Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Zoals Ik was met Mozes, zo zal Ik met u zijn

Door William Marrion Branham

1 Ik dacht juist ergens aan toen ik in de kamer stond en Billy Paul er vanmorgen vijfentwintig cent in deed. Ik herinner mij dat ik in deze zelfde preekstoel stond toen... Frankie Weber, een buurman hier, hij en ik gingen samen naar school. Ik was ongeveer eenentwintig of tweeëntwintig, geloof ik, en hij was al vijfentwintig. En toen hij er vijfentwintig cent in deed, dacht ik: "O my, Frankie staat zo ongeveer op het punt om te sterven; hij is zo oud. En nu," dacht ik, "wat zal ik doen als ik die leeftijd heb, vijfentwintig?" En nu doet mijn zoon er vijfentwintig in.

2 Dit laat zien dat de tijd heen snelt en op niemand wacht. Wij moeten werken terwijl het dag is, want de tijd zal komen dat wij niet langer kunnen werken. En ik heb altijd gehouden van Longfellow's 'Psalm van het Leven': "Bij scheidingen laten wij onze voetafdrukken achter in het zand van de tijd." Wij moeten voetafdrukken maken, terwijl wij ze kunnen maken, ieder van ons. Laten wij niet één dag verspillen, maar van iedere dag het beste maken wat wij kunnen voor Zijn heerlijkheid.

3 Het was een aantal avonden of twee weken geleden. De Here geeft visioenen, daarvan zijn wij allen hier zeker. En ik had een vreemd visioen van wat met mij gebeuren zou, terwijl ik daar in Kentucky was. Ik zei tegen de mensen waar ik bij was: "Iets staat zeker op het punt om te gebeuren."

4 Ik zag om ongeveer drie uur in de morgen een man voor mij staan in de kamer, afschuwelijk donker; niet zoals onze geliefde gekleurde broeder en zuster. Deze man was anders. Zijn lichaam was van verwrongen ijzer en hij kwam met grote grijphanden op mij af om mij te pakken. En ik had om mij te beschermen een klein mesje, maar het had geen nut, ik kon mij daarmee niet beschermen. Maar op de een of andere manier kwam de Here binnen en hielp mij om bij deze afschuwelijke man vandaan te komen. Hij was van verwrongen ijzer. Ik kon hem zien toen hij zijn handen ophief, de grote rimpels in zijn huid, net als ijzer dat heen en weer beweegt. Ik vermoed dat misschien een hard aangedreven kogel dat afschuwelijke schild nog niet zou binnendringen, zoals een dier, een schildpad of zoiets, over zich heeft. En hij zat mij achterna. Ik heb een goed idee wat dat was en wat het betekent.

5 Maar toen gebeurde er verleden dinsdagmorgen om ongeveer drie uur iets anders. Ik was thuis. En er stond in een kamer een Goddelijk Wezen voor mij, dat woorden sprak die ik niet verstond. En de tijd die Hij aanwees, is zeer nabij. En ik hoorde hem niet al te goed, maar Hij was een Goddelijk Wezen. En Hij zei: "Nog zeven dagen en u zult staan zoals Mozes stond", of "u zult zijn zoals Mozes was", of iets betreffende Mozes. Dan blijft er voor mij nog één dag over na vandaag, dat was de zesde. Ik weet niet wat dat betekent. Ik weet dat Hij het uit zal werken, wat het ook is. "U zult staan", of "moeten staan", of "zijn als" of het was iets dat betrekking had op "Mozes". En ik dacht er nooit teveel over. Ik vertelde het mijn gezin en enkelen van mijn geliefden, dat ik dit Goddelijk Wezen gezien had. Toch sprak Hij als een man.

6 En toen merkte ik op dat in mijn boodschap van gisteravond de Here mij Mozes liet kiezen. En vanmorgen is het Mozes en zijn opvolger. En de Schriftplaats die ik op het punt sta te benaderen, gaat over Mozes en Jozua. En deze Schriftplaats, Jozua, het eerste hoofdstuk is altijd een zeer buitengewoon Schriftgedeelte geweest. Ik heb er nooit in mijn leven over gepredikt; ik ga het vanmorgen proberen.

7 Maar ongeveer twee jaar geleden zag ik de Bijbel in de kamer naar beneden komen en staan waar ik mij bevond. En een hand kwam neer van boven en scheidde de bladzijden, sloeg ze om en kwam neer bij Jozua 1, tot het 9e vers, en stopte, ging langzaam weg. Ik heb op dit uur gewacht om het te benaderen, tot wanneer ik zou voelen dat het Gods wil was dat ik erover zou spreken.

8 Nu, vergeet de avonddiensten niet, als u kunt komen en u geen post van uw plicht hebt. Als u kerken hebt die u nodig hebben, wel, wij bevelen u zeker uw kerk aan.

9 Deze morgen zullen wij bidden voor de zieken, onmiddellijk na de boodschap. En ik geloof dat daarop volgend een doopdienst is.

10 En vanavond, zo de Here wil, wil ik prediken over Vijf stellige Schriftuurlijke herkenningen van de Gemeente en onze verhouding ertoe, met de Nieuwtestamentische Gemeente, en onze verhouding tot deze Gemeente. En de diensten zullen beginnen, de zangdienst, om half acht; ik probeer in de kansel te staan om acht uur. En wij zullen klaar zijn tegen half tien, zo de Here wil.

11 En dan vertrouw ik dat het vandaag niet van die woorden zullen zijn die... dat als ik tot de opdracht kom, niemand zal missen het te zien, omdat het zeer belangrijk is, dat u nu alles terzijde legt en denkt, terwijl wij wachten op de Heilige Geest.

12 Voordat wij dit wonderbare en genadige Woord van God benaderen, zal ik mijn goede vriend en medewerker, dr. Lee Vayle vragen of hij op wil staan om ons voor te gaan in een woord van gebed voor wij het Woord openen. Broeder Vayle. [Broeder Vayle begint te bidden, dan is er een leeg gedeelte op de band] Dank u, broeder Vayle, voor dat inspirerende gebed tot God.

13 En laten wij nu de Schrift opslaan. Er is zoveel om over te spreken, maar toch, ziende dat zovelen langs de muren en in de gangen, enzovoort, staan... Ik geloof dat wij staan voor de dageraad van een nieuwe dag. Nu, laten wij vanmorgen voor de Schriftlezing opslaan het eerste boek van Jozua. En we zullen lezen vanaf het eerste boek van Jozua, het 1e hoofdstuk, de eerste negen verzen. En terwijl wij ons klaar maken...

14 Deze boodschap wordt op de band opgenomen en zal naar vele delen van de wereld gezonden worden. Ik zou willen dat de volken der wereld, bij wie de Here mij gunst heeft gegeven en in wier ogen ik genade gevonden heb... ik zeg dit vanmorgen omdat ik hoop in de toekomst in uw samenkomst en vergadering te komen, dat u van tevoren mag weten wat de Here God gedaan heeft, dat u de Waarheid mag weten. En zoals Jezus zei: "De Waarheid zal u vrij maken."

15 Lezend uit Jozua 1.

     ... na de dood van Mozes, de dienstknecht des Heren, geschiedde het, dat de Here tot Jozua, de zoon van Nun, de dienaar van Mozes sprak:

     Mijn knecht Mozes is gestorven; zo maak u nu op en trek over deze Jordaan, gij en al dit volk, tot het land dat Ik hun, de kinderen Israëls, heb gegeven.

     Alle plaats waarop uw voetzool treden zal, heb Ik u gegeven, zoals Ik tot Mozes gesproken heb.

     Van de woestijn en deze Libanon af tot aan de grote rivier, de rivier Frath, het ganse land der Hethieten, en tot aan de grote zee, zal uw gebied zijn.

     Er zal geen enkel mens voor uw aangezicht bestaan al de dagen van uw leven; zoals Ik met Mozes was, zo zal Ik met u zijn; Ik zal u niet begeven noch verlaten.

     Wees sterk en heb goede moed, want gij zult dit volk dit land erfelijk doen bezitten, dat ik hun vaderen gezworen heb hun te geven.

     Alleen wees sterk en heb zeer goede moed, dat gij waarneemt te doen naar de ganse wet, welke Mozes, Mijn knecht u geboden heeft; wijk daarvan niet ter rechter- noch ter linkerhand, opdat gij verstandig handelt alom, waar gij zult gaan.

     Dat dit boek van deze wet niet wijke van uw mond, maar overleg het dag en nacht, opdat gij waarneemt te doen naar alles wat daarin geschreven staat, want alsdan zult gij uw wegen voorspoedig maken en alsdan zult gij verstandig handelen.

     Heb Ik het u niet bevolen? Wees sterk en heb goede moed en verschrik niet en ontzet u niet, want de Here, uw God, is met u alom, waar gij heengaat.

16 En in het 5e vers en ongeveer het midden van het vers staat geschreven: "Zoals Ik was met Mozes, zo zal Ik met u zijn." Daarover zou ik even willen spreken, als ik het een tekst zou noemen, en ik vraag uw aandacht daarvoor. "Zoals ik was met Mozes, zo zal Ik met u zijn."

17 Nu, gisteravond reisden wij met de kinderen van Israël helemaal vanuit Egypte tot wij hen vonden in Kades. O, wat een geweldige les! Wat een geweldige zaak, toen wij de natuurlijke gemeente met de geestelijke gemeente typeerden. God, die met Israël handelde in het natuurlijke; met de gemeente in deze dagen, als Hij hen uit de heidenen roept als een volk voor Zijn Naam. Hij handelt met hen in het geestelijke zoals Hij met hen in het natuurlijke handelde. Het één loopt parallel met het ander. Alles wat God met hen deed en alles wat God voor hen deed en alles wat zij in antwoord daarop deden, dient voor ons tot voorbeeld. En wij zien tot dusver dat het Woord precies eender is uitgevoerd. Hoe zij in het natuurlijke, toen zij een paar overwinningen hadden behaald, gingen zitten om zich te verblijden en te juichen en te dansen en God te prijzen; precies zoals de gemeente deed, en nu veertig jaar gewacht heeft op het opengaan van iets anders.

18 En als wij aan Mozes denken, deze grote dienstknecht van de Here, hoe bij zijn geboorte, de plaats van zijn geboorte, God hem voor Zijn werk verkoos, bij zijn geboorte. En zijn leven was erg moeilijk om geleefd te worden. Want hij was een mens en hij wilde leven op de ene wijze en de Geest van God leidde hem op een andere wijze. Wat een schijnbaar dwaze beslissingen moest hij nemen. Met één voet op de troon, als erfgenaam van de wereld; en dan de andere kant op te gaan om een uitgeworpene of zwerver te worden. Schijnbaar, verstandelijk bezien, zou het een dwaze zaak zijn.

19 Maar wij vinden hier een grote les in. Dat een mens die de Geest volgt, dwaas is voor de wereld, omdat zij van een ander Koninkrijk zijn, geleid op een andere wijze, geleid door de Geest. En God, laat mij zo zijn en u allen zo zijn, dat wij domweg de leiding van de Geest willen volgen, lettend op Gods belofte, erop wachtend dat deze vervuld wordt.

20 En dat is precies wat Mozes deed. Farao las dezelfde Schriften die Mozes las. Alleen keek Farao er op een andere wijze naar. Mozes keek naar hetzelfde volk als Farao. Farao zag hen als slaven en als moddersmeerders. Mozes zag hen als de geroepenen en uitverkorenen.

21 Dat is de wijze waarop ik de Gemeente van de levende God wil zien, niet als een groep fanatiekelingen of uitgeworpenen, maar als de uitverkorenen van God; opdat ik in staat mag zijn om mijn leven te geven, zoals Mozes deed, voor deze grote Gemeente en voor de Zaak.

22 Nu, wij zien dat Mozes werd geroepen. En nadat hij zijn opdracht ontvangen had, faalde hij in zijn opdracht door te proberen het te doen op een wijze, waarvan hij dacht dat het de beste was.

23 Daarom leert het ons weer dat wij niet kunnen nemen waarvan wij denken dat het het beste is of wat de mens denkt dat het beste is, wij moeten de wijze nemen waarvan God zegt dat het het beste is. Daarom is het het beste om het Woord van de Here te volgen. Neem de wijze die God zei.

24 En in zijn falen zagen wij dat hij vluchtte van het aangezicht van Farao, de woestijn in, waar hij Jethro's dochter, Zippora trouwde. En daar, nadat hij haar getrouwd had, baarde zij hem een zoon, Gersom. Toen vestigde hij zich stil en vredig als schapenfokker.

25 Maar op zekere dag hoorde God het geschrei van Zijn volk. God herinnerde Zich dat Hij een verbond had met die mensen. Niet alleen dat, maar Hij herinnerde Zich ook dat Hij een dienstknecht had, die Hij geroepen en uitverkoren had en dat Hij een verbond met die dienstknecht had. En God zal nooit Zijn verbond of Zijn verlangens of ook maar iets veranderen. God zal altijd Zijn beloften houden. Hoewel Mozes voor Hem gefaald had en gedaan had wat verkeerd was, hield God toch Zijn verbond. Als God een man roept om iets te doen, moet hij het doen. Hij moet het wel doen.

26 Iemand vroeg mij enige tijd geleden: "Zullen wij nu onze gaven zoeken voor onze bediening?" Enige Methodistenbroeders die juist de Heilige Geest ontvangen hadden.

27 Ik zei: "Nee, doet dat niet. Als u dat doet, kan God u niet gebruiken." Ik zei: "Het enige om te doen, is gewoon voorwaarts te gaan als een Christen. Als God u geroepen heeft, zal Hij u precies plaatsen waar u behoort."

28 Gewoonlijk zouden zij, die zoeken en dingen proberen te krijgen, als God hun iets zou geven, meer of minder een verwaand persoon worden. Gewoonlijk is de man die God roept, de man die probeert van Hem weg te lopen of zoiets; Mozes en Paulus en verschillenden, probeerden van hun roeping weg te lopen.

29 Maar wij zien hier dat God, ondanks al het falen van Mozes, nog steeds Zijn hand op hem had. En Hij riep hem om Zijn dienst te gaan doen, riep hem in zijn opdracht. En wat een vertroosting moet dat voor Jozua zijn geweest, toen hij God hoorde zeggen: "Zoals Ik met Mozes was, zo zal Ik met u zijn."

30 Ondanks... wanneer ik het probeer en faal, zal God mij niet verlaten. Ik heb niet teveel vertrouwen in iemand die te bang is om iets te doen. Ik zou liever willen dat het me niet lukte dan dat ik te lui was om het te proberen.

31 Er werd eens gezegd dat de Ballard en Ballard Meelmaatschappij een man huurde en hij stond op het punt met zijn naam te gaan tekenen, en de man had geen vlakgom aan het einde van zijn potlood. En meneer Ballard zei tegen hem: "Waarom hebt u geen vlakgom?"

     Hij zei: "Ik maak geen fouten."

32 Hij zei: "Dan kan ik u niet gebruiken. Want als u geen fouten maakt, zult u wel niets doen." Dat is waar.

33 God houdt u niet verantwoordelijk voor uw fouten. Hij houdt u verantwoordelijk voor uw opzettelijke zonde. "Hij die opzettelijk zondigt, nadat hij de kennis der Waarheid ontvangen heeft." Maar een mens die iets gaat doen, zal blunders maken, hij zal vallen. Hij zal fouten maken. Maar als Hij werkelijk Goddelijk geroepen is en God in zijn hart heeft, zal hij weer opstaan.

34 Een man en zijn vrouw kwamen jaren geleden hier naar de gemeente, en misschien zijn zij hier vanmorgen. Zij zongen vroeger een lied dat mij ontroerde, het gaat ongeveer zo:

Vergeef mij, Here, en probeer het nog een keer met mij.
Ik zal de Uwe zijn als U de mijne bent.
Als ik val of als ik faal, laat mij opstaan en het weer proberen.
Vergeef mij, Here, en probeer het nog eens met mij.

35 Ik houd daarvan. Want elke goede soldaat staat er bloot aan gewond of gekwetst te kunnen raken. Maar als hij nog steeds een soldaat is en een doel heeft en iets om voor te vechten, zal hij opstaan en het weer proberen. Elke goede soldaat van het Kruis zal hetzelfde doen.

36 En Jozua, de nieuwe aanvoerder van het leger, nadat Mozes gestorven was, zag dat God met hem bleef in zijn fouten, dus hield hij vast aan zijn opdracht.

37 Het maakte niet uit wat Mozes deed, het was Mozes' bediening die God eerbiedigde. Hij was een profeet, hij was boven al de profeten, hij was werkelijk meer dan enige profeet die zij hadden. Toen zijn eigen zuster hem uitlachte vanwege het trouwen met een Ethiopisch meisje, riep Hij hen bij elkaar en zei: "Vrezen jullie God niet?" Hij zei: "Als er iemand onder jullie is, die geestelijk is of een profeet, Ik zal tot hem in visioenen spreken en Mijzelf aan hem bekend maken in dromen. Maar zo is het niet met Mozes; Ik spreek met hem van lip tot oor. Vrezen jullie God niet?"

38 Zie, dat is geen goede zaak om op Gods volk af te geven. U kwetst Hem als u zo doet. God had Mozes opdracht gegeven; zijn mislukkingen betekenden niets. God kende zijn hart.

39 En Mozes klaagde eens dat hij teveel te doen had. En dus nam God Zijn Geest en verdeelde deze onder zeventig. Zij hadden niet meer Geest dan zij in het begin hadden. Maar het enige dat zij gewoon meer hadden, was meer machinerie, dezelfde hoeveelheid Geest.

40 God kan Zijn hele Geest op een Man plaatsen als Hij dat wil of Hij kan deze verspreiden over duizenden als Hij dat wil. Op zekere dag plaatste Hij Zijn hele Geest op een Man, genaamd Jezus, nu heeft Hij deze verspreid door Zijn gemeenten overal. God houdt Zijn opdracht.

41 Nu, Jozua, de nieuwe krijgsman. Er waren er nu nog maar twee overgebleven, die ooit het beloofde land verlieten en dat waren Jozua en Kaleb. Nu moest Jozua, de nieuwe aanvoerder, een leger leiden, de tweede vanaf de plaats waar een groot man als Mozes stond. Het was geen geringe taak.

42 En ik denk aan een prediker vandaag die door God geroepen is om in de voetsporen te treden waar Jezus stond, wat een opdracht! Wat een opdracht, maar ieder die door God geroepen is, wordt opgedragen om in diezelfde plaats te staan. "Ik zal met u zijn, zelfs in u, tot het einde van de weg." Elke prediker wordt geroepen om te staan waar Hij zou staan. "De werken die Ik doe, zult gij ook doen." Elke prediker wordt door God verordineerd, wordt opgedragen te staan in de voetsporen van Jezus Christus en de plichten te vervullen die Jezus vervulde. Dat is nogal een opdracht!

43 En hoe moet Jozua zich gevoeld hebben, toen hij daar die morgen stond, sprekend met God. Hij zei: "Ik zal u niet begeven; en zoals Ik met Mozes was, zo zal Ik met u zijn; niemand zal voor u standhouden al de dagen van uw leven. IK zal vernietigen en verdelen. Ik zal de weg duidelijk maken. Wees alleen sterk en zeer moedig. Wees niet verslagen", dat is bezorgd. "Wees niet bang, Ik ben met u en Ik zal u er doorheen helpen." Wat een opdracht om te worden gegeven aan deze nieuwe man, genaamd Jozua.

44 Nu, er zijn hier heel wat typen waar wij op in zouden kunnen gaan, maar wij zullen er een paar overslaan. Bijvoorbeeld, zoals Mozes het gemeentetijdperk was dat hen naar Sinaï bracht, naar hun theologie; van gisteravond. Mozes werd niet toegestaan om de kinderen van Israël over te brengen in het beloofde land, omdat hij gefaald had.

45 En de kerkorganisatie, denominatie heeft gefaald. Zij zullen de Gemeente niet overbrengen! God zal een nieuw systeem oprichten, een interdenominationaal systeem, door de kracht van God, dat de Gemeente in het beloofde Land zal brengen. Organisaties en denominaties hebben er een knoeiboel van gemaakt, ieder naar hun eigen theologie, ieder naar hun eigen denktrant. Maar God zal Zijn Heilige Geest nemen en zijn Jozua's verwekken, die de Gemeente naar de belofte zullen brengen; die nergens met denominationele banden gebonden zijn, maar Zijn Gemeente zullen overbrengen.

46 Mozes had gefaald; hij was een wetgever. En Jozua werd geroepen door genade, en hij bracht de gemeente verder.

47 Wij zien ook dat Jozua, die deze opdracht kende, wist dat dit in zijn hand lag en dat God hem geroepen had voor een plicht die hij niet in de steek mocht laten. Hij wandelde zacht voor God. En toen hij de mensen tezamen riep en vertelde dat God hem opdracht had gegeven, let dan op het weerwoord van de mensen. Zij zeiden: "Wij zullen u volgen zoals wij Mozes volgden, als wij kunnen zien dat hetzelfde wat Mozes volgde, u volgt. Alleen wees sterk en moedig."

48 Dat behoorde het vereiste te zijn voor elke wederomgeboren persoon vandaag. Als ons gevraagd wordt te volgen, laat ons dan de tekenen zien die de gelovige moeten volgen, zoals Jezus zei: "De dingen die Ik doe, zult gij ook doen."

49 En ik heb het u al eerder gevraagd, er zeker van te zijn dat u uw geestelijk hart vanmorgen open houdt, omdat ik vertrouw dat u zult vatten wat ik zeg. Zittend met denominationele mensen, met allerlei organisaties hier vanmorgen vergaderd, vanaf Katholiek en Protestant en vele verschillende typen, zal het natuurlijk aan de Geestvervulden geopenbaard worden.

50 Nu, Jozua moest dit bevel op zich nemen. De mensen zeiden: "Laat God met u zijn zoals Hij was met Mozes, en wij zullen weten dat dezelfde Geest die ons tot dusver leidde, ons verder kan brengen."

51 O, hoe behoorde de Gemeente te kijken vanmorgen, om te ontdekken waar de Geest onder de mensen werkt; als u een thuisgemeente wilt waar de Geest die Christus uit de dood opwekte, de Heilige Geest, Zich beweegt onder de mensen. Dat is de Geest die God verwekt in de laatste dagen, om de mensen over te brengen in het andere land, in de volle belofte van al de zegeningen van God, en tot de volle opdracht die Hij gaf, of de belofte. "Deze belofte is voor u en voor uw kinderen." Zoals Israël zocht naar dat beloofde land, wetend dat het ergens was, omdat er daar iemand tevoren geweest was, zo is het met de Gemeente! Wij weten dat er ergens een land is. Er is ergens een Kracht, omdat anderen daar geweest zijn. Wij weten dat dit land achter de rivier ligt, waar wij vanmorgen koers heenzetten, proberend dat beloofde land in te gaan.

52 Jozua wist dat dit land er was. Hij ging eerst en ontdekte het; toen kon hij terugkomen als een getuige.

53 Door God geroepen predikers moesten niet zo volgepropt zijn met theologie, maar moesten het land bezocht hebben waar wij naartoe gaan, een bewijs terugbrengend van de Goddelijke liefde en kracht van Jezus Christus, om aan hun samenkomst bekend te maken dat er een land achter de rivier is.

54 Nu, gisteravond predikte ik over "opgaan naar de Jordaan." Nu, als wij naar die rivier gaan, verdeelt het ons. Het scheidt ons. Eenmaal aan de andere kant, is er iets met u gebeurd.

55 Nu, in dit alles wist Jozua dat de opdracht groot was, maar daar hij de verzekering had, kon hij onbevreesd zijn. Hij kon het zijn en wij zouden het zorgeloos willen noemen, zolang hem de juiste weg gewezen werd. Hij zou tegen een heuvel kunnen optrekken, die hem terug zou slaan, maar hij koerste op de juiste weg.

56 Zo kan de Gemeente van de levende God zorgeloos zijn en onbevreesd, in het geloof, als ons de rechte weg wordt gewezen. Want Hij zei: "Zoals Ik met Mozes was, zal Ik met u zijn. Ik zal u niet begeven noch verlaten." Hij verliet Mozes nooit. Hij liet Mozes nooit in de steek. Hij zal Jozua niet in de steek laten. Hij zal ons niet in de steek laten. Hij zal met ons zijn.

57 En wij zien dat Jozua deze opdracht moest uitvoeren. Hij wist dat deze verantwoordelijkheid hen door landen zou leiden, dat hij moest overgaan in het andere land. Hij zou het koninkrijk op moeten zetten. Hij zou de erfenissen onder hen moeten verdelen. Hij wist dat de opdracht geweldig was, ver boven wat Mozes gedaan had. Jozua had meer te doen dan Mozes moest doen.

58 Nog een ding, hij moest hen langs de grens leiden, onder hun broeders. Zij hadden al bloed gesmaakt. Hij moest hen overwinnen. Hij moest hen rustig houden als zij langs marcheerden.

59 Zo is het vandaag met deze nieuwe Pinkstergroep, die nu opkomt, zij hebben denominationalisme gesmaakt. Het is zo moeilijk om hen daar te houden.

60 Enige jaren geleden zeiden ze: "Kom, broeder Branham", toen de bediening eerst begon, "we zullen een organisatie beginnen, ergens een gedenkhuis voor u bouwen." Ik zoek geen gedenkhuis. Ik zie uit naar de komst van de Here.

61 Zij vormden een kleine cultus, genaamd "de spade regen", verhuisden naar Canada en Californië, maar het mislukte. Natuurlijk kan het niet blijven. Waarom gebeurde het? Het enige wat zij wisten; zij kwamen uit die dingen en ze hadden er een beetje notie van. Zij moesten iets hebben wat zij zelf moesten doen.

62 Maar broeder, de ware Gemeente van de levende God heeft geen vormen, heeft geen geloofsbelijdenissen. Zij wordt geleid door de kracht van God, die in elk individueel hart is. Neem geen notitie van uw broeders. Maak je niet druk over hen. Wij zijn groter dan zij. Neem geen notitie van hen, ga hen gewoon voorbij.

63 Ik wil dat u opmerkt dat hier iets geweldigs plaats vond. Daar was Ezau, Moab en degenen naar wie wij gisteravond verwezen. Velen van die mensen, velen van hen, waren eigenlijk grensgelovigen. Zij waren precies op de grens.

64 O, ik moet hier even bij iets stoppen, het zal mij maar een ogenblikje kosten. Veel mensen betrekken het beloofde land op het Duizendjarig Vrederijk. Dat is het niet. Het beloofde land had oorlogen en doodslag. Het Duizendjarig Vrederijk zal geen enkele oorlog of doodslag hebben. Het had betrekking op de Heilige Geest, het slagveld.

65 Rechtvaardiging: zij verlieten Egypte. Hun reis had drie stadia. Zij verlieten Egypte onder rechtvaardiging, geloofden het Woord, scheidden zich af van de Egyptenaren en kwamen eruit. Zij staken de Rode Zee over en doodden de dingen achter hen, wat heiliging door het bloed was, dat alle boze menselijke verlangens doodt, het tweede stadium van de reis. Maar het derde stadium was toen zij de Jordaan overstaken naar het beloofde land, waar hun erfenis lag. Hun erfenis lag nooit in Egypte, hoewel God hen in Egypte zegende.

