Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Eng is de poort

Door William Marrion Branham

1 De Here zegene u deze morgen. Dank u, broeder Neville, dank u. Het is zo goed om terug te zijn in het huis des Heren. Ik verheug mij er altijd op om terug te komen naar de tabernakel, ongeacht waar ik ook heenga. Er is iets met dit kleine oude plekje, waar ik graag naar terug kom. Het is gewoon, oh ik... Het was mijn eerste en enige gemeente waarvan ik ooit herder was. En het schijnt gewoon goed om hier weer terug te komen. Ik geloof dat op die grote morgen, wanneer de zon weigert te schijnen, en de sterren hun licht laten verdwijnen, dat er enigen van deze tabernakel daar aanwezig zullen zijn die dag, die gewassen zijn in het bloed van het Lam. Ik zie uit naar die tijd.

2 Terwijl ik zojuist door de kamer kwam, ontmoette ik zuster Arganbright daar achterin. Zij vertelde me dat hier een paar mensen waren die in de Kingston-samenkomsten waren, die in die tijd een bezoek brachten. En ik was zo blij om ze hier te hebben als een getuigenis. Waar ze ook zijn, als ze hun handen op willen steken, die in de Kingston-samenkomsten waren in Jamaica. Precies helemaal achteraan. Goed, dat is fijn.

3 Ik zie Orals briefkaart. Ik vermoed dat u zijn samenkomst al hebt aangekondigd. Ik wist de data niet tot gisteren. Ik denk dat het op de zesde begint, is het niet? De zesde tot en met de vijftiende, broeder Roberts in Louisville. Nu, ga hem horen. Broeder Roberts is een boezemvriend van mij, en een werkelijk dienstknecht van Christus. Ik ben er zeker van dat u zich avond aan avond in zijn boodschappen zult verheugen. En als hij voor de zieken bidt ben ik er zeker van dat u God vaardig zult zien, omdat hij een groot geloofsstrijder is, broeder Roberts, en een man die God machtig gebruikt. En zijn bediening is opgeklommen van...

4 Ik herinner me toen ik broeder Roberts voor de eerste keer ontmoette, hij was in een kleine haveloze tent ginds in St. Louis, Missouri, en ik was... Nee, Kansas City, Missouri, en ik was in Kansas City, Kansas, in een gehoorzaal. Hij zat op de eerste rij. Nadat de dienst voorbij was, liepen we om naar de achterkant en spraken met elkaar. Ze stelden me aan hem voor. Hij is jonger dan ik. Oral is in het begin van de veertig. Hij zei: "Denkt u dat God mijn gebed voor de zieken zou willen horen?" Ik zei: "Broeder, Hij zal het gebed van wie dan ook horen die zal bidden."

     Wel, hij ging van start, en hij zei: "Hier ga ik!"

5 Hij is een erg knap man met een hogeschool opleiding, vier jaren psychologie. En ik ben er zeker van dat hij een briljant man is. Hij is nu opgeklommen tot een positie waar hij een staf adviseurs om zich heen heeft en dergelijke, tot... Wanneer hij spreekt, denkt hij het uit. En u zult zich echt in hem verheugen, daar ben ik zeker van.

6 Nu zou ik graag even een klein verslag geven over wat onze Heer deed in onze kleine nederige samenkomsten in Jamaica en in Puerto Rico. Het was een vreemde zaak dat ik er heen ging, omdat er vele oproepen binnen komen, zoals Leo hier weet, dat de telefoon... In de loop van een week zijn er letterlijk honderden plaatsen die opbellen voor samenkomsten. Maar toch houd ik ervan om me geleid te voelen waar ik ga, ik houd ervan... Als ik ga omdat de mensen me lieten komen, dan kom ik in de naam van die gemeente of die organisatie. Als ik zou gaan omdat broeder Neville zei dat ik behoorde te gaan, dan zou ik moeten gaan in de naam van broeder Neville. Maar ik houd ervan te gaan wanneer Jezus zendt, zodat je kunt gaan in de Naam van de Here Jezus, om de mensen tegemoet te komen.

7 Ik lag op bed, en ik was een beetje vermoeid. Dit dal, vroeger of later zal ik dit dal moeten verlaten, want het maakt mijn keel kapot tot zo'n toestand dat ik het nauwelijks kan verdragen. Ik kan weg gaan en terug komen... We kwamen onlangs, Leo en ik, binnen veertig mijl, nadat we daar in de moerassen in Florida waren geweest, kwam de keel helemaal in orde, en binnen veertig mijl van Louisville hield het weer op. Broeder Banks Wood zou hier ergens moeten zijn vanmorgen. En onlangs kwamen we uit Kingston en Puerto Rico, waar mijn keel gewoon perfect was geweest; en ik kwam het vliegtuig uit, nog steeds in orde; en voor we bij Jeffersonville kwamen, ging ze weer dicht zitten. Ziet u, het is de vallei hier. Het zijn de bacteriën in de lucht, ofwel het is God. Een van beide probeert me weg te krijgen. Dus ik begrijp het niet. Ik heb gebeden en het zovelen keren gevraagd.

8 Maar, hoe dan ook, ik was net wakker geworden, het was ongeveer drie uur in de morgen. Mijn vrouw en de kleine jongen sliepen. En ik kwam overeind op de rand van het bed, en ik zag een groot aantal mensen die zich hadden verzameld op een grote plaats, en ik zei tegen Billy Paul: "Ga jij daarheen en geef die mensen gebedskaarten."

9 En hij zei: "Goed, pa." Binnen een paar minuten keerde hij terug, en zei: "Je kunt geen gebedskaarten geven aan die mensen." Hij zei: "Ziet u deze man hier staan?" Ik zei: "Ja."

10 Hij zei: "Hij was daar en ik zei: 'Ieder die een gebedskaart wil, steekt uw handen op.'" En hij zei: "Ik ging naar hem toe om hem een gebedskaart te geven, en hij ging ergens anders heen. En toen ging ik daarginds heen en hij was weer ergens anders naartoe. Nu is hij hier helemaal achteraan." Zei: "Ik kan zelfs niet één gebedskaart uitgeven."

11 Ik zei: "Billy, je zult geen gebedskaarten hoeven uit te geven, omdat er hier zo'n grote ruimte is dat iedereen kan..." Gebedskaarten zijn om te voorkomen dat er een opstootje ontstaat, ziet u, om ze op orde te houden. Ik zei: "Oh, ik kan iedereen nemen, niet meer dan wat daar in de ruimte is die ik daar heb, en stel ze op in een rij en bid een voor een voor ze."

12 En hij zei: "In orde." En hij keerde zich naar rechts en ging bij me weg. En ik draaide me naar deze kant terwijl hij naar die kant wegging, en keek naar hem.

13 En ik hoorde een stem neerkomen uit de hemel, die zei: "Maar op dit moment zal Ik beginnen u groter te maken." En ik keek, en ik zag nooit eerder zo'n menigte mensen. Ze kwamen overal vandaan binnen zwermen.

14 En broeder Roberts' naam werd genoemd en er werd gezegd: "Nu, broeder Oral Roberts komt je bezoeken."

     En ik zei: "Hoe zal ik broeder Roberts begroeten?"

     Zei: "Precies op dezelfde wijze als hij u begroet."

15 Wel, ik zag broeder Roberts aankomen met een zwart pak aan, en een kleine hoed zoals Bing Crosby draagt, die kleine flap omhoog en die neer, een kleine zwarte hoed. En ik stond zo'n beetje hoger, en hij keek op en zei: "Hallo, broeder Branham."

     En ik zei: "Hallo, broeder Roberts", schudde hem de hand. Zei: "U hebt een fijne schare."

16 Ik zei: "Nogal een menigte, broeder Roberts." En hij draaide zich om en ging de kant op die Billy was gegaan, naar rechts.

17 En ik dacht: "Waar zal ik tot hen gaan spreken?" En ik probeerde uit alle macht om een plek te vinden om te spreken. Ik was in zo'n situatie, iets naar beneden, dat ik niet kon zien waar vandaan ik tot hen kon spreken. En iemand zei: "Wel, kom hierheen."

18 Ik zei: "Wel, je zou het daar niet beter kunnen zien." En ik begon de plaats over te steken. En ik herinner me dit, dat ik toen zei: "De hoofdzaak voor mij is om altijd nederig in mijn hart te blijven, altijd, voor God en Zijn kinderen."

19 En ik kwam uit het visioen vandaan. Ik dacht: "Wat betekent dat? Misschien betekent het dat we iets gaan hebben dat zo'n... of waar is het, waar zal het gaan zijn?" Ziet u, soms in visioenen, vertelt Hij je niet precies waar; Hij spreekt en je hebt gewoon... Het is in zoiets als een gelijkenis, en ik ben er zeker van dat u die de Bijbel leest dat begrijpt.

20 En toen ging ik de voorkamer in en ging een poosje zitten. Het was ongeveer half vier of vier uur in de morgen. Ik werd heel slaperig. Ik ging terug en ging liggen en ik droomde een droom. En het was een allervreemdste droom. En u kent praktisch allemaal een van de managers, Jack Moore, broeder Jack Moore. Ik ken hem al jaren. Ik dacht dat ik een afspraakje had met zijn dochter, een meisje van ongeveer zeventien jaar oud en nam haar bij de hand en leidde haar de heuvel op, kleine Jackie. Wel, ik heb haar gekend sinds ze nog maar een zuigeling was. En ik leidde haar naar boven de heuvel op, en ik ging drie stadsblokken ver de heuvel op, dit meisje leidend. En we kwamen onder een grote boom en ze ging zitten. En zoals een heleboel kleine tienermeisjes tegenwoordig die rokken dragen, weet u, wat opgebold, en ze had een van die soort rokken aan. En ze nam deze kleine rok en spreidde hem zo'n beetje uit en ging zitten. En zoals jongelui gewoonlijk naar elkaar kijken vouwde ze haar handen op deze manier op en begon omhoog te kijken naar de lucht. Wel, Jackie is een erg fijn meisje, maar ze heeft een hele grote mond en geweldig grote ogen, en een beetje rossig haar, niet al te aantrekkelijk, maar een echte kleine dame. En ik kon haar grote ogen zien terwijl ze naar de lucht keek, en hoe de weerkaatsing van de lucht in haar ogen was.

21 Wel, ik ging ongeveer anderhalve meter bij haar vandaan en ging een beetje op mijn zij liggen op deze manier, pakte een strootje en deed het in mijn mond en begon op dit strootje te kauwen. En ik begon te denken: "Wat ben ik hier aan het doen? Wel, ik ben een oude man, en met dit jonge meisje. Wel," zei ik, "ik ben getrouwd en heb een stel kinderen. Ik heb hier totaal niets te maken met dit jonge meisje."

22 En ik begon op te staan. Toen ik dit deed, kwam een stem uit de boom die zei: "Dit is als een teken en om een reden."

23 Ik werd wakker en ik schreeuwde bijna, een nachtmerrie. Ik dacht: "Oh, ik vraag me af of dat betekent dat ik afvallig zou worden of dat er iets met mij zal gebeuren. Wel," dacht ik, "als ik ga proberen om mijn eigen verstand te gebruiken, dan raak ik helemaal in de war, dus ik zal gewoon wachten op God." Ik begon te bidden. Ik zei: "Heer, heeft die droom betrekking op dat visioen net in het eerdere deel van de nacht, of wat betekent het?"

24 Na enige tijd wachten, misschien een uur, mijn vrouw was al op en had het ontbijt klaar, kwam de stem weer terug en zei: "Ga naar Kingston, en daar zal u worden verteld wat te doen."

25 Onmiddellijk ging ik naar Kingston. Men wist donderdagmiddag dat ik er vrijdag zou zijn. Dat is al de aankondiging die we hadden. Ik ben niet erg goed in het maken van een schatting van mensenmenigten, want meestal overdrijf ik. Maar de eerste avond, zou ik zeggen dat we ongeveer twaalfhonderd mensen hadden, omdat het nog maar één dag bekend was. En de volgende dag lieten ze lopers beginnen vier mijl te lopen, het van elkaar overnemend de bergen op. Een loper zou vier uur lang lopen en die liet dan een andere loper verder de bergen op gaan. En de tweede avond waren er ongeveer vijfduizend. En de derde avond werd het geschat op rond de vijftienduizend, misschien twintig. En er waren duizenden maal duizenden die tot de Here kwamen.

26 En het visioen was, de kleine gemeente, het meisje was een maagd, nog maar een kind en dat betekende de maagdelijkheid van de gemeente. En de drie stadsblokken de heuvel op, waren de drie dagen die ik zou dienen. En ik nam de kleine maagdelijke gemeente mee door mijn bediening, van waar ze was hogerop in de dingen van God, zodat het gehele eiland werd geschud.

27 En, oh, predikers en mensen er omheen, huilden, en smeekten en haalden me over: "Slechts een avond of twee meer", de functionarissen van de stad.

28 We gingen vandaar naar Puerto Rico. Daar werden we tegemoet getreden met geweldige, machtige zegepraal, en duizenden bij duizenden bevolkten de racebaan, dat men schatte dat zo'n veertigduizend kostbare zielen tot de Here Jezus kwamen. En bij het vertrek, ik hoop dat ik... Ik zou dit zeggen tot mijn eigen gemeente, maar ik zou het niet kunnen doen in het openbaar, waar geen mensen van thuis zijn, want het zou verkeerd opgevat kunnen worden. Maar ik heb de naam van de rechter hier op een stuk papier, die het woord hier voerde toen we vertrokken, hij en zijn staf.

29 En hij zei: "We hebben de eer gehad op het eiland verschillende predikers te hebben." Hij zei: "Toen meneer Billy Graham onlangs het eiland verlaten had, hadden we een heerlijke samenkomst." Hij zei: "Maar Billy Graham bracht ons gewoon hetzelfde Evangelie dat we altijd hebben gehoord." Hij zei: "Daarna hadden we de eer meneer Roberts op het eiland te hebben." Hij zei: "En de heer Roberts gaf ons een geweldige driedaagse samenkomst. Maar de onkosten waren zo hoog in het hotel dat hij vijfendertigduizend dollar voor drie nachten voor de hotelonkosten achterliet." Hij zei: "Toen was de heer Osborn hier die een geweldig dienstknecht van Christus was." Maar, zei hij: "Toen meneer Osborn vertrok was er een terugval. Het leek alsof alles weg was."

30 Maar zei hij: "We merkten in deze samenkomst dat er in werkelijkheid nauwelijks iemand op het podium was waarvoor broeder Branham moest bidden. Maar nadat de diensten voorbij waren, moesten we vrachtwagenladingen oude stoelen en stokken en alles opladen, buiten in het gehoor." Hij zei: "Het was niet een mens deze keer, God kwam tot ons."

31 Ik zei: "Verwacht niet mijn gebeden, maar uw gebeden daarginds, leg elkaar de handen op." En men bracht er misschien een dozijn of twee naar het podium, en als de onderscheiding neer zou komen, zouden de mensen het uitschreeuwen. We verbleven in een vierde klas hotel, en betaalden al onze eigen onkosten en bedragen.

32 U hielp zelf om dat te doen, met uw tienden die u mij zond. Daardoor kon dat. En ik wil dat u weet, dat u in dat alles een deel hebt. En in die grote heerlijke dag die komt, zal God u dat vergelden. Ziet u, u had geen...

33 Als de persoon zelf gaat en iets volvoert, ziet u, dan, wanneer die persoon vertrekt, denken ze: "Een grote leegte. God verliet ons." God verlaat u niet. Hij is altijd bij u. Ziet u, u bent er evenzeer in betrokken als wie ook, wie anders ook. God mag een persoon gebruiken voor een bepaalde bediening, maar dat betekent niet dat die persoon een eerste optie heeft op God. Het is uw eigen geloof in God.

34 En ze zouden daarginds heengaan in kleine oude karretjes, dat ze een soort kleine kinderwagen wielen zouden nemen en een plank maken en de mensen erop leggen en ze naar binnen rollen. En nadat de dienst voorbij was, zou heel de racebaan leeg lopen, ze zouden gewoon langs gaan met wagens en kleine oude karretjes en grote oude stoelen en stokken en veldbedden en bedden inladen; ze waren daar gewoon zo weggelopen en hadden ze achtergelaten, omdat de tegenwoordigheid van de Here daar was. Dat is wat we willen zien. De mens is dan buiten beeld; God is vaardig.

35 Ik ben teruggekomen, gewoon om nu deze morgen te helpen. Ik zal over een paar minuten gaan spreken. En ik vroeg de jongens om de band niet vrij te geven. Drie dagen heb ik geprobeerd hard na te denken: "Waar zal ik over spreken?" En deze morgen voordat ik wegging, voelde ik een hele strenge waarschuwing in mijn hart voor de gemeente. En ik vertelde hun: "Neem de band op, maar geef ze niet vrij voor verkoop."

36 Maar voor we dit doen, zou ik u graag even een klein getuigenis geven, opdat het u goed zou mogen doen. Het deed mij goed. We gingen op een driedaagse vistocht, Leo, Gene en ikzelf en mijn zoon Billy Paul en zijn vrouw, naar het zuiden naar een vriend die hier in de tabernakel komt, uit het zuiden van Georgia. En ze namen ons mee naar een of ander moeras; ik weet nu niet precies waar het was, in de nabijheid van Okeechobee of zoiets dergelijks; ik weet de naam niet die de Seminole-Indianen het gaven. Maar hoe dan ook, we waren er vele kilometers ver in.

37 En deze broeder Evans' broer is een zondaar. En hij is een geweldig visser, en hij ging diep het moeras in, een paar maanden geleden. Men heeft daar wat ze de "grondratelslang" noemen. En de grondratelslang beet hem, en hij bleef nog maar nauwelijks in leven. Zijn been zwol op en ze brachten hem naar de doktoren en ze gaven hem injecties. Die dingen zijn dodelijk. En ze hebben ook een hoop Cottonmouths daarginds, Cottonmouths, Moccasin – alligators tot zeven en half meter lang.

38 Terwijl we daar aan het vissen waren, had ik een geweldige grote baars gevangen. Oh, het was een echte dag van ontspanning. Hij was zo groot dat ik hem niet uit het water kon krijgen, en hij trok gewoon de haak recht en ging verder, trok zichzelf vrij. En we hadden veel baars, ongeveer een honderdvijftig pond grote baars. Sommige ervan wogen verscheidene ponden, zo van vier tot zeven, acht pond. En ik ving deze grote, en hij schoot los.

39 En ik gooide weer in, en ik ving een andere van rond de zes, zeven pond. En ik had een lange hengel die je omhoog moest houden over de leliebladeren heen. En broeder Evans had... We waren allemaal nat van het waden in het water, omdat het gewoon moerassen zijn. Hij had zijn schoenen uitgetrokken en zijn broekspijpen opgerold, en zat op een klein droog plekje, z'n kleren een beetje te drogen. En hij zag deze grote vis zich rondwentelen in de struiken, en ik waadde naar hem toe. Hij zei: "Even een ogenblik, broeder Branham, ik zal hem voor u pakken." Hij liep daarheen. En ik had hem omhoog getrokken, vermoedde dat de vis ongeveer gedood was en in de bladeren lag. En hij liep er vlug heen om hem op te pakken. En toen hij dat deed, stootte hij een kreet uit, en hier kwam hij terug. Een ratelslang had hem gebeten.

40 We keken ernaar en daar stonden de gaten van de giftanden in zijn voet waar de ratelslang hem had geraakt, en het deed hem zo'n pijn dat de tranen in zijn ogen stonden. Hij zei dat hij zich voelde alsof zijn botten gewoon verlamden. En daar zaten we, vele kilometers achterin het moeras. Hij is een grote man om te moeten dragen. En wanneer een slang je bijt dan word je zo ziek dat je binnen een paar minuten gewoon praktisch dood bent. En Leo stond erbij. En er kwam iets in mijn gedachten: "Gij zijt nog steeds God!" En terwijl hij zijn voet vasthield en hem greep, met die twee grote giftand-gaten erin waar de ratelslang hem had gegrepen, legde ik de handen op die plek en zei: "Here, er staat geschreven in Uw Woord: 'Ze zullen treden op de koppen van slangen en schorpioenen, en niets zal hen op enige wijze deren.'" En onmiddellijk op datzelfde moment, verliet elke pijn zijn voet. Hij trok zijn schoenen aan en viste de hele dag.

41 Hij ging naar binnen die avond en vertelde hun daarover; ze zeiden: "Je kunt beter naar een dokter gaan."

42 Hij zei: "Als God mij tot zover heeft beschermd, zal Hij ook de rest van de weg voor me zorgen." We visten drie dagen, totaal geen schadelijke gevolgen.

43 God is nog steeds God. Hij houdt elke belofte. En van mijn hele bediening, is dat de eerste keer dat ik ooit God bij een slangenbeet zag komen, want het was de eerste keer dat ik ooit de gelegenheid had om te bidden voor iemand die door een slang gebeten was. Dat laat u weten dat Hij al Zijn beloften houdt, en Zijn woorden zijn goed en waar. Amen.

44 Denk aan de diensten vanavond en deze komende woensdag. Bid voor iemand die het nu werkelijk nodig heeft dat er voor hem gebeden wordt, en dat ben ik. Onthoud, ga naar broeder Roberts' samenkomst als hij naar de stad komt, en groet hem van de Tabernakel.

45 Voor we de Schriften lezen zou ik graag hebben dat we een ogenblik gaan staan. En zonder de muziek, laten we even een paar koren zingen van dit heerlijke oude lied van de gemeente: "Mijn geloof ziet op naar U." Goed, laat ieder nu met mij instemmen, en laten we het zingen. En denk er niet aan hoe u zingt, zing het gewoon tot eer van God. Wilt u het voor ons inzetten, broeder Neville?

Mijn geloof ziet op naar U,
Gij Lam van Calvarie,
Goddelijke Redder;
Hoor mij nu terwijl ik bid,
Neem al mijn schulden weg,
Oh, laat mij vanaf deze dag,
Volledig de Uwe zijn.

Terwijl ik door 's levens donkere doolhof ga,
En leed zich om mij heen verbreidt,
Weest Gij mijn Gids,
Gebied duisternis om dag te worden,
Wis zorgen en vrees weg,
En laat me nooit afdwalen,
Van Uw zij.

46 Met onze hoofden gebogen, zou ik graag willen lezen uit de Heilige Schrift van de Bijbel, Mattheüs het zevende hoofdstuk, vers 13 en 14. Moge de Here Zijn rijke zegeningen toevoegen als we het lezen.

     Gaat in door de enge poort, want wijd is de poort en breed de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die daardoor ingaan;

     Want eng is de poort, en smal de weg, die ten leven leidt, en weinigen zijn er, die hem vinden.

47 Laten we bidden. O God, die de Here Jezus weerbracht uit de dood en uit het graf, en Hem aan ons vanmorgen hebt voorgesteld als een levende offerande. We wijden deemoedig ons leven opnieuw aan U toe, bij de gedachte dat U ons zo indachtig wilde zijn, terwijl we toch zondaars waren, dood in zonde en overtredingen. Gij zond Uw eniggeboren Zoon, gemaakt in de gedaante van zondig vlees, om een verzoening te worden voor onze zonde, opdat de Onschuldige, lijdend voor de schuldige, ons weer samen zou mogen verzoenen in gemeenschap met U.

48 En o God, als er zonde in ons midden is vanmorgen, iets wat de Heilige Geest zou mogen verhinderen om de boodschap van God tot elk van onze harten te brengen, bidden we nederig, Heer, dat U onze overtredingen vergeeft. Reinig ons door het Bloed van de Here Jezus, voor wie we in onszelf weten dat we niets zijn. En we belijden dat we niets zijn, maar Gij zijt heilig. Gij zijt waarachtig. Gij zijt gerechtigheid. Gij zijt de Bron van genade zelf en we kruipen daar vandaag nederig heen, als berouwvolle zielen. Zoals een getuigenis zojuist is uitgegaan, vanuit Jamaica en uit Puerto Rico, en waar U zulke grote werken hebt gewerkt. O God, het is het teken van het komen van de Rechtvaardige.

49 Hoe U broeder Evans bevrijdde van de giftige tanden van die slang, omdat hij een gelovige was en Uw woorden altijd waar zijn. Nu, Heer, bevrijd ons van de giftanden van de dood deze morgen, waar de vijand heeft gebeten en ons vergiftigd heeft. Laat Uw helende balsem vanmorgen, Heer, onze geesten doordrenken en ons reinigen van alle ongerechtigheid. Genees de ziekte van de natuurlijke lichamen die afgebroken zijn door de machten van de vijand. Mogen allen die in Goddelijke tegenwoordigheid zijn genezen worden.

50 Spreek nu tot ons door uw geschreven Woord, Here. Ik weet niet wat ik moet zeggen, maar Gij zult er in voorzien. En waarschuwt U ons, Here, en maak ons klaar voor Uw komst. Want we vragen dit in Jezus' Naam en om Zijnentwil. Amen.

51 Ik ben altijd een beetje laat, want ik heb nu gewacht. En de zondagsschool is, vermoed ik, uit. Maar er is iets mee, wanneer ik thuis kom dat ik gewoon voel alsof ik een heleboel tijd heb. Weet u, we zijn te zeer in haast, hoe dan ook. Dus, we zullen gewoon God gaan geloven.

52 Onze Here gaf deze strenge waarschuwing aan de mensen van Zijn generatie, de mensen die erg religieus waren. En Hij zei: "Eng is de poort, en smal is de weg, die ten leven leidt, en er zullen weinigen zijn die hem vinden." Nu, het was niet omdat ze niet religieus waren. Ze waren erg religieus. En omdat ze vertrouwd hadden op de gemeente en op bepaalde geloofsbelijdenissen, en denominaties, en hadden geloofd (tot op zekere hoogte) in God, dachten ze dat alles in orde was. Maar Hij vertelde hun dat er weinigen zouden zijn die zouden binnen gaan.

53 En ik vraag mij af vanmorgen of ik die generatie niet zou kunnen vergelijken met deze generatie. Ziet u, het was bij de afsluiting van de Joodse bedeling en Hij verwees terug naar verschillende andere en verschillende afsluitingen van verschillende bedelingen en vertelde hun dat precies dezelfde zaak die was gedaan in voorgaande bedelingen voor hen gebeurd was. En ze bleven in gebreke het te herkennen. Laten we enige dingen bekijken waar Hij over sprak.

54 Zij konden bijvoorbeeld niet geloven dat God in die Man was. Dat was het grootste struikelblok waar ze overheen moesten komen, hoe Hij als Mens Zichzelf toch God maakte. Ze konden niet zien hoe God in menselijk vlees zou kunnen wonen. En in alle tijdperken, in alle tijden, heeft God altijd in de mens gewoond. De mens is Gods handelende persoon. In elke generatie spreekt God tot Zijn volk door menselijke lippen. Hij kiest altijd iemand of iets dat Hij kan gebruiken.

55 En Hij verwees hen, als zijnde zo'n struikelblok, naar Abraham. Hij zei, noemde ze: "Als gij uzelf de kinderen van Abraham noemt, Abraham uw vader, hij zag Mijn dag en verheugde zich hem te zien." Abraham, de profeet. Ongetwijfeld wees Jezus hen erop dat Hij aan hen had bewezen dat Hij de Messias was, omdat het teken van de Messias Hem volgde. Zo is het door elke generatie heen geweest, dat het teken van de Messias... Maar toch dat Hij Zichzelf God maakte, de Messias zelf, dat deed ze struikelen. Ze konden het niet begrijpen.

56 Nu, toen Abraham, die ze hun vader noemden, God ontmoette, was Hij eveneens in het vlees, want Hij at het vlees van een kalf, at maïsbrood, en dronk melk en boter in het bijzijn van Abraham en toch was Hij God. Abraham herkende Hem, God, en noemde Hem "Elohim" wat is de Almachtige Jehovah. Een Man die kleding droeg, met stof op Zijn lichaam en onder een boom zat voor schaduw en vlees at en melk dronk. Maar die koude, wreedaardige, zelfzuchtige, rechtvaardige Joden konden niet geloven dat Hij de Zoon van God was en noemden Abraham hun vader... En Hij liet ze weten dat Hij dezelfde dingen deed in Zijn vlees, die God deed in een ander vlees toen Hij hun vader Abraham ontmoette. En Abraham geloofde het. En zij konden het niet geloven.

57 Ziet u, toen Abraham onder zijn tent zat omdat hij een keuze had gemaakt... En voor die keuze wordt een ieder geplaatst die in deze wereld wordt geboren. De boom van goed en kwaad wordt voor ieder persoon geplaatst. Toen Lot, zijn neef, en de herders begonnen te redetwisten over de weidegronden, zei Abraham, die een rechtvaardig man was, tot hen: "Laat er toch geen twist onder ons zijn. Kiezen jullie maar welke richting je gaat." Die plaats komt in het leven van elke gelovige. En het staat vanmorgen voor u, en het staat voor mij.

58 Lot dacht niet dat hij zou gaan terugvallen, maar hij ging kijken in de richting van Sodom waar de dingen gemakkelijk waren. En vele keren gebeurt het dat we naar de gemakkelijke weg kijken. "Ik zal me voegen bij deze zekere bepaalde gemeente, en ziet u, niemand zal er iets tegen zeggen, want het is de grootste kerk in de stad." De gemakkelijke weg. Vele keren doen we dat, waarin we fout zijn!

59 Bedenk, als u Christus volgt, zult u gehaat worden door de mensen, want allen die in Christus Jezus godsvruchtig leven, zullen lijden onder vervolgingen. En als u tot Christus komt zult u niet komen door welke gemeente of welke denominatie ook of welke geloofsbelijdenis dan ook. U zult komen door het Bloed, dat is de enige toegangsweg. En u kunt niemand met u meebrengen, u zult alleen moeten komen en staan op uw eigen belijdenis en uw eigen geloof. U zult niet binnen drijven op de voorganger of op uw moeders geloof. U zult komen als een individu wanneer u tot God komt. En vele keren maken we van die dwaze keuzes.

60 Wat als Lot, toen hij zag dat alles gemakkelijk was, zag waar er veel geld was en veel populariteit... omdat hij een vreemdeling zou zijn, en een schrander man, bestudeerd, heel wat psychologie, en hij zou bepaalde dingen kunnen doen en toch zijn religie handhaven. Hij dacht: "Ik heb geloof in God, dus zal ik heengaan naar Sodom en ik zal wat extra geld verdienen en ik zal een groot man worden, misschien een wonderbare prediker." Ziet u, je hebt een keuze te maken.

61 En de leken hebben een keuze te maken. "Ik zal naar deze bepaalde gemeente daar gaan. Oh, iedereen in de stad gelooft dat dit de grootste is! Wel, de burgemeester van de stad behoort bij deze kerk." Nu, hij zou tot een gemeente kunnen behoren die werkelijk goed was, maar nog steeds hebt u die gemeente en haar mensen te beoordelen door de Schriften. Soms gaan ze omdat het een populaire weg is; de mensen kleden zich beter die naar bepaalde plaatsen gaan. En daar maken we een fatale fout.

62 Nu let hierop. Voor Abraham was het enige wat hij kon doen, de tweede keus te nemen. En soms is de tweede keus beter dan de eerste, als ze op die manier wordt genomen. Let op, het duurde niet lang, toen Lot de grote stad zag, zag hij echter zijn vrouw niet in een zoutpilaar veranderen, hij zag niet dat het vuur de stad verbrandde. Maar Abraham nam de weg met de weinige verachten des Heren. Hij bleef in de woestijn.

63 En toch, wat als Sara zou hebben gezegd... Nu bedenk, Sara was de knapste vrouw in het hele land. Er was geen vrouw zo knap als Sara. Iedereen die haar zag werd verliefd op haar. Nu, hoe gemakkelijk zou het zijn geweest voor Sara om zo'n soort keuze te maken. Maar zij verkoos om bij Abraham te blijven.

64 Oh, vrouwen laat de duivel u niet verblinden met populair te zijn en u te voegen bij dit en dat. Blijft u bij Christus! Want de ure is nabij, grote vernietigingen liggen voor ons, erger dan Sodom en Gomorra, voor dit land. Sodom en Gomorra zullen er nog goed bij afsteken.

65 Nu, terwijl Abraham de weg had genomen die hem door God was gegeven en de schraalheid van het land had, hij was helemaal niet voorspoedig. Maar hij wist één ding, hij diende God en hij geloofde God.

66 Dus op een dag kwamen er drie mannen en ze waren tamelijk stoffig en uitgeput, en Abraham had met ze te doen; hij zei: "Kom langs en zet u even neer onder de eik." En terwijl hij daar tot ze stond te praten, herkende hij dat ze niet gewoon maar normale mannen waren. Door hun spraak waren ze anders. Abraham ging heen en doodde een kalf en liet het toebereiden. En liet Sara brood maken en maakte zich klaar om hun te eten te geven.

67 Nu herinner u, twee van hen waren engelen, engelen in menselijk vlees en een van hen was God zelf. En degene die God was, had Zijn rug naar de tent toegekeerd.

68 En Sara bleef in de tent. Ik houd ervan te zien dat een vrouw op die wijze haar plaats houdt, niet dat ze uitgaat om haar man te vertellen wat hij moet doen en dat er telkens iemand langs komt. Maar ze bleef in de tent, ongetwijfeld waste ze misschien de borden of deed iets anders.

69 En deze ene die God was, Hij bleef omkijken in de richting van Sodom, en Hij vertelde hun wat Hij zou gaan doen. En twee engelen gingen daarheen om het Evangelie te prediken. Maar Eén bleef achter, dat was Diegene die God was, en Hij zei: "Ik zal voor Abraham niet de geheimen gaan achterhouden die Ik weet, omdat hij de erfgenaam van de wereld zal gaan zijn."

70 Oh, we hebben het recht deze morgen, gemeente, om de geheimen te weten van het komen van de Here. Want: "Gezegend zijn de vredestichters, zij zullen de kinderen Gods genoemd worden. Zalig zij die hongeren en dorsten, want zij zullen verzadigd worden. Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien. Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven." Dan, als de gemeente van de levende God de aarde zal beërven, worden haar geen geheimen onthouden.

71 "Al wat de Vader mij gezegd heeft, heb Ik u gezegd", zei Jezus. En ze konden Hem niet geloven.

72 Dus in de dagen van Abraham zoals hij ernaar verwees, zei Hij, dat zoals Abraham tot de Engel aan het spreken was, die met Zijn rug naar de tent gekeerd was... En Hij vertelde Abraham dat Hij hem zou gaan bezoeken met een kind. En Sara, in de tent, lachte. En Hij zei: "Waarom lachte Sara?" Wat toonde Hij? "Waarom lachte Sara?" Het was nog maar een paar uren voor de vernietiging, toen dat plaats vond. Vlak voor de vernietiging, dat vuur uit de hemelen kwam en de stad verbrandde, en dat teken werd volvoerd.

73 En Jezus zei: "Gij dwaalt", tegen de grote doctors in de godgeleerdheid, tegen een religieuze natie waar letterlijk miljoenen gelovigen waren. Hij zei: "Gij dwaalt, gij kent de Schriften niet, noch de kracht Gods", tegen een dergelijke generatie, die goed getrainde mannen waren, die geleerden waren en kerkelijk opgevoed. Als er een kind werd geboren was het het eigendom van de kerk. Je moest een Israëliet zijn. Acht dagen na je geboorte was er besnijdenis, en je was om te beginnen een Israëliet. En echt priesterschap kwam uit de Levieten, die door honderden jaren heen in de Schriften geoefend waren. Toch zei Jezus: "Gij dwaalt, omdat gij de Schriften niet kent!" Zij kenden ze uit hun eigen leerboek, ze kenden het door hun catechismussen, ze kenden het door hun eigen theologie. Maar Jezus zei: "Gij kent de Schriften niet, evenmin kent u de kracht Gods. Als u Abraham zoudt hebben gekend, zou u Mij kennen. Als u Abrahams kinderen was, zoudt u Mij kennen want Abraham verheugde zich toen hij Mijn dag zag, want hij voorzag die dag. Toen Ik daar vroeger voor hem stond in een lichaam van vlees en dit volvoerde, wist hij dat Ik het was, en hij noemde Mij 'Elohim'. Maar hier doe Ik hetzelfde voor u, en u noemt Mij 'Beëlzebub'."

     O, zouden ze zeggen: "Wij hebben Abraham tot onze vader."

     "Noemt u Abraham uw vader?"

74 Hij zei: "Wel, wij behoren bij de kerk. Wij zijn een religieuze natie. Wij zijn een geweldig volk. Wij zijn Gods volk!"

     Jezus zei: "Gij zijt de duivel, hij is uw vader."

75 Maar ik vergelijk die generatie met deze vandaag, waarin er letterlijk miljoenen mensen zijn die het Christendom belijden en niet meer over God weten dan een Hottentot zou weten over een Egyptische duisternis. Er zijn mannen en vrouwen vandaag, letterlijk miljoenen belijdende Christenen die aanspraak maken op Christus, die niet het eerste principe van de kracht van Zijn opstanding kennen en nooit Zijn goedheid smaakten. Zij hebben nooit Zijn kracht gevoeld. Hun ogen zijn verblind voor de Waarheid.

76 Zei: "Gij zijt blind, leiders van de blinden. Als de blinde de blinde leidt, zullen ze niet allebei in de put vallen?"

77 Toen dachten ze: "Wij zijn Christenen. Wij zijn gelovigen. Wij behoren bij de machtigste kerken die er zijn. Onze rabbi's zijn de best opgeleide geleerden die er zijn." En toch zei Jezus hun dat ze zelfs de Schriften niet kenden.

78 Ziet u hoe God het heeft verborgen voor de ogen van de wijzen en verstandigen en het openbaart aan kinderkens, dezulken die willen leren? Oh, de grote kracht en de oneindigheid van God! Hoe goed is Hij voor diegenen die er naar verlangen om oprecht voor Hem te wandelen! Hij zal geen goede zaak achterhouden.

79 En de dag te zien dat onze natie, en onze wereld, verdorven is met dezelfde zaak...

80 Jezus wilde hen correct recht zetten. Ze zeiden: "Oh, Abraham is onze vader. En wij zullen in de heerlijkheid zijn, maakt u zich daar geen zorgen over, want wij geloven in God. Wij zijn belijders en we geloven in God en we onderwijzen onze mensen. En wie bent U om hierheen te komen met een mysterieus klein oud teken en te proberen dat God te noemen? U bent niets anders dan een Beëlzebub." Daar hebt u het; ze hadden hun geloofsbelijdenissen en hun denominatie. Jezus zei hun: "Gij zijt de duivel." Denk het u in.

81 Ik zou die generatie met deze willen vergelijken vandaag, waarin we miljoenen hebben die toetreden tot kerken, we hebben er tienduizenden van gekregen. En God komt neer om opnieuw in Zijn gemeente te leven en om dezelfde dingen te doen die Hij daar deed, om Zichzelf dezelfde te maken gisteren heden en voor immer en de mensen keren er hun rug voortdurend vanaf. Sommigen om populair te zijn, sommigen om te vermijden een keuze te maken. De mensen worden ertoe gedwongen. U moet een keuze maken. U kunt geen neutraal standpunt innemen. U moet "ja" zeggen of "nee". U zult nooit die deur verlaten als dezelfde persoon die binnen kwam. U kunt het niet. U hebt een keuze te maken. Maak hem voor Christus deze morgen.

82 Zij dachten dat alles wat aan de kerk toe behoorde gered zou worden. Jezus zei: "Eng is de poort, en smal is de weg en slechts weinigen zullen er zijn die hem zullen vinden."

83 Laat ik u waarschuwen vanmorgen, gemeente, wees voorzichtig. Er is tijd voor nodig vandaag in onze eigengerechtige, zelfgenoegzame generatie van huichelachtigheid waar we in leven. Een uur waarin mannen en vrouwen in de kerken staan en in de kerkbanken Gods lofliederen zingen en die kerk uitlopen om sigaretten te roken en whisky te drinken, naar dansfeesten te gaan, en te leven voor de wereld en vuile smerige grappen vertellen en zichzelf "Christenen" noemen. Wanneer mannen en vrouwen uit de kansel of de kerk kunnen lopen en uit de plaats van de kracht van de opstanding, waar datzelfde Messiaanse teken onder hun vaardig is, en niet een nieuwe schepping in Christus zijn, dan is er iets fout. Wanneer de kranten het kunnen uitbazuinen en van kust tot kust, heen en weer van de bevroren gebieden van het Noorden tot de tropische oerwouden van het Zuiden, zendt God het, en de mensen keren het voortdurend de rug toe. Wat kunnen wij dan zeggen? Wat kunnen we doen? We keren terug naar de Schriften waar Hij zei: "Eng is de poort en smal is de weg en slechts weinigen zullen er zijn die hem zullen vinden."

84 Hij zei: "Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het zijn in het komen van de Zoon des mensen." Luister, in de dagen van Noach was de wereld ongeveer bevolkt zoals het vandaag is. Hun wetenschap overtrof de onze. Ze bouwden sfinxen en piramiden en deden dingen die wij vandaag niet kunnen: een buitengewoon geweldig knap volk. En herinner u, de wetenschap zegt vandaag: "Het is één minuut voor middernacht." Het is één minuut voordat de klok het doodsuur slaat. Het is later dan wij denken. Ik hoop en vertrouw dat de Heilige Geest dit in het hart van elke gelovige zal laten inzinken.

85 "Zoals de dagen van Noach!" Hoevelen werden er gered in de dagen van Noach uit die generatie? Acht! Acht uit vele miljoenen. Hij zei: "Zo zal het zijn in het komen van de Zoon des mensen."

86 "En zoals het was in de dagen van Sodom, zo zal het zijn in het komen van de Zoon des mensen." Oh, onder de tienduizenden werden er drie gered.

87 U zou dan tegen mij zeggen: "Prediker, wat met al de duizenden die met Hem mee zullen komen?" Nu, broeder, die werden verzameld door vele generaties heen.

88 Ik zal verrast zijn als er een dozijn uit deze generatie komt. "Eng is de poort en smal is de weg en slechts weinigen zijn er die hem zullen vinden."

89 Oh, ik ken de kerken, wat zij zeggen: "Als u uw naam in het boek zet en u wordt lid, dan is het in orde met u." Een dergelijke Schriftplaats is er niet. Als alles z'n naam in het boek heeft in de kerk, dan zullen er miljarden keer miljarden keer miljarden zijn, alles zal binnen gaan. Dan zullen er allerlei soorten geesten daarbinnen zijn, en in wat soort toestand zal de hemel dan zijn? Denk het u nu in.

90 Iemand zou tegen mij zeggen: "Nu wacht even, broeder Branham, die en die hoorde ik in tongen spreken, ik weet dat zij het zullen halen."

91 Dat betekent helemaal niet dat zij het zullen halen. Paulus zei in I Korinthe 13: "Al sprak ik met tongen van mensen en engelen, en heb de liefde niet, ik ware niets."

92 "Oh, ik ging naar de samenkomst van die en die. Oh, hij deed grote, machtige werken. Ik zag dat hij de blinden ziende maakte."

93 Toch zou hij verloren kunnen zijn. "Velen zullen te dien dage tot Mij komen en zeggen: Here, heb ik niet in Uw Naam gepredikt, geprofeteerd? Heb ik niet in Uw Naam boze geesten uitgeworpen? Heb ik niet in Uw Naam vele grote werken gedaan?" Hij zal zeggen: "Gaat weg van Mij, gij werkers van ongerechtigheid, Ik kende u zelfs niet." "Eng is de poort en smal is de weg en slechts weinigen zullen er zijn die hem zullen vinden."

94 Laat mij u een paar schattingen geven die u zullen schokken. Volgens de medische wetenschap, in de stad Chicago, overeenkomstig de doktersstatistieken, zijn er dertigduizend abortus gevallen alleen al in Chicago in dertig dagen, die de dokters hebben. Hoeveel van deze kleine pillen en zo die ze nemen zijn abortus gevallen?

95 De statistieken tonen, dat er in de Verenigde Staten meer onwettige kinderen worden geboren dan er kinderen zijn uit een heilige echtverbintenis. Wist u dat de Bijbel zei in Deuteronomium 14:2 dat het vierhonderd jaar zou duren om een onwettig kind eruit te krijgen? Hun achter-, achter-, achter-, achter-, achterkleinkinderen kunnen niet in de samenkomst van de Here staan, in vierhonderd jaar, tien generaties. Veertig jaar is een generatie. Hun over- over- over- over- over- over- overgrootvader was een onwettig kind, hij staat er buiten! Nu wat? Toon me waar het werd veranderd.

96 Waartoe komen we? En nu de onwettigen, vanwege overspel, en zondige vrouwen die zich op de straten kleden als mannen, wat een gruwel is in de ogen van God, sigarettenrokers, cocktail-drinkers zogenaamde belijdende Christenen... God verhoede zo'n stel prostituées! Zo is het. En dan zichzelf Christenen noemen? Geen wonder dat Jezus zei: "Eng is de poort en smal is de weg, slechts weinigen zullen er zijn die hem zouden vinden."

97 Ze willen zich niet vernederen. Ze zijn vormelijk. Kijk, toen David werd verteld over zijn zonden die hij had begaan bekeerde hij zich snel, en God had hem daarvoor lief. Vertelt u ze over hun zonden, ze zullen zeggen: "Ik zal de deur niet meer in komen." Waarom? Ze hebben een overvloed van plaatsen om heen te gaan, ze kunnen naar die onwettige holen gaan waar zulken worden verdragen. Maar het is tijd dat predikers de volle wapenrusting Gods aandoen en het Woord prediken zonder compromissen te sluiten, het Evangelie. Mensen zouden zich moeten vernederen.

98 Er is geen oprechtheid meer onder de Christenen. Ze willen zeggen: "Ik ben Methodist, ik ben Baptist, ik ben een Pinksterchristen." Dat betekent niet dat voor God. [Broeder Branham knipt met zijn vinger – Vert]

99 "Ik sprak in tongen, ik volvoerde wonderen." We leggen alle nadruk daarop, terwijl dat een van de meest verblindende dingen is die ze zouden kunnen doen. Zeker. De regen valt evenzeer op de rechtvaardigen als op de onrechtvaardigen. De regen bewatert de oogst op dezelfde wijze als dat hij het onkruid bewatert, Roy. Dezelfde regen, dezelfde Heilige Geest valt op de mensen. Dat betekent nog steeds niet... Hun natuur moet anders zijn, van de binnenkant uit. Niet een uiterlijke manifestatie of een demonstratie, maar de innerlijke Geest van de levende God die deze persoon tot een nieuwe schepping maakt, die zijn hart of haar hart voor God vernedert.

100 U zegt: "Prediker, wilt u mij vertellen dat u twijfelt aan een dozijn uit deze miljoenen en vier miljard mensen in de wereld?" Ik betwijfel of er een dozijn zijn zal die de opname zal halen. Denk het u in! Ik vertel u wat Jezus hier zei in het Evangelie. Denk erover na!

101 Waartoe is het gekomen? Omdat de immoraliteit onder de mensen kwam, begonnen onwettige kinderen geboren te worden; dàt wist ze uit. Ziet u, we zouden hier uren bij kunnen stilstaan, die dingen hun plaats gevend, en u kunt zien dat we leven in een vergankelijke, vervloekte, tot in de kern verrotte, generatie mensen. Geen wonder dat ze geen tekenen kunnen zien. Geen wonder dat ze het Evangelie niet zullen horen, ze zijn verhard, hoewel even religieus als vroom.

102 Zei Jezus niet dat de Geest uitdrukkelijk spreekt dat men in de laatste dagen roekeloos zou zijn, opgeblazen, met meer liefde voor genot dan voor God, trouweloos, onmatig, onhandelbaar, en afkerig van hen die goed zijn, een schijn van godsvrucht hebbend? Ziet u? Oh, je kunt jubelen, zeker. Je kunt in tongen spreken, zeker. Geloof zal duivelen uitwerpen, zeker. Maar dat is niet waar we over spreken.

103 Dan zou u tegen me zeggen: "Broeder Branham, wat is het teken van een Christen? Wie zal gered worden? U, broeder Branham?" Ik vertrouw dat toe aan God. Ik weet het niet. Ik geloof dat ik het ben. Ik vergelijk mijn leven dagelijks met het Woord. Als het niet overeenstemt met dit Woord, dan is er iets verkeerd; ik moet terug gaan en op orde komen.

104 "Wel, zeg, broeder Branham, wanneer mensen in tongen spreken, betekent dat dan niet dat ze gered zijn?" Nee, beslist, inderdaad niet! Ik heb heksen en tovenaars in tongen horen spreken, allerlei soorten onzin. Ik heb mensen in tongen zien spreken en leven met andermans vrouw. Ik heb mensen in tongen zien spreken en op en neer springen en jubelen alsof het huis in brand stond, en naar buiten zien gaan en oneerlijke zaken doen, en stelen, leugens vertellen en alles. Hoe kunt u het verwachten? Zeker niet.

105 Behoren tot de kerk, diakenen in de kerk, zo vroom als ze maar kunnen zijn... Wel denkt u dat ze benzine zullen kopen op zondag? Nee, maar wel op maandag iets doen wat vuil en verrot en laag bij de grond is. God woont in het hart, niet in de buitenkant, het is iets wat uit het hart komt.

106 "Eng is de poort en smal is de weg, en slechts weinigen zullen er zijn die hem zullen vinden." Zoals het was in Noachs dagen, acht uit die miljoenen; zoals het was in de dagen van Sodom, drie uit miljoenen, zo zal het zijn in het komen van de Zoon des mensen.

107 En u ziet de verdorvenheid waar we in zitten. U ziet hoe elke menselijke inbeelding... hij gaat erheen en de duivel maakt dat knappe predikers op de kansel staan die de mensen er onder uit laten komen.

108 Onlangs zei iemand: "Ik zou u niet in mijn kansel willen hebben; u zou mijn vrouwen gek maken." Nee, ze zijn het al. Het zal hen bij hun juiste verstand brengen, door ze te vertellen om op te houden met deze kleding en zo te dragen... Wel, iemand moet het doen.

109 Ik zei tegen mijn vrouw: "Ben ik zelf gek geworden? Ben ik krankzinnig?" Want wat is er met me aan de hand? Iets van binnen kan zich niet stil houden. Ik moet het zeggen, het maakt mij niet uit wat wie ook zegt.

110 Hij zei: "U zult uw bediening gaan ruïneren." Wel, elke bediening die het Evangelie zal ruïneren, behoorde te worden geruïneerd. God geef ons de moed om stand te houden voor wat waarheid is en de waarheid erover te vertellen! Het is een zonde, een schande!

111 "Eng is de poort", zei Jezus, "en smal is de weg." En u denkt dat miljoenen, en al u Methodisten, Baptisten, Presbyterianen, Pinkstermensen binnen zult gaan, u zult bedrogen zijn in die dag. Jezus zei: "Velen zullen komen en aanzitten in het Koninkrijk, en zeggen: 'Ik heb het recht om hier te zijn.'" Hij zei: "Maar de kinderen van het Koninkrijk zullen hen uitwerpen. Er zal geween zijn en weeklagen en tandengeknars." Het is beter om balans op te maken vanmorgen, Christen. Er zullen tienmaal miljoenen keer miljarden belijdende Christenen zijn, en solide in hun leven, die de poort zullen missen. Jezus zei het.

112 Hoevelen gaan daar binnen? Ik weet niet hoevelen er gaan. Het enige is: "God laat mij één van hen zijn!" Dat is het. Hij is de Rechter. "Laat mij er één zijn."

113 U zegt: "Broeder Branham, hoe kun je dan zeggen wanneer het een Christen is?"

114 Ik weet het niet. Maar laat ik u zeggen wat de Schrift zegt. Zeker gelooft u dat. Toen de Heilige Geest naar de aarde werd gezonden, sprak God door de Heilige Geest. Hij zond eerst een engel, het vierde vers, en Hij zei: "Ga door de stad en onder de mensen, en zet een merkteken op hun voorhoofd, van hen die zuchten en wenen vanwege de gruwelen, die deze dingen bestraffen."

115 Wat is een gruwel? Een vrouw die een kledingstuk zal aantrekken dat aan een man toebehoort. Het maakt God ziek. Bent u ooit in de buurt geweest van iets wat verfoeilijk is? Wat maakt het u ziek! U kunt het niet verdragen. Een vrouw die een kledingstuk zal aantrekken dat aan een man behoort, dat is de wijze waarop het God zich laat voelen. U zou in het koor mogen zingen, u zou elke dag mogen bidden, en elke dag jubelen, of elke dag voor God leven, u wordt veroordeeld in de tegenwoordigheid van God. Dat is precies wat de Schrift zegt: "Een gruwel." En diegene die zoiets ondersteunen zullen deel met dezulken hebben.

116 God geve ons genade om een standpunt in te nemen tegen zoiets. Al moet u alleen staan, sta daar en houd het Woord van God in uw hand. Het zal nooit falen.

117 Nu, we zijn tot een dag gekomen waar de gruwel van de mensen... En de Engel is opnieuw uitgegaan om te verzegelen. Vind mij één persoon in Jeffersonville, als u wilt weten wie het zal gaan halen, vind één persoon voor mij in onze stad die zucht en weent, voortdurend een last heeft en bezorgd is, en biddend is voor de gruwelen die in de stad worden gedaan. Kunt u uw hand opsteken en haar op één persoon leggen? Neem dan dit Schriftgedeelte: "Eng is de poort en smal is de weg die ten leven leidt, weinigen zullen er zijn die het zullen vinden." Dat zijn de enigen die zouden worden verzegeld.

118 Oh, ik kan u er een heleboel tonen die naar de kerk gaan. Ik kan u er een heleboel tonen die in een koor zingen. Ik kan u er een heleboel tonen die les geven op een zondagsschool. Ik kan u er een heleboel tonen die het hoofd zijn van grote verenigingen. Ik kan u er een heleboel tonen die jubelen, een heleboel die in tongen spreken, een heleboel die werken in het evangelisatiewerk.

119 Maar toon me er een die diep in hun hart zo gekweld zijn over de zonden van de wereld! Toon mij een prediker die vandaag kan standhouden en die denominaties kan veroordelen. Toon mij een prediker die kan standhouden en die de dingen zegt, en die denominaties veroordeelt. Hij kan het maar beter niet doen; hij zal eruit geschopt worden; dat is zijn levensonderhoud.

120 Geen wonder dat Billy Graham Jack Moore vertelde en zei: "Ik begrijp niet hoe mijn samenkomsten standhouden." Zei: "Hij is geen Baptist, evenmin is hij Methodist of van Pinksteren." Zei: "En zij zijn allemaal tegen hem." Zeker, ik zeg niet dat... De reden dat ik het zei; ik kan het niet hier buiten in het openbaar zeggen. Ik zeg het tegen mijn eigen gemeente. Ik ben in een worsteling, omdat het uur der beproeving over mij is.

121 Ze zeggen: "Als u zult komen, is het in orde, maar zegt u niets daarover." U zou evengoed uw adem kunnen sparen.

122 Ik zal prediken wat God zei om te prediken! Dat is waar. Eén van die acht zal ergens zijn. Eén van hen zal ergens zijn. Maar op die dag wens ik er niet schuldig aan te zijn, dat men zegt dat ik compromissen heb gesloten vanwege een geloofsbelijdenis of een kerkleer, of een denominatie. Ik heb de Waarheid gepredikt.

123 Ze zeggen: "Waarom gaat u, waarom gaat uw bediening, broeder Branham, die zo geweldig schijnt te zijn, waarom breidt ze zich niet snel uit, zoals die van deze andere mannen?"

124 Daar is het precies. Dat is het. Ik ga de stad binnen, denkt u dat de 'Assemblies of God' met me zouden samenwerken? Niet met wat ik geloof, dat doen ze niet. Af en toe zou je er een kunnen hebben. Denkt u dat de Methodisten het zouden? Probeer het en u ontdekt het. Wees een week lang mijn manager. Als u binnen gaat, zult u binnen gaan in de Naam van Jezus. Zo is het.

125 Oh, natuurlijk, ze halen je daarheen, zeker, brengen je ergens in een gebouw, zodat je niet met hen in verband gebracht zou worden op enige wijze, op die manier. En dan, als je weggaat, zegt men: "Oh, nu, broeder Branham is zo'n beetje verstandelijk niet in orde, weet u. Hij..."

126 Als ik verstandelijk niet in orde ben, dan is de Bijbel in de leer niet in orde. Dat is wat de Bijbel zei! Ja, zeker.

127 Let op. Jezus zei: "Waarom noemt u Mij Beëlzebub? U geloofde Salomo, zijn teken van onderscheiding. U geloofde zijn dag. De koningin van Scheba kwam uit de verste delen van de aarde, om die gave te zien, en zij geloofde het toen ze het zag. En u zit er dagelijks naar te kijken en gelooft het niet."

128 Zijn eigen broers geloofden Hem niet. Zeiden: "Ga jij naar het feest." Hij zei: "Maar Ik ga nu niet." Hij ging heen langs een andere weg, omdat Zijn eigen broers Hem niet geloofden. Zo is het. "Eng is de poort en smal is de weg, en slechts weinigen zullen er zijn die hem vinden."

129 Toen het tot de discipelen kwam, bij de ontknoping, waar waren ze? Een vrouw en een man stonden bij het kruis bij Hem, Johannes en Maria. De overigen waren weg.

130 Dit is de ontknoping. Dit is de tijd. Dit is wanneer God dingen doet. Dit is wanneer de Messias op aarde is. Dit is wanneer de kracht van God vaardig is in Zijn volk. En ze noemen ze "heilige rollers, gek, krankzinnig", oh, zoiets dergelijks. Maar het uur is aangebroken.

131 Er zullen zeker enige geweldige teleurstellingen zijn bij het oordeel.

132 Oh, de dranksmokkelaar, hij weet waar hij zal zijn bij het oordeel. Zo weet de bierzuiper waar hij zal zijn. Zo weet de prostituée waar zij zal staan. Zo weet de gokker waar hij zal staan. Zo weet de dronkaard waar hij zal staan. Hij zal niet teleurgesteld zijn.

133 Maar de teleurgestelden zullen daar gaan zijn bij diegenen die dachten dat ze in orde waren. Daar is de teleurstelling. Toen ze daar boven kwamen, zeiden ze: "Zeker we wierpen duivelen uit in Uw Naam. Wij zijn predikers. Wij behoren bij die en die bepaalde kerken. Wij deden grote wonderen. Oh, we predikten! Wel, ik ben een... Ik ben een opziener in de kerk geweest. Ik ben bisschop geweest. Ik ben dit geweest." "Ga weg van Mij, gij werkers der ongerechtigheid, Ik heb u zelfs nooit gekend." Daar hebt u het. Dat is de teleurstelling. Hij zei: "Hun kindskinderen zullen binnen komen en aanzitten in het Koninkrijk, zeggend: 'Wij hebben recht om hier te zijn, en zij zullen buiten geworpen worden in de buitenste duisternis, waar er geween zal zijn en weeklagen en knersing der tanden." "Eng is de poort en smal is de weg, die ten leven leidt, weinigen zullen er zijn die hem vinden."

134 Tot u, mijn dierbare mensen, vanmorgen, luister hiernaar. Ik heb dit nooit verzonnen. Ik ben er wel verantwoordelijk voor om het te vertellen. Dat is alles waarvoor ik verantwoordelijk ben. Als ik nooit een prediking meer predik in mijn leven: dit is de waarheid. Er zullen slechts een paar mensen gered worden. Onthoud dat gewoon, slechts erg weinig. Weest u een van hen.

135 "Wie zijn het, broeder Branham?" Ik weet het niet. Niemand anders weet het. Wij bewerken onze eigen zaligheid met vreze en beven.

136 Maar weest u in orde met God. Als uw hart niet precies klopt met die Bijbel dan is er iets fout, er is iets fout. Ongeacht wat uw kerk zegt, daardoor kunt u niet binnen gaan. U zult binnen moeten gaan door wat God zei. Dit is het Boek waaruit u geoordeeld zult worden, de Bijbel. Blijf erbij!

137 "Oh," zegt u, "wel ik werd gedoopt in de Naam van de Here Jezus." Dat is correct, dat is de Bijbel. Maar als dat leven het niet volgt, deed het u niet veel goed om te worden gedoopt.

138 U zegt: "Wel ik heb de Heilige Geest ontvangen." Dat is goed, dat is wat u behoorde te hebben gedaan. Maar als het leven daar niet in is.

139 Onthoud, het onkruid ontvangt dezelfde kracht die op de tarwe valt om haar te laten groeien, het laat ook het onkruid jubelen. Het kleine oude onkruid staat rechtop, net zo gelukkig als de tarwe. Dat is juist, het leeft door hetzelfde leven. En een zondaar kan in de tegenwoordigheid van God verblijven, de overwinning uitjubelen, en leven als een Christen. Maar als er niet iets anders in het hart is... Hij zou dezelfde macht kunnen hebben om boze geesten uit te werpen. Jezus zei het. Hij kan het Evangelie net zo goed prediken als elke andere prediker. Dat is precies wat Jezus zei. De Bijbel leert het. Ja zeker. "Al sprak ik met tongen van mensen en engelen, al gaf ik mijn lichaam om te worden verbrand als offer, al gaf ik al mijn goederen aan de armen te eten, al had ik geloof om bergen te verzetten, al deed ik al deze dingen, predik ik in Zijn Naam, werp ik duivelen uit in Zijn Naam," zei hij, "ik ware niets." Dus hij zou het kunnen doen, en niets zijn. Begrijpt u de gedachte?

140 Nu, de zaak om te doen is: vanuit uw hart een Christen te zijn, ga nu binnen door de enge poort. Want breed is de weg die naar het verderf leidt, en miljoenen keer miljoenen in deze generatie van gelovigen zullen daar ingaan. Want eng is de poort en smal is de weg, slechts u en Christus alleen.

141 "Smal is de weg die ten leven leidt, en slechts een paar zullen er zijn die hem vinden." Nu, dat zijn de Woorden van onze Heer. Tjonge! Wat was Hij aan het doen? Hij stond daar, hun gedachten onderscheidend.

142 En hij zei: "Hij is Beëlzebub, wel hoe kan Hij God zijn? Hij is een man! Waar kwam deze wijsheid vandaan?" Dat zeiden ze in Zijn eigen stad!

143 Wanneer je hier de stad binnen loopt, lijkt het alsof... Ik zeg dit niet beschuldigend voor u mensen; u bent Christen, u hebt mij lief. U loopt hier de stad in, en het schijnt alsof de kracht van Satan je neerslaat. Deze plaats is veroordeeld Deze stad is veroordeeld.

144 Wat zei Billy Graham toen hij Louisville binnen ging? Hij zei dat het de meest van demonen overweldigde plaats was die hij ooit in zijn leven had gezien. Het stond in de krant, hij zei: "Je kunt gewoon de druk van de duivel voelen."

145 Natuurlijk, ik zou het voelen. Waarom? Dit is mijn eigen thuis. Toen Jezus naar Zijn eigen thuis terugkeerde, zei Hij dat Hij vele machtige werken niet kon doen vanwege hun ongeloof. Zei: "Een profeet is niet zonder eer, een prediker, behalve in zijn eigen land onder zijn eigen mensen." Ziet u? Je kunt het niet helpen, de Schrift zegt het zo. Ziet u?

146 Nu, wanneer je hier in de stad loopt... En zeg me niet dat ik het niet zou weten. Ik loop naar mensen toe die me de hand schudden en zeggen: "Oh, broeder Branham, ik heb u lief." En je weet dat het een leugen is! Je weet dat het een leugen is. Als God mij onderscheiding van harten kan geven, waarom kan Hij me dàt niet vertellen? Zeker, en midden onder je eigen mensen rond de stad...

147 Wanneer ze je zien, zeggen ze: "Wel, weet je, ik zag waar die en die..."

     "Waar? Waar was het?"

     "Ginds bij die..."

     "Ha! We kennen die kerel!"

148 Je voelt het. Laat me u vertellen, laat er iemand naar uw huis komen die u niet erg graag mag, hij zit even een klein poosje in uw huis en u voelt dat eigenaardige gevoel. Vermenigvuldig dat met veertienduizend, dan begrijpt u waarover ik spreek. Ga dan een plaats binnen waar iedereen van je houdt, dat welkome gevoel, oh, tjonge, je zou daar gewoon voor immer kunnen blijven. Ziet u? Dat is het, ziet u, het is een geest. En mensen weten niet wat het is, ze vragen zich af waarom de mensen zo verdorven zijn.

149 Wat maakt dat goede vrouwen – wat maakt dat goede vrouwen die vulgaire kleding aantrekken en daar naar buiten gaan? Wat maakt zelfs nu, wanneer het nog steeds koud is, dat kleine zestien jaar oude meisjes, op straat gaan met kleding aan die ze nog niet behoorden te dragen voor haar moeder? Het is niet vanwege dat kind; dat kind weet helemaal niet beter. Maar het komt omdat de een of andere prediker op de preekstoel heeft gefaald te blijven staan op de plaats van zijn plicht. Zo is het precies. Zeker.

     Vrouwen gaan de straat op, geheel en al sexy gekleed en dergelijke, en zondaars kijken naar ze en ze weet niet dat ze eigenlijk even schuldig is aan overspel alsof ze had geleefd met die man. Jezus zei het zo. Jezus zei: "Wie naar een vrouw kijkt met begeerte naar haar, heeft reeds overspel met haar gepleegd in zijn hart, en zal zich ervoor moeten verantwoorden op de dag des oordeels." Eng is de poort, en smal de weg.

150 Ik weet dat u denkt dat ik een harde knaap ben. Ik ben niet hard. Ik ben uw broeder en ik houd van u. Vliedt de komende toorn. Ga naar het kruis en roep het uit tot uw hart is vervuld met Zijn Geest, opdat u uw rug toekeert voor alles van de wereld, en wandel godzalig voor Hem, met uw hart brandende voor Hem.

151 Uit liefde, geen plicht; het is geen plicht om Christus te dienen; het is uit liefde dat we Christus dienen. Het dringt u, dringt u, tot elke harteklop van uw leven voor Hem klopt. Dan ziet u de zonde.

152 En Hij weende over de aarde. Het smartte God in de dagen van Noach, toen Hij de harten zag. En het smartte Jezus toen Hij op de heuvel zat en zei: "Jeruzalem, Jeruzalem, hoe vaak heb Ik u willen koesteren, maar uw ure is gekomen en uw huis is verlaten achtergelaten."

153 Zo zal het zijn bij het komen van de Zoon van God, de harten van de werkelijke gelovigen zijn gebroken. Hij ziet dat er op dit moment eigenlijk een opwekking door dit land zou moeten trekken. Hoe kan dit gebeuren door zo'n stel onwettigen? Hoe kan het gebeuren als je al veroordeeld bent om mee te beginnen?

154 Het Koninkrijk van God is als een man die een net uitwerpt in de zee, en als hij het ophaalt heeft hij schildpadden, zeesterren, slangen, kikkers en wat vis. Hij hoefde niet te beslissen, hij wierp het op de oever leeg. Dat doet het Evangelie. Dat doet Billy Graham, Oral Roberts, ikzelf, en alle andere predikers die het Evangelie prediken: uitwerpen, inhalen; "Daar zijn ze, Here." Maar wat doen we telkens? We zien dat voordat je weer terug kan komen, ze alweer terug in het meer zijn. Hoe komt dat? Om te beginnen was het een schildpad. Dat veranderde hem niet toen hij in het Evangelienet gevangen werd. Hij was een schildpad om mee te beginnen. Hij was een zeester. Hij was een slang om mee te beginnen. Hij was een huichelaar voor hij ooit in de kerk kwam. Hij had zelfs geen verlangen om op te houden met drinken, gokken, roken, liegen en stelen. Hij kwam alleen binnen omdat hij bang was voor de hel. U maakt uzelf daardoor tot een betere kandidaat ervoor, als u dat doet. Dat is waar. "Eng is de poort, en smal is de weg, en weinigen zijn er die haar zullen vinden." Laten we bidden.

155 Here, oh, doorzoek mij, Here. Beproef mijn zaak nu meteen, Here. Laat mij niet voor Uw oordeel hoeven te komen, voor U, nadat ik zo gepredikt heb. Oh, indien er iets onreins in mij is, Here, neem het alstublieft weg. Wij zien een dag waarin wij leven, waarin mannen en vrouwen zo vormelijk worden. Men schaamt zich. Gij zei eenmaal: "Er is zelfs geen schaamte meer onder de dochters van Sion." Hun eerbaarheid is zozeer weggenomen dat men zelfs niet meer bloost. O Here, denk daaraan. We weten dat het uurwerk ginds doortikt, nog maar een paar minuten en de grote vernietiging zal komen; laat dan hij die vuil is, vuiler worden.

156 God, wek ons allen op vanmorgen. Schud ons, Heer. We zien de tekenen verschijnen. We hebben onze ogen open om dat te weten. We zien miljoenen, miljoenen, Here, die hun rug hebben toegekeerd en zijn weggegaan. Ik vraag me af wat ik kan doen, wat kan ik doen, Heer. Is er iets, Heer? Als er meer prediken nodig is, meer gebed, meer van iets ook, help mij, Heer, opdat ik de Boodschap tot de mensen moge brengen. Wat kan ik doen? Maar zij wijzen het voortdurend af. U doet Uw grote tekenen en volvoert Uw wonderen, en toch gaan de mensen gewoon door. Is het dat Uw Schrift moet worden vervuld, is het de tijd dat "Niemand kan tot Mij komen, tenzij Mijn Vader hem trekt, en al wat de Vader heeft gegeven zal tot Mij komen"? Here God, geef dat mensen vanmorgen wakker zullen worden en dit laatste teken van de aarde zullen zien. Ik bid, God, dat U iets aan de mensen zult geven.

157 Zegen dit kleine volk hier vanmorgen. God, begin bij broeder Neville, Heer. Genees zijn lichaam. Hij is ziek vanmorgen, Here, zijn maag is van streek. Ik bid dat Uw genezende hand op hem zal zijn. Raak zijn ziel aan.

158 God, ga uit onder deze samenkomst. Er zitten mannen en vrouwen hier die ik misschien nooit meer zal zien tot die oordeelsdag, dan moet ik rekenschap afleggen. Maar ik heb Uw Woord gelezen: "Eng is de poort, en smal de weg, en maar weinigen zijn er die haar zullen vinden." O Heer, laten dezen die "weinigen" zijn, enigen van hen, wilt U, Heer? Sta het toe aan elke persoon hier.

159 Ik bid als een mens slechts zou kunnen bidden. Heer, deze mensen zouden alles voor mij doen, voor zoverre het mij zou helpen. Als ik honger had, zouden ze mij voeden. Als ik een pak nodig had, zouden ze het kopen. Ze zouden bij elkaar komen om voor mij een auto te kopen om het Evangelie te prediken. Ze zouden alles voor me doen op die wijze. O Vader, doorzoek hun zielen vanmorgen, alstublieft; en laten zij het voor U onderzoeken. Ik weet het niet; ik vertrouw dat een ieder uitverkoren is. En plaats mij daar ook bij, Here. Als er een reden is dat ik daar niet bij zou zijn, Here, openbaart U het dan aan mij; ik zal het nu meteen in orde maken. Ik wil er zeker van zijn, Here, dat er op die morgen geen probleem zal zijn aan de rivier. Ik wil ingaan op die dag. Ik weet niet wanneer dat zal zijn; het zou misschien vandaag nog kunnen zijn. Zo helpe mij om het te weten, help deze mensen om het te weten.

160 Wanneer we zien dat onze harten onbezorgd zijn... Oh, we verheugen ons in een goede boodschap die we beluisteren op de radio, of we gaan naar de kerk. We waarderen een goede boodschap. We vinden het niet erg om ergens over Jezus te spreken. Maar, Here, is de zonde zo'n last voor ons dat het de tranen in onze ogen brengt, een zuchten, een uitroepen, een standpunt ertegen innemend, tegen alles, tegen de gruwelen die worden bedreven in de stad? Heer, laat de Engel van God dat op ons zien en ons merken. Geef het, Here.

161 Ja kom, Here Jezus, en bereid onze harten nu, en geef ons Uw ware tekenen dat U in ons midden bent, opdat we mogen weten dat we het laatste teken voor het einde van deze generatie hebben ontvangen.

162 We zien de onwettigheid, als mannen in het land leven met en baby's verwekken bij andermans vrouwen, kleine meisjes op straat, honderden die elk jaar van school af gaan, tieners die moeder gaan worden, en er is geen respect, en hoe de vrouwen zichzelf aan het vergiftigen zijn door te roken en te drinken, en de televisie enzovoorts die het verstand van de kinderen verderft. O Heer, hoe lang kan dit nog doorgaan? En Gij, een heilig God...

163 O Vader, ik heb vandaag een vreemd gevoelen dat er snel iets gedaan moet worden, Heer. Ik weet niet wat ik moet zeggen, maar ik bid, Heer, dat U in onze harten zult leggen wat we moeten doen. Sta deze dingen toe, Heer. Wij vragen het Jezus' Naam. Amen.

164 Het uur is nabij. Ieder verstandig persoon met hersens weet dat er iets op het punt staat te gebeuren. Er is niemand in dit gebouw bij zijn gezonde verstand of hij weet dat deze wereld onder deze condities niet kan blijven bestaan. Wij kunnen zo niet bestaan, vrienden. Er is niet één ding; als uw voorganger en uw broeder, er is niet één ding waarheen ik u vanmorgen kan leiden behalve naar Jezus Christus. Er is geen ding dat ik weet. Denk aan de dingen welke geprofeteerd zijn te komen voor de opname plaatsvindt, alles wat ik weet is vervuld.

165 U zegt: "Hoe zit het met het merkteken van het beest?" Dat moet komen in de verdrukking. De gemeente zal dan heengegaan zijn. Die hoeven niet gemerkt te worden; die zijn dan heengegaan. Ziet u? Het merken is nu aan de gang. Het merken is het tonen van het brandmerk. Vlucht tot God; vlucht snel tot Hem.

166 Ik vraag me vanmorgen af, terwijl we hier even wachten... En ik voel me net als u. Ik kan uw gevoelen bespeuren, ieder van u probeert te denken: "O God, doorzoek mij." Zo voel ik me ook. Ik besef dat het... Zulke boodschappen, vriend, zijn niet populair onder de mensen. U veroordeelt ze en u ver... U vindt ze verwerpelijk. Iemand moet dat wel doen. Ik wilde dat iemand anders het kon doen. Maar als het mij te beurt valt om het te doen... als ik de schoonmaakvrouw moet zijn, laat me dan maar schoonmaken. Als ik... David zei: "Ik zou liever een deurmat zijn in het huis van God, dan te wonen in der goddelozen tenten." Zo is het. Wat God ook wil dat u doet, doe dat. Schaam u er niet voor. Als er...

167 En bedenk, ik weet dat dit een geweldige zaak is. U zegt: "Broeder Branham, zegt u dat er maar acht zielen gered zouden worden?"

168 Ik weet niet hoeveel er behouden zullen worden; ik zou het u niet kunnen zeggen. Maar één ding zeg ik u: er zullen er zo weinig zijn, in een dag als deze. Denk eraan, in die dag dat Hij er was, hoevelen er gered werden. Denk aan de dag van Noach, en de dag van Lot, en aan al die keren; Hij zei: "Zo zal het zijn in de komst van de Zoon des mensen, want eng is de poort en smal is de weg." Ziet u, u gaat alleen in, met Hem; dat is alles. Ziet u? "En slechts weinigen zijn er die hem zullen vinden." Hoevelen geloven dat dit de Evangelie-waarheid is? Jezus Christus...?... "Weinigen zijn er die haar zullen vinden", slechts erg weinig. Weest een van die weinigen. Ik weet dat het hard is; het is zenuwslopend. En het sloopt mij het te zeggen, omdat ik een menselijke liefde voor u voel, maar de liefde Gods dringt mij het u te vertellen.

169 Nu, dezelfde Heilige Geest die het volvoerde in de dagen van Abraham, het volvoerde in de dagen van Christus, beloofde hier hetzelfde te doen. Hij is hier. Nu, als ik u de waarheid heb verteld, is God aan die waarheid verplicht.

170 Als ik mijn woord niet houd, ben ik geen man van mijn woord. Als u uw woord niet houdt, bent u geen man van uw woord. Nu, ik zou u iets mogen beloven wat ik niet kon doen, maar dan zal ik het u komen vertellen. Als ik u iets schuldig ben en ik verberg het, ben ik een huichelaar. Als ik kom en u zeg: "Ik ben het je schuldig, maar ik kan je nu niet betalen, maar ik zal mijn best doen", vergeeft u mij dan en help mij. Ziet u?

171 We zijn allemaal iets aan God verschuldigd. We zijn onze levens verschuldigd aan Hem. Laten wij er eerlijk over zijn. We gaan verder en zeggen... Zeg niet: "Wel, kijk, ik ben Presbyteriaan. Ik ben Methodist. Ik ben Pinksteren. Ik ben 'Church of God'. Ik ben Nazarener. Ik ben Pelgrim Heiligheids." Denk dat niet. Er zullen miljoenen daarvan in de hel zijn. Weest u een Christen, in Christus.

172 Hoevelen zullen zeggen: "Broeder Branham, gedenk mij nu in gebed, ik wil mijn hand opsteken..."? God zegene u.

173 Heer, Gij ziet de handen. Het uur is hier; de grote Heilige Geest heeft gewaaid over dit gebouw vanmorgen. Ik bespeur Uw tegenwoordigheid. Ik besef dat U hier bent om Uw Woord te eren: "Ik de Here heb het geplant, Ik zal het bewateren dag en nacht, opdat niemand het uit Mijn hand plukke." Gij hebt Uw Woord uitgezonden om een doel te bewerken, en het zal dat doen gebeuren, Here. De Schrift zegt dat U dezelfde bent gisteren, vandaag en voor immer.

174 Ze konden niet geloven, die mensen uit Uw dagen konden niet geloven dat de Heilige Geest in U was. En U maakte Uzelf (die mens was) tot God, wat U was, de maagdelijk geboren Zoon van God, die op aarde kwam om ons te verlossen van onze zonden. Omdat zij de Geest van God in U zagen, probeerden zij het anders te verklaren. U zei hun, Here: "Ik ben het niet die de werken doe, het is Mijn Vader die in Mij woont. Hij doet de werken. Gij noemt Abraham uw vader. Abraham zag Mijn dag." Zeker, dat deed hij, toen hij bij Hem stond, Hem die werken en dat teken zag doen. "Hij zag Mijn dag en verheugde zich. Gij dwaalt, gij kent noch de Schrift, noch de kracht Gods, hoe God een maagd kon overschaduwen en een Zoon kon voortbrengen door een maagdelijke geboorte en Zichzelf deed wonen in de volheid van Zijn kracht in die ene Man."

175 En hoe Hij datzelfde bloed van dat lichaam kon nemen, dat Hij gaf als een offerande om een volk voor zich te heiligen, opdat Hij daarin kon leven om Zijn werk voort te zetten tot aan de voleinding. O God, wek de mensen op om dat te zien. Geef het. Red een ieder die zijn hand opstak. Reinig hun harten. Heer, mijn handen zijn omhoog. Reinig mij, o Heer. Dit is een huis van correctie. Dit is de plaats waar wij gewassen behoren te worden. Laat de Heilige Geest ons vanmorgen wassen en reinigen van het verderf.

176 We bidden Heer, dat er hier geen persoon zal weggaan zonder vervuld te zijn met Uw Geest. Misschien zal er geen enkele emotie aan de buitenkant zijn als het gebeurt. Maar, Here, ga tot de binnenkant, pel de schaal eraf en toon ons wat we zijn, Heer. Sta het toe. En vul ons dan met Uw Geest, met een hart dat waarachtig en zuiver is. En in deze tijd van vervolgingen en harde beproevingen zult U lieflijker en dierbaarder voor ons worden als wij voortgaan, wachtend op die dag. Terwijl de tranen over onze wangen rollen, vanwege de zonden in de stad, moge de Heilige Geest neerzien en zeggen: "Daar is er een die Ik kan merken; hij is van Mij; zij is van Mij." Sta het toe, Heer. Moge het onder ons gevonden worden vandaag. We vragen het in Jezus' Naam. Amen.

177 Als ik kom aan de rivier aan het eind van de dag,

En de laatste wind van verdriet heeft gewaaid;
Zal daar iemand staan te wachten om mij de weg te tonen,
Niet alleen ga ik door de Jordaan.

Niet alleen ga ik door de Jordaan,
Jezus stierf om al mijn zonden te verzoenen;
Als ik de duisternis zie,
Staat Hij te wachten op mij,
Niet alleen ga ik door de Jordaan.

     Ik wil Hem nu kennen. Neem mijn hand, dierbare Heer, leid mij voort, laat mij staan. Laat mij daar staan, Heer, tegenover alles wat verkeerd genoemd wordt, tegen alles wat er verkeerd uitziet. Het maakt niet uit wat iemand anders zegt, laat mij staan, Heer. Als ik alles heb gedaan wat ik kon, help mij te staan. Neem mijn hand en trek mij er doorheen, Heer. Doe iets; laat mij staan. Als de dingen komen, de schatten der wereld met al zijn praal en glorie, verblind mijn ogen ervoor, laat mij alleen Hem zien die voor mij stierf. Al kost het mij elke vriend die ik heb, al kost het me alles, dat betekent niets, ik leg alles op het altaar. Zo is het. Laat mij getrouw blijven staan. En op een dag als de adem mij in het gelaat blaast en ik weet dat het gedaan is met mijn hart, dat mijn dagen voleindigd zijn, mijn tijd voorbij is en mijn kaart uit het rek wordt gehaald, dan wil ik niet alleen door de Jordaan gaan. Hij zal daar zijn. Ja. Wanneer ik de duisternis zie, zal Hij op mij wachten, ik zal niet alleen door de Jordaan hoeven gaan. Als ik nu voor Hem sta, zal Hij dan voor mij staan. Ik zal leven voor Hem, die voor mij stierf; hoe gelukkig zal mijn leven zijn. Zo wil ik staan.

178 Ik vermoed dat er hier zieken zijn. Heeft hij kaarten uitgegeven? Ik ben het vergeten. Heeft men gebedskaarten uitgegeven? Zijn er kaarten uitgegeven? Heeft iemand een gebedskaart? Nee.

179 In orde, ik wacht op de Heilige Geest. Indien u maar slechts gelooft, geloof hebt, niet twijfelt. Indien God mij uw moeite zal openbaren... Wat het ook is, dat weet ik niet; als u uw hand opsteekt dat u mij niet kent en ik u niet ken. Dan als God het mij hier zal openbaren, zou u dan geloven dat het dezelfde Engel was die de boodschap bracht vlak voor de vernietiging destijds, dat het dezelfde engel zou zijn die het bracht voor een nieuwe vernietiging? Zou u dat geloven? Indien u dat gelooft, steek uw hand op. Goed. Goed, moge de Here het toestaan.

180 Hij zit dichtbij mij. Er is er nog iemand die dicht bij me zit, mevrouw Snyder hier, of deze mevrouw Murphy hier, wat haar naam is, die hier vlakbij zit. Ik ken hen.

181 Deze man ken ik niet; hij is een vreemde voor mij. Maar God kent hem. Indien God het nu zal openbaren, hoevelen weten dat het...

182 Nu, kijk niet naar mij. My, ik ben een Kentucky-hillbilly, wat dat betreft. Ik heb nauwelijks genoeg geleerd om mijn naam te kunnen schrijven. Maar er is één ding wat ik wel weet, ik ken Hem. Dat is het enige wat ik belangrijk vind om te weten. Besteed geen aandacht aan mijn taalgebruik.

183 U zou mogen denken dat mijn prediking van vanmorgen helemaal van het spoor af en was enzovoorts; spoort u maar eens met de Bijbel en zie of u niet precies gericht bent op het doelwit. Zie maar eens of uw vizier daar niet op gericht is als u hem daarop richt. Richt hem niet op uw eigen gedachten, maar stel hem in op wat Hij zei: "Eng is de poort, smal is de weg en weinigen zijn er die hem vinden, want breed is de weg die naar het verderf leidt, en wijd is de poort, en velen zullen daar ingaan", miljoenen maal miljoenen zullen daar ingaan. Eén uit een miljoen zal waarschijnlijk zijn zoals het is. Daar bent u er. Dat zei Hij. Nu, Hij zei dat getal wel nooit, maar Hij zei: "Zoals het was in de dagen van Noach, acht zielen. Zoals het was in de dagen van Sodom, drie." Uit die hele zaak werden er drie behouden uit het vuur. Zo zal het zijn.

184 Nu, als er iemand echt geestelijk is, wil ik dat u kijkt naar deze man die hier zit, hij kijkt me zo voortdurend mogelijk aan. Steekt z'n hand op; ik ken hem niet, heb hem nooit gezien en ik weet niets over hem. Hij zit daar alleen naar me te kijken. Maar, ziet u, hij maakt contact; hij bidt. Nu, dat is zo. Nu, als de Here me zal vertellen... Die man zit zo ver van mij vandaan, en dit is onze eerste ontmoeting, en daar zit hij. Indien de Here mij zal openbaren wat hij... Ik zou hem niet kunnen genezen. Ik zou dat niet kunnen, want God heeft dat al gedaan. Maar het zou uw geloof doen toenemen. Iedereen, kijk nu, Hij is hier, dezelfde Geest. En bedenk, Jezus beloofde dit voor de eindtijd. Het is altijd het laatste teken geweest.

185 Onlangs zaten Leo en ik op de straat, en sommigen van ons waren aan het praten. En ik blijf voelen dat er een verandering komt, dat er een verandering komt. Toen we erover spraken... Het zal geen verandering in mijn bediening zijn, want dat kan niet meer worden, maar het zal een verandering in mij zijn. Ik ben altijd een zwakkeling geweest, laat mij door de mensen leiden en richting geven, die kant opsturen en die richting. Als ik iets gedaan had wat de Here mij al lange tijd geleden gezegd had te doen, zou ik vandaag niet in moeilijkheden geweest zijn. Ik ga deze week uit om alleen te zijn met God. Jazeker. Ik moet horen van de hemel. Ik wil geen zwakkeling zijn; ik wil staan op mijn eigen overtuiging.

186 De man, het blijft rechtstreeks naar hem terugkomen, hij zit achteruit, want de man gelooft, hij gelooft werkelijk. Ik kijk overal over het gehoor en het valt regelrecht terug op de man. Hij heeft een nood; hij heeft een last, maar hij heeft een last voor iemand anders. Zo is het. U bidt voor iemand anders. U heeft iemand anders op uw hart. Zo is het, nietwaar? Het is een vriend. Als ik u vertel wat er aan de hand is met die vriend, gelooft u dan dat ik Gods dienstknecht ben? Het is een alcoholicus. Zo is het. Als dat juist is, steek uw hand op.

187 Gelooft u? Iemand hier stak een hand op, een vrouw hierginds, iemand. Ja. U kent mij niet? Ben ik een vreemde voor u? Ik ken u niet, maar God kent u. Gelooft u dat? Indien God me zal openbaren wat er op uw hart is, zult u dan geloven dat Ik Zijn dienstknecht ben? Kleine dame, u bent bezorgd over die kleine baby daar. Dat is juist. Die baby heeft eczeem op het gezichtje. De dokter kan er niets aan doen. U bent een vreemde hier en uw geliefde zit daar. Gelooft u dat God mij kan vertellen wie u bent, waar u vandaan komt? Gelooft u het? Zou u de genezing van de baby aanvaarden als Hij dat zegt? Goed, u kunt teruggaan naar Somerset, Kentucky, waar u vandaan komt. En geloof dat hij gezond wordt, en het eczeem zal de baby verlaten, indien u kunt geloven.

188 Toen ik dat woord noemde, iemand die daar achterin de hal aan het bidden was, uit Somerset, Kentucky, met een hartkwaal. Gelooft u dat God die kan genezen? Indien u het kunt geloven met heel uw hart, en gelooft dat God zou genezen en gezond maken...

189 Hier, hier is, ik geloof dat iemands hand hier in de buurt omhoog ging, hier vlakbij, een dame. Ja, ik zie uw hand. Ben ik een vreemde voor u, dame? Ik ken u niet. Hebben we elkaar nooit ontmoet? Gelooft u dat ik Zijn dienstknecht ben? Ja? U hebt een last op uw hart voor iets. Gelooft u dat als God het mij kan openbaren, gelooft u dat het dezelfde Geest is die in Christus was? Uw man zit daar, gelooft hij het evenzeer? Zou u hetzelfde geloven? Het is vanwege uw dochtertje dat naast u zit. Zo is het. Zij heeft kanker. Maar gelooft u dat God haar zal genezen? Indien u gelooft, steek uw hand op. Goed. Leg uw hand op het kind.

190 Here Jezus, in de tegenwoordigheid van Uw Geest bestraf ik de duivel die het kind aan het doden is. Ik plaats door geloof het Bloed van Jezus Christus tussen die moordenaar en het kind. Laat het leven. Amen.

191 Heb geloof in God. Twijfel niet. "Indien gij kunt geloven, zijn alle dingen mogelijk. Indien gij kunt geloven, zijn alle dingen mogelijk." Correct.

192 Iemand anders achterin die z'n hand ergens opstak, u, een dame aan het eind. Gelooft u dat ik Gods dienstknecht ben? Ik ken u niet; u kent mij niet. Gelooft u dat God mij kan openbaren wat uw probleem is? Zou u Jezus Christus aanvaarden als uw Geneesheer of Voorziener, wat het ook is. Gelooft u dan? Goed dan, die zenuwinstorting die u hebt gehad, dat was wat u had... Als dat juist is, sta op uw voeten als dat juist is, zodat de mensen zullen zien dat dit de waarheid is. Goed, het zal u nu verlaten. U kunt gezond naar huis toe gaan. God zegene u. U komt ook uit Kentucky. Ja, zo is het.

193 De dame die vlak naast u zit, komt ook uit Kentucky. Zij ook. Ik ken u niet, wel? Maar ik kan u wel vertellen dat er iets mis met u is. Als ik u kan vertellen wat er verkeerd met u is, zult u dan Christus aanvaarden als uw Geneesheer? Het is aan uw heup. Als dat juist is, steek uw hand op, goed omhoog zodat de mensen het kunnen zien. Goed, ga nu naar huis, het zal u verlaten. Uw geloof maakt u gezond. Ik daag u uit het te geloven. Ik daag uw geloof uit, te geloven.

194 Hier zit een dame, ze bidt, heeft haar zakdoek voor haar gelaat. Ik ken u niet. God kent u. U komt uit Joliet, Illinois, en u heeft een tumor. Dat is precies juist. U moogt zich afvragen... (Ja, dat is de vrouw die Rosella meebracht. Zo is het. Wacht, ze heeft me erover verteld, maar ze wist nooit dat ik de vrouw nimmer kende. Zo is het. Toevallig was het geloof van de vrouw groot.) Ik zal u één ding zeggen – u weet dat ik u niet kende. U bent aan het bidden voor dit kind dat hier aan het eind van de bank zit, dat ziek is. Dat is uw kind. Dat is waar. Amen. U weet dat ik dat niet wist.

195 Daar is het, het is de Heilige Geest. Gelooft u het? Aanvaardt u het? Als dit dan waar is over wat ik zei over "eng is de poort en smal is de weg", is het waar. Jezus Christus, Gods Zoon is hier nu. De Geest van de levende God is precies hier. Gelooft u het? Dan, om u te laten weten dat ik niemand kan genezen, ik ben geen geneesheer, maar de Geest van God koos mij uit om Zich te manifesteren. Ik heb geen opleiding. Ik heb geen kennis ergens over. Maar het is Zijn Geest die het doet (Ziet u?), en Hij wil u laten weten dat ik u de waarheid heb verteld.

196 Dit is de Waarheid, dat Jezus Christus een ieder van u gezond maakt op dit moment als u dat zult geloven. Nu, net zoals... Als het werkte in Kingston, wat de zendelingen, of wie het ook zijn daar achteraan, hebben zien werken in Kingston, waar duizenden werden genezen, waarom zou het in dit Amerika, waar we het hebben op de manier zoals het nu is, niet werken? Waarom kunnen we het niet geloven? Omdat we dat stroomversnellinkje niet kunnen oversteken. Gelooft u het? Steekt uw handen op.

197 Nu, deze zelfde handen, leg ze op iemand naast u, laat mij voor hem bidden regelrecht hier vandaan; hebt geen twijfel meer in uw hart, dit zal er een eind aan maken.

198 O my, broeder Neville, hoe heb ik gewenst, hoe bid ik, hoe... U denkt misschien dat ik buiten mezelf ben; dat ben ik niet. Ik weet precies waar ik ben. Indien ik dit kleine bij u kon overbrengen... Beseft u dat Jezus Christus, Gods Zoon, Zich hier op dit moment in het midden van de mensen vertoont vanmorgen? Wel, u zegt: "Broeder Branham, u zegt dat."

199 Hoe heb ik dat gezegd? Ik ken u niet. Daar is nog een vrouw met TB. U bent genezen, zuster. God zegene u. Neemt u mij niet kwalijk; u was aan het bidden voor een vrouw met TB, want het is een grijze dame. Goed, geloof het. Goed. Hij is hier. Het is Zijn tegenwoordigheid.

200 Nu, dit is wat Hij zei: "Deze tekenen zullen volgen degenen die geloven. Indien zij hun handen op de zieken leggen, zullen ze herstellen." Hoe kan Hij liegen? Ziet u, het ligt niet aan Hem; het ligt niet aan mij; het is nu aan u. Nu, geloof.

201 Ik kijk naar een kleine vrouw die daar nu achteraan zit; zij heeft veel geloof. Zij en haar man zijn pas tot de Heer gekomen. Zij zat hier in de samenkomst, had een breuk waaraan de dokter haar vlak hiervoor zou opereren, en haar baby stond op het punt te worden geboren. De dokter zou haar daarna opereren, maar de baby werd geboren en ze kunnen geen hernia meer ontdekken. Het is totaal verdwenen. Zie? Waarom? Zij zat gewoon als... Ze was hier nooit op het podium. Ze zat daar gewoon achteraan en geloofde. Is dat juist, mevrouw Green, geloof ik dat het is, daar achteraan? Dat is waar. Ziet u haar hand? De dokter kan de breuk niet meer vinden; hij is helemaal verdwenen. Waarom? Ze geloofde het; stapte uit in geloof en zei: "Het is juist."

202 Nu, doet u hetzelfde, en elke aandoening die u hebt zal u verlaten. God, Die Iets kan zenden in een menselijk lichaam naar dat gif van die slangenbeet, dat in de voet van die man was, en het kan stoppen en het daar meteen kan doden, hoeveel temeer kan Hij de ziekten doden in uw lichaam? Omdat de man in hevige pijn was en hulp nodig had. U hebt het ook nodig. Zo niet, zult u sterven.

203 Nu, houdt uw handen op elkaar. Bidt niet voor uzelf, bidt u voor de persoon naast u. Dat is Christelijk.

204 Leer dit, leer dit, wat u aan anderen doet, doet u aan Christus. Wanneer u goed bent voor iemand anders, bent u goed aan Christus. Indien u iemand verkeerd behandelt, behandelt u Christus verkeerd. O my.

205 Oh, kon ik dit maar overbrengen, als de mensen dat maar konden zien, waar ik naar kijk en wat ik voel en wat ik weet dat er gaande is. Ziet u? Wat is Christus aan het aandringen na die boodschap van vanmorgen om regelrecht in de harten van de mensen te komen en daar iets te scheppen; geen opwinding, geen emotie (dat komt er wel bij), maar om een onsterfelijk geloof daar te scheppen dat niet zal zeggen, dat geen centimeter aan de vijand zal toegeven.

206 Nu, Hij zal mijn gebed horen; Hij zal het uwe horen. Bidt u nu voor elkaar, terwijl ik voor u allen bidt.

207 O Heer, dit grootse kritieke moment, we beseffen dat dit het verschil gaat betekenen tussen dood en leven voor velen. En ik beef in Uw tegenwoordigheid, want ik weet, Here God, dat ik met heel mijn hart moet bidden. Ik besef dat, zelfs als er binnen vijf minuten geen zieke meer onder ons zou zijn, dat elke persoon hier zal erkennen dat U hier bent. Hier staan zij vanmorgen, Here. 'k Liet de mensen hun handen opheffen die wisten dat ik hen niet kende, niets over hen, en... Maar Uw Geest kent hen. U kent het geheim van hun hart, hoeveel temeer kent U hun aandoeningen en lijden. Dan Heer, laat het vandaag zijn; laat het zelfs nu zijn dat Uw Geest hun zieke lichamen aanraakt. Sta het toe, Heer. Zij bidden voor elkaar.

208 En ik bid, dierbare God, dat de Heilige Geest het zo werkelijk voor hen zal maken, dat ze het nimmermeer zullen betwijfelen. Daar is een andere ziekte, Here, die veel erger is dan deze lichamelijke ziekte; dat is een geestelijke ziekte. Moge elk hart geopend worden.

209 Heer, hoe was het mogelijk dat U naast Abraham stond en ditzelfde volvoerde, het Sara vertelde die in de tent achter U was, zoals de Schrift zegt. Zij lachte en U vertelde het haar. En Abraham herkende dat dit Elohim was, de grote God. Binnen enkele ogenblikken verdween U uit hun ogen.

210 En, Here, toen Jezus daar hetzelfde stond te doen en zei: "U noemde Abraham uw vader en toch zegt u de Schrift te kennen. Gij dwaalt, gij kent de Schrift niet noch de kracht Gods." En ze noemden Hem "Beëlzebub".

211 Maar U beloofde dat U in de laatste dagen opnieuw Uw Geest uit zou storten. De profeet zei: "In de avondtijd zal het licht zijn." En hier zijn we.

212 Terwijl deze wetteloze wereld wankelt onder de zonde als een dronkeman die 's nachts naar huis strompelt, zal ze weldra exploderen; er zal zelfs bijna geen vulkanische as van haar overblijven. En we zien dat de tijd wegtikt.

213 O God, neem elke twijfel bij ons weg. Breng ons nu in die sfeer. Kom, Heilige Geest. Houd Uw grote vleugels uitgestrekt, broed over dit kleine gehoor, en moge Uzelf hun harten doordrenken en laat hen weten dat U in Goddelijke tegenwoordigheid bent, dat U het bent; "Ik ben de Here die al uw ziekten geneest."

214 En moge Uw tegenwoordigheid iets doen aan hun hart dat zal maken dat als ze hier vanmorgen vandaan gaan ze zullen geloven met alles wat in hen is. Moge elke zieke en aangevochten persoon worden genezen.

215 Want als Uw dienstknecht sta ik op om elke duivel te veroordelen, de ziekte te veroordelen en Satan te veroordelen. Je hebt verloren, je bent niets dan een bluffer. En we zoeken je op in de Naam van Jezus Christus. Als Zijn dienstknecht die Zijn Woord predikt en de mensen de Waarheid vertelt, om ze in orde te brengen en te doen overeenstemmen met Gods Woord, veroordeel ik jou, Satan. In de Naam van Jezus Christus, verlaat eenieder van deze mensen die van heinde en verre zijn gekomen om te worden genezen. Ga weg van dit gehoor en van deze mensen. Ik bezweer je bij de levende God. En de Bijbel zei: "Het krachtige, vurige gebed van een rechtvaardige vermag veel." En vele rechtvaardige mannen hebben hun handen gelegd op de zieken hier vanmorgen. O Satan, je zou ze graag laten denken dat ik het deed, dan zou je de heerlijkheid van hen afnemen. Maar het is hun geloof in God eveneens; ze geloven God, en je zult moeten weggaan op hun geloof. Dus vertrek van hier en ga in de uiterste duisternis waar je behoort. Ik veroordeel je in de Naam van Jezus Christus, door de autoriteit van Gods Bijbel, mijn opdracht door een engel. Ga nu, in de Naam van Jezus Christus en laat ze vrij zijn. Amen.

216 Gelooft u met heel uw hart dat u bent genezen? Steek uw hand op en zeg: "Ik aanvaard Jezus Christus als mijn Geneesheer. Alle schaduwen zijn bij mij verdwenen. Ik aanvaard Hem nu in de volheid van Zijn kracht in de zaligheid van Zijn tegenwoordigheid. Ik aanvaard Hem."

Mijn geloof ziet op naar U,
Gij, Lam van Calvarie,
Goddelijke Redder;
Hoor mij terwijl ik bid,
Neem al mijn zonden weg,
Laat mij nimmer wegdwalen
Bij Uw zijde vandaan.

     Nu, laten we onze handen heel lieflijk opheffen tot Hem.

Terwijl ik 's levens donk're doolhof betreed
En smarten zich om mij heen verspreiden,
Weest Gij mijn Gids. (O God.)
Gebied de duisternis in dag te veranderen,
Veeg de tranen van verdriet weg,
En laat mij nimmer afdwalen van Uw zijde.

     [Broeder Branham begint te neuriën: "Mijn geloof ziet op naar U." – Vert]

     ... rijke genade...