Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
audioE-BookPrint
AudioAudio
mp3 Download mp3mp3 is een populaire audioformaat dat op vrijwel alle mediaspelers te beluisteren is. meer info...
m4b Download m4bM4B is een Audiobook formaat voor Apple apparatuur (iPod, iPhone etc...) Uw plek wordt bewaard e.d. meer info...
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Een superteken

Door William Marrion Branham

1 [Broeder Neville zegt: "... de weldaden die God ons heeft gebracht door uw bediening en liefde. Dat willen wij op dit ogenblik op bescheiden wijze laten blijken door u een kleine gave te overhandigen." – Vert] Dank u, broeder Neville. ["Mogen Gods zegeningen op u rusten, dierbare broeder. Alstublieft."] Dank u zeer, broeder Neville.

2 En dank u, gemeente. Ik weet niet wat er in zit. Maar ik waardeer met heel mijn hart alles wat u voor mij hebt betekend en de dingen die u voor mij hebt gedaan. En als u er niet zou zijn, zou ik er niet zijn. Als er niemand was om de Boodschap te geloven die God mij heeft gegeven om te prediken, dan zou het geen nut hebben haar te prediken. Er moeten er twee van ons zijn die samenwerken. Dus ik waardeer dit bijzonder.

3 Onze gemeente heeft hier onder ons altijd min of meer een gevoel voor humor gehad. Want toen ik een paar ogenblikken geleden in de achterkamer binnenkwam, overhandigde iemand mij een pakket en vroeg of ik, wanneer ik naar het podium zou lopen dit aan broeder Neville wilde geven. Met gevoelens van waardering voor hem van mij en de gemeenschap van deze gemeente, en voor wat hij dit jaar voor ons heeft betekend, als herder in de voorbij gegane jaren, en in de hoop en gebeden dat hij, ook gedurende vele jaren die nog zullen komen, onze voorganger zal blijven: een aandenken van de kerk en mijzelf, broeder Neville.

4 [Broeder Neville zegt: "Dank u zeer, u allemaal. God zegene u. Ik waardeer beslist de vriendelijke dingen en de hulpvaardigheid die mij zijn bewezen door elk en iedereen in de samenkomst. En ik voel beslist vanmorgen diep in mijn ziel dat wij allen bijzonder dankbaar zijn voor broeder Branham, voor wat hij en zijn bediening voor ons hebben betekend. Moge God hem voorspoedig maken en hem zegenen als hij dit jaar voor de Here doorgaat, is mijn ernstig gebed. Dank u zeer. Ik waardeer het beslist. In orde."]

5 De kleine kinderen, in orde, ik geloof dat de kinderen nu naar hun ruimten gaan. [Broeder Neville zegt: "Dat is juist."] En onthoud nu, wees echte goede meisjes en jongens daar in de kamer vanmorgen. Want na de dienst geloof ik dat er nog iets voor jullie is achtergehouden, een traktatie.

6 Nu tot de volwassenen: zoals u ziet is het aantal jonge kinderen behoorlijk groot, we zien halsreikend uit naar de tijd dat we een nieuwe kerk kunnen hebben waar we deze klassen kunnen splitsen.

7 Onze zuster Arnold heeft er beslist een armvol; geen handvol maar een armvol. Mijn kleine meid vertelde het me. Ze zei: "Pappa, het is moeilijk voor zuster Arnold." Ze zei: "Want dan is ze tot ons aan het spreken in een taal die wij kunnen verstaan en dan doet zo'n dreumes iets, en dan moet ze stoppen en hem ervoor corrigeren, zie je." Dat maakt het dus moeilijk voor deze ene vrouw om die hele klas te hebben. We waarderen haar dus en haar fijne samenwerking om te doen wat ze kan in deze tijd van nood. De Here zegene haar.

8 We hopen dat we spoedig, een dezer dagen zo de Here wil, een mooie, grote tabernakel hebben waarin we voor de klassen allerlei soorten zondagsschoollokalen zullen hebben. Voor de allerkleinsten met flanelplaten, en tegenover de kansel op deze hoogte een grote babykamer met een glazen wand, waar een gediplomeerde verpleegster zal zijn om voor al de kleintjes zorg te dragen. Dan zal er totaal geen verstoring zijn tijdens de diensten door heen en weer geloop of gestommel. Deze kleintjes zijn rusteloos. Ze begrijpen het niet. We moeten ze begrijpen. Zij kunnen ons niet begrijpen. Dus een plaats waar alles zo zal zijn als ik geloof dat de Heer het ons wil laten doen. We zullen niet een luxe maar een fijne kerk zijn. We zien daar naar uit.

9 Nu wat betreft broeder Neville en mijzelf, ik heb zo'n idee dat dit kostuums zijn. Ik weet het niet, broeder Neville. [Broeder Neville zegt: "Zoiets dergelijks." – Vert] Ik denk dat dat het is. Ik ben er niet zeker van. Want het ziet er wat mij betreft uit als een doos voor een kostuum. Hebt u niet hetzelfde idee erover? Uh-hu. Het is een pak of een jas. En ik... Ze zien er allebei hetzelfde uit, dus dat laat zien dat hier niemand wordt voorgetrokken. ["Amen."] En ik heb een overjas. En ik weet dat ze – ze... Het is geen overjas. Dus het... U hebt er ook een, dus het moet een pak zijn. Het is eenvoudig... We waarderen dit echt! ["Amen."]

10 Ik ben er zeker van dat wij als voorgangers, herders... Het woord voorganger [Engels: "pastor" – Vert] betekent "een herder, iemand die de schapen hoedt". Ik ben er van overtuigd dat wij u dankbaar zijn, ieder van u, want het waren uw vriendelijkheid en gedachten en geld die dit geschenk vanmorgen aan ons hebben mogelijk gemaakt. En door Gods genade verplichten wij ons uw herder te zijn en alles te doen wat we kunnen om u in de rechte weg te leiden. Misschien is het soms moeilijk te begrijpen hoe wij spreken en dergelijke. Maar we doen het alleen als gidsen, proberend u naar die plaats te leiden – in de opstanding – waar u ons dan zeer zeker zult waarderen. Want wij hebben niet onszelf op het oog gehad in het bedenken van wat we tot u zouden spreken, noch onze eigen gedachten, maar we hebben alleen geprobeerd zo te doen als de Heilige Geest ons zou leiden. Dat is ons streven geweest. En we beijveren ons nog steeds datzelfde te doen, dat is juist, wat betreft de herder en mijzelf.

11 We zijn dankbaar om de zon te zien schijnen. Mijn broeder Doc zei zojuist dat hij broeder Frankie Weber in Florida bericht stuurde dat hij niet de enige was die met Kerstmis naar buiten kon gaan en in zijn hemdsmouwen de ruiten van zijn auto kon schoonmaken. Hij was hetzelfde aan het doen, zo warm! Wel, u weet dat ze in Florida moe worden van de zonneschijn, die steeds maar naar Florida kijkt, dus het moest naar Indiana toekomen om te zien hoe het er hier allemaal aan toe gaat. Gelooft u ook niet? [De samenkomst zegt: "Amen."] We zijn dus blij dat het ons ook een bezoekje brengt, al is het maar voor een paar ogenblikken deze morgen.

12 Maar boven alles zijn wij dankbaar voor het Zoonlicht van God, dat ons de verlichting geeft van eeuwige zegeningen.

13 Ik vraag me af of de kleine knaap die zojuist is binnengekomen bij zijn ouders wil zitten. Want er is achterin een zondagsschoolklas, jongeman, als je daarheen zou willen gaan. Broeder Taylor, zou u de jongeheer naar de klas willen brengen? Dat is fijn. Soms willen ze bij hun leeftijdsgenootjes zijn, weet u. Ze hebben dingen gemeenschappelijk, waar ze over willen praten. Zo is dat gewoon.

14 Het jonge twaalfjarige meisje – zoals ik vaak heb gezegd – als je een klein acht-, negen-, tienjarig meisje de hele tijd bij oma rond ziet hangen, dan is daar iets verkeerd. Zie? Ze... Er is daar iets verkeerd omdat er teveel verschil in leeftijd bestaat. Je kunt je voorstellen dat oma ergens een zak snoep heeft die ze te pakken kan krijgen. En die grote ogen van zusje zullen gaan stralen vanwege de zak snoep. Want normaal gesproken zouden ze niets gemeen hebben om over te praten, niets, behalve dat ze haar zou kunnen strelen en knuffelen. Maar het is op die manier en we zijn blij dat het eenvoudig zo is.

15 Toen deed ik die uitspraak, ik deed dat eens tijdens de prediking van het lam en de duif. Ziet u, ze hebben dingen gemeenschappelijk. Ze konden over dingen praten.

16 De Vrijmetselaars, de loge van Vrijmetselaars, zij hebben dingen om over te praten, broeders van de loge der Vrijmetselaars; broeders van de loge van Odd Fellows. Duitsers hebben dingen om over te praten met Duitsers; als Duitsers elkaar hier ontmoeten over de plaats van herkomst, als er net een is aangekomen van het thuisfront. Italianen hebben dingen om over te praten.

17 En Christenen hebben dingen om over te praten. Daarom vergaderen we in plaatsen zoals deze, in hemelse plaatsen in Christus Jezus, omdat we inwoners zijn van hetzelfde land. Wij zijn pelgrims en vreemdelingen voor deze wereld hier. Daarom houden wij ervan op deze sabbatmorgens en gebedssamenkomsten tezamen te komen omdat we dingen gemeenschappelijk hebben. We houden ervan over gemeenschappelijke dingen te praten, de gemeenschappelijke dingen waar we van houden: de Heer, wat Hij doet. Er brandt bij iemand iets in z'n hart, de Heer heeft ze genezen en ze willen daar heengaan en bekend maken: "Kijk wat de Here heeft gedaan!" Iemand ontving een grote zegening en wil naar de kerk gaan om deze zegeningen met iemand anders te delen. Ziet u, zo hebben wij dingen gemeenschappelijk.

18 Het schijnt mij toe dat de akoestiek in de kerk vanmorgen beter is. Zo lijkt het mij. Ik ben er niet zeker van. Er is hier zo'n nagalm.

19 Maar ik ben zo blij over de resultaten van de opwekking van deze week. Zie? Het heeft niet alleen een beweging gegeven op deze plaats, maar rondom in verschillende landen, waar we van hoorden dat de Here goed was. Welnu, als het verbranden van de oude bruggen, het in orde maken van dingen, het binnenkomen in de Here, toebereid om de zegeningen te ontvangen, als die korte tijd dat al deed, wat zou er dan niet kunnen gebeuren als we zouden doorgaan? Ziet u? Laten we het dus niet laten uitsterven. Blijf er gewoon de hele tijd meer materiaal opgooien, totdat de rooksignalen ervan over de hele wereld zullen worden gezien, dat Jezus Christus leeft en dat er een vuur in onze harten brandt.

