2 april
Dag 112
Hij zei nog iets: “Ik ben het Licht van de wereld.” Vertel mij of een priester dat kon zeggen. Vertel mij of een denominatie dat kan zeggen. Vertel mij of een kerkleer dat zou kunnen zeggen. Dat is wonderbaar.
“Ik ben de Waarheid.” Oh! Onze leringen staan mijlenver af van de waarheid. De leer kan God niet openbaar maken. Zoals Elia zei op de top van de berg Karmel: “Als God God is, laat Hem antwoorden.” De leer zal dat niet doen. Beslist niet! Maar God zal het doen. Wie is God? Het Woord, het Woord gemanifesteerd. Hij zal het doen.
“Ik ben het Licht van de wereld. Ik ben de Waarheid Die in de wereld is. Ik ben de Weg.” Geen andere weg dan Hij. Dat is alles. Kom niet door een lering; “Kom tot Mij”, ziet u. “Ik ben de Weg, het Licht, de Waarheid.” Alles wat Hij was, deze wonderbare woorden die Hij sprak. “Ik ben de Weg, Ik ben de Waarheid, Ik ben het Licht. Ik ben de Eerste, Ik ben de Laatste. Ik ben het Begin, Ik ben het Einde. Ik ben Die was, Die is en komen zal. Ik ben de Wortel en het Geslacht van David. Ik ben de Morgenster. Ik ben Alfa tot Oméga. Ik ben Alles. Ik en Mijn Vader zijn Eén. Hij woont in Mij. Ik ben Hem; Hij is Mij.”
Ze zeiden: “U die een Man bent, maakt U Uzelf God?”
O, zoals Hij op een keer tegen de Farizeeën zei: “U dwaalt door noch het Woord Gods te kennen, noch de kracht Gods. U dwaalt door Hem niet te kennen.” Beslist.
Wonderbare woorden; Wonderlijk!
Laten we eens denken aan wonderbare werken. Wat deed Hij? Wat was Hij, waarvan Jesaja zei dat Hij Wonderlijk was? Toen hij al de namen begon op te noemen die hij maar wist, Raadsman, Vredevorst, Machtig God, Eeuwige Vader, dit alles, toen zei hij: “Hij is gewoonweg Wonderlijk.” Wonderlijke woorden! Nu zullen we een ogenblik gaan spreken over wonderlijke werken. Welke werken deed Hij die wonderlijk waren? Op een dag kwam er een begrafenisstoet uit Naïn. Een weduwe met haar enige zoon, dood, liggend op een draagbaar, een verstijfd dood lichaam, gebalsemd, op weg naar het graf om begraven te worden. Hij was de hele weg afgekomen vanaf Nazareth, met pijnlijke voeten, onder het stof, vermoeid, zwaarmoedig. En Hij hoorde dat wenen. Hij keek op. Daar kwam langs de weg een kleine snikkende weduwvrouw. Haar jongen, haar enige zoon lag dood op de draagbaar. Het kwam zo uit dat hij passeerde waar Jezus was. En dood en leven kunnen niet samengaan, weet u. Eén ervan moet weggaan. Hij zei: “Stop de draagbaar”, liep erheen en raakte de jongen aan; en het leven dat in de jongen was, dat misschien al twee dagen weg was, keerde terug. Ik kan eenvoudig zien hoe de lijkwade begint te bewegen, zie de mensen die beginnen te kijken, en een man die dood was ging op zijn voeten staan, liep op z’n moeder toe en sloeg (misschien) zijn armen om haar heen. Dat zijn de werken van God. Wonderlijk, nietwaar? Dat was het zeker.
Aanhaling genomen uit de prediking: