voor een korte, snelle boodschap die de gehele naties zal schudden.

95 Wel, ik heb afgegeven op de vrouwen. Het heeft hier gewoon gelegen als iets waarmee u om het hoofd zou kunnen slaan. Zelfs proberend hun te vertellen wat juist is. Ik houd mijn hand zo naar beneden als het ware voor hun mond en zij spuwen het uit. Wie kan dan de dokter de schuld geven?

96 Wat zult u gaan zeggen op de dag van het oordeel, als dezelfde stemmen die het ertegen uitgeschreeuwd hebben, weer op de band gehoord zullen worden voor het aangezicht van de mensen? Hoe zullen zij er dan aan ontkomen?

97 Zij spuwen het uit tussen uw vingers door. Giet er iets meer in, dan schudden zij tenslotte hun hoofd en komen ertegen in opstand, en gaan terug, zij willen het niet doen. Toch komt u weer terug en giet het er opnieuw in. Wiens schuld is het dan? Niet die van de dokter, niet van de medicijnen, maar het is de houding van de persoon. Zo is het precies. Het zal een dezer dagen een verschrikkelijke dag zijn als dit zondig, overspelig geslacht voor de almachtige God staat.

98 Ik zie dat mijn jaren beginnen te tellen, mijn schouders zich voorover buigen en ik weet... Dertig jaar sta ik hier op dit podium, ja, drieëndertig jaar hier op het veld; dat is een lang leven. Dat is drieëndertig jaar van dienst. Over één ding heb ik alleen maar spijt; dat ik er geen honderddrieëndertig jaar van had. Want dit zal de laatste gelegenheid zijn, die ik ooit zal hebben om als een sterveling hier het Evangelie te prediken; God helpe mij om zo getrouw mogelijk te staan voor het Woord, en het precies te zeggen zoals Hij het zei.

99 Wat maakte dat die Methodistenvrouw...? Hoe zou u het haar ooit bij kunnen brengen? Hier is zij in dat Laodicéa gemeentetijdperk.

100 Nu zullen wij de Pinkstervrouw nemen. Zij zal geen korte broeken dragen, make-up gebruiken, of haar haar afknippen, maar zij kijkt neer op de Methodiste: "Zeg, kijk eens naar die vrouw die zo-en-zo doet." Stel dat de vrouw geen korte broeken draagt, maar zij zegt... en zelf heeft zij geknipt haar. Ziet u?

101 Hoe hoger u in God stijgt, des te zondiger ziet de hele zaak eruit. En dan kunt u zich voorstellen, dat soms wanneer je in gebed bent, als de Heilige Geest je opneemt in een sfeer, de hele zaak dan op een chaos lijkt. En als je dan terugkomt, lijkt het voor de mensen of je een schurk bent; je bent niets dan een oude sarcast. Je bent een dwaas, omdat je staat als een oude zonderling en altijd maar de mensen bestraft. Maar als u ooit een keer in die sferen bent opgeklommen, waar u in de tegenwoordigheid van God kunt zijn – niet door emotie, maar doordat de echte Heilige Geest u optrekt, staat er boven de hele zaak geschreven "Ikabod". De heerlijkheid van de Here is weggegaan van de hele denominationele organisatie. Zo is het. Er is niemand van hen die gelijk heeft.

102 Laat mij hier nu een kleine cirkel voor u tekenen. Als ik een schoolbord had... Ik wil dat u hier nauwlettend naar kijkt. [Broeder Branham tekent de volgende ringen op iets – Vert] Ik ga een ring maken zoals deze, en nu ga ik nog een ring maken aan de binnenzijde van deze ring, dat zijn er twee, en dan ga ik een ring maken aan de binnenzijde van die ring, dat zijn dus drie ringen, drie cirkels. Nu, dat bent u.

103 Dat is God. God in een drie-eenheid is Eén, en zonder een drie-eenheid is Hij geen God. Hij kan op geen enkele andere wijze gemanifesteerd worden.

104 En noch kunt u gemanifesteerd worden zonder de drie-enige persoon te zijn die u bent. Dat is lichaam, geest, ziel. Als u daar één van mist bent u niet compleet. Ziet u? Als u geen ziel had, zou u niets zijn. Als u geen geest zou hebben, zou u niets zijn. Als u geen lichaam zou hebben, zou u slechts een geest zijn – geen lichaam.

105 Dus, God is compleet in de drie-eenheid van een Wezen; niet de drie-eenheid van wezens, maar één Wezen in een drie-eenheid. Vader, Zoon en Heilige Geest is één ware, gemanifesteerde God. God!

106 Let hierop, wacht even, ik geloof dat ik dit juist een paar minuten geleden gelezen heb. Luister hiernaar:

     ... schrijf aan de engel der gemeente der Laodicensen; Dit zegt de Amen, de trouwe, en waarachtige Getuige, het Begin der schepping Gods.

107 God is de Schepper en hoe werd Hij ooit geschapen? Maar dit is "het Begin der schepping Gods". Toen God, de Geest, geschapen werd in de vorm van een mens, was dat God, Die geschapen werd. God, de Schepper Zelf, werd een schepping. God, Die het stof maakte, het calcium maakte, het kalium maakte, kosmisch licht en petroleum, bracht de zaak samen en schiep Zichzelf, in "het Begin der schepping Gods".

108 "De Amen", de laatste. Amen betekent "zo zij het". Het sluitstuk van God, toen God werd voltooid in Zijn schepping.

109 Hoe was dit nu? Geen mens had ooit God gezien, maar de Eniggeborene des Vaders heeft Hem verklaard. Begrijpt u het?

110 Een moment, u hebt toch geen haast? Laten wij even Kolossensen opslaan. Er kwam gewoon een Schriftplaats in mijn gedachten. Laten wij Kolossensen opslaan, de brief aan de Kolossensen, en gaan naar... ik geloof dat het het eerste hoofdstuk is. Ik moet dit opzoeken, omdat ik het niet van tevoren overdacht heb, dus zal ik... Gewoonlijk, toen ik een jonge prediker was, schoten mij die dingen direct te binnen [Broeder Branham knipt met zijn vingers – Vert], maar daar ik ouder word, kan ik het niet. Laten wij beginnen bij het negende vers, geloof ik.

     Waarom ook wij,... (Paulus vertelt aan de Kolossensen wie Christus was.) Waarom ook wij, van die dag af dat wij het gehoord hebben, niet ophouden voor u te bidden en te begeren, dat gij moogt vervuld worden met de kennis van Zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk verstand;
     Opdat gij de Heere waardig moogt wandelen, om Hem in alles te behagen, in alle goede werken vrucht dragende, en opwassende in de kennis van God;
     Met alle kracht bekrachtigd zijnde, naar de sterkte Zijner heerlijkheid, tot alle lijdzaamheid en lankmoedigheid, met blijdschap;
     Dankende de Vader, Die ons bekwaam gemaakt heeft, om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht;
     Die ons getrokken heeft uit de macht der duisternis, en overgezet heeft in het Koninkrijk van de Zoon Zijner liefde;

111 Hier krijgen wij het nu. Let op.

     In Wie wij de verlossing hebben door Zijn bloed, namelijk de vergeving der zonden;
     Die het Beeld is van de onzienlijke God,...

112 Begrijpt u het? Het vijftiende vers, Kolossensen 1:15.

     ... de Eerstgeborene van alle kreaturen.

113 Amen! De wat? "De Eerstgeborene van alle kreaturen." Laat het een engel zijn, laat het wie dan ook zijn, Hij is de Eerstgeborene van alle kreaturen.

     Want door Hem zijn alle dingen geschapen,... (alle dingen geschapen) die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zienlijk en die onzienlijk zijn, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen;

114 Laat het zijn wat het ook moge zijn, geen ander wezen. Let op: "En in... En daarom is Hij..."

     En Hij is vóór alle dingen, en alle dingen bestaan tezamen door Hem;

115 Of het nu Vader, Zoon of Heilige Geest is; wat het ook is, "Hij is vóór alle dingen". Vóór alle dingen, die in de hemel, op aarde, zichtbaar of onzichtbaar zijn; alles, deze Zoon van God was vóór alle dingen. Is dat juist? Het maakt niet uit of het nu tronen zijn, heerschappijen, of wat dan ook; hemelse tronen, koninkrijken, of wat het dan ook moge zijn in de grote bovennatuurlijke sferen ginds, in de eeuwigheden, waar of wat het dan ook zou zijn, engelen, goden of wat dan ook. "Hij is vóór alle dingen." Amen! Kunt u Hem niet zien? "Hij was vóór alle dingen" en "zij werden geschapen door Hem." Hij... Het zeventiende vers:

     En Hij is vóór alle dingen, en alle dingen bestaan tezamen door Hem.

116 Er is niets wat het kan laten functioneren dan Hij. Of het nu God de Vader is, of God de Heilige Geest; of het nu engelen zijn, overheden, machten, heerschappijen, of wat dan ook; alle dingen functioneren door Hem. "Alle dingen bestaan door Hem." Hij!

     En Hij is het Hoofd van het lichaam, namelijk van de gemeente, Hij, Die het Begin is,... (Die het Begin is!) de Eerstgeborene uit de doden,... (Die degenen die Hij kwam verlossen, opwekte) opdat Hij in allen de Eerste zou zijn.

117 "De Eerste zou zijn", weet u wat dat betekent? Dat is "boven alles". Hij is boven alle dingen die ooit geschapen werden: elke engel, elk wezen, alles wat er is. Hij is boven alle dingen. Welk schepsel is dit? Wie kan het zijn? Boven alle dingen!

     "En hebbende vrede gemaakt,..." Laten wij eens even kijken. De Eerste...

     Want het is des Vaders welbehagen geweest, dat in Hem al de volheid wonen zou;

118 "Al de volheid" van "alle dingen", al de volheid van God, al de volheid der engelen, al de volheid van de tijd, al de volheid van de eeuwigheid – alles woont in Hem. Dat is deze Persoon.

     En dat Hij, door Hem vrede gemaakt hebbende door het bloed Zijns kruises, door Hem, zeg ik, alle dingen verzoenen zou tot Zichzelf; hetzij de dingen, die op de aarde, hetzij de dingen die in de hemelen zijn.

119 Daar is dat grote Wezen waarover wij spreken, "het Begin der schepping Gods".

120 Nu, nu dat, de gemeente, Zijn hele doel was de gemeente. Dat was de gemeente. Hoe komen wij nu in deze gemeente? "Door één Geest zijn wij allen gedoopt in één lichaam", de gemeente, het lichaam van Christus; het kan niet falen.

121 Nu, hier is wat er gebeurt. Kijk nu even naar dit kleine figuurlijke plaatje hier. [Broeder Branham toont opnieuw zijn tekening van drie ringen – Vert]

122 Deze buitenkant mens is het vlees. Daar kijken wij naar; dat zien wij. En er zijn vijf toegangen tot dat lichaam. Elk kind van de lagere school, zoals ikzelf, zal weten dat er vijf zintuigen zijn, die het lichaam beheersen: zien, smaken, voelen, ruiken en horen. Zonder die kunt u het lichaam niet benaderen. Dat is de enige toegang die u hebt tot het lichaam; zien, smaken, voelen, ruiken en horen. U ziet het, proeft het, voelt het. Nu dat is de boze, aan de buitenkant.

123 Nu, daarbinnen is een geest, die u wordt als u op de aarde wordt geboren en de adem des levens in u geblazen wordt. Die geest is van een wereldse natuur, omdat hij niet van God gegeven werd, maar hij werd gegeven onder Gods toestemming. Begrijpt u dat? Want ieder kind dat geboren wordt in de wereld, wordt geboren in zonde, gevormd in ongerechtigheid; komt leugensprekend ter wereld. Is dat juist? Dus die persoon, daar binnenin, is een zondaar om mee te beginnen.

124 Nu, maar... Nu, het heeft vijf toegangen, en die toegangen... Ik weet niet of ik ze nu gelijk kan opnoemen. Als de... de eerste die ik weet is denken, geweten, en liefde, keuze... Nee. Geweten, liefde, redeneren... Er zijn vijf ingangen naar de geest. U kunt niet denken met uw lichaam; u moet denken met uw geest. U kunt geen geweten hebben in uw lichaam. Het heeft helemaal geen verstandelijke vermogens – uw lichaam heeft die niet. Dus u moet denken met uw geest. U moet redeneren. U kunt niet redeneren met uw lichamelijk wezen, omdat de rede niet ziet, smaakt, voelt, ruikt of hoort. Redeneren is wat u kunt doen in uw verstand. Als u slaapt of bewusteloos bent, ligt uw lichaam daar dood, maar uw geest kan nog steeds redeneren. Er zijn vijf zintuigen die de innerlijke mens beheersen. En dat...

125 Nu, naar de laatste mens, die de ziel is. Er is maar één zintuig dat deze beheerst en dat is de vrije, morele wil, de vrije wil om te kiezen, of te verwerpen.

126 En nu, de reden waarom de mensen vandaag... Nu, vergeet dit nu niet en u zult zien wat de Heilige... wat het uiteindelijke bewijs van de Heilige Geest is. Ziet u?

127 Nu, mensen kunnen in deze geest leven, en zij dansen in de geest. Zij juichen in de geest. Zij gaan naar de kerk in de geest, en zij kunnen absoluut de echte Geest van God gezalfd op die geest hebben, maar toch verloren zijn en zo van de duivel bezeten zijn als zij maar kunnen zijn, met die geest.

128 Want, let op, dat is de reden dat u die vrouw niet zou kunnen vertellen dat haar dragen van shorts verkeerd was. U zou haar niet kunnen vertellen dat het knippen van haar haar verkeerd was. "Wel, wat heeft je haar daarmee te maken?" Wel, het maakte wel uit voor Simson. Zie?

129 "Wie één woord hieraan zal toevoegen, of er één woord vanaf zal nemen..." U moet ergens een maatstaf hebben.

130 Nu, bijvoorbeeld, als ik een Baptist zou zijn en u kwam mij vertellen dat ik gedoopt moest worden in de Naam van Jezus Christus: het staat in de Bijbel. Wel, ik zou onmiddellijk zeggen: "Ik zal het mijn herder vragen."

131 En ik ga naar de herder en hij zegt: "O, dat is iets van toen, ziet u. Ja, ziet u, wij Baptisten, hier is wat wij geloven: wij geloven dat wij ondergedompeld moeten worden in de titels van Vader, Zoon en Heilige Geest. Dat is de wijze waarop al de kerken het deden. Sinds John Smith het stichtte, is dat de wijze waarop het gedaan werd." Wel, dat is uw maatstaf. "Weg met wat die kerel zegt!"

132 Wat als u Methodist zou zijn en uw systeem is het besprenkelen, en u zou verteld worden dat u ondergedompeld moest worden? Ziet u wat ik bedoel? U gaat terug naar de Methodistenherder en hij zal een brief aan de bisschop schrijven en hem vragen of Zo-en-zo "zo-en-zo" hierover zei. "Maar wij, de Methodisten kerk, die driehonderd of vierhonderd jaar geleden in Engeland door John Wesley en Whitefield gesticht werd en alle overigen daar; en Asbury, wij hebben dit document als fundament, in navolging van John Wesley, dat wij besprenkeld moeten worden, omdat het slechts een uiterlijke vorm is. En wij vinden dat besprenkelen even goed is als de andere manier." Als u een echte... Als de Methodistenkerk uw maatstaf is, is dat hoever u kunt gaan.

133 Als u een Katholiek bent... En ik vertel u, dat het niet in de Bijbel staat om geen vlees te eten op vrijdag en al dat soort dingen, en dat de Heilige Eucharistie geen ouwel is, omdat het een Geest is, enzovoort. En u gaat naar uw priester, en de priester zal zeggen: "Hier is het geschreven, precies in ons document." En als de kerk uw maatstaf is, dan geeft u geen snars om wat iemand zegt. Dat is uw maatstaf.

134 O God, geef dat dit diep doordringt! Voor mij is de hele zaak verkeerd. Gods Woord is de maatstaf! Wat dat Woord ook zegt, dan is dat juist .

135 Nu, de enige manier dat u hier ooit in deze sferen in deze kleine innerlijke mens zou kunnen zijn, is dat u van tevoren verordineerd moest zijn, omdat u met God was; u bent een deel van God.

136 Ik was in mijn vader. Ik was ook in mijn grootvader, en in mijn grootvaders grootvader. Als zaad was ik daarin.

137 En ik was in Christus. U was in Christus voor de grondlegging der wereld. Hij kwam om de Zijnen te verlossen – de Zijnen die in Hem waren. Halleluja! Zijn kinderen, die in Hem waren!

138 Hij kwam nooit om de kinderen van de duivel te redden. Zij zullen het nooit weten. En zij zijn zo schrander in de wegen van hun verstandelijk leren, dat u zich met hen in het geheel niet kunt vergelijken. U kunt hen niet omverpraten. Maar door geloof ziet u het.

139 Nu, wetenschap heeft geen enkel geloof nodig. De wetenschap bewijst waar zij over spreekt. Het heeft geen enkel geloof nodig.

140 De Katholieke priester zal u vertellen: "Zie eens hoelang de Katholieke kerk de scepter gezwaaid heeft." "Zie hoelang zij stand heeft gehouden onder de vervolgingen van het heidendom." De Methodistenkerk zegt: "Zie hier, hoelang..."

141 Ik zag een kerk... Over een huichelachtig teken gesproken. Terwijl ik gisteren de weg opreed, zag ik het staan. Er stond: "De Kerk van Christus, gesticht A.D. 33." En zij is nog geen honderd jaar oud, ziet u, de denominatie. O, my! "De leer der apostelen"? Zij hebben nauwelijks iets. Zij zijn de Sadduceeërs van deze dag; geen Geest, geen... En u kunt het hun niet vertellen. U kunt niet met hen spreken; u kunt niet met hen redeneren.

142 Omdat wij boven redenering uitgaan. "Steun niet op uw eigen inzicht." Geloof redeneert helemaal niet. Geloof gelooft het.

143 Zij zeggen: "Nu, kijk hier, gelooft u dat wij deze dingen van toen moeten doen? Onzin. Dat..."

144 Maar de Bijbel zegt het. Ik kan niet verklaren hoe het gebeurt, maar het gebeurt! God zei het. Dus u moet niet... Ik kan u er niets over vertellen. Geloof verklaart het niet. Wist u dat? Geloof gelooft het gewoon.

145 Jezus zei tegen Nicodemus van het San-... de Oecumenische Raad van Zijn dag, die 's nachts tot Hem kwam en zei: "Meester, wij weten dat U een Leraar bent, Die van God komt, omdat niemand de dingen kan doen die U doet, tenzij God met hem is."

146 Hij zei: "Waarlijk, Ik zeg u, tenzij een mens wederom geboren wordt, kan hij zelfs het Koninkrijk van God niet zien."

147 Hij zei: "Moet ik, een oude man, in mijns moeders schoot ingaan om geboren te worden?"

148 Jezus zei: "Nu, hoe zal Ik u de hemelse dingen vertellen als u zelfs de aardse dingen niet gelooft?" Ziet u?

149 Toen zei Hij op zekere dag: "Tenzij dat u het vlees van de Zoon des mensen eet en Zijn bloed drinkt, hebt u geen leven in u." Hij verklaarde het niet.

150 Die apostelen en degenen van die dag, die waren verordineerd tot leven; Hij wist het. Hij zei: "Al wat de Vader Mij gegeven heeft, zal komen. Het enige wat u moet doen, is slechts Mijn stem bekend te maken; zij kennen haar. Want Mijn schapen kennen Mijn stem." En een stem is een woord uitgedrukt. [Leeg gedeelte op de band – Vert] "Zij geloven het hoe dan ook. Zij behoeven niet alles wetenschappelijk te bewijzen, of de een of andere Sadduceeër, of Farizeeër, of iemand anders erom te vragen. Ik zei het; zij geloven het, want Mijn schapen horen Mijn stem."

151 En dit is de stem van God in lettervorm, omdat dit de gehele openbaring van Jezus Christus is, het Oude en Nieuwe Testament samen gevoegd. Amen! Daar bent u er.

152 Waarom? U zegt: "Dit zijn goede mensen. Wat maakt dat zij...?" Het komt vanwege één ding: omdat hun houvast in een kerk ligt. En daarin... U herinnert u verleden zondag, een week geleden; hoevelen waren hier en hoorden de prediking over De gezalfden in de laatste dagen? Ik denk u allen. Zie, zij zijn gezalfd. Hun geesten zijn gezalfd in dit tweede gebied.

153 Nu, die eerste vrouw zegt... Nee, zij geeft geen snars om wat de kerk zegt, wat iemand anders zegt. Zij is een slimme vogel. Zij heeft een universitaire opleiding gehad. Zij kon haar man een rad voor ogen draaien en zij denkt dat zij slim is door dat te doen.

154 Deze andere vrouw is "naakt, blind en weet het niet". O, het is jammerlijk, maar dat is het beeld dat de Bijbel ons schildert. Nu, zij gaat naar de kerk. Die vrouw – het had waarschijnlijk beter geweest als die vrouw was... Zij leeft een goed, rein leven; daar is niets op tegen. God zal de Rechter erover zijn. Ik weet het niet; ik ben de rechter niet.

155 Ik ben alleen maar verantwoordelijk voor wat Hij mij laat zien. Dat is wat de apostelen zeiden: "Wij spreken van wat wij weten, wat wij gehoord en gezien hebben." Dat is alles waar ik verantwoordelijk voor ben. Dat is alles waar u verantwoordelijk voor bent.

156 Maar nu, ziet u, als u diezelfde vrouw zou nemen... Waar liep het met haar op uit? Zie? Zij draaide er gewoon omheen. Zij hoorde het; ze draaide ongetwijfeld vele malen de radio aan. De stem van God heeft menigmaal gesproken. Welnu, zie, zij komt naar deze eredienst hier, een kliek – alle kerken zijn kliekjes – alles, zo is het precies. Het zijn gewoon verzamelplaatsen, waar mensen samenkomen als leden. En zij komt hier, wel, die past haar gewoon goed. Nu, als u haar gaat vertellen wat zij moet doen, zal zij niet naar u luisteren. Toont u het haar in de Bijbel; zij zal er niet naar luisteren.

157 Nu, mijn dierbare broeder, zuster, nog slechts één of twee aantekeningen voor wij gaan sluiten. Het is kwart voor, het is tijd om u te laten gaan; vijftien minuten.

158 Nu kijk, ik wil u iets vragen. Waarom kan die vrouw het niet zien? Waarom kan zij het niet? Wat het leven in lichamelijk overspel betreft, is zij niet schuldig tegenover haar man. Zij heeft niets te belijden. Zij is zo rein als de dag dat zij werd geboren; geen man heeft haar aangeraakt.

159 Ik spreek nu parallel, tot de vrouw en tot de gemeente. Zij is zo zuiver als toen zij werd geboren. Wel, dat is precies wat de kerk is, zoals zij werd geboren, maar zij werd "geboren in zonde, gevormd in ongerechtigheid, kwam..." Ziet u wat ik bedoel?

160 Nu, u vertelt haar dat het verkeerd voor haar is om haar haar af te knippen. De Bijbel zegt het! Het is verkeerd voor haar om die shorts te dragen. De Bijbel zegt het! Zij zou zeggen: "Onzin!" Waarom? Haar maatstaf is niet hier beneden, in die derde mens, de ziel die voorbestemd is en door God gezonden is, maar haar maatstaf is een organisatie, hier buiten; wat de een of andere man georganiseerd heeft buiten dit. Zie?

161 Maar als het Woord van God daar beneden in de ziel is, dan zegt het: "Amen! Ik zie het." Het komt er mee in lijn. Nu, zie hier. Daarom zal de mens die geboren is uit de Geest van God...

162 Zie, hier is de buitenkant, het vlees. En ik spreek tot een gemengd gehoor, maar ik spreek als uw herder; als uw broeder. Hier is het vlees; het is zwak, het is bestemd om te... Een kleine dame loopt op straat en de een of andere jongeman, juist in zijn jonge jaren, als hij zeventien, achttien, twintig, vijfentwintig of dertig jaar is, loopt daar ook; en deze jongedame komt aanlopen, wiegend met elke vorm van haar lichaam; lopend op een paar schoenen met hoge hakken; helemaal naar voren uitstekend, van voren en van achteren, haar jurk hoog boven haar knieën, of met een korte broek aan. Weet u dat de Bijbel zegt dat zij zo zou handelen? Weet u, de Bijbel zegt dat, dat zij zo zou handelen, hoe smerig zij zou zijn.

163 Las u in Reader's Digest van deze maand, dat tegenwoordig mannen en vrouwen, jonge meisjes van twintig tot vijfentwintig jaar oud, in de overgang zijn; dat de levensverandering waardoor u gaat op middelbare leeftijd, volgens de wetenschap tussen twintig en vijfentwintig jaar is? Gewoonlijk was het in mijn tijd omstreeks dertig of vijfendertig jaar; en in de tijd van mijn moeder kwamen deze overgangsjaren niet eerder dan op veertig- of vijfenveertigjarige leeftijd.

164 Wat is het? Het komt door de wetenschap en het voedsel, het kruisen, waardoor het hele menselijke lichaam verdorven is, totdat wij één verdorven massa geworden zijn. Wel, als het lichamelijke wezen verdorven is, zou de hersencel in dat lichamelijke wezen het dan ook niet zijn?

165 Nu, let op hoe de Geest dit volgt. Er zal een tijd komen, in de Naam des Heren, dat de mensen volkomen krankzinnig zullen worden. De Bijbel zegt het. Zij zullen gillen en schreeuwen, grote afschuwelijke dingen in hun verbeelding hebben. De radio's en dergelijke, onze televisieprogramma's brengen het voort. Er zullen zulke dingen zijn als mieren, die op de aarde zullen komen, die zo hoog zullen zijn als veertien bomen. Er zal een vogel over de aarde vliegen met een vleugelbreedte van vier of vijf mijl. En als de mensen ze zien, zullen zij gillen en schreeuwen en roepen om genade; maar het zullen de plagen zijn. Wacht totdat ik over die plagen zal prediken, die zich zullen aanbieden.

166 Let op wat Mozes deed; onder het lichamelijke wezen, niet de Geest. Toen Hij zei: "Mozes..." God zei tegen Mozes: "Ga daarheen," tegen Zijn profeet, "raap een handvol stof op; werp het in de lucht en zeg: 'ZO SPREEKT DE HERE, er zullen vlooien op de aarde komen.'" Er waren geen vlooien. Weldra begonnen zij te zien, dat er iets op een bosje kroop. keken nog eens; er was nog wat bij gekomen. En na een poosje lagen zij zo dik dat je er niet doorheen kon waden.

167 Waar kwamen zij vandaan? God is de Schepper! Hij kan doen wat Hij wil. Hij is soeverein. Hij kan een vogel maken, die met zijn vleugels van de ene kant van de aarde tot de andere kan reiken.

168 Hij zei: "Laten er vliegen komen en de hele aarde bedekken." Er was geen vlieg in het land. Het eerste was, weet u, dat er een oude bromvlieg begon rond te vliegen. En toen waren er acht, tien of twaalf. Weldra kon u er niet meer doorheen lopen. God, de Schepper, houdt Zijn Woord.

169 En hij strekte zijn staf uit, op bevel van God, en zei: "Laten er kikvorsen opkomen en de aarde bedekken." En de kikvorsen kwamen, totdat zij zich ophoopten tot stapels, en de stank was overal, misschien veertig of vijftig voet [twaalf of vijftien meter – Vert] hoog kikvorsen. Zij waren in de kast van Farao. Zij waren in de... als u de lakens opsloeg waren er wel vijfhonderd kikvorsen onder de lakens, onder het bed, in het eten. Overal waar zij gingen waren kikvorsen, kikvorsen, kikvorsen. Waar kwamen zij vandaan? God, de Schepper, is soeverein! Wat Hij zegt, zal Hij doen!

170 En Hij zei dat er afschuwelijke gezichten op de aarde zouden zijn. "Sprinkhanen met haar als van vrouwen", lang haar, om die vrouwen die hun haar afknippen te kwellen. Met tanden als leeuwen, angels in hun staarten als schorpioenen. Zij zullen de mensen maandenlang folteren. Wacht gewoon tot wij eraan toekomen om die plagen en zegels te openen en die zeven donderslagen! Let op wat er plaatsvindt. O broeder, u kunt maar beter naar Gosen gaan terwijl er nog tijd is om in Gosen te komen. Besteed geen enkele aandacht aan deze buitenkant.

171 Kijk, hier is een kleine dame, die zich al heupwiegend voortbeweegt op straat. En hier is een jongeman; zijn ogen vangen het op, hij is een lid van de kerk, hij is van Pinksteren, hij is wat dan ook; maar het eerste, weet u: er is geen houvast daarbinnen. Zij zal zeggen: "Hallo." Hij heeft krulhaar en ziet er wel aardig uit; een jongeman met fiere schouders; heeft misschien geprobeerd om juist te leven. Zij begint naar hem toe te lopen – het kan zelfs een prediker zijn. Het eerste dat u weet...

172 Wat is het? Dit uitwendige, het verlangen van het vlees; en de geest hier, die toch gezalfd is, zegt: "Doe het niet, doe het niet." Maar wat zal het doen? Het zal blijven opkomen, houvast krijgen en daar gaat hij. Weldra probeert hij een afspraak met haar te maken. Hij is schuldig aan het plegen van overspel, of hij haar nu aanraakt of niet.

173 Maar een echte wederomgeboren zoon van God! Amen! U kunt het niet zelf. Het is totaal onmogelijk voor een warmbloedige man om in de buurt van zo'n vrouw te lopen zonder dat er iets plaatsvindt. Maar wanneer er daar iets is aan de binnenkant, dat kleine wederomgeboren iets daar...

174 Hoewel die man mag hebben gejuicht, in tongen gesproken, gesprongen, gedanst en al het andere, gezalfd is met de Geest, al de tekenen en wonderen gedaan heeft, waarover God sprak door Zijn Geest! Jezus zei: "Velen zullen tot Mij komen en zeggen: 'Here, heb ik niet geprofeteerd in Uw Naam? Heb ik geen duivels uitgeworpen in Uw Naam? Heb ik niet...!'" Hij zei: "Ga weg van Mij, gij die de ongerechtigheid werkt." Wat is ongerechtigheid? Iets wat u weet te doen en het niet doet. "Ga weg van Mij, gij die de ongerechtigheid werkt; Ik heb u zelfs niet gekend."

175 Maar daar beneden aan de binnenkant van die man, als dat kleine houvast daarin is, dat zaad van God, dat voorbestemd was van vóór de grondlegging der wereld, het maakt mij niet uit wat er plaatsvindt, het houdt hem vast. Het is daar om er te blijven.

176 Daarom zal die vrouw die korte broeken dragen. Zij wordt beschouwd als een publieke vrouw, precies eender als de vrouw die de daad bedrijft. Ziet u? Zij weet niet dat die geest... Hoe weet zij ervan? Haar maatstaf.

177 Wat is een maatstaf? Het is het laatste woord. De maatstaf is het amen! Het is het einde van alle tegenspraak – uw ultieme maatstaf.

178 Als uw kerk een Pinksterkerk is, die u vertelt dat lang haar en spul gewoon fanatisme is... "U hebt een reserveband achter op uw hoofd" enzovoort, en dat soort dingen, de man is bezeten van de duivel.

179 Want Gods Woord zegt: "Het is een schande voor een vrouw om haar haar af te knippen. Zij zal haar hoofd onteren." Als zij haar man onteert, en haar man is de gemeente en de gemeente is Christus, is zij een oneerbare, godsdienstige hoer; naakt en zij weet het niet. Naakt! Zegt de Bijbel niet, dat de bedekking van een vrouw haar haar is? Is niet het haar haar tot een bedekking gegeven?

180 Op een dag voor de rechterstoel... Ik heb geprobeerd het medicijn erin te gieten en met mijn handen haar mond dicht te houden, maar zij spuwt het gewoon uit tussen je vingers door. God zal hen op zekere dag oordelen. Dat is "ZO SPREEKT DE HERE". Het is niet een hoop dwaasheid geweest, of wat de een of andere krankzinnige oude man allemaal opgewerkt heeft. Dat is het niet. Omdat dit het Woord van de Here is.

181 En een echte onvervalste Christen zal voldoen aan die innerlijke mens; die Geest Die daarginds in het begin was, Die het Woord is!

182 Zoals Hij de volheid was van u allen, was u in Hem daarginds op Golgotha. Hij wist van tevoren, dat u hier zou zijn. Hij zond slechts uit wat plaats zou vinden. En u was in Hem. U stierf met Hem. U stierf met Hem. U stierf aan uw trots, u stierf aan uw vormen, u stierf aan de wereld! Toen Hij... U stierf met Hem op Golgotha en u stond met Hem op, toen Hij op de derde dag weer opstond. En omdat u het aannam, zit u nu in hemelse plaatsen in Christus Jezus. Halleluja!

183 Daar bent u er. Het is die innerlijke mens. Dat innerlijke, dat het Woord zal onderstrepen, zal vasthouden aan het Woord, ongeacht... U kunt het niet helpen. Ik leerde dat vele jaren geleden.

184 Mijn kleine baby lag daar te sterven. Mijn vrouw lag daar in het lijkenhuis, gebalsemd en afgelegd. Zij riepen mij erheen en Sharon was stervend. Dat is de ergste beproeving die ik ooit in mijn leven gehad heb. Ik was ongeveer vijfentwintig jaar oud. Ik liep daar buiten en Billy Paul lag op de rand van de dood.

185 Dr. Sam kwam zeggen: "Bill, ik denk niet dat wij Billy kunnen redden." En ik... Hij zei: "Hij is er zo slecht aan toe." Zei: "Bill, het spijt mij zo voor je." En hij sloeg zijn armen om mij heen. Ik zei: "Dokter, ik heb geen kracht meer."

186 Een paar uur daarna riep ik hem voor mijn baby Sharon, ik moest snel naar haar toe, hij... Om haar alleen maar te zien stuiptrekken – het wilde niet ophouden. Zij staken een naald in haar ruggengraat; zij deden een punctie en constateerden tuberculeuze hersenvliesontsteking. Dat is alles.

187 Ik baande mij een weg naar het ziekenhuis; liet mijn oude wagen daar buiten stil houden, stapte uit en begon naar de kamer te lopen. In de gang kwam Sam naar mij toe met zijn hoed in zijn hand, wenend – hij sloeg zijn arm om mij heen en zei: "Kom mee terug, Bill."

     Ik zei: "Wat is er aan de hand?"

     Hij zei: "Je kunt haar niet zien. Zij is stervend, Bill."

     En ik zei: "Nee Sam, niet mijn baby."

188 Hij zei: "Jawel." Hij zei: "Vraag zelfs niet om haar, Bill, als zij ooit zou blijven leven, zou zij haar hele leven ongelukkig zijn. Ze zou altijd achterlijk zijn, en ze zou haar hele leven ongelukkig zijn." Hij zei: "Zij heeft hersenvliesontsteking." Hij zei: "Ga er niet naar toe; je zou Billy gewoon doden door dat te doen."

     Ik zei: "Sam, ik moet haar zien."

189 Hij zei: "Je kunt dat niet doen, Bill. Ik verbied het je. Nu, je weet hoeveel ik van je denk. Je bent mijn kameraad en alles." Hij zei: "Hoeveel ik ook van je denk en hoeveel ik in je geloof, Bill," zei hij, "ga echter niet naar die baby." Hij zei: "Als je dat doet, die hersenvliesontsteking is op haar." Ziet u? Hij zei: "Zij zal binnen een paar minuten gestorven zijn en wij zullen haar begraven." Hij zei: "Bill, ik voel toch zo met je mee."

190 En hij riep de verpleegster om een of ander soort medicijn voor mij te regelen. Hij zei: "Ik begrijp niet hoe de man staande blijft."

191 Ik stond daar een poosje. Hij bracht het medicijn binnen terwijl ik daar in de hal zat. Hij zei: "Ga zitten." En de verpleegster bracht het, ze zei: "Drink dit, broeder Branham."

192 Ik zei: "Dank u, zet u het daar maar even neer." Toen zij wegging, goot ik het uit in een spuwbak en zette het glas weer terug.

193 Ik zat daar. Ik dacht: "O God, wat heb ik gedaan? U bent een goede God. Waarom liet U haar pas geleden sterven en mij die twee kleine armen zo vasthouden?" Hem smekend voor haar. "Waarom liet U haar gaan? Dáár ligt Billy te sterven en hier is zij stervend! Wat heb ik gedaan? Zeg het mij! Wel, ik zou net zo goed met hen kunnen heengaan."

194 Ik opende de deur en er was geen verpleegster daar en ik glipte de kelder in. Dat was voordat het ziekenhuis was opgeknapt. Schermen waren er nauwelijks voor de vensters; er waren vliegen op haar oogjes. Er lag een stuk muskietengaas – zo noemen wij het – over haar gezicht. Ik sloeg de vliegen weg; daar lag zij. Zij leed zo erg dat haar oogjes scheel waren gaan staan.

195 Toen kwam Satan daar naast mij staan. Hij zei: "Heb je gezegd dat Hij een goede God is?"

     Ik zei: "Ja, ik heb dat gezegd."

196 "Heb je gezegd, dat Hij een Geneesheer was? Wel, waarom stierf je vader dan daar in je armen – en je riep, terwijl hij een zondaar was – riep om zijn leven? Waarom stierf je broer in de armen van je andere broer, daar buiten, terwijl jij een paar weken geleden in de preekstoel stond te prediken?" Hij zei: "Waarom antwoordde Hij je toen niet? Je zei dat Hij je liefhad en dat Hij je redde."

197 Hij kon mij niet vertellen dat er geen God was, omdat ik Hem al gezien had. Maar hij vertelde mij, dat Hij niet om mij gaf.

198 Hij zei: "Daar ligt je vrouw; je baby's zullen daar vrij spoedig ook zijn. Je vader is begraven. Je broer is begraven. En je vrouw wordt nu begraven, morgen, en hier is je andere baby, stervende. Is Hij een goede God? Huh? Is Hij een Geneesheer?" Hij zei: "Je maakte een onnozele hals van jezelf!"

199 Wat heeft het uitgewerkt? Van... Het werkte vanuit de buitenkant, nu, naar deze eerste mens.

200 Hij zei: "Nu, kijk, je weet dat ongeveer twee of drie jaar geleden, voordat je dit aannam, er goed over je werd gedacht onder de mensen. Je leefde een goed, rein leven. Elk meisje in de stad dat uit wilde gaan, wilde met jou uitgaan, omdat zij zich dan zuiver en eerbaar voelden." Ik kan voor ieder van hen staan. Ik heb er nooit één beledigd, nooit iets gezegd. En als zij op een goedkope manier geestig wilde zijn bracht ik haar naar huis.

     "En de mensen hielden van je, maar wat ben je nu? Een godsdienstige fanaticus."

201 "Zo is het. Dat was ik." Ziet u hoe deze dingen beginnen samen te gaan? De buitenkant, het redeneren in de geest, die deze dingen samen brengt. "Dat is juist, Satan."

     "Heb je toen gezegd, dat Hij een Geneesheer was?"

     "Ja, ja."

202 "En jij maar smeken en roepen, en de mensen vertelden je dat het niet zo was, dat je helemaal ontspoord was. Je eigen kerk zette je er hierom uit. Je eigen Baptistenkerk daar zette je buiten de deur om dezelfde reden."

     "Ja."

203 "Je vader begraven; je broer begraven. Je vrouw ligt daar om begraven te worden. Hier is je baby met nog maar vijftien minuten en zij zal overleden zijn. En Hij is een Geneesheer? Je eigen vlees en bloed; één woord van Hem zou het leven van de baby redden. 'Hij is een Geneesheer', zei je. De mensen probeerden je het te vertellen. De prediker vertelde je dat je helemaal in de war was, dat je helemaal krankzinnig was. Je was een godsdienstige fanaticus geworden en je zei dat Hij je liefhad? Zou Hij jou kunnen liefhebben?"

204 "En hoe huilde je om je vader. Hoe vastte je avond na avond, zodat je overdag moest bidden om in een telefoonpaal te kunnen komen om te werken, en Hij liet hem in je armen sterven als een zondaar."

205 "En je vrouw; wat een fijne vrouw was zij en wat hield je van haar!" (Billy's moeder, velen van u herinneren zich Hope.) "Wat een fijn meisje was zij! Wat was je gelukkig; jullie kleine huis ginds met voor zeven of acht dollar aan meubilair. Wat voor meubilair had je, maar toch hield je van haar; jullie hielden van elkaar. Je ging bidden voor anderen en dan de een of andere mentale emotie – en zij stonden op en liepen weg en zeiden dat zij in orde waren. Maar nu je éigen vrouw... En daar is zij, nu al twee dagen dood. Zij ligt daar in de inrichting van de begrafenisondernemer, Scott en Combs. Hij is een Geneesheer, hè?"

206 "En je zoontje ligt op de rand van de dood, Billy Paul, achttien maanden oud. En je dochtertje van acht maanden oud ligt hier te sterven aan hersenvliesontsteking, en je bad zojuist en God trok een laken neer en zei: 'Houd je mond.' Luistert niet, wil je helemaal niet meer horen! Hij keerde Zijn rug naar je toe. Hij is een goede God, hè? Hij houdt van je? Ieder meisje waar je ooit mee ging, iedere jongen waar je ooit mee bevriend was, je allerbeste vrienden zijn bij je weggelopen, omdat je een godsdienstfanaat bent."

207 Alles wat hij mij vertelde, was waar. Alles wat hij zei, klopte precies. Ziet u het, hier? Ik was toen juist ongeveer op het punt om te zeggen: "Als dat de wijze is waarop Hij moet handelen, dan wil ik Hem niet dienen."

208 Net toen ik dat zei, kwam er iets wat ergens anders vandaan kwam. Daar diep binnenin zei iets: "Wie ben je om mee te beginnen? De Here heeft gegeven en de Here heeft genomen." Ziet u, dat is die innerlijke mens. Die redeneert helemaal niet.

209 Ik keek terug en ik dacht: "Hoe kwam ik op aarde? Ik kwam uit een troep dronkaards. Hoe kwam ik hier? Wie gaf mij leven? Wie gaf mij die vrouw? Wie gaf mij die baby? Waar kwam mijn vrouw vandaan? Waar kwam mijn leven vandaan?" Ik zei: "Hoewel Hij mij slaat, zal ik Hem toch vertrouwen." Ik zei: "Ga weg van mij, Satan!"

210 Ik legde mijn hand op de baby. Ik zei: "Sharon, lieveling, ik zal je binnen een paar minuten in de armen van je moeder leggen, als de engelen van God komen om je weg te nemen, maar op een dag zal pappa je weerzien. Ik weet niet hoe het zal gaan zijn, lieveling. Ik kan je niet vertellen hoe, als Hij Zijn rug naar mij toekeert, mij zelfs niet voor jou wilde horen."

211 Hij liet mijn vrouw sterven, terwijl ik haar handen vasthield en om haar weende. En mijn vader, in zijn armen, stierf precies hier op deze arm, terwijl hij mij aankeek en probeerde adem te krijgen. En ik bad zo hard als ik kon. Hoe zou ik het publiek weer onder de ogen kunnen komen, om Goddelijke genezing te prediken? Hoe kon ik prediken dat Hij een goede God was, terwijl Hij mijn eigen vader als een zondaar liet sterven? Hoe kon ik dat kunnen prediken? Ik weet niet hoe, maar ik weet dat Hij gelijk heeft.

212 Het Woord van God zal nooit falen. Het zal overwinnen, ongeacht wat het is. Toen wist ik, dat er iets aan de binnenkant van alle redeneringen was – iets aan de binnenkant van alle emoties, of iets dergelijks. Daar was een innerlijke mens, die standhield in dat uur. Niets anders zou het gedaan kunnen hebben; elke reden, alles kon getoond worden, alles kon bewijzen dat het verkeerd was en dat ik verkeerd was. Maar het Woord van God, dat voorbestemd was voor de grondlegging der wereld, hield stand aan de binnenkant.

213 Ik voelde een kleine wind door het gebouw gaan. Haar geest ging heen om God te ontmoeten.

214 Broeder, zuster, laat mij u vertellen, dat is het enige. Probeer het niet te beredeneren. Probeer geen lang haar te hebben omdat ik het zei. Probeer deze dingen niet te doen, gewoon omdat in uw vlees... Probeer het niet te doen, gewoon om het een beetje te bedekken. Maar wacht gewoon vóór de Here op iets diep aan de binnenkant.

215 Velen van u denken dat omdat u lang haar hebt, dit betekent dat u naar de hemel gaat. Dat betekent dat niet. Velen van hen denken, dat omdat u een goede, zedige vrouw bent, u naar de hemel gaat. Het betekent dat niet. Velen van hen denken dat, omdat hun kerken behoren tot deze of gene groep en grote doctors in de godgeleerdheid... Dat betekent dat niet.

216 Ziet u? Velen denken, dat, omdat zij in tongen spreken zij de Heilige Geest ontvangen hebben. Dat betekent dat niet, ofschoon de Heilige Geest wel in tongen spreekt. Maar het is totdat die echte, ware Heilige Geest daarbinnen overeenstemt met elk Woord! Als die Heilige Geest in u, Die u in tongen laat spreken, daar terugkijkt en niet overeenstemt met de rest van het Woord, is het de verkeerde geest. Ziet u?

217 Het moet van de binnenkant komen, wat het Woord is van den beginne. In het begin van de schepping van God, toen God begon te scheppen, u in bestaan bracht, ziet u. U begon daar als een zaad en werkte zich verder tot waar u nu bent. En toen was u allen in Christus. En toen Christus stierf, stierf Hij om u allen te redden. En u bent een deel van dit Woord, en hoe kan... de Bijbel in zijn geheel! "Gebod op gebod; regel op regel; hier een weinig, daar een weinig." "Niet één jota of tittel zal falen." Hoe ter wereld kunt u, die een deel van dat Woord bent, het oneens zijn met de rest ervan, of met een deel ervan?

218 God zegene u. Ik ben nu over tijd. Ik bedoelde dit niet te doen, u zolang te houden. Het spijt mij dat ik u vasthield; het spijt mij niet voor wat ik zei. Wij zijn juist aan het einde van iets, vrienden.

219 U allen hier, neem ik aan, bent gewoon de leden hier van de gemeente. Ik was hier niet op tijd om te zien welke leden er zijn. Ik veronderstel dat u allen regelmatige bezoekers hier bent. Laat mij u iets vertellen wat gebeurde. Wilt u mij, laten wij zeggen, nog zes minuten geven? [Samenkomst zegt: "Amen!" – Vert]

220 Is die eerwaarde meneer O. Walker uit Oregon hier, die hier was op die zondag dat ik hier was? Weet iemand er iets over? Het was een geweldige, vreemde zaak.

221 Ik was hier gekomen. Er waren zoveel mensen – ik had een stapel persoonlijke gesprekken en elk daarvan was het waard; hun zoon, kinderen, getrouwd, dronkaards, en verschillende zaken, en gewoon zaken die de moeite waard waren. Elk van hen zou gezien moeten worden. Ik kan dat niet allemaal doen. En ik droeg u op aan God en hield mijn handen over hen, in gebed. Ik zei: "O, God, ik zou het niet kunnen doen. Kom tot hen, Here. U weet hoe U het moet doen. Ik bid voor iedereen."

222 Billy riep mij en ik was juist binnengekomen met broeder Banks. Hij zei: "Pappa, als u..."

223 En kijk, ik zie mensen soms daar buiten rijden in de laan; zij kijken naar binnen en ik kijk naar buiten naar hen, en wuif dan zo naar hen en zij keren bijna hun hoofd af. Ik wil niet dat u dat doet.

224 Toen zij onlangs dat huis ginds in Tucson voor mij kochten om in te wonen... Broeder Tony had een huis daar dat hij voor mij wilde kopen voor drie- of viermaal de prijs die dit huis kost. Hij wilde er zelfs zoveel duizend dollars zelf in steken, maar de enige manier, waarop je daar binnen kon komen – er stond daar een portier. Een hele grote... Wel, het is daar een voorschrift, maar ieder... Deze mensen die daar wonen, u moet een schriftelijke toestemming hebben. Dan roept deze portier u om te zien of het in orde is dat ze binnenkomen.

225 Ik zei: "Zou u zich mij voor kunnen stellen? Mijn broeders en zusters die mij komen bezoeken en mij de hand willen schudden en Gods zegeningen voor mij vragen. Zou je je voor kunnen stellen dat ik mijzelf daar ga vestigen, Tony?"

     Hij zei: "Wel, u hebt..."

226 Ik zei: "Tony, dat is de wijze waarop de gemeente en zij allen de mensen vragen om niet langs te komen." Ik zei: "Dat is voor mensen, die alles gekregen hebben wat zij willen dat ik zal doen."

227 Zij zeggen: "Wel, de Here vertelde mij... Halleluja! Ik blijf precies hier! Prijs God! De Here vertelde mij dat u hier in onze groep een samenkomst moet houden, jazeker. Prijs God! God vertelde mij dat. Als u het niet doet, broeder Branham, dan bent u zeker teruggevallen." Terwijl ik daarbinnen probeer te studeren. Zie? Dat is wat, ziet u. En menig goed persoon wordt daardoor tegengehouden om binnen te komen.

228 Net als een man die hierbuiten op een boerderij gaat jagen. Een boer zegt: "Kom binnen. U kunt jagen." En u gaat daar naar buiten en schiet één van zijn koeien. Er liep een konijn onder de koe en u schoot toch maar op het konijn. U klimt op de omheining in plaats van naar het hek te gaan en er door te gaan zoals een fatsoenlijke man zou doen; u klimt op de omheining en maakt de zaak zo kapot. Ziet u? En dan zal hij zeggen: "Ik sluit de plaats af!" Ik neem hem dat niet in het minst kwalijk – niet in het minst. Wel, wat veroorzaakt hij? Door hem mogen de fatsoenlijke jagers ook niet meer komen. Zo gaat het altijd. Het is het kwade, dat het goede ervan weerhoudt de voorrang te hebben. Zo is het altijd.

229 Nu, maar die mensen, duizenden, zijn werkelijk behoeftig en het zijn fijne, beminnelijke mensen, vol van Gods genade.

230 Nu, wij hebben dit, hoe deze mensen op die wijze komen. Wij willen dat niet, nee. Maar deze man kwam.

231 Billy zei: "Kom nu snel, pappa." Hij zei: "Mevrouw Waldorf is hier met enige mensen die stervende zijn. U moet onmiddellijk naar ze toe gaan." En ik rende binnen, zo kwam ik hier.

232 En terugkomende, zeiden zij: "Er is hier niemand behalve een man, die elke dag daar buiten op een kussen aan de zijkant van het gebouw slaapt. Hij zei dat hij wilde dat u voor hem zou bidden." Ik zei: "In orde." Hij zei: "Ik zal hem binnenlaten." Ik ging naar binnen.

233 Daar stond een Cadillac, geloof ik, of de een of andere soort grote wagen; ik reed naar binnen. En die man zei: "Hoe maakt u het?" Hij kende mij niet.

234 En ik liep naar binnen en zuster Waldorf, dat arme oudje, kwam binnen. U weet, zij was...

235 U kent haar geval, is het niet? Ziet u, zij had kanker; ze stierf in de gebedsrij ongeveer een uur voordat ik bij haar kwam. Haar dokter kwam en toonde... Dat is ongeveer achttien jaar geleden, ze had kanker in het hart. Zie? En zij leeft vandaag nog. Zij woont nu in Arkansas.

236 Zij was toen in Phoenix. En zij zei: "Broeder Willie, ik vond het vreselijk om zo binnen te komen, maar ik had geen plaats om te verblijven. Zij zeiden dat deze vrouw gaat sterven. O, broeder Willie!"

237 Zij zei: "Ik wilde u een klein offer van mijn hand brengen, broeder Willie, maar ik kon het niet. Daarom heb ik wat bramenjam ingemaakt."

238 O, toen ik erheen ging en die kleine wekpotten met gelei zag, die zij daar neergezet had, leek het mij te heilig toe om ervan te eten. Ziet u? Die dierbare, kleine oude vrouw, ongeveer zeventig jaar oud. Ik zei: "Zuster Hattie, ik zou geen 'nee' kunnen zeggen." Nee, Jezus zag die weduwe drie penningen inwerpen en Hij liet haar begaan. Ziet u? Nee. God zal haar ervoor belonen. Ja.

239 En dus, de Here genas de vrouw, genas al wat zij had en openbaarde aan haar herder wat hij in zijn gedachten had, wat hij verondersteld werd te doen, en nog een ding. En o, zij gingen allen jubelend weg.

240 Toen kwam Billy binnenlopen en zei: "Pappa, die man is weg. Ik kan niet..."

     Ik zei: "Wie is dat daar in die auto?"

241 "O," zei hij, "de een of andere man uit Oregon; hij zei dat hij de een of andere droom had gekregen, en ik vertelde hem dat ik hem geen valse hoop wilde geven. Er zijn er hier nu driehonderd die wachten." En hij zei: "En ik zei hem de droom gewoon op te schrijven." Hij zei: "Ik heb er hier toch zo'n hoge stapel van en voeg deze er gewoon bij."

     Ik zei: "Breng hem binnen. Geef hem vijf minuten."

242 Wel, zodra de man binnenkwam – vijf minuten; zei hij: "Ik ben eerwaarde Walker" (ik geloof dat dat zijn naam was), "uit Oregon." Ik geloof dat hij van de een of andere denominatie was. Ik weet het niet – Presbyteriaan, Presbyteriaan of zoiets.

243 Hij zei: "Ik heb u ongeveer twintig jaar geleden ontmoet. Ik kwam naar Grants Pass, waar u..." – of niet Grants Pass, maar ik ben de naam van de plaats vergeten. "Daar..." zei hij: "In het hele land stonden er elke morgen koppen in de krant." Hij zei: "Iedereen wist ervan." Zei: "Ik kon zelfs niet bij het gebouw komen waar u was, maar ik zag u eens op straat lopen. Ik liep op u af." Hij zei: "Vier of vijf mannen stonden om u heen. Ik schudde u de hand. En u... Ik vertelde u dat ik broeder Walker was en u vertelde mij wie u was en wij wisselden een paar woorden. En toen duwden drie of vier grote mannen die bij u waren, u voort." Hij zei: "Ik was geen criticus van u en ik was niet voor u." Hij zei: "Ik begreep het gewoon niet."

244 Hij zei: "Het ging zo een paar jaar door en na enige tijd vertelde een man mij om eens naar enkele banden te komen luisteren; ongeveer drie jaar geleden." En hij zei: "De man draaide de banden en toen hij dat deed", zei hij, "hoorde ik hem spreken." En hij zei: "Deze man geloofde dat u een profeet was. Ik zei tegen de man: 'Ik weet niets over deze dingen – het zou kunnen zijn, dat is alles wat ik weet.'"

245 En hij zei: "Toen kwam er een andere man naar onze stad; hij hield een samenkomst. Ik ontmoette hem en hij zei: 'Ik ben Gods profeet voor deze dag.'"

246 Hij zei: "Hoevelen van jullie kerels zijn er eigenlijk?" Hij zei: "Ik hoor waar een man hier, die naar banden luistert, zegt dat William Branham, daar in het oosten, een profeet van deze dagen was en zulk soort dingen."

247 Hij zei: "Deze man..." Ik zal zijn naam niet noemen, omdat dat hier niet op zijn plaats zou zijn, ziet u? "En hij zei: 'Ik ken William Branham.' Hij zei: 'Maar hij is helemaal vals in zijn leer.' Hij zei: 'Hij is geen Pinksterman, hij gelooft niet in het uiteindelijke bewijs.' En hij zei: 'En nog iets, hij zegt dat er hoofdprofeten en lagere profeten zijn. Zoiets bestaat er niet.' Hij zei: 'Je bent een profeet of je bent geen profeet, en dat is alles.'"

248 Hij zei: "'Wel meneer, ik twist daar met u niet over, ik zei gewoon dat ik deze man hoorde zeggen dat deze man, William Branham... en dat deze man beweerde, dat hij een profeet was. Ik vroeg mij zojuist af hoeveel er waren.'"

249 "Hij zei: 'Maar ik wil dat je dit weet: ik ben de profeet van dit tijdperk.'"

250 Hij zei: "'Wel, bent u dat? De Here zegene u en zij met u.'"

251 Hij ging door, besteedde er nooit enige aandacht aan. En hij zei, dat hij onder zijn broeders een serie van drie of vier samenkomsten begon. En hij ging naar het postkantoor en zei: "Verander mijn post niet. Laat het hier. Ik zal over vier of vijf dagen terugkomen."

252 "In orde", zei men. Zij deden er een kaartje op om de post niet te wijzigen. Hij ging zijn dochter opzoeken.

253 En op de weg daarheen hield hij stil bij een kerk en hij hield er die avond de samenkomst. De volgende morgen zei hij dat hij toevallig dacht: "Ga de post restante halen" en toen hij dat deed, was een brief door het postkantoor geglipt en bij zijn dochter gekomen. Zijn dochter zond die per post restante toe.

254 En hij opende hem en zei dat hij van een man was, meneer Hildebrandt, die een vriend van mij is, die de man was die de banden gedraaid had. Hij zei dat de heer Hildebrandt bericht had van Roy Borders (en dat is één van de managers, weet u) dat ik hier een samenkomst zou houden van de achtentwintigste tot de eerste. Hij moest terugkomen om het zelf te zien.

255 Hij zei: "Nu, kijk eens aan. Die knapen proberen mij in zoiets dergelijks te betrekken!" Ziet u? En hij gooide de brief gewoon in de prullenmand en ging zo door, ziet, zoals dat. Hij ging door en hield die samenkomst die avond. En de volgende morgen...

256 Toen greep hij ineens naar zijn hart en begon te huilen, precies daar in de kamer.

257 Hij zei: "Meneer Branham, ik besef dat ik voor God moet staan." Hij zei: "Ik weet niet of ik sliep, of wat er gebeurde." Hij zei: "Ik droomde. Ik zal zeggen dat ik sliep en dat ik droomde."

258 Hij zei: "Ik dacht dat mijn zoon op de markt zijn hand in een zak stak." En hij zei: "Toen hij dat deed – het was een zak met appels – rolden zij er allemaal uit." Hij zei: "Toen ik ze op ging rapen, waren het allemaal groene appels met één hap eruit." Hij zei: "Ik pakte ze op, deed ze terug in de zak." Hij zei: "Enkele ervan rolden eruit en rolden weg, dus ik probeerde ze te pakken op het gras, maar zij rolden onder één van die met kettingen afgesloten omheiningen door, en daar liep een grote snelweg langs. Ik keek terug naar het oosten en", zei hij, "de ketting was vastgemaakt aan een grote rots daar ver in het oosten. Ik ging erheen terug en ik dacht, ik zal deze ketting daar losmaken, dan oversteken en de appels voor de man pakken." Zei: "Ik begon de ketting los te maken."

259 Hij zei: "Een stem deed de hele aarde schudden." Hij zei: "De aarde schokte onder mijn voeten." Hij zei: "Nadat het schudden ophield, hoorde ik een stem." En hij zei: "Broeder Branham, het was uw stem!" Hij zei: "Ik wist het; er was iets dat dat zei." Zei: "Ik zal dit spoor nog eens rijden!"

260 En hij zei: "Ik begon zo naar de rots op te zien en keek voorbij de wolken, en ver in de hoogte, staande op een rots, die reikte van het oosten tot het westen, in de vorm van een punt, zo, als een piramide, en die terugliep naar het oosten, en", zei hij, "daar stond u op een paard zoals ik er nooit één in mijn leven gezien heb; een groot wit paard, met neerhangende witte manen." En hij zei: "U was gekleed als een indianenopperhoofd – met al de dingen die de indianen gebruiken." Hij zei: "Hij had een borstschild, met banden om de armen en helemaal zo rondom." Hij zei: "U had uw handen zo omhoog, terwijl dat paard daar stond als een militair paard, met zo'n fierheid lopend, en ik stond stil en", zei hij, "u trok aan de teugels en reed weg naar het westen."

261 En hij zei: "Ik keek daarheen en daar waren een groot aantal geleerden. En de volgende morgen (dat was op zaterdag) predikte ik over 'geleerden, weet u, die van de duivel zijn'." En hij zei: "Die geleerden goten dingen in buisjes en mengden ze." Hij zei: "U liet het paard stilstaan, hief uw handen opnieuw omhoog en schreeuwde: 'Ik zal dit spoor nog eens rijden!'" En hij zei dat de hele aarde schudde. Die mensen werden geschud, keken op en keken naar elkaar, zoals dat, keken op naar u; zij haalden gewoon hun schouders op en gingen door met hun wetenschappelijk onderzoek. En hij zei: "U begon verder naar het westen te gaan."

262 "En toen dat gebeurde, zag ik deze man die zichzelf een profeet noemde, weet u. Hij reed op een paard dat een mengeling was van wit en zwart door elkaar." En hij zei: "Hij reed achter dit erg grote paard aan." Hij zei: "Het was ver boven de wolken en de weg was niet meer dan ongeveer zo breed." En hij zei: "Dat paard draafde gewoon en de wind blies en deed de veren en alles van uw kleding wapperen en ook de manen en de staart van het paard. Een grote meester, een groot wit paard, dat precies in de pas liep." En hij zei: "En deze knaap kwam achter u aan. Hij kwam uit de richting van Canada." En de man woont in Canada. En hij zei: "... kwam terug en hij nam zijn kleine paard en probeerde uw groot wit paard op te houden en te doen omkeren, terwijl hij met zijn flanken liet slaan tegen de..." Hij zei: "Hij kreeg dat grote paard nooit uit zijn balans, het bleef gewoon doorlopen."

263 Hij zei: "Toen draaide u zich plotseling om." Hij zei: "Dat zal de derde keer zijn dat u sprak, maar de tweede keer zei u: 'Ik zal rijden.' U sprak niet zoals u eerst deed, u commandeerde." Hij zei: "U keerde u om en noemde de man bij zijn naam en zei: 'Ga hier vandaan! U weet dat geen mens deze weg hier berijden kan als God hem niet verordineerd heeft om het te doen. Ga hier vandaan!'"

264 En hij zei: "De man keerde zich om." En zei: "De man heeft mij brieven geschreven." En zei: "Over de flanken van zijn paard", dat zwart en grijs door elkaar gemengd was... zei: "Over de flanken van zijn paard was zijn naam geschreven, zijn handtekening, helemaal precies als op zijn brief. Hij reed weg naar het noorden."

265 Hij zei: "Toen ging u verder door; dat grote paard wendde zich om zo ver naar het westen als u maar kon." Zei: "U stond daar zo met opgeheven handen." Toen begon hij te huilen. Hij zei: "Broeder Branham, om dat paard daar te zien staan, met oorlogshoofdband met veren en al dergelijke, en dat borstschild en alles schitterde." Hij zei: "U hield uw handen een poosje omhoog en u keek er weer naar, pakte de teugels op en zei: 'Ik zal dit spoor nog eens rijden!'" Hij zei: "De hele aarde schudde heen en weer, zoals dat." En zei: "Er was geen leven meer in mij overgebleven. Ik viel gewoon neer aan de kant van de rots en ik werd wakker."

     Hij vroeg: "Wat betekent het, meneer?"

     Ik zei: "Ik weet het niet."

266 De volgende morgen kwam Junior Jackson, die droomde over de piramide, weet u, toen ik naar het westen ging. Herinnert u zich dat? Hij belde mij een maand of twee daarvoor op. Hij had een droom die dringend was; hij móést hem mij vertellen. En ik zei: "Billy..."

267 Er stonden er nog ongeveer twintig buiten. Hij zei: "Junior Jackson daar, zei dat hij u die droom moest vertellen."

     Ik zei: "Stuur hem naar binnen, ongeveer vijf minuten."

268 Hij bracht zijn vrouw mee, naar hij zei als getuige. Hij zei: "Ik droomde, broeder Branham, dat ik en mijn vrouw aan het paardrijden waren." En zei: "Ik keek terug naar het oosten en ik zag – het leek op een vlek – zoiets als een van die vliegende schotels."

269 Ziet u, de wereld weet niet wat dat is, u weet het. U weet dat het bezig is. Wij weten wat het is. Ziet u? Wij weten dat het onderzoekende oordeelsengelen zijn, ziet u. En hoe het bij het Pentagon en alles, over hoe het recht naar beneden komt; en de intelligentie, hoe zij kunnen komen [Broeder Branham knipt met zijn vingers – Vert] als een flits en weer verdwenen zijn; wegtrekkend van alles wat zij hadden. Zie, zij beseffen niet wat het is. Laten zij ervan denken wat zij willen. Zij noemen het vliegende schotels, of wat dan ook. Zij weten het niet, ziet u.

270 Hij zei: "En ik zag het komen en ik hield het in de gaten. Het bleek een man op een paard te zijn, en hij kwam aan met de snelheid van de bliksem." Hij zei: "Ik zag dat hij vlak voor mij zou komen en ik stopte mijn auto en sprong eruit. Toen dat gebeurde, stond er een paard op de weg, een groot wit militair paard, fier stappend." Dat is het Woord, natuurlijk, u weet het, fier stappend.

271 Hij zei: "Er zat een man op. Hij was gekleed in western kleding, het was geen cowboy, maar hij zag eruit als een hoofdman over rangers [terreinopzichters – Vert] of zoiets." Zie, geheel zijn opperste autoriteit vanuit het westen. De indianen over de indianen, de ranger over... Zie? En zei: "De man had zijn hoed omlaag getrokken en keek zijwaarts." En hij zei: "Toen hij zich zijwaarts draaide", zei hij, "was úhet, broeder Branham." Zei: "U sprak niet meer zoals vroeger. U zei: 'Junior!'" Riep hem drie keer. "En zei: 'Ik zal je vertellen wat je moet doen.'" En zei: "Toen trok u aan de teugels van dit paard. U nam ongeveer drie grote sprongen en ging de lucht in en u was weg, richting het westen!"

272 Hij zei: "Even een moment keek ik rond, en hier kwam een paard, kleiner dan dat ene, van hetzelfde soort, maar kleiner, en bleef daar staan." Zei: "Ik liep er omheen." Hij zei: "Hij moet deze voor mij teruggezonden hebben." Zei: "Ik besteeg het." (Junior heeft ook een beetje aan paardrijden gedaan. Hij zei: "U weet hoe het zadel u past, broeder Branham, de stijgbeugels en alles.") Zei: "Ik dacht: 'Wel, dit past mij precies.' Dus ik trok aan de teugels en ging de lucht in." Zei: "Ik trok aan de teugels en liet hem halt houden, liet hem omdraaien en ging terug." Zie? "Toen ik terugging," zei hij, "liet ik het paard stoppen; ik stapte eraf en sprak met mijn vrouw. Het paard was verdwenen." En hij werd wakker.

273 Daarna, eergisteren of drie dagen geleden, kwam Leo Mercier met precies dezelfde droom, terwijl hij er niets van wist – over het proberen om een grote witte hengst een zwarte merrie te laten dekken en zij konden het niet – nerveus. Hij zei dat ik er naar toe liep en zei: "'Leo'", en hem vertelde wat ik deed. Ik wil het hier niet zeggen, ziet u, maar ik vertelde hem wat ik deed. "Zei: 'Zie je het niet? Nu om dit te weten; ik wist niet dat Ed Daulton een schoonzoon had, en de schoonzoon had een hond die zo heette. Je zult het weten, Leo, dat je droomt. Maar als je wakker wordt, onthoudt het!'" En hij zei: "Ik heb nooit zo'n bevel gehoord."

274 Omstreeks die tijd kwam Roy Roberson binnen en zei: "Broeder Branham, herinnert u zich vroeger, voordat u de eerste keer de gemeente verliet? We waren... Ik zag u zitten, zoals in Palestina. Wij waren allen, de hele raad van oudsten en alles, gezeten als aan de avondmaalstafel van de Here, en toen sprak u. En u... hij was er niet zeker over wat u sprak." Zei: "Een witte wolk kwam neer en nam u weg." Hoevelen herinneren zich de droom van broeder Roy? En zei: "De witte wolk nam u weg en", zei hij, "toen was u verdwenen. Ik liep door de straten te schreeuwen en te huilen."

275 Toen ik hier buiten kwam en die kleine, oude arm, verlamd als... Hij liet de hark vallen en begon te huilen toen hij mij daar aan zag komen. Ik had hem niet gezien, dus vertelde hij mij de droom. En hij zei... en hij was aan het harken. Ik zei...

276 "En u ging weg, dus liep ik overal de straten door om u te vinden; ik kon u echter nergens vinden. Ik schreeuwde: 'O, broeder Branham, verlaat ons niet!'" Zei: "Een witte wolk kwam binnen, nam u mee en voerde u bij ons vandaan naar het westen." Dat was vóór de piramide of wat ook. Hij zei: "Hij nam u op naar het westen. En ik liep huilend door de straten."

277 Hij zei: "Na een poosje ging ik aan de tafel zitten. Toevallig keek ik naar het hoofd van de tafel." Hij zei: "Ik kon alleen een heel klein beetje van u zien, het was sneeuwwit." Zei: "U stond daar en", zei hij, "u sprak met autoriteit. Er was geen veronderstellen bij." Hij zei: "Iedereen begreep precies wat u zei."

278 O, mijn broeder, zuster, ieder van u is zich er nu van bewust, dat ik weet wat dat betekent. Ziet u?

279 Wees slechts waakzaam! Blijf dicht bij Christus. Laat mij u nu als een prediker van het Evangelie hiervoor waarschuwen. Neem geen enkele dwaasheid. Verbeeld u niets! Blijf daar precies staan totdat deze binnenkant van de binnenkant geankerd is in het Woord, dat u recht bent in Christus, omdat dat de enige zaak is, die zal... Want wij zijn in het meest bedrieglijke tijdperk waarin wij ooit hebben geleefd. Het zou zelfs de uitverkorenen verleiden als het mogelijk zou zijn, omdat zij zalving hebben. Zij kunnen alles doen zoals de rest.

280 Reinig uw leven, betaal uw schulden. "Wees niemand iets schuldig", zei Jezus. Nu, nu, ik bedoel geen zaken als huishuur en dergelijke. U moet dat wel doen. Laat geen enkel ding aan uw handen kleven. Maak alles in orde. Maak u gereed. Wees gereed. Onthoud, in de Naam van de Here, dat iets staat te gebeuren!

281 Ik ga deze week de heuvels in, niet speciaal om op eekhoorns te jagen – natuurlijk houd ik van jagen op eekhoorns – maar ik ga daarheen voor dit doel, zeggend: "O God, ik weet niet welke kant op te gaan en ik wil dit niet missen. Help mij."

282 Bidt u voor mij. Wilt u het doen? Ik zal voor u bidden. Ik hoop door de barmhartigheden van God, dat ik ieder van u zal ontmoeten, en dat wij elkaar ontmoeten in een beter land dan dit hier.

283 En waarvoor komen wij hier? Wat zijn wij aan het doen? Komen wij hier om een spelletje te spelen? Komen wij hier samen als een club? Het is omdat Christus niet kan komen voordat die gemeente volmaakt in orde is. Hij wacht op ons. Ik geloof dat wij aan het einde zijn.

284 Kijk naar Californië. Kijk naar de opstootjes. Kijk naar negentien mensen, die gedood werden vanwege hun ras. Vertelde ik u hier niet lang geleden, dat die Martin Luther King zijn volk naar een bloedbad zou leiden? Hoevelen herinneren zich dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Het zijn niet die gekleurde mensen, het zijn die leiders die hen ophitsen. Het is geen integratie, of segregatie, en hoe zij het ook willen noemen, het is de duivel! Zo is het. Niet slechts voor de blanken, of gekleurden, het is voor allen. Het is de duivel!

285 De geestesvermogens en het verstand van de mensen zijn ineengestort. Er is geen hoop! Het is voorbij hoop. De hele zaak is een rotte zweer. De geestesvermogens van de mensen zijn zo, dat zij geen beslissingen kunnen nemen.

286 Ik ben geen politicus. Ik ben Democraat noch Republikein. Zij zijn allen vuil. Ik ben voor één Koninkrijk en dat is het Koninkrijk van Jezus Christus. Dat is alles. Maar hoe ter wereld – hebt u ooit een stel marionetten gezien zoals wij daar nu hebben, zoals die troep Texanen die wij daar binnen hebben? [Broeder Branham doelt erop dat president Johnson een Texaan was – Vert] Wel, zij zeggen: "Wat de mensen maar willen! Als zij het communisme willen, geven wij hun het communisme. Als zij integratie willen, geven wij hun integratie. Willen zij segregatie, wij geven hun wat ze maar willen." Deed het... Waar zijn de mannen?

287 O God! Dat is precies als op de preekstoel. Waar zijn de mannen? De man die een man is, die staat voor een principe! Waar zijn de vrouwen die staan voor een principe? Waar is een gemeente die staat voor een principe? Ik heb geen stuiver tijd over voor een slappe, toegeeflijke, compromissen sluitende geest! Een vrouw is een vrouw, laat haar een dame zijn. Als een man een man is, laat hem dan een man zijn.

288 Als hij president is... Waar is onze John Quincy Adams? Waar zijn onze Abraham Lincolns – mannen met principes? Waar is onze Patrick Henry, die zei: "Geef mij vrijheid of geef mij de dood"?

289 Waar is de man die staat voor wat recht is! Waar is de man die niet bang is om uit te spreken, ongeacht of de hele wereld tegen hem is, om uit te spreken wat recht is, en ervoor te staan, en ervoor te sterven? Waar is onze Arnold von Winkelried opnieuw vandaag? Waar is een man van onkreukbaarheid? Waar is een man met moed? Zij zijn zo slap en besmeurd, dat zij niet weten waar zij staan.

290 God, laat mij staan met de principes van één Man, als prediker, het Woord van Jezus Christus: "Want hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar dat zal nooit falen. Op deze rots zal Ik Mijn gemeente bouwen. De poorten der hel zullen haar niet overweldigen." Laten wij opstaan.

Gezegend zij de band, die bindt
Onze harten met christelijke liefde;
De gemeenschap van gelijkgezinden
Is als die van daarboven.

     Nu, laten wij elkaar nu een hand geven.

Als wij uit elkaar gaan
Geeft ons dat innerlijke pijn;
Maar wij zullen in ons hart
Nog met elkaar verbonden zijn,
En hopen elkaar weer te zien.

Tot weerziens, tot weerziens,
Tot weerziens aan Jezus' voeten;
Tot weerziens, tot weerziens,
God zij met u, nu tot weerziens!

291 Laten wij nu onze hoofden buigen, terwijl broeder Neville met ons sluit in een woord van gebed.

292 Kom vanavond weer terug. Wij verwachten een geweldige dienst vanavond hier in de tabernakel. God zegene u, en bid voor mij; ik zal voor u bidden.

293 Denk niet dat ik een fanaticus ben, vrienden. Denk niet dat ik u probeer iets op te dringen. Ik heb u lief. En ik heb een principe, dat is de Bijbel. Niet één woord kan eruit genomen worden! Niet één woord kan eraan toegevoegd worden. En ik geloof het op de wijze dat het geschreven is.

294 Laten wij nu onze hoofden buigen, en onze trouwe, goede herder de samenkomst laten sluiten. God zegene u, broeder Neville.