20 Nadat ik mezelf opnieuw had toegewijd met mijn vrouw, enzovoort, hebben we opgemerkt dat dingen rondom ons huis zo anders zijn. Niet zo nerveus als we waren, trillerig en rusteloos: "We willen dit niet hebben en we zullen dat niet krijgen." We doen het gewoon rustig aan en krijgen meer gedaan.

21 Er is nu een nieuw jaar op komst. We geloven niet in nieuwe bladzijden omslaan, we geloven alleen in het verbranden van de oude. Houd uzelf dus gedurende het komende jaar toegewijd aan God, we weten niet wat de Heer voor ons zal doen.

22 Maar we zijn dankbaar voor een ieder van u. Ik ben God zeer dankbaar voor ieder lid van het lichaam van Christus, overal. En in allerlei fasen van het geloof, ongeacht hoeveel ze het met me oneens zijn, ben ik nog steeds dankbaar dat iemand... Zelfs als ik zou denken dat ze schriftuurlijk een beetje zouden dwalen, maar toch proberen ze ernstig stand te houden voor wat zij geloven. Ik ben zeker gewillig deze broeders te verdragen en zij verdragen mij in mijn vergissingen en dergelijke, want er is niemand van ons volmaakt.

23 Maar in de boodschap een paar avonden geleden sprak ik erover hoe God Zichzelf op Pinksteren verdeelde, tijdens de overgangstijd, of tijdens de conferentie waar een beslissing moest worden genomen: "Wat voor een kerk zou deze nieuwe Christelijke kerk moeten zijn?" Daar werd de conferentie voor gehouden. En we vinden dat in het Boek der Handelingen, het tweede hoofdstuk, daar vinden we het soort kerk waartoe werd besloten: welk type kerk, wat de kerk zou zijn, wat de reactie van de kerk zou zijn als ze Christus had ontvangen. Daar houd ik van. En ik wil tot het uiterste strijden voor die kerk die eenmaal op de dag van Pinksteren werd opgericht. Nu, het was toen vreemd en het is nu vreemd. En dat zal het zijn zolang er zonde op aarde is en er een strijd moet worden gestreden en het zal vreemd zijn voor onze vijanden, maar toch zijn het de kostbare dingen van God waar wij tot het uiterste voor strijden opdat God ze voor ons zal doen.

24 Wat de aankondigingen betreft neem ik aan dat broeder Neville ze al heeft gedaan.

25 Deze week zal ik thuis zijn om te bidden en het aangezicht van de Heer te zoeken. Want in dit komende jaar wil ik, door de hulp van God, als Hij mij slechts wil helpen, de strijd harder voeren dan ik in mijn hele leven heb gedaan. Misschien zal een groot gedeelte van dit jaar worden doorgebracht op de buitenlandse velden, Haïti en de eilanden en Zuid-Amerika en Afrika en Azië en India en hoog in Scandinavië. Dit zal deze week allemaal worden beslist als de Here het toestaat. Als ik me dan geleid voel om iets te doen of ergens heen te gaan, dan heeft de Here me gezonden om dat te doen.

26 Als ik dan uit het vliegveld op de grond stap en het lijkt dat er iemand aankomt die zegt: "O, deze bepaalde denominatie stapte eruit, deze deed dit, of dit ging verkeerd, of we konden dat niet doen, of de autoriteiten zeggen dat we geen samenkomst kunnen hebben."

27 Dan houd ik ervan om daar te staan: "Maar ik kom in de Naam van de Here." Dan weet ik dat dit de duivel is. Ziet u, dan is het niet: "Maakte ik een fout?" Ik word geleid. Dan kun je je schouder eronder zetten en de strijd aangaan.

28 Nu voor wij het Boek openen, of God vragen het te openen als we het lezen, zou ik graag de reden willen noemen waarom ik vanmorgen deze boodschap aan de gemeente breng. Het is mijn Kerstboodschap aan de gemeente. Het is de... als de Heilige Geest mij wil helpen uit te brengen wat ik erover geloof. Nu, ongeacht hoe goed het in de Schrift is beschreven en hoezeer een persoon het begrijpt, toch moeten zij op de Heilige Geest vertrouwen om het aan de mensen uit te geven. En het is net na Kerstmis waarin u al de verschillende kerstverhalen hebt gehoord en de radio uitzendingen, enzovoort, betreffende de kerstboodschappen. Dit zal een beetje uitzonderlijk zijn voor een kerstverhaal, maar toch heeft God het op mijn hart gelegd.

29 Laten we nu een ogenblik onze hoofden buigen in Zijn tegenwoordigheid en de schaduwen van Zijn rechtvaardigheid en om genade vragen.

30 O God, onze gezegende Redder en Vader, wij naderen tot Uw troon van genade. In de Naam van de Here Jezus, Uw Zoon, komen wij vanmorgen nederig tot U om U onze gebeden en onze dankzegging aan te bieden voor alles wat U voor ons hebt gedaan. Vooral in deze laatste week, wat waren de harten hongerig en de mensen hebben gevast en de Heilige Geest heeft hen gezegend, heeft grote dingen in ons midden gedaan! De zieken zijn genezen. En God is bekend gemaakt, dat Hij leeft en dat Hij Zijn volk liefheeft.

31 En dat de woorden van de profeet nog steeds waar zijn, toen hij de woorden van de Here God sprak, toen hij zei: "Als het volk dat bij Mijn Naam is geroepen zich zal vergaderen en bidden, dan zal Ik horen van de hemel." Deze woorden zijn nog net zo waar als op de dag dat ze voor het eerst werden uitgesproken. Dat hebben we zo bevonden, Here. Vergeef ons nu, bidden wij, al onze zonden, al ons ongeloof, hetgeen zonde is.

32 En we zouden willen bidden, Here, dat U aan ons dat geloof zoudt willen herstellen dat eenmaal die eerste gemeente bewoog. Niet vragend om bloemrijke bedden van gemak, maar slechts vragend om Gods genade en dat Zijn tegenwoordigheid en Zijn zegeningen bij ons mogen verblijven. Of het op dit veld is of een veld overzee; of het onder luxueuze omstandigheden is of bedden van gemak; of dat het op het slagveld is, waar het ook moge zijn, Here, Uw geringste wil is ons uiterste verlangen U te dienen. Maak het slechts duidelijk voor ons, o Heer, opdat wij de weg niet zullen missen, want we wandelen in een duistere en verblinde wereld, temidden van zondige verblinde mensen. Dus verlicht onze weg, Vader, en leid ons zoals U de schapen van Uw weide zoudt weiden.

33 Laat de Herder van de kudde Zijn volk zacht en teder leiden terwijl wij deze morgen op U wachten voor de ochtendboodschap. Moge de Heilige Geest duidelijk tot ieders hart spreken en mogen wij de bedoeling vatten waarover de profeet sprak en dan daardoor de heerlijke zegeningen van de tegenwoordigheid van God ontvangen om ieder Woord te bevestigen. Wij vragen dat in de Naam van Jezus, Uw Zoon, onze Redder. Amen.

34 Ik zou vanmorgen aan ons gehoor willen vragen, of aan degenen met een Bijbel, die met mij zouden willen meelezen in de Schrift of mij willen volgen als ik lees, om het boek van Jesaja op te slaan. De profeet Jesaja, het zevende hoofdstuk; ik zou uit dit Schriftgedeelte een stuk willen lezen. In Jesaja, het zevende hoofdstuk, willen we beginnen met de conversatie tussen God en Achaz, vanaf het tiende vers.

     En de HERE ging voort tot Achaz te spreken:
     Vraag voor u een teken van de HERE, uw God, diep in het dodenrijk of boven in den hoge.
     Maar Achaz zeide: Ik zal er geen vragen, en de HERE niet verzoeken.
     Toen zeide hij: Hoort toch, gij huis van David! Is het u niet genoeg mensen te vermoeien, dat gij ook mijn God vermoeit?
     Daarom zal de Here zelf u een teken geven: Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon baren; en zij zal hem de naam Immanuël geven.
     Boter en honig zal hij eten, zodra hij het kwade weet te verwerpen en het goede te verkiezen.
     Maar voordat de jongen weet het kwade te verwerpen en het goede te verkiezen, zal het land ontvolkt zijn, voor welks beide koningen gij angstig zijt.

35 Als ik hieruit een onderwerp zou moeten kiezen om een samenhang te geven, dan zou ik het woord Superteken willen gebruiken.

36 Als we de donkerste nacht hebben, en soms lijkt het of het in deze nacht zo donker is dat we zelfs geen hand voor ogen kunnen zien, dan in die tijd schijnt het licht van de bliksem het helderst. Het wordt tot ons gezonden om te laten zien dat er licht kan zijn in de duisternis.

37 Dit was zo gedurende de tijd van de regering van Achaz, een slechte koning. En als u opmerkt ziet u dat de Heer de boodschap helemaal niet tot Achaz richtte, maar tot het huis van David. "Hoort toch, gij huis van David! Dit zal een teken zijn." Want zij waren in oorlog, broeders tegen broeders, en het leek het donkerste uur te zijn van Israëls reis, tijdens hun pelgrimsreis. Maar God bazuinde door de profeet een eeuwig teken voort. Nu zijn tekenen dikwijls...

38 Mensen hebben tekenen. En we leven in een wereld vol tekenen. De mens heeft getracht bepaalde tekenen tot stand te brengen. De mens heeft door zijn wetenschappelijk onderzoek, door zijn eigen kunnen, geprobeerd een teken te maken dat iets buitengewoons zou zijn of een aandenken aan zijn intelligentie, om te laten zien hoe geweldig hij is, of wat een geweldige knappe kop hij is. Dat heeft hij door de jaren heen gedaan.

39 Bijvoorbeeld toen de intelligentie van de zeevarende wereld, ongeveer iets minder dan honderd jaar geleden, besloot dat zij zo knap waren dat zij aan de wereld een bewijs konden leveren van hun vernuftige kundigheid, dat zij zelf een schip konden bouwen waarvoor geen golf hoog genoeg was om het te doen zinken. En ze noemden dit bepaalde schip de Titanic. Het was een immerdurend gedenkteken aan de wereld dat de geweldige scheepsbouwkunde tot perfectie was gekomen, dat zij aan de wereld konden bewijzen dat dit schip niet kon zinken.

40 Dus het was geheel veilig op basis van de intelligentie van de bouwers en hun toespraken en verhalen en wetenschappelijke bewijzen dat dit schip niet kon zinken! Als dingen dan op dergelijke wijze aan de mensen worden gepresenteerd, dan schijnen zij erop te vertrouwen dat alles in orde is, zolang het wetenschappelijk onderzoek zegt dat het in orde is.

41 Toen zij dan op dit schip tijdens zijn reis de oceaan overstaken, voelden zij zich zó zeker dat niets hen kon deren, dat zij een groot dronkemansfeest hielden. En al de vrouwen en de mannen aan boord, of misschien velen van hen zou ik moeten zeggen, werden dronken; zelfs de stuurman en de kapitein en iedereen, zegt men. En de muziekbands begonnen de jazz-muziek op te zwepen, wat in die tijd zeer populair was, zoals wij vandaag rock-and-roll hebben. Want ze waren veilig, ze waren op een schip dat door mensen aan de wereld was gegeven als een bewijs van hun intelligentie, dat dit schip iedere golf en iedere zee kon trotseren.

42 Maar terwijl zij aan dit drinkgelag waren, kwam het in de mist terecht. En een van de kapiteins zei: "We moeten naar de machines kijken." Maar de hoofdkapitein zei: "Geef haar 'Volle kracht vooruit'! We moeten bij de haven komen voor een bepaalde zaak." Terwijl ze door de mist stoomde, alsof ze de situatie meester was, trof ze plotseling een ijsberg en daar ging ze onder water.

43 We hebben het horen vertellen door de dichter die het lied schreef: "God toonde door Zijn machtige hand, deze wereld houdt geen stand."

44 Hun geweldig kunstwerk ging naar de bodem van de zee met honderden en honderden dronken mensen aan boord. Het werkt gewoon niet.

45 Het was de overleden Adolf Hitler die aan de Duitse mensen een teken gaf dat hij geniaal was; hij wist alles betreffende het militaire leven. En zonder hem in diskrediet te brengen, hij wist er veel van af. Maar hij stelde de Duitse mensen veilig achter wat wij noemen "de Maginotlinie of de Siegfriedlinie", waar hij miljarden tonnen beton en staal samengoot. Hij bewees zijn vertrouwen erin door zijn hoofdkwartieren daar naar de frontlinie te verhuizen, waar restaurants en kantoren onder de grond in werking waren; ze hadden daar miljarden tonnen staal en beton. Hoe het ook verder zou gaan, Duitsland was beschermd. Het was een teken van veiligheid. Maar de moderne bunkerbom blies het de eeuwigheid in en Hitler erbij.

46 Het was Nimrod die op een dag zei dat hij een toren zou bouwen, die zijn volk iets zou geven; hij kon laten zien wat hij door zijn intelligentie kon bewerkstelligen. Hij ging een toren bouwen die boven de wolken zou reiken zodat, als de wraak van God ooit zou komen, hij Hem kon overtroeven. Door zijn wetenschappelijk onderzoek, door zijn intelligentie, kon hij de rotsblokken en de stenen zodanig plaatsen dat hij de mensen in veiligheid kon brengen. Maar het liep door een verwarring van talen op niets uit en ze konden de toren zelfs niet afmaken.

47 Het was Nebukadnezar die de muren van Babel bouwde en er toen over opschepte. Hij was zo breed dat zes paarden en wagens naast elkaar over de muren konden racen. De poorten waren zo groot dat mensen zich bijna dood zweetten om de bronzen poorten te gieten die honderden tonnen wogen; er waren in de grote stad troepen mannen nodig om ze open te zwaaien. Niemand kon Nebukadnezar iets doen. Maar op een nacht, tijdens een dronkemansfeest, denkend dat zij achter hun wetenschappelijke muren veilig waren, met de wapens van hun dag, toen verscheen er een schrijvende hand op de muur. En het was afgelopen.

48 O, wat heeft de mens geprobeerd de mens veilig te stellen, om zichzelf veilig te stellen door zijn eigen tekenen van bekwaamheid. Het lijkt erop, omdat de mens naar een teken zoekt, dat er een reden voor moet zijn; in een mens schijnt iets te roepen om een reden of een teken ergens vandaan dat hij veilig kan zijn.

49 Toen verhief God Zijn stem en zei: "Ik zal hun een eeuwig teken geven. Ik zal de gemeente een eeuwig teken geven." Het zou geen grote muur of een toren zijn. Hij zei: "Een maagd zal zwanger worden en een Zoon baren en Zijn Naam 'Immanuël' noemen. Dat zal Gods eeuwige teken zijn." Wat simpel! Wat klein!

50 Begrijpt u dat het de kleine dingen zijn die u overslaat en weglaat, die zoveel voor God betekenen? Kan de gemeente dat vanmorgen ontvangen? In ons bezig zijn als organisatie, met haar grote gebouwen en meesterwerken, laten we de kleine dingen achterwege die zoveel voor God en zoveel voor onze eeuwige bestemming betekenen. We laten deze dingen achterwege.

51 God zei dat: "Ik zal u een eeuwig teken geven. Een maagd zal zwanger worden en een baby krijgen."

52 Waarom, waarom een baby, waarom zou het een baby zijn? Moest de Schepper Zelf komen en in Zijn schepping leven om een teken voor de mens te zijn? Waarom moest het een baby zijn? Waarom had Hij niet kunnen zeggen: "Ik zal een grote ladder bouwen en u allemaal...", zoals in Jakobs droom. Of: "Ik zal uit de hemel, uit de gangen van de hemel, een touw laten zakken en u kracht geven, zodat, als u zich daar aan vastklemt, Ik u omhoog zal trekken"?

53 Maar Hij kwam zo eenvoudig, en zei: "Er zal een baby geboren worden. Dat zal een teken zijn. Het zal niet alleen een teken zijn, maar het zal een superteken zijn." Een baby! Wel, het intellect van de wetenschap zou het bij zo'n gedachte uitschateren, maar voor God was het een superteken. "Een maagd zal zwanger worden en deze baby zal Immanuël worden genoemd, hetgeen uitgelegd zal zijn: God met ons." Dat is het superteken.

54 De God des hemels die bij mensen woont is het superteken. Het zou niet alleen voor die dag een teken zijn, maar voor deze dag en voor alle dagen, dat God bij Zijn volk woont. Immanuël, God met ons, dit is het superteken. Dit is het eeuwige teken, het immerdurende teken dat God gaf.

55 Waarom werd Hij stof, hetzelfde stof als Zijn eigen schepping? Dat werd de Schepper, stof van Zijn schepping.

56 De mens probeert geweldig grote dingen te doen. Maar toen God een teken gaf was het iets kleins. De mens probeert met grote zaken bezig te zijn. God is met kleine zaken bezig. De mens probeert te zeggen: "Omdat iedereen die kant opgaat, laten we precies zo doen als in Hollywood." God wil de minderheid. Hij wil al deze grote dingen weglaten om de kleine te ontvangen.

57 "Er zal een baby worden geboren." Kleine Immanuël zal worden geboren. De God van de schepping wordt deel van Zijn eigen schepping. God, de Schepper van hemelen en aarde, die het stof en de bomen maakte en alles wat er is, werd er deel van. Dat zal een teken zijn, Hij zal komen langs de weg van een menselijk wezen.

58 Nu, Hij had via een andere manier kunnen komen. Hij had kunnen komen via andere wegen. Hij heeft andere manieren om te komen.

59 Maar Hij verkoos op deze wijze te komen, door een teken te geven, het superteken. "Een maagd zal zwanger worden en een zoon baren en men zal Hem 'Immanuël' noemen." Nu, waar was het voor? Wat was de reden?

60 Waarom verkoos Hij niet om een engel te worden? Hij had het kunnen doen. Hij had als een volwassen man kunnen komen. Hij had met een erewacht uit de hemel kunnen komen met de engelen en al de hemelse wezens; had uit de gangen van de hemel de gouden ladder kunnen uitleggen en Hij had er met een leger van engelen langs naar beneden kunnen klimmen. Dat had Hij kunnen doen.

61 Maar Hij zei: "Ik zal u een teken geven, een superteken, een immerdurend teken. Een maagd zal zwanger worden en een kind baren."

62 Toen moest Hij een plaats uitkiezen waar dit kind geboren zou worden. Hij had langs de ladder omlaag kunnen komen met een hemelse erewacht. Hij had vanuit de hemel kunnen komen als een engel, of naar beneden kunnen komen als een volwassen man. Maar Hij had ook in een koninklijk paleis kunnen komen.

63 Maar Hij zei: "Ik zal een teken geven." En het teken werd aan de herders verteld: "U zult Hem in de stal vinden, in windsels gewikkeld." Dat is het superteken, bovenop een mesthoop, geboren met de stank van de schuur, zelfs zonder kleding om Hem aan te trekken; Immanuël. De duivel wil dingen groot en schitterend maken. God houdt dingen nederig. Een superteken: "U zult de baby in windsels gewikkeld vinden, liggend in de kribbe. Dit zal een teken zijn, het superteken." Toen Hij op aarde was, was Hij zo arm. Wat praten wij over een moeilijke tijd? Wie is deze Kleine? Jehova!

64 Jehova God werd mens, nam onze soort aan, veranderde Zichzelf van God om mens te worden. Daar is het teken. Werd... Hij was God en werd mens; geen rijk mens maar een arm mens. Dit is het superteken. "U hebt om een teken gevraagd", zei God, "Ik zal u er een geven, een immerdurend teken."

65 Hij had anders kunnen komen, zoals ik heb gezegd, maar een baby, waarom werd Hij een baby? Toen die kleine tandenloze mond zich voor het eerst opende in die kribbe, op die eerste kerstmorgen, in Zijn kleine voederbak en die eerste kleine kreet van Zijn stem voortkwam, toen was dat God die huilde, Jehova huilend, een mens; kwam van God en was mens, in ieder opzicht mens. Kwam met niets ter wereld maar was toch een mens. Wat probeerde Hij te doen? Wat was Zijn voornemen?

66 In de kribbe huilde Hij als een baby. Op straat speelde Hij als een jongen. Hij werkte hard als een man, maar toch was Hij Immanuël. Dit is het superteken. God die in de schepping woonde die Hij had geschapen. Het superteken: "Dit zal u ten teken zijn."

67 Toen Hij naar de aarde kwam was Hij zo arm, Hij kwam via een geleende schoot, een geleende schoot van een vrouw. En moest een graf lenen om in te worden begraven. God! "Een maagd zal zwanger worden", zonder sexuele tussenkomst. Jehova leende de schoot van Maria, een vrouw, om aan de verplichting te voldoen dat Hij een immerdurend teken zou geven. En Hij was op aarde zo arm na drieëndertig en een half jaar van bediening, dat Hij een graf moest lenen om in begraven te worden. Kunt u zich dat voorstellen? Als u spreekt over onbevlekte ontvangenis, wat bedoelt u daar eigenlijk mee?

68 Kunt u het echte teken niet zien? Het is Jehova die een van ons werd. Jehova God op aarde als een vluchteling, een pelgrim in het land dat Hij schiep; verworpen en weggeduwd, uitgelachen en bespot; een steen des aanstoots voor de ongelovige, een rots der ergernis; voor de religieuze wereld een duivel. Maar voor de gelovige een eeuwig teken: "God met ons", het superteken. Ziet u het? God die wordt bekend gemaakt, God die Zichzelf aan de wereld voorstelt als een vluchteling. Had op een andere manier kunnen komen, maar besloot op deze manier te komen.

     Luister hiernaar, mis het niet.

69 Ik denk dat God in Zijn gedachten had dat dit het menselijk wezen zou aanspreken. Het spreekt de gelovige aan. Het is aantrekkelijk dat onze God een onzer wordt. Maar voor de onbuigzame, ongoddelijke, is het een struikelblok. "Ik zal u het teken geven, een maagd zal zwanger worden. Immanuël zal bij u zijn." God dacht dat dit het menselijk ras zou aanspreken, dat onze God een van ons zou worden, dat Hij Zichzelf zou voortbrengen en ons stof zou worden, dat Hij ons soort zou aannemen, een menselijk ras; de Schepper die alle dingen maakte.

     En opnieuw, het vervulde profetie. De profeten hadden dit gezien.

70 Nog iets: "Het Woord werd stof gemaakt, vlees, en woonde onder ons." De Jehova, het Woord werd menselijk, werd stof en verbleef bij ons. Immerdurend teken, zal nimmer eindigen. O, als we daaraan denken, een eeuwig teken, het superteken van alle tekenen, God die een van ons wordt.

71 Dan moet Hij vervolgens het Zaad van Abraham zijn. Natuurlijk was Abraham het zaad van Eva. Hij was het vrouwenzaad dat de kop van de slang zou vermorzelen. Maar als u het kunt vatten, Abraham had geloof in God, hetgeen de Geest van God verenigde met het menselijk vlees. Daar komt het geloof vandaan. Zodanig kon Hij Abrahams Zaad zijn, niet geheel vleselijk, maar de vereniging van Geest en vlees tezamen. God die Zichzelf maakt... alle boosheid met wortel en tak uitrukt, het vlees in onderwerping brengt, het stof dat Hij schiep, en met u leeft als een partner.

72 Nog iets, nimmer bedierf of weersprak Hij een van Zijn wetten. Dat kan Hij niet. Dus een maagd... "Ik zal u een teken geven." Niet een Titanic; niet een V.N.; maar: "Ik zal u een teken van veiligheid geven. Een maagd zal zwanger worden en zij zal een Zoon voortbrengen en Hem 'Immanuël' noemen." Dat is het teken. Ja.

73 U ziet in Gods wetten van verlossing – zoals het was bij Boaz en Naomi – dat het een bloedverwant verlosser moest zijn. En de enige manier waarop de mens kon worden gered was dat God een bloedverwant moest worden, dichtbij. Ik wil dat u dit ziet. Hij werd in het geheel geen familie van de rijken, van de machtigen. Maar Hij werd in de stal geboren, gewikkeld in windselen; niet als de volwassene maar als het kind. Hij was God over de schepping. Hij verkoos dit te doen om niet als een volwassen man te komen. Hij kwam zodat Hij de gevoelens van de kleine baby's kon voelen. Hij kwam zodat Hij door de verzoekingen van de teenagers kon gaan. Zodat Hij als man door de verzoekingen en valstrikken van de duivel kon gaan en een weg maken voor mensen van alle leeftijden; van alle leeftijden en van alle klassen: de armen, de rijken, allemaal. Hij werd arm zodat wij door Zijn armoede rijk zouden worden en erfgenamen met Hem in Zijn Koninkrijk. Er zou een teken worden gegeven: Zichzelf voortbrengen, Zichzelf iets anders maken dan Hij was; nu een superteken: huilend als een baby, spelend als een jongen, zwoegend als een man. Maar het was God die door ieder levensstadium ging, zoals wij.

74 Weet u, God heeft vele tekenen gegeven dat Hij God was. Hij gaf aan de antediluviaanse wereld een teken dat Hij God was, de God van oordeel. In de dagen van Noach verdronk Hij de mensen en deed de rechtvaardigen drijven in een ark; een teken dat Hij rechtvaardig was en het oordeel gewis. Dat is een teken, dat iedere onbekeerde zondaar in het oordeel zal omkomen, dat de rechtvaardige door de genade van God zal worden gered.

75 Bij de brandende braamstruik gaf Hij nog een teken. Wat gebeurde er toen Hij Zijn weggelopen profeet te pakken kreeg? "Ik heb het geschrei van Mijn volk gehoord en Ik heb gedacht aan Mijn verbond." Hij gaf daar nog een teken, dat Hij de God was die Zijn verbond hield, dat Hij alles wat Hij heeft gezegd onthoudt, iedere belofte die Hij heeft gemaakt. Hij gaf een teken bij de brandende braamstruik: "En Ik ben nedergedaald om hen te bevrijden."

76 Let op God in Zijn wijze van handelen. Toen Hij de hemelen en aarde schiep, riep Hij de engelen tezamen en Hij zei: "Laat ons." Bijna op iedere plaats in de Schrift waar Hij iets deed: "Niet Ik, maar Mijn Vader."

77 Maar toen het aankwam op het plan van verlossing kwam Hij alleen. Niemand was bij Hem. Hij was de Enige die kon komen. Een engel zou het niet kunnen doen. Een andere man, Zijn zoon genaamd, kon het niet doen. Iemand die iets anders werd genoemd, een heilige maagd of een heilige moeder of een of andere heilige, kon het niet doen. Gòd moest komen! "En Ik zal u een teken geven. Een maagd zal zwanger worden en er zal een baby worden geboren en Hij zal Immanuël zijn, God met ons", het superteken. God in Zijn volk. God bij Zijn volk, God werd Zijn volk. God en mens werden één. Een teken! Voor de wereld een struikelblok, maar voor de gelovige een gezegende hoop. Een teken dat weersproken zal worden.

78 Er was nog een tijd die Hij bewees. Hij bewees tijdens de zondvloed dat Hij een God van oordeel was en een God van genade voor degenen die Zijn wetten houden.

79 Hij toonde bij de brandende braamstruik door middel van een teken dat Hij iedere belofte die Hij had gedaan zou houden.

80 Bij de Rode Zee liet Hij zien dat Hij een weg zou maken voor degenen die probeerden het goede te doen en Zijn wetten op te volgen. Ongeacht wat de pas afsnijdt, God bewees het bij de Rode Zee en gaf een teken dat Hij de zee kon openen. In iedere verzoeking zal Hij een weg ter ontkoming maken. Bijvoorbeeld: "Moeder gelooft het niet. Vader gelooft het niet. De kerk gelooft het niet." Het kan me niet schelen wie het niet gelooft. Als u het gelooft zal God een weg ter ontkoming maken. Hij gaf een teken dat Hij dat zou doen. Ze waren onderweg, rechtstreeks naar het beloofde land dat God hun had beloofd. En de Rode Zee blokkeerde hen en ze raakten in moeilijkheden. Ze wisten niet meer wat ze moesten doen. God toonde dat Hij in iedere verzoeking, in iedere beproeving een weg ter ontkoming zou maken. Als u niet kunt stoppen met roken, neem dan God eens een keer. Kunt u niet stoppen met liegen, niet stoppen met stelen, niet stoppen met slecht humeur? Neem God eens met u mee. Als u niet gevoelt om naar de kerk te gaan en u weet niet hoe u verder moet, neem God eens bij u, neem Zijn belofte. Hij bewees bij de Rode Zee dat Hij een weg ter ontkoming zal maken. God heeft vele tekenen gegeven.

81 Die nacht toen Hij tegen de herders zei: "Ga naar Bethlehem, want deze dag is Christus, de Redder, geboren. Christus, de gezalfde God, is deze dag uit een vrouw geboren." God!

82 Nu niet om van haar een god te maken. Hij leende slechts de schoot van de vrouw, gelijkerwijs Hij dit lichaam leent om er het Evangelie doorheen te prediken. Gelijkerwijs Hij uw lichaam leent om het werk te doen dat Hij door u heen wil doen, want Hij is nog steeds Immanuël, een teken, God bij Zijn volk. God die bij Zijn mensen woont, het super, immerdurende, teken. Het kan nimmer falen. Het zal altijd het teken zijn.

83 Sprekend over deze tekenen, hoe staat het met deze? Voordat u ooit enig ander teken kunt krijgen, het teken van spreken in tongen, het teken van profetie, het teken van enige bovennatuurlijke zaak, zult u terug moeten gaan naar het oorspronkelijke teken, het eeuwige en immerdurende teken. Begin bij het begin en op die grondslag, die de Rots is gedurende de tijdperken, zal niets er vat op kunnen krijgen. De poorten der hel zullen er tegen zijn maar ze kunnen het niet overweldigen. Krijg dat teken: "Een maagd zal zwanger worden en een Zoon baren."

84 En tegen deze herders zei Hij: "Hier is hoe u Hem zult vinden. Hij zal in een kribbe liggen in een schuur, in windselen gewikkeld. En als u op Hem neerkijkt, geloof, want Hij is God onder ons."

85 Dat teken was niet alleen voor de herders. Maar het werd aan de hele wereld gegeven om naar Hem te kijken en te zien Wie Hij is. Het is God met ons, Immanuël.

86 Toen Hij hier op aarde was, bewees Hij dat Hij God was. Bewees dat God in Hem was, omdat de tekenen van God Hem volgden. Hij zei: "Als Ik de werken van Mijn Vader niet doe, geloof Mij dan niet. Maar als Ik de werken van Mijn Vader doe, als u Mij niet gelooft, geloof dan de werken, het teken." Immanuël! "Ik en Mijn Vader zijn één. Mijn Vader zond Mij. En zoals Hij Mij zendt, zo zend Ik u. De Vader die Mij zond is met Mij. Hij is in Mij en doet de werken van Hemzelf. Het is God in vlees."

87 Kreeg Lot daar geen voorproefje van vóór de vernietiging? Want hij zag God gemanifesteerd in vlees, die een kalf at, de melk van een koe dronk, brood uit de oven at en met Zijn rug gekeerd naar de tent stond, met het persoonlijk voornaamwoord "Ik". "Daar Ik zie dat Abraham de erfgenaam dezer wereld is, zal Ik..." Met andere woorden: "Ik zal het aan hem bekend maken."

88 Wie was Hij? Toen zei Hij: "Abraham, waar is uw vrouw Sara?" Het schokte hem. God, in de voorafschaduwing van Christus, vlees gemaakt.

     Hij zei: "Ze is in de tent achter U."

     Sara lachte. En Hij zei: "Waarom lachte Sara?"

89 Toen Immanuël door de schoot van een vrouw kwam in plaats van te verschijnen als een theofanie, zei Hij: "Zoals het was in de dagen van Lot, zo zal het zijn bij het komen van de Zoon des mensen."

90 Toen Hij op aarde was gingen deze apostelen uit met het Evangelie, zodanig dat zelfs de engelen over de balustrade van de hemel keken, de gangpaden van het glorieland, om inzage te doen. Voor u die de Schrift wilt noteren, daar ik u zie schrijven, 1 Timotheüs 3:16. "Buiten twijfel, groot is het geheimenis der godsvrucht: want God heeft Zich geopenbaard in het vlees, is geloofd in de wereld, is verschenen aan engelen." De engelen kwamen dichterbij om naar God te kijken. Eens hadden zij hun vleugels voor Hem gewuifd, roepend: "heilig, heilig, heilig", toen Hij daar zat als een Vuurkolom, in de hemelse heerlijkheid. En toen Hij mens werd, kwamen engelen om naar Hem te kijken, Jehova, vlees gemaakt. Zeker: "Buiten twijfel, groot is het geheimenis der godsvrucht."

91 "Ik zal u een immerdurend teken geven", want God was vlees gemaakt onder ons. Hij woonde in vlees. Het zal een immerdurend teken zijn. Niet slechts voor de herders om naar te kijken en te geloven, maar voor u, de Branham Tabernakel en voor deze wrede wereld; om te geloven dat dat God is. God gaf dat teken. Jezus zei: "Zoals de levende Vader Mij gezonden heeft en met Mij is meegekomen en in Mij was, zo zend Ik u de levende Vader om met u mee te gaan en in u te zijn; een immerdurend teken. Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven. Ziet, Ik zal met u zijn, zelfs in u tot het einde der wereld. Ik zal met u zijn. Tot het einde der wereld zal Ik daar met u zijn."

92 Iemand, zoals ik eerder heb gezegd, wil van Hem een kleinere, mindere God maken. Hij was mens; God gebruikte een man. God gebruikte een vlees dat Hij zelf schiep; met de bedoeling door Hem te scheppen en "door Hem vele zonen te brengen", zegt de Schrift, "door die gehoorzame Zoon. Door één zoon vielen allen. Door een gehoorzame Zoon zullen allen die geloven leven."

     "God met ons", een teken waarvan werd gezegd dat het een teken zou zijn. Hij hield er dus van om naar Zichzelf te verwijzen als "Zoon des mensen", Zelf een mens, gewoon een man. "Ik ben niets; de Zoon kan niets uit Zichzelf doen." Maar het was de Vader in Hem, de Immanuël, die God.

93 De baby, God, Jehova God. Die kleine baby die huilde was Jehova. Begrijpt u het? God die in een baby leeft.

94 God die in een teenager leeft. Welk type teenager was Hij? Hij gaf het voorbeeld. Toen Zijn vader en Zijn moeder Hem kwijt waren, zochten ze overal om Hem te vinden en ze vonden Hem in de tempel. Wat zei Hij als teenager? "Weet u het niet? Wist gij niet dat Ik bezig moest zijn met Mijn Vaders zaken?" Een voorbeeld voor teenagers.

95 Als man werd Hem al de pracht en praal van de wereld aangeboden, elk ding lag in Zijn macht: om de grootste van alle mensen te worden, de rijkste van alle mensen. Hij kon mensen vertellen waar vissen waren met munten in hun bek; kon het beste water uit de bronnen pompen en het in wijn veranderen; kon alles veranderen wat Hij maar wilde; kon vijf broodjes nemen en er vijfduizend mee voeden. Met een kracht in Zijn handen om een groot man te worden, maar verkoos toch om arm te zijn. Hij had zelfs geen graf toen Hij stierf. Hij moest er een lenen. "Immanuël, dit zal een teken zijn." Hoe komt God? In de armen. Hoe handelt God? Het zal een immerdurend teken zijn; bij de armen, de ongeletterden.

96 "Een teken", zei de grote profetes Anna. Toen Simeon in de tempel zijn handen ophief en die Kleine in windselen vasthield en zei: "Het is een teken dat weersproken zal worden, tot de val van Israël, maar ook voor het opnieuw bijeen vergaderen; een licht voor de heidenen"...

97 Wat? "God met ons", niet in de rijken en de hoogmoedigen, maar in de armen. Geboren in een stal; "God met ons". Welke dingen deed Hij? Let op de dingen die Hij sprak. Let op Hem, wat Hij zei.

98 Want God zelf zei: "Dit is Mijn geliefde Zoon, hoort Hem. Dit is Mijn Zoon in wie Ik een welbehagen heb om in te wonen. Hoort Hem." Hij zei: "Ik zal altijd met u zijn, tot het einde toe."

99 Hij zond Zijn discipelen uit. In hun dagen zetten zij de wereld in brand omdat God één was met de mens. Zij doopten de mensen in de Naam van die God, Jezus Christus. Zij leefden zo dicht bij Hem dat Hij Zichzelf door hen heen manifesteerde, door tekenen en wonderen en gaven van de Heilige geest. "God met ons." Zij predikten dat er één ware en levende God was.

100 De mens heeft allerlei torens gebouwd op drie of vier goden, of twee goden, maar er is één God. Die boodschap moest in de laatste dag opnieuw tot leven worden gebracht.

101 U kunt nu maar beter uw gedachten op scherp zetten, open uw harten. Vraag God dit aan u te openbaren, wat ik op het punt sta te zeggen.

     Toen Hij kwam, vervulde Hij wat de profeet had gezegd.

102 En wanneer Hij in de laatste dagen komt, in de late regen van God, wanneer zowel de vroege als de late regen zullen worden uitgestort, dan zal Hij geheel overeenkomstig de manier komen waarop het van Hem was geprofeteerd. "Het zal licht zijn in de avondtijd." Wat zou er plaats vinden? Immanuël, dezelfde Zoon, hetzelfde licht, dezelfde God die op de Pinksterdag kwam om in vlees bij Zijn volk te wonen, zal in de laatste dagen op gelijke wijze komen, want dat zal avondlicht wezen. Wat is het? Daar zal een teken zijn, een immerdurend teken: God met ons, God in ons, God door ons. Mens en God worden één. Jezus stierf opdat Hij dat kostbare leven kon geven naar Zijn beslissing. (In de boodschap van vorige week zondag.) Want Hij gaf het als een beslissing opdat Hij vele zonen tot God zou mogen brengen. Immanuël met ons. Het zou de avondlicht-mensen aantrekken.

103 Toen gaf God het teken: "Dit zal een teken zijn. God zal in vlees wonen." Hij dacht dat dit de mensen zou aantrekken. Dat deed het. "Want zovelen als Hem aannamen, zovelen gaf Hij de kracht om zonen Gods te worden."

104 Er wordt verondersteld dat de avondlicht-mensen worden aangetrokken als datzelfde licht wordt getoond. God en Christus zijn één. Petrus zei: "Moge het u bekend zijn dat God deze Jezus, die u hebt gekruisigd, zowel Here als Christus heeft gemaakt." Een teken dat weersproken wordt, maar het avondlicht is hier.

105 Zoals de vroegere prediker van het Evangelie, toen de Pinksterboodschap pas begon te vallen, vlak voor... de overleden dr. Haywood. Ik denk dat hij niet... Op een dag, misschien toen hij op z'n best was, trof de Heilige Geest hem. Behalve dat hij prediker was, was hij een dichter. Hij greep zijn pen en schreef het op.

Het zal licht zijn in de avondtijd;
Zeker vindt u de weg der heerlijkheid.
't Verlichte pad is nu het waterbad:
Begraven in de dierb're Naam van Jezus.
Jong en oud, keer van uw zonden af,
De Heil'ge Geest blijft zeker niet veraf.
Het avondlicht dat scheen,
Het is een feit: Christus en God zijn één!

106 De avondlichten! Als wij in het avondlicht wandelen, het avondteken, dan moet het hetzelfde licht en hetzelfde teken zijn, een eeuwig teken. Dan zullen dezelfde tekenen het avondlicht volgen. Oei! Ziet u dat? Kunt u dat begrijpen? Dat is de boodschap deze Kerst. De avondlichten, de tekenen van de Messias vergezellen het, vergezellen de boodschap. De avondlichten zijn hier.

107 Het wordt weersproken. Uw broeders zullen u verwerpen. Wie verwierpen Hem? Zijn broeders. Ze hielden ervan Hem wonderen te zien doen. Maar toen het tot Golgotha kwam, waar waren ze toen allemaal? Als het komt tot dat beslissende moment, waar God in Zijn waarheid en Zijn Bijbel moet worden gemanifesteerd, waar zijn zij dan? Ze keren zich af.

108 "U zal een teken worden gegeven. En deze tekenen zullen volgen. De werken die Ik doe, zult u eveneens doen; zelfs meer dan deze, want Ik ga naar Mijn Vader."

109 "Het zal opnieuw licht zijn in de avondtijd." O, deze donkere tijd waar we doorheen zijn gekomen! Maar gedurende veertig jaar zijn de wolken bezig weg te trekken, door de eerste reformatie, met het voortbrengen van de boodschap dat God en Christus één zijn, dat God werd gemanifesteerd in vlees. Hij verkoos om in menselijk vlees te wonen. En vandaag maken ze van Hem iets dat op een troon zit, ze maken van Hem iets prehistorisch; sommigen willen Hem terugbrengen tot een filosoof, sommigen willen Hem een profeet maken. Maar, broeder, Hij is God in u, God gemanifesteerd in het vlees. Hoe?

110 Hoe wisten zij dat Hij God in het vlees was? Hij zei: "Als Ik de werken van Mijn Vader niet doe, dan heb Ik u iets verkeerds verteld. Maar als Ik de werken van Mijn Vader doe, gelooft u het dan."

111 Nu dezelfde zaak. De boodschap is opnieuw tot leven gewekt in de laatste tijd, de boodschap van Wie Hij is, wat Hij is: Immanuël die in u woont, met dezelfde werken als die Hij deed; Hij manifesteert Zich door u met precies dezelfde dingen als die Hij deed. Het is het avondlicht. Het wordt weersproken. Het is een moeilijke weg.

112 Het betekende iets voor de rijke jongeling – toch was zijn hart hongerig – om naar Jezus te komen. Hij zei: "Rabbi, wat moet ik doen om eeuwig leven te ontvangen?" Hij zei: "Houd de geboden."

     Hij zei: "Dat heb ik sinds mijn kinderjaren gedaan."

     Hij zei: "Wilt u dan volmaakt zijn? Volg Mij."

113 Maar hij ging bedroefd weg. De prijs was te hoog. Als hij Hem wat geld had kunnen geven en ergens een grote kerk had kunnen bouwen met zichzelf als lidmaat, dan had hij dat graag gedaan. Ziet u niet hoe dat vandaag overeenkomt met de rijken? Er waren anderen.

114 Niet alleen de rijken, ook armen; velen van hen die in de vuiligheid waren, enzovoort, weigerden vanwege populariteit. Want Hij was impopulair. Hij was Immanuël. Ze zeiden: "Dat is kritiek. Dat is de duivel. Dat is verstandelijke telepathie. Dat is Beëlzebub." De leraren van die dag, hun grote kerken zeiden: "Nonsens."

115 Maar God zei: "Het is een eeuwig teken, het superteken, het teken aller tekenen, dat God met u is, zelfs in u tot het einde der wereld." Daar is uw superteken. Het overtreft alle tekenen. Het is het eerste teken. In Handelingen 19 moesten deze mensen terugkeren en dat teken erkennen voordat zij ooit de Heilige Geest konden ontvangen; Handelingen 19:5. Zelfs een gelovige die de Bijbel had en een fijne prediker die bewees dat Jezus de Christus was, toch, voordat zij erin konden komen... Om het teken te zien moesten ze komen en worden overgedoopt, handen opgelegd worden en de Heilige Geest ontvangen. Dat is waar.

116 Maar in de avondtijd zijn de lichten hier. En het wordt bekritiseerd. Er wordt gekheid over gemaakt. Het wordt weersproken. De profeet zei dat het weersproken zou worden. "Een steen des aanstoots." Weersproken, belachelijk gemaakt, bekritiseerd; Immanuël in ons die Zijn wil door ons heen bewerkt.

117 O, geloof dat teken vandaag, mijn pelgrim-broeder, mijn zuster. Kijk in de stal van uw eigen hart en kijk of u in staat bent het in uzelf aan te treffen. Zie het teken dat de herders zagen. God in vlees die onder de armen woont, de nooddruftigen, de verworpenen. Kijk of u het kunt verstaan. God in uw hart, God hierin. Let op en kijk of Hij Zichzelf juist manifesteert, in lieflijkheid en zachtmoedigheid zoals Hij deed.

118 Er was een paar jaar geleden een meisje dat naar de universiteit vertrok met een aantal van haar collega's en ze werd echt een kleine wijsneus na de plattelandsschool die ze had doorlopen, met een moeder uit een arbeidersgezin. En op een dag, ongeveer twee jaar later, besloot ze haar moeder weer te bezoeken. Ze schreef haar een telegram en vertelde haar met welke bepaalde trein ze zou aankomen, om elkaar op het station te ontmoeten. Ze bracht echter nog een kleine wijsneus mee. En ze was zelf een wijsneus geworden. En ze bracht er een mee die zoiets was als de hedendaagse wereldse wijsheid, een weet-al, een verwaande tiener.

119 Toen ze bij het station aankwamen en uit de trein stapten, keek ze. En daar stond haar moeder naar haar uit te kijken met alles wat in haar was, om te zien waar haar dochter was. En toen het meisje dat bij haar was haar moeder zag, zag ze haar gezicht vol littekens en haar handen helemaal verbrand. Ze zag er verschrikkelijk uit, oud; zag er afschuwelijk uit. En het meisje dat bij de kleine Maria was, zei tegen haar: "Ik vraag me af wie dat oude wrak is?"

120 En het meisje schaamde zich voor haar moeder. Ze zei: "Ik weet het niet. Ik weet niet wie dat is."

121 Toen haar moeder haar dochter zag, rende ze naar haar toe en sloeg haar amen om haar heen en begon haar te kussen.

122 Ze duwde haar weg en zei: "Ik ken u niet. U hebt de verkeerde persoon", omdat ze niet met zo'n persoon verbonden wilde zijn waar iemand anders om moest lachen en gekheid maken.

123 En toevallig stond er een man bij, een conducteur van de trein. Hij greep die jonge vrouw bij haar schouders. Hij zei: "Schaam je je niet, jij ellendig kind! Ik herinner me die geschiedenis heel goed."

124 En de mensen bleven staan om te horen wat er was gebeurd. Hij hield het meisje stevig vast en hij zei: "Dit jonge meisje lag boven in haar wiegje toen ze nog geen zes maanden oud was. En haar dierbare moeder was de knapste vrouw die ik ooit heb gezien", zei de oude conducteur. "Het huis raakte in brand terwijl haar moeder de was ophing. En de buren kwamen allemaal aanrennen, schreeuwend. Ze zagen het. De moeder had het helemaal niet opgemerkt. Het gebeurde bij de zij-ingang van het huis. En de vlammen hadden zich overal verspreid en ze gingen de lucht al in."

125 En hij zei: "Ze konden die hysterische moeder niet vasthouden. Haar baby was boven." En zei: "Ze riepen allemaal: 'Je kunt niet door die vlammen komen.' Maar ze greep een laken dat ze in haar hand had om op te hangen en het was een nat laken. En ze sloeg het om zich heen en daar ging ze door de vlammen heen naar boven, niet denkend aan haar eigen gevaar. Toen ze daar aankwam wist ze dat ze het laken niet om zichzelf kon wikkelen om terug te gaan. Maar om de schoonheid van haar dochter te redden die haar zou navolgen, wikkelde ze de baby in het laken en rende door de vlammen met haar gezicht en handen en armen onbedekt. En het brandde het vlees van haar lichaam af en van haar wangen tot op het bot en het ontsierde haar, verbrandde haar haar en dergelijke; tot op het bot van haar vingers."

126 Hij zei: "Zij werd lelijk zodat jij mooi zou mogen worden. Zij gaf haar schoonheid op, ze gaf alles op wat ze had, om jou te kunnen redden. En dan sta je daar en bent beschaamd voor die dierbare moeder?"

127 Broeder, wanneer ik God zie, de God des hemels die Zijn troon opgaf, Zijn schoonheid en alles wat Hij was, om bovenop een mesthoop te worden geboren, om in doeken te worden gewikkeld, om te worden bespot voor Zijn tekenen en Zijn wonderen, om een duivel te worden genoemd; zou ik beschaamd zijn voor Hem? Beslist niet. Laat de voorname mensen doen wat ze willen doen. Voor mij is Hij het superteken. De Heilige Geest in mij roept het uit. Het mag mij me eigenaardig laten gedragen en een dwaas zijn voor deze wereld, maar ik kan Hem, die zoveel voor mij heeft gedaan, niet verloochenen. Hij nam mijn plaats in in de dood. Hij nam mijn plaats in op Golgotha. Al deze dingen deed Hij. Hij daalde uit de hemel neer vanaf de witte paarlen tronen om mens te worden; om mijn lijden te smaken, door mijn verzoekingen te gaan om te weten hoe Hij de juiste soort bemiddelaar in mij kon zijn, om mij te leiden en tot eeuwig leven te voeren. En door Zijn armoede ben ik rijk geworden. Door Zijn dood is mij leven gegeven, eeuwig leven.

128 Verloochen Hem niet. Wees niet beschaamd voor Hem. Wees niet beschaamd voor Hem. Maar omarm Hem en zeg: "Ja, mijn dierbare Heer, geef mij hetzelfde als hen op de Pinksterdag, Heer. Geef mij de Heilige Geest. Stort het uit in mijn hart. Het kan me niet schelen wat de teenagers zeggen. Het kan me niet schelen wat de wereld zegt. Ik kijk niet naar hen. Ik kijk naar U." Wat houdt dat in? Je voegen bij een kerk? Nee. Het superteken, Immanuël, God met ons.

     Laten we bidden.

129 Is er hier vanmorgen in het gehoor iemand die zou willen zeggen: "Wat mij betreft, ik schaam me voor mijn leven. Ik schaam me niet voor Hem. Ik schaam me voor mijn leven", om het offer te brengen aan Hem die lelijk werd gemaakt en door de wereld veracht?

130 "Een man van smarten, vertrouwd met ziekte. Wij verborgen allen het aangezicht voor Hem", zei de profeet. "Hij was veracht en verworpen. Toch hielden wij Hem voor een geplaagde, een door God geslagene. Maar om onze overtredingen werd Hij doorboord, om onze ongerechtigheid verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem en door Zijn striemen werden wij genezen."

131 Zou u beschaamd zijn voor Hem? Als u dat bent, kom dan naar het altaar en bekeer u van uw zonden. Als u niet beschaamd bent voor Hem en u schaamt u voor uw leven dat u Hem aanbiedt, wat zo verfoeilijk is... U hebt zich vele keren tegenover uw baas geschaamd; tegenover uw vrienden, tegenover uw vriend, tegenover je vriendinnetje of vriendje. U hebt zich voor Hem geschaamd, Immanuël die in u woont. Steekt uw handen omhoog en zegt: "God, vergeef mij dat ik me heb geschaamd."

132 Onze Here en onze God, wij vragen U vanmorgen nederig en heel eerbiedig of U onze spijt wilt aanvaarden voor al onze tekortkomingen, want wij zijn allemaal op z'n tijd schuldig. We zijn schuldig hoe we voor de waarheid staan. Wij zijn schuldig. Wanneer zij ons bij een scheldnaam willen noemen, zoals, o, "heilige roller", of een lelijk iets wat niet zo is, dan halen we soms net als Petrus bakzeil en warmen onszelf aan het vuur van de vijand. Vergeef ons, Heer.

133 Het nieuwe jaar kondigt zich aan. Mogen wij vanaf dit uur beginnen om het superteken van God onder ons te zien, God die bij ons leeft, in ons woont en precies handelt en doet op de manier waarop Hij het deed. De avondlichten zijn hier.

     Vergeef ons onze tekortkomingen. Vergeef onze zonden.

134 En zeer eerbiedig, Here, aanvaarden wij Uw Kerstgeschenk, de Zoon van God, om in ons vlees te wonen, ons stof, om bij ons te leven. Die Zijn weg heiligde door Zijn eigen bloed en ons de zekerheid van eeuwig leven gaf. Wij danken U. Ik dank U, Here, voor dit geweldige wonderbare Geschenk van God, want het is een gave, een gave van de Heilige Geest, wat allemaal in de Naam van de Here Jezus zit verpakt. Wij zijn blij om het te ontvangen. Wij danken U omdat onze gemeente staat voor dat teken, omdat het teken staat voor de leer van de gemeente. Wij nemen er ons standpunt voor in. Het staat voor ons. En vandaag is het wereldwijd onder de Christenen bekend van een arme, ongeletterde groep mensen in de 8th and Penn Street te Jeffersonville, dat Immanuël, de Vuurkolom van de woestijn, de Jezus van Galilea, de Heilige Geest van Pinksteren, door alle tekenen van Immanuël in de avondlichten wordt gemanifesteerd. We zijn zo dankbaar, Here. En mogen vele anderen het zien en het ontvangen. Want wij vragen het in Jezus' Naam en voor Zijn zaak en de zaak van de gemeente. Amen.

135 Ik wenste dat ik de stem van een zanger had. Als ik op dit ogenblik de stem van een zanger zou hebben, dan zou ik voor u mijn lievelingslied willen zingen, dat door mijn dierbare vriend William Booth-Clibborn werd geschreven.

Neerkomend van Zijn heerlijkheid, een immer levend verhaal;
Kwam mijn God en Heiland, en Jezus was Zijn Naam.
Geboren in een kribbe, een vreemde voor de Zijnen,
De God van smarten, tranen en zieleleed.

O, hoe lief heb ik Hem! Hoe aanbid ik Hem!
Mijn leven, mijn zonneschijn, mijn alles in al!
De grote Schepper werd mijn Redder,
En al Gods volheid woont in Hem.

Wat een afdaling die ons verlossing bracht;
Toen in het donkerste uur van de nacht,
Geen zwakke hoop in zicht, (Toen verscheen de gevorkte bliksem!)
God, genadig en teder Zijn heerlijkheid aflegde, (Zich vernederend tot een kribbe, een stal vol mest om in geboren te worden.)
Zich vernederde om te beminnen, te winnen en mijn ziel te redden.

O, hoe lief heb ik Hem! Hoe aanbid ik Hem!
Mijn adem, mijn zonneschijn, mijn alles in al!
De grote Schepper werd mijn Redder,
En al Gods volheid woont in Hem.

136 Dan is Hij in mij en ik ben in Hem. En in u... "In die dag zult u weten dat Ik in de Vader ben, de Vader in Mij en Ik in u en u in Mij." God, Immanuël, met ons.

137 Het was díe Immanuël die George Wright die daar nu zit, daar zag liggen sterven, terwijl vier dokters bij hem langs kwamen. Het was die Immanuël die toen een schoot moest lenen, die toen een graf moest lenen. Hij leende mijn ogen, zei: "Ga en zeg broeder George 'ZO SPREEKT DE HERE'. Hij zal het graf delven van deze predikers, en dergelijke, die om hem lachen."

138 Het was die Immanuël. Het was diezelfde toen met die kleine dieren onlangs in de bossen. Het was dezelfde wat betreft Margie Morgan die daar zit; al de overigen. Het was dezelfde die het verstandelijk vermogen, de zintuigen van het lichaam leende om Zich heden door u aan de wereld te tonen, terwijl de avondlichten schijnen. God zij genadig, vrienden.

139 Ik neem teveel van uw tijd. Laten we het proberen. Geef ons het accoord van "O, wat heb ik Hem lief". Hoevelen kennen het?

O, hoe lief heb ik Hem! Hoe aanbid ik Hem!
Mijn leven, mijn zonneschijn, mijn alles in al!
De grote Schepper werd mijn Redder,
En al Gods volheid woont in Hem.

     [Broeder Branham begint 'Down from His glory' te neuriën]

Hoe aanbid ik Hem!
Mijn adem, mijn zonneschijn, mijn alles in al!
De grote Schepper werd mijn Redder,
En al Gods volheid woont in Hem.

140 [Broeder Branham begint 'Down from His glory' te neuriën.]

     Nu is het voor Hem de tijd Zijn genade te tonen. Een moeder brengt hier een kleine baby met leukemie, kanker in zijn bloedstroom. Zoiets kwaadaardigs bij een baby? God hoort mijn stem het woord spreken en zo zal het zijn.

     Want, Here, U hebt gezegd: "Zeg tegen deze berg 'Word opgeheven'. Twijfel niet. Het zal gebeuren."

     In de Naam van Jezus Christus, de Zoon van God, ik vervloek deze duivel die leukemie wordt genoemd. De ziekte van het lichaam van dit kind zal het verlaten. Het moet het verlaten. In de Naam van Jezus Christus, moge het zo zijn.

Mijn zonneschijn, mijn alles in al!
De grote Schepper werd mijn Redder,
En al Gods volheid woont in hem.

141 Hoe lief heb ik Hem! Ik kan er gewoonweg niet van loskomen. Ik wil er net als Jakob aan vasthouden.

... aanbid Hem!
Mijn adem, mijn zonneschijn, mijn alles in al! ("Dit zal een teken zijn.")
De grote Schepper werd mijn Redder,
En al Gods volheid woont in Hem.

142 Is Hij niet wonderbaar? Voelt u niet om Hem te aanbidden in de Geest, om Hem alleen te aanbidden? [Broeder Branham begint weer te neuriën: 'Down from His glory'.] Vergeet uzelf nu. Schaam u niet. De Heilige Geest is hier. Dat is de Heilige Geest. Zachtmoedig op uw eigen wijze...

De grote Schepper werd mijn Verlosser,
En al Gods volheid woont in Hem. (Daar...)
Welk een vernedering, bracht ons verlossing. ("Dit zal een teken zijn.")
Toen in het donkerste uur van de nacht,
Geen flauwe hoop in zicht;
God, genadig en teder Zijn heerlijkheid aflegde,

     (Denk aan wat Hij deed!)

Zich vernederde om te beminnen, mijn ziel te winnen en te redden.

143 Laten we onze handen opheffen, terwijl we het zingen.

O, wat heb ik Hem lief. Hoe aanbid ik Hem!
Mijn adem, mijn zonneschijn, mijn alles in al!
De grote Schepper werd mijn Redder,
En al Gods volheid woont in Hem.

144 Here, wij zullen nooit in staat zijn de rijkdommen, de volheid van Uw Geest te begrijpen totdat wij Hem op die dag zullen zien wanneer Hij zal komen. Wij mogen slapen in het stof. Het mag zijn dat ik moet terugkeren tot het oorspronkelijke stof, maar daar zal ik me totaal geen zorgen over maken. "Ik weet dat Hij zal roepen en ik zal antwoorden. En daarna zal ik Hem zien zoals Hij is. Dit verderfelijke lichaam zal worden veranderd en worden gelijk gemaakt aan Zijn eigen verheerlijkte lichaam, waarmee Hij in staat is alle dingen aan zich te onderwerpen."

145 Ik wil U altijd dankbaar blijven voor de Kerstgave van Christus in mijn hart, om te weten dat het dezelfde Christus is, omdat Hij hetzelfde doet. Hij maakt dat ik me voel en dat ik handel zoals Hij in het begin deed voor Zijn dienstknechten.

146 Ik ben dankbaar voor een universele, triomferende gemeente, die reeds voorbestemd, geroepen en verzegeld is en voor dat lichaam aangesteld. Ik vind ze in Azië, Afrika, Rome, overal, Indiana, door de Verenigde Staten, Afrika. Overal rondom de wereld vind ik die triomferende gemeente die weet dat U in het vlees bent gekomen. En U zei dat iedere geest... In Uw Bijbel zei U: "Iedere geest die dit niet belijdt is de verkeerde geest, de antichrist. Iedere geest die ditzelfde niet belijdt, dat Christus in ons vlees is gekomen, is de antichristelijke geest."

147 Vader, God, help mij om die wrakken daarginds te redden. Ik kan ze daarginds zien, Here. Zie de melaatsen bij de poorten, kijk daar in India aan de Taj, bij de poort, die arme stumperds, hoe ze zonder voeten over de grond kruipen. Zie die arme zwarte jongetjes ginds in Afrika, die hun handjes omhoog reiken. O God, zend mij, Here. Laat de engel komen met een kool van het vuur, brand in mijn ziel, Here en neem alle rommel en traagheid eruit, zodat ik kan gaan als een fakkel van God om degenen die in grote duisternis zijn uit het vuur te rukken.

148 Zegen mijn kleine gemeente, Here. O, ik kan hier het zaagselpaadje zien en de dierbare mensen. Mensen rijden in hun auto's voorbij en lachen ze uit omdat ze hun handen omhoog houden en God prijzen. Maar op een dag zal Jezus komen en alles zal worden goed gemaakt. Wij zullen niet beschaamd staan, Here. We zullen met Paulus vanouds samenstemmen en zeggen: "Ik ben niet beschaamd voor het Evangelie van Jezus Christus, want het is Gods kracht tot redding, tot eeuwig leven voor een ieder die gelooft." Help ons om op die manier te leven, Vader. Wij aanbidden U nu in de Geest, in hemelse gewesten. Wij danken U voor dit bezoek vanmorgen. In Jezus' Naam. Amen.

149 Nog één keer, wilt u?

O, wat heb ik Hem lief! Wat...

     Here Jezus,... ? ... in Jezus' Naam.

Mijn alles in al!
De grote Schepper werd mijn Redder,
En al Gods volheid woont in Hem.

150 Je wilt gewoon meer van Hem, is het niet? [Delores zegt: "Ja." – Vert] Dat is mijn zuster, mijn zuster in het vlees.

O, hoe... (Mijn schoondochter. Ze willen meer van God. Broeder Grimsley komt, wil meer van God.)
Mijn alles... (Dat is het. Broeder Woods komt. Broeder Collins, Methodistenprediker; zijn vrouw, anderen.)
... werd mijn Redder. (Dit is de werking van de Heilige Geest die Zelf roept.)
... woont in Hem.

O, hoe lief heb ik Hem! (Druk uzelf uit op uw eigen manier nu.)
Hoe aanbid ik Hem!
Mijn adem, mijn zonneschijn, mijn alles in al!
De grote Schepper werd mijn Redder,
En al Gods volheid woont in Hem.

151 Heer, Here, hier zijn zij, de schapen van Uw weide. Voed hen, Here, op Uw Geest. Zij geven zichzelf aan U, Heer. Zij wijden hun levens aan U toe. Zij stonden op omdat zij niet beschaamd zijn voor het Evangelie van Jezus Christus. Wij weten dat U hier bent, de grote Vuurkolom, de Christus, de Heilige Geest.

... aanbid ik Hem!
Mijn adem, mijn zonneschijn, mijn alles in al!
De grote Schepper werd mijn Redder,
En al Gods volheid woont in Hem.

152 [Broeder Branham begint 'Down from His glory' te neuriën.] Spreek nu eenvoudig met uw eigen woorden. Dat is de Heilige Geest die u hier bracht. Vertel Hem eenvoudig dat u van Hem houdt. Dezelfde Heilige Geest die ze op Pinksteren deed opstaan; u staat hier huilend, wenend, zich verheugend.

De grote Schepper werd mijn Redder,
En al Gods volheid woont in Hem.

Zonder tegenzin, in de vorm van vlees en bloed, (een kleine baby in haar)
Nam Hij de menselijke vorm aan,
openbaarde het verborgen plan.
O heerlijk geheimenis, Offer van Calvarie,
En nu weet ik: Gij zijt de grote "Ik Ben".

O hoe heb ik... (O God!) Hoe aanbid ik Hem!
Mijn adem, mijn zonneschijn, mijn alles in al!
De grote Schepper werd mijn Redder,
En al Gods volheid woont in Hem.

153 O liefde die mij niet wil laten weggaan, liefde die mijn hart in haar greep houdt, niets gaat haar te boven; de lieflijkheid van de tegenwoordigheid van de Heilige Geest. Terwijl Zijn gemeente in aanbidding rond het altaar staat en in de kribbe kijkt en hetzelfde ziet als de wijzen zagen: God vlees gemaakt.

... werd mijn Redder,
En al Gods volheid woont in Hem.

154 Als er iets in uw leven verkeerd is, belijd het dan nu zachtjes in de tegenwoordigheid van de Heilige Geest! Kijk in uw hart, zie of daar een kribbe is die de kritiek kan doorstaan op uw belijdenis dat Hij God is.

Al Gods volheid woont in Hem.

155 Met uw hoofden gebogen, spreek nu zelf een gebed uit. Dit is de Heilige Geest. Kunt u niet de zachtmoedigheid en vriendelijkheid van de Geest van God voelen; lieflijkheid, eeuwig leven?

156 "Want tongen, zij zullen verstommen. En profetieën zullen afgedaan hebben. Kennis zal afgedaan hebben. Maar wanneer liefde is gekomen, dat blijft voor altijd bestaan." "De liefde is lankmoedig. De liefde praalt niet. Zij is niet opgeblazen. Zij kwetst niemands gevoel en gedraagt zich niet ongepast. Maar ze maakt ons nederig, maakt ons lieflijk, plaatst lieflijkheid in uw ziel."

157 Laten we nu bidden, ieder op uw eigen manier, God dankende voor wat Hij heeft gedaan.

158 O Here, in de lieflijkheid van dit lied dat door de noten wordt uitgedrukt, geen onzeker geluid maar een geluid dat voor ons betekent wie onze God is, zoals het Woord het heeft uitgedrukt. Nu drukt de muziek het uit. Nu drukken onze harten het uit, Here, onze houding ten opzichte van U. Wij komen dichterbij. Zij staan op hun voeten. Zij hebben U lief. Here, wij staan tezamen als Uw schapen, de schapen van Uw weide. Wij houden van dit voedsel, het is goed voor onze zielen. En wij weten dat God bij ons woont. Wij weten dat God in Christus werd uitgegoten en Christus werd in de gemeente uitgegoten.

159 En hier staan wij vandaag, temidden van allerlei soorten godsdiensten en allerlei denominaties en gradaties, allerlei soorten geloven, maar toch spreekt het Woord voor Zichzelf. God gemanifesteerd. Het superteken dat God nog steeds wordt gemanifesteerd in het vlees van Zijn volk; Hij doet dezelfde tekenen en wonderen, verschijnt in een vorm van een wolk, een zuil, verblijft onder ons, onderscheidt onze harten, voorzegt ons dingen die zullen komen, geneest onze ziekten, maakt ons zo hemels gericht dat we buiten onszelf geraken. Zodat we vreemde dingen doen voor de kinderen van de wereld; kijk hoe ze daar staan en lachen en denken dat we gek zijn, precies zoals ze zeiden op Pinksteren: "Zijn dezen niet allemaal dronken?"

Maar wat heb ik Hem lief! Hoe aanbid ik Hem!
Mijn adem, mijn zonneschijn, mijn alles in al!
De grote Schepper werd mijn Redder,
En al Gods volheid woont in Hem.

160 Steekt u nu uw handen omhoog om uw geloof in God te belijden, uw geloften aan God te doen, uw loyaliteit en getrouwheid aan God te beloven; de gehele gemeente.

161 Here, wij stellen onszelf nu aan U voor, na deze zegening van de manifestatie van Uw tegenwoordigheid, om te weten dat God nog steeds in ons vlees wordt uitgedrukt. Hij werd ons stof, Hij werd ons soort; Hij veranderde Zichzelf van God om mens te worden, opdat de mens in Hem zou mogen leven. En wij voelden U deze morgen in onze geest. Wij zien Uw werken en Uw manifestatie. Wij hebben U lief. Wij wijden onszelf opnieuw aan U toe; om U te eren, U lief te hebben en alles te doen wat in ons vermogen ligt om te doen wat aangenaam zou zijn, om levens te leven zoals Christenen zouden zijn, die geen smaad brengen maar een zegen zouden zijn voor Uw grote, heilige Naam. Dit doen wij, Here, als Uw kinderen, in de Naam van Jezus Christus. Amen.

162 Ik wil u iets vragen voordat u weer gaat zitten. Hebt u ooit zo'n lieflijk iets gevoeld; de lieflijkheid van de Heilige Geest? Niemand hoefde een woord te zeggen, men stond automatisch op, kwam naar voren. De glorie van God! Zie?

163 Ik heb hierover twee dagen gebeden en gestudeerd. Meer dan dat. Sinds de laatste zondag, of vorige... ja, zondag.

164 Hoe dat superteken... hoe God zei: "Ik zal hun een teken geven. Ik zal in hun vlees zijn. Ik zal aan hen gelijk zijn; zij zullen aan Mij gelijk zijn." Hij zei dat de engelen toekeken. Of, de engelen zeiden tegen de herders: "Kijk in de kribbe, dan zullen jullie zien wat ik bedoel." Het teken was niet slechts voor engelen. Het was niet slechts voor herders. Het is voor de wereld om te zien en te geloven dat God in vlees woont.

165 En door het offeren van dat vlees heiligde Hij ons vlees, opdat Hij binnenin ons zou mogen wonen. God in u. Christus in u. "Ziet, Ik ben met u, zelfs in u tot aan het einde der wereld." Vergeet dit niet. Bewaar het in uw harten.

166 Ik heb een paar fantastische Kerstgeschenken gekregen, een filmcamera en vele andere dingen; geweren, en dergelijke, die mensen die van mij houden mij hebben gegeven. Hoe waardeer ik dat!

167 Maar o, dit, dit eeuwige leven, de gezegende verzekering dat Christus in ons leeft, dat Zijn volheid binnenin ons woont, het maakt dat we opstaan en anders handelen. Want u wordt – als u dat doet – een vluchteling voor de dingen van de wereld. U wordt een pelgrim. U houdt uzelf dood voor de dingen van de wereld en leeft in een nieuw leven. U bent nu een vreemdeling in de wereld. U bent een vreemdeling omdat u duidelijk, door uw actie, hebt beleden dat: "Er een stad is waarvan God de ontwerper en bouwmeester is." Ziet u? En u geeft niets meer om deze wereldse dingen, maar wij zijn een volk bestemd voor de hemel en zien uit naar die stad waarvan God de ontwerper en bouwmeester is. Wij zijn Abrahams zaad, omdat wij in de Here Jezus Christus hebben geloofd en zijn gestorven voor de wereldse dingen en opnieuw zijn opgestaan in de opstanding in Zijn gelijkenis, om te wandelen zoals Abraham deed die een stad zocht die zou komen; spreken Gods Woord, noemen al het andere in tegenspraak; ontvangen engelen in onze huizen zoals Abraham deed, de boodschappers van God die de boodschap brachten. O, wat een tijd! Belijden dat wij niets meer van de wereld willen hebben. Wij willen Hem en Hem alleen. Hij is onze Redder.

168 Als u deze morgen uit dit gebouw op reis gaat, neem Hem met u mee. Laat het nooit wegglippen. Wees lieflijk in uw ziel, alle dagen van uw leven. God zegene u nu als u naar uw plaatsen teruggaat en de kinderen kunnen hun cadeautjes krijgen. God zegene u.

169 Is het voor gebed? Zuster, wilt u ze erdoor laten. We zullen er voor gaan bidden.

     De Here God zij genadig voor deze broeder. Neem de dronken geest van hem weg, Here. Moge hij dronken worden van de nieuwe wijn van God. In de Naam van Jezus Christus. Amen.

170 Is dit niet gewoon hemels? Hoevelen voelen dat, precies dit, een lieflijkheid? Niemand weet iets te zeggen. Ik weet niets om te zeggen. Ik ben gewoon – ik ben... ik kan niet op woorden komen. Ik weet niet wat ik moet zeggen. Alleen Zijn Geest die binnenkomt.

171 Wat betekent het? U wordt lammeren en de Duif is hier om u naar lammerenvoedsel, schapenvoedsel te leiden. Dit is schapenvoedsel: "De mens zal niet leven van brood alleen, maar van ieder woord dat uit de mond Gods voortkomt." Daar leven onze geesten van.

172 Ik denk dat ik nu mijn goede vriend, procureur Robinson, zal ontmoeten, als u slechts lang genoeg bij het gebouw wilt wachten, zodat ik mijn kleding kan verwisselen en terugkomen, want ik ben bezweet.

173 Broeder Neville zal de dienst nu overnemen voor de geschenken van de kinderen. De Here zegene u.

174 Zing altijd "Neerkomend uit Zijn heerlijkheid". Als u dat doet, herinner u wat wij van Hem geloven: "Al Gods volheid woont in Hem." God zegene u, broeder Neville.

175 [Broeder Neville spreekt tot broeder Branham – Vert] Ja, als u dat wilt. ["Ja."]

176 Broeder Neville vroeg mij of ik vanavond opnieuw terug wilde komen om vanavond opnieuw te prediken. Ik vind het erg om zijn dienst te nemen. Maar ik ben hier, daarvoor ben ik hier. In orde, ik zal er vanavond weer zijn, zo de Here wil, en tijdens de dienst spreken.