66 U, Lutheranen, die in rechtvaardiging gelooft, uw erfenis ligt daar niet, als u geroepen bent. Als u alleen maar een Lutheraan bent, is dat het verst waar u ooit zult komen.

67 U, Methodisten en Nazareners en Pelgrim Heiligheidsmensen en Gemeente van God, die gelooft in heiliging, het doden van het kwaad dat in u is, de wortels van het kwaad eruit nemend, u behoort aan de andere kant van de rivier.

68 Maar voor u, mannen en vrouwen, in wie iets is dat het uitroept, die diepte tot de diepte; er is nog een Jordaan om over te steken en een land over de rivier!

69 Hij zei: "Gij zult uw broeders passeren. U zult uw broeders voorbijgaan, en zij zijn dicht bij de grens. En als u hen voorbijgaat, zeg dan niets tegen hen. Ik heb Ezau deze berg gegeven. Ik heb Moab dit land gegeven. En Ik wil niet dat jullie ruzie met hen maakt, bekeerlingen maakt, trek gewoon vriendelijk door. Jullie weten waar jullie heengaan. Neem hun gewoonten niet over."

70 Moab had een valse profeet, een bisschop, genaamd Bileam, die bij hen kwam en zich onder de samenkomst bewoog en probeerde hen ertoe te krijgen dat zij zich organiseerden en dat allen tezamen kwamen, omdat zij broeders zouden zijn. Maar zij waren het niet. Zij waren half-broeders, geen echte broeders. Als in uw hart...

71 "Weest het niet oneens met hem, gaat gewoon door, laat hem varen. Betaalt hun voor wat u krijgt, als u door zijn land moet voorbijgaan." Hij was voorbestemd om dat te doen. Als God zou hebben verwacht, of Moab zou hebben voorbestemd om zich met Israël te verbinden, zouden zij zich met hen verbonden hebben. Als Hij Ezau zou hebben voorbestemd om met Israël te gaan, zou Ezau erin gesprongen zijn en gegaan. Maar Hij gaf hem zijn erfdeel aan de andere kant van de rivier.

72 O, hoe kunt u proberen om het al de Lutheranen te laten zien, al de Baptisten, al de Presbyterianen en Nazareners en Pelgrim Heiligheidsmensen? Veroordeel hen niet. Dat is alles wat zij weten. Dat is alles wat in hen is.

73 Maar voor u die gelooft, (o God) voor u die weet, voor u die iets in u hebt, dat roept tot de diepte... Als al de diepte die u hebt, verzadigd is, blijf dan waar u bent. Maar voor mij en mijn huis, voor mij is er iets meer dan wat hij ziet! Er is ergens een land achter de rivier, daar is nog een diepte die roept tot de diepte. Ik kan niet bevredigd zijn met theologie, ik kan niet voldaan zijn met een goede kerk. Ik kan niet tevreden zijn met een goede campagne. Ik kan niet tevreden zijn met een kleine genezingsdienst. Er is iets meer dan dat, wat roept.

74 Laat hen dus maar varen. Ga door. Twist niet met hen. Maar wij gaan door naar een ander land. Zij waren niet verordineerd om met u te gaan. Zij willen niet met u wandelen. Hoe kunnen twee tezamen gaan tenzij zij het eens geworden zijn? Maar voor hen die God liefhebben, voor hen die gaan... door God geroepen!

     Wel, zeggen zij: "God gaf ons deze kerk. God deed dit."

75 Dat is juist. God zei: "Ik geef Ezau deze berg; raak hem niet aan. Maar Ik heb iets anders voor u. Steek over!" Amen!

76 Dat is mijn verlangen, broeders, om mijn gemeente te zien oversteken naar een ander land, een verlangen om over te gaan naar de andere kant. Als er eerst hier in u iets is dat roept, zal er iets zijn om die roep te beantwoorden. Slechts u te vestigen om schapen te fokken, is niet genoeg voor u. In de een of andere soort zaak te gaan, is niet genoeg voor u. U slechts bij de kerk aan te sluiten en uw naam in het boek te plaatsen, is niet genoeg voor u. Omdat er iets is dat roept, helemaal over de bergrug ginds, een roep van over die bergrug, helemaal over de Jordaan, totdat u ginds in de armen van God valt. Een diepte die roept tot een diepte!

77 Jozua wist dat zijn opdracht geweldig was. Hebt u daar opgemerkt, dat toen Jozua op weg ging om de Jordaan over te steken, Jozua zich zijn opdracht herinnerde? "Laat niet dit boek der wet, Mijn Woord, van uw mond wijken." Met andere woorden: "Jozua, het maakt niet uit wat de stam zegt, wat een andere geestelijke zegt. Blijf bij dit Woord, want dan zult gij uw wegen voorspoedig maken. Ongeacht hoeveel grote dingen zij doen en hoeveel kleine dingen zij doen en hoeveel organisaties zij hebben gemaakt; blijf bij het Woord, Jozua!" O my! "Blijf bij het Woord! Dit Woord, dit Woord zal niet wijken van uw mond!" Laat mij het opnieuw lezen.

     Alleen wees sterk en heb zeer goede moed, dat gij waarneemt te doen naar de ganse wet, welke Mozes, Mijn knecht, u geboden heeft, en wijk daarvan niet ter rechter- noch ter linkerhand...

78 Als het Woord zegt een bepaald iets te doen, doe het! Het maakt mij niet uit wat de organisatie zegt, doe het hoe dan ook! Dat is de Jozua waar God op wacht. Wijk er niet één duim, één jota vanaf. Blijf precies bij het Woord!

     ...wijk daarvan niet, ter rechter- noch ter linkerhand, opdat gij voorspoedig moogt zijn...

79 O, u denkt dat u voorspoed hebt als u grote kerken bouwt, er tienduizend zich voegen bij uw denominatie. Dat is geen voorspoed. Dat brengt u niet één stap dichter bij de belofte. Wat wij nodig hebben is meer van God, meer van de Heilige Geest!

     ...opdat gij voorspoedig moogt zijn, waar gij ook gaat.

     Dit boek der wet zal niet wijken van uw mond, maar gij zult het overleggen dag en nacht...

80 Als u erover denkt om iets te doen, neemt u er dan Gods Woord voor? Vindt u uw verlangen in het Woord? Predikt u dat wat in de Bijbel is? Bent u net als velen vandaag, en te velen, die "als leer prediken de geboden der mensen?"

     Dit boek der wet zal niet wijken uit uw hand of uit uw mond...

81 "Uw mond", wat u zegt. Lees het niet alleen en loop erbij weg. Spreek het. Leef het. Onderwijs het.

     ... maar u zult het overleggen dag en nacht, opdat gij waarneemt te doen naar alles wat daarin geschreven is...

82 Ziet u hoe een Jozua van deze dag zal zijn? Ziet u hoe een Jozua van de geestelijke Gemeente zal zijn? Het is hetzelfde soort Jozua dat zij in de natuurlijke gemeente hadden. De geestelijke Gemeente moet hetzelfde zijn.

83 Als de Bijbel zegt: "Tenzij een mens wederomgeboren wordt, kan hij het Koninkrijk van God niet zien", zal de geestelijke Jozua "amen" zeggen.

84 Als de Bijbel zegt: "Jezus Christus Dezelfde, gisteren, vandaag en voor immer", zal de geestelijke Jozua hetzelfde zeggen. Hij is Dezelfde.

85 Als de Bijbel zegt, het Boek, het Woord, zegt: "Blijft in de stad Jeruzalem, totdat gij zijt aangedaan met kracht uit de hoge. Nadat deze, de Heilige Geest, op u gekomen is, dan zult gij Mijn getuigen zijn", zegt de geestelijke Jozua hetzelfde.

86 Als Petrus op de dag van Pinksteren zei: "Bekeert u en wordt gedoopt, een ieder van u, in de Naam van Jezus Christus voor de vergeving van uw zonden, gij zult de gave van de Heilige Geest ontvangen", zal de geestelijke Jozua niet één jota wijzigen, maar hij zal gewoon precies doen wat het Woord zegt.

87 Als Markus 16 zegt: "Gaat heen in de hele wereld, predikt het Evangelie. Die gelooft en gedoopt wordt, zal behouden worden; die niet gelooft, zal verdoemd worden. En deze tekenen zullen hen volgen die geloven: in Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen; met nieuwe tongen spreken, slangen opnemen, dodelijke dingen drinken, wat hun niet zal schaden; als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij gezond worden", zal de geestelijke Jozua hetzelfde zeggen. Hij zal het overleggen dag en nacht om de weg voorspoedig te maken.

88 Ik wil dat u opmerkt wat plaats vond. Toen Jozua bij zijn eerste campagne kwam, zijn eerste keer om te bewijzen dat hij de echte Jozua was, had Israël dat moeten weten.

89 Ongetwijfeld had de geestelijkheid een ander idee. Zij zeiden: "Nu, wij zullen hier ons kamp opslaan tot de lente of tot de zomer, de Jordaan zal dan zakken."

90 En het lijkt of God wat dwaze dingen vóór de geestelijke Jozua opwerpt.

91 Hij bracht hem daar in de maand april, toen de Jordaan drie- of viermaal zijn normale breedte was. Hij beproefde hem om te zien of hij werkelijk de Jozua was.

92 Laat alles verkeerd gaan! Laat ieder ander voorspoed hebben. Laat anderen voorspoed hebben. Laat de mannen die een vorm van godzaligheid hebben, de kracht ervan ontkennen, voorspoed hebben, en u achteruit duwen. Maar als u weet waar u zult staan, zult u standhouden. Zonder erop te letten of de hele wereld u afwijst, zult u precies blijven staan. U zult niet afwijken van het Woord.

93 De Jordaan was drie of vier keer zijn afmeting, woest, er verschrikkelijk uitziend, modderig. Maar Jozua zei: "God zei dat we binnen drie dagen over zouden gaan. En we zullen overgaan!"

94 Nu, de geestelijkheid zei: "Nu, een ogenblikje, Jozua. Wij zijn geschoolde mannen. Wij zijn knap. Velen van ons hier zijn ingenieurs uit Egypte. Wij weten hoe wij deze dingen moeten doen: Wij zullen gewoon even wachten totdat de stroom opheldert, dan kunnen wij erover heen trekken. Is dat niet veel gemakkelijker?"

95 Het maakt mij niet uit wat jullie denken. God zei: "Drie dagen" en dan steken wij over. En we gaan over. We zullen binnen drie dagen oversteken.

96 Let op wat Jozua deed. Wat zette hij op de eerste plaats? De geestelijkheid? Beslist niet. Hij zette het Woord op de eerste plaats. Hij zei: "Neem die ark! En jullie priesters, blijft er allen bij vandaan, gaat er achter staan. Probeert Hem niet te leiden, laat Hem jullie leiden."

97 Dat is de moeilijkheid vandaag. Wij proberen vóór het Woord uit te gaan en het te passeren, en maken het Woord pasklaar voor dit en voor dat. Zegen uw harten. Wat wij vandaag nodig hebben, is het Woord volgen.

98 Het Woord leidde de weg. Toen het bij de Jordaan kwam, opende zij zich en zij staken over. Zijn eerste campagne; hij plaatste de eerste dingen eerst. Hij had daar een reden voor. Hij had een reden omdat God hem opgedragen had: "Blijf bij het Woord. Laat het Woord het doen." Elke campagne, zij gingen voort in de strijd, omdat God hem gelast had de ark eerst te plaatsen.

99 Nadat de ark vertrok, wat vertrok er daarna? Zangers, bespelers van instrumenten, voordat het gevecht plaats vond. Halleluja!

100 Dat is wat wij vandaag nodig hebben, wat wij vanmorgen hadden: zangers, instrumenten, muziek spelen, verheuging. Plaats dan het Woord op de eerste plaats, lees het Woord. Dan begint de strijd. Wij zijn bestemd om te winnen, we moeten wel winnen. Blijf er precies bij, houd Zijn richtlijnen aan en Hij zal u bewaren in het uur van moeite.

101 Bedenk nu, hij had er een goede reden voor, toen hij overstak. Voordat hij overstak, zond hij twee spionnen om het land te doorzoeken. Nu, Mozes had een hele groep verspieders gezonden, maar zij kwamen allen verward terug. Let op de nieuwe bediening. Hij deed dat nooit. Hij weet dat als je vijftienhonderd verschillende ideeën hebt, je vijftien honderdmaal verwarring hebt. Maar hij zond er twee en zei: "Gaat daarheen, doorzoekt het land."

102 Nu willen wij tot iets komen, waarvan ik niet wil dat u het mist. Hij zei: "Nu, als wij oversteken..." Zij trokken over om het land te overzien, om te zien of de beloften juist waren, om te zien wat voor soort land het was en hoe zij erin moesten gaan. Zij staken over. De namen der spionnen worden niet gegeven. Maar toen zij het land ingingen, kwamen zij naar Jericho zelf. En toen zij bij Jericho kwamen, wat gebeurde er? Zij gingen naar een hoer, een vrouw van slechte zeden.

103 Ik wil een beeld schetsen. Misschien is het niet juist, maar ik wil er iets mee benadrukken. Wij hebben geen geschiedenis van Rachab. Wij weten dat zij een hoer was. Laten wij denken dat zij opgevoed was in een heel arm gezin, en zij kreeg een slechte naam. En ze was een mooie jonge vrouw. Ze ging de straat op om haar kreupele moeder en vader een levensonderhoud te bezorgen; er was geen wijze voor haar om te werken dan alleen door haar lichaam te verkopen. Maar ik kan mij indenken dat zij al die tijd wist, dat dit verkeerd was. Er was iets in haar dat zei: "Het is niet goed dat je dit doet." Ze wist dat het niet goed was.

104 En op zekere dag hoorde zij dat er een God was die Zich bewoog. Haar hart begon te beven. Ze vond een boodschapper van die grote beweging, die haar vertelde wat er zou gaan gebeuren. Wat zei zij? Nu, Jozua had tekenen. Jozua had dezelfde tekenen die Mozes had, precies. Dus toen hij... Rachab vroeg niet om Jozua's teken te zien; zij hoorde er slechts van.

105 Een type van de Gemeente, een type van de ware Gemeente, die meegetrokken is in de prostitutie. "Ik ben een Methodist vandaag, morgen een Baptist, overmorgen een Presbyteriaan", weg getrokken in de hoererij.

106 Maar plotseling kwam een kleine prediker de stad binnen en zei: "Er is een God die leeft, die gisteren leefde en dezelfde vandaag is. Zijn kracht is precies hetzelfde. Hij doet dezelfde werken die Hij deed toen Hij hier op aarde was." Zijn agenten zijn onderweg.

107 Nu, Rachab, de hoer, bekend als een hoer, was een type van de gelovige van vandaag, de ware gelovige. Ze zei niet: "Nu, ik hoor dat Jozua tekenen kan doen, omdat hij de opvolger van Mozes is. Ik zou die tekenen graag zien. En als ik die tekenen zou kunnen zien, dan zal ik het geloven." Wel, hij behoefde die tekenen absoluut niet te laten zien, omdat zij het hoe dan ook geloofde. Zij was geen Thomas. Zij geloofde het.

108 Nu, toen Mozes tekenen had, ging hij heen en verrichtte die tekenen, maar het teken is niet de zaak die hen naar het beloofde land bracht. Die deden het niet. De tekenen waren de bevestiging van de opdracht.

109 En Rachab geloofde het, zonder iets te zien. Ze zei: "Wij zijn allen bevende."

110 Geen wonder dat Nicodemus zei: "Rabbi, wij weten dat U een leraar bent van God gekomen, want niemand kan deze tekenen doen tenzij God met hem is. Wij allen weten het."

111 De wereld weet het vandaag! Billy Graham roept het uit: "Wij moeten terug naar Pinksteren!" De Raad van Kerken roept uit: "Wij moeten terug naar profeten, sprekers in tongen, uitleggers van tongen, naar Goddelijke genezing, genezers in onze kerken, die de Geest van God Zijn rechte weg laten hebben." God doet Zijn oproep. De mensen zijn bang voor echte godzaligheid en zeggen: "Alles in onze harten heeft het binnenin ons begeven."

112 Nu, zij behoefde geen teken te zien dat Jozua met zijn hand of met een stok kon doen. Zij geloofde. Ze zei: "Ik heb gehoord en ik geloof en nu vraag ik om genade." O, hoe zouden wij hieruit een les kunnen trekken! "Ik vraag om genade voor mij en mijn huis."

113 Kijk naar de Romein die nacht, die zijn zwaard trok en op het punt stond zichzelf te doden, de gevangenbewaarder van Filippi. Paulus zei: "Doe uzelf geen kwaad. Wij zijn nog allen hier."

     Hij zei: "Wat kan ik doen om zalig te worden?"

114 Zij zeiden: "Geloof in de Here Jezus Christus, gij en uw huis zullen behouden worden."

115 "Wel, gij en uw huis?" Zeker. Uw huis zal met u behouden worden. Waarom? Als u geloof genoeg hebt, dat uzelf behouden wordt, kunt u ook genoeg geloof hebben voor uw gezin, dat het gered zal worden. Ja, gij en uw huis!

116 Kijk naar Rachab. Rachab zei: "Wees mij genadig. Spaar mij. Ik wil niet sterven met deze ongelovigen. Ik wil niet sterven als een beest. Ik wil sterven in de armen van Jehova. Ik geloof jullie God, omdat Hij zowel de God van de hemel als van de aarde is. Hij doet zichtbare dingen. Hij maakt de dingen werkelijk. Ik heb het Hem nog nooit zien doen, maar ik geloof het hoe dan ook." Zie, zij had Jozua nooit gezien; zij had alleen over Jozua gehoord. Zij had God nooit gezien, zij had nog nooit één van de werken van God gezien; zij had het slechts gehoord. Anderen hadden het gezien, maar zij geloofde door het te horen. Ze zei nu: "Ik wil een gunst voor mij en mijn vader en mijn moeder. Ze zijn beiden oud en gebrekkig. Ik heb een paar broers. Ik wil geloof voor hen hebben."

117 En de spionnen, de predikers, zeiden: "Ja, hij komt deze kant uit en wij zullen het land innemen. Nu, als u wilt dat zij gered worden, breng ze in het huis." Halleluja! "Als u het gelooft, ga ze halen en breng ze hier binnen, want wij zullen niet verantwoordelijk zijn als zij in de straten zijn. Maar als u hen in het huis zult hebben, zullen wij ervoor verantwoordelijk zijn", halleluja, waar dat kleine rode koord uit het venster moest hangen. "We zullen verantwoordelijk zijn als u hen in het huis brengt."

118 O broeders, als er ooit een tijd was, dat wij onze geliefden in het Huis moesten brengen is het vandaag, in het Huis des Geloofs. Brengt ze binnen want de tijd komt dat er een schudding komt. Alleen, onze vaders en moeders en broers en zusters zijn alleen maar veilig in het Huis, omdat Gods kracht het land weer zal schudden. Zeker. En alleen het Huis des Geloofs zal behouden worden.

119 Nu, hij zei: "Ik ben niet verantwoordelijk tenzij u hen in het huis brengt." En zij liet hen zweren dat zij haar of haar familie niet zouden vernietigen. Hij zei: "Als je hen binnen brengt, zullen zij veilig zijn." Zij liet hen neer buiten de stad en daar gingen zij.

120 Deze grote hoer, Rachab, werd een gelovige. Ik las haar geschiedenis niet lang geleden. Nadat zij werd geacht in het geloof gebracht te zijn vanwege haar geloof in God, werd zij in het Israëlitische geloof gebracht, een proseliet. Zij werd het hof gemaakt door een generaal in het leger, van het Israëlitische leger. Let op wat God deed voor die vrouw! En zij kregen een... Zij verhuisden naar Bethlehem en zij kregen een zoon; en deze zoon noemden zij Boaz. Boaz trouwde Ruth, uit Ruth en Boaz kwam Jesse; uit Jesse kwam David; uit David kwam Jezus. Halleluja!

121 Waarom? "Geloof komt door het horen, het horen van een God, die de God van hemel en aarde is, en gelovend in Hem." Wat gelovend? De opdracht die God aan een man, genaamd Jozua, gegeven had, die deze opdracht geloofde.

122 Jozua had geloof in zijn eigen opdracht, zoals Mozes geloof had. Er gingen dingen verkeerd voor Mozes, het leek alsof hij vele malen faalde, maar hij ging af op een overwinning en stierf toen op de rots waar de engelen hem wegnamen.

123 God, laat mij zo gaan. Laat mij mijn opdracht houden, totdat wanneer ik op zekere dag klaar ben om te sterven, ik de Rots daar bij mij zie liggen.

     Jozua houdt zich aan zijn opdracht. Ofschoon hij had... God zal deze heilig houden, omdat hij precies bij het Woord bleef.

124 Nu, Rachab wist dat Jozua deze opdracht had. Mis het nu niet. Houd deze dingen nu in uw hart. Jozua had de opdracht. Rachab herkende het, voordat zij iets zag. Zij wist dat Jozua de kracht van God had, die het land zou innemen. Zij vroeg om genade. God stond haar genade toe. Nu, toen Jozua in het land kwam, weten wij natuurlijk dat zij gespaard werd.

125 Maar vervolgens had Jozua nog een grote opdracht en dat was om het land te verdelen onder de mensen.

126 Nu bedenk: "Dit boek der wet zal niet van uw mond wijken." Zij hadden Gods Woord. "Zoals Ik met Mozes was, trek gewoon voorwaarts. Zoals Ik met Mozes was, zo zal Ik met u zijn. Ik zal u niet in de steek laten. U kunt Mij in de steek laten, maar Ik zal u niet verlaten. Maar als u Mij teleurstelt, is Mijn genade genoeg, Ik zal u ondersteunen. Blijf gewoon doorgaan. Zolang u bij Mijn Woord blijft, zal Ik voor u zorgen."

127 Nu, hij moest het land verdelen, en er waren twaalf stammen waaronder het verdeeld moest worden. Nu, wat zou het worden als hij een paar lievelingen zou nemen, wat als hij meer hield van de stam van Gad dan van de stam van Efraïm, van de stam van Jozef meer dan die van Juda? Maar hij deed het niet op die wijze. Hij verdeelde het overeenkomstig het Woord, dat door de Geest geopenbaard werd. Hij verdeelde het naar gelang van de stam. En let op, hij deed het door de openbaring, door onderscheiding. Hij deed het door de onderscheiding van Gods Geest.

128 Elk van die Hebreeuwse moeders, welke die baby's baarden, riepen hun naam uit. En elk van hun namen had een betekenis.

129 Toen Jakob geboren was, die van een tweeling was, noemde zij hem "hielelichter", Jakob. Maar toen hij zijn overwinnende kracht kreeg en worstelde met de engel, veranderde God zijn naam van Jakob in Israël, "een vorst."

130 Uw naam heeft iets te maken met uw leven. Toen Petrus, een visser, overwonnen had door zijn geloof in Jezus, zei Hij: "Uw naam is Simon, maar Ik zal u Petrus noemen, hetwelk is 'kleine rots'." Het verandert u. Uw naam heeft iets te maken met uw plaatsing in het leven.

131 En toen deze grote zaak plaats vond, toen elk van deze Hebreeuwse moeders in hun weeën bij de geboorte, het uitriepen, zoals "Ruben", plaatste dat hem positioneel in Palestina, precies zoals die moeder het zei en zijn naam uitriep, dat gaf het aan. Ik heb het hier niet allemaal opgeschreven. Maar men zegt dat Ruben "schaapherder" betekende. Gad betekent "veehouder." En Efraïm betekende "korenverbouwer".

132 Nu, door geestelijke onderscheiding plaatste Jozua, de nieuwe leider, ieder waar hij behoorde, verdeelde het land gewoon precies.

133 Een zeer mooi type vandaag, van dat waarvoor wij vandaag een Jozua nodig hebben. De moeite vandaag is dat als wij in ons beloofde land zijn gekomen, Gad schapen wil fokken evenals Efraïm, de één wil net zoiets fokken als de ander. Iedereen wil hetzelfde zijn. Als God iemand een gave van genezing geeft, wil iedereen een gave van genezing. Efraïm en Gad, enzovoort, willen alles vermengen en er als één uitkomen. Maar wij zijn verdeeld in onze positie! Allen hebben niet de gave van wijsheid, allen profeteren niet, allen spreken niet in tongen, allen zijn geen profeten. Maar God heeft in de Gemeente gesteld sommigen die profeteren, sommigen die in nieuwe tongen spreken. Wij willen hen allen in tongen laten spreken. Ziet u hoe er verwarring komt? Dan kunt u niets uitrichten. Wel, de Filistijnen zouden hen in een korte tijd overnemen. Maar wanneer elk mens, door een leider, die hen door geestelijke onderscheiding scheidde en plaatste in het lichaam, zouden ze daar blijven en het allerbeste van de aarde worden. God, geef ons een Jozua! God, geef ons een Jozua terug, die zich aan de opdracht met het Woord zal houden.

134 Dat is de wijze die God hem vertelde. "Dit boek der wet zal van uw mond niet wijken, want gij zult daarin overleggen dag en nacht", want hij had een opdracht vóór zich.

135 Nu, wat werd Jozua een groot leider, die nooit een veldslag verloor, tenzij er iets verkeerd ging in de gemeente. Toen Achan een staaf nam, kwam het niet door Jozua's toestand of geloof. Het gebeurde omdat hij een Babylonisch overkleed nam en een staaf goud uit het kamp. Toen hij dit deed, deed het de hele strijd omslaan.

136 Als één lid lijdt, lijden alle leden. Broeder, God zal een dezer dagen komen, naar een Gemeente zonder vlek of rimpel. Hij komt tot een met de Geest vervulde Gemeente, waarin die liefde van God zo hun harten in aanbidding tezamen smelt, dat zij zullen wandelen als één.

137 De strijd over al deze verwarring moet gewonnen worden. Heeft de Methodist gelijk, de Baptist gelijk, de Presbyteriaan, de Pinksterman, de Nazarener, de Pelgrim Heiligheidsman? Waar zijn wij aan toe met negenhonderd en negenenzestig verschillende denominaties, behalve de Boeddhisten en al de andere soorten? Er is iets verkeerd. Er is ergens een goudstaaf in het kamp. Jozua wierp het lot.

138 Laat mij dit vanmorgen zeggen, zoals Elia op de berg Karmel: "Als God God is, laat Hem als God antwoorden." Als de Baptistendenominatie gelijk heeft, laat ons zien dat zij de tekenen van Jezus Christus voortbrengen. Als de Nazareners gelijk hebben, laat ons zien dat zij de tekenen voortbrengen, dat ze de dingen doen die Hij deed. Als de Pinkstermensen gelijk hebben, laat ons zien dat zij datgene doen wat Hij deed. Dan zullen wij het weten.

139 De discipelen van Jozua zeiden: "Wij zullen u volgen zolang wij zien dat God met u werkt zoals Hij met Mozes deed."

140 En de discipelen van Jezus Christus moeten hetzelfde zeggen. "Wij willen met u werken als wij de tekenen van Jezus Christus bij u zien werken. Wij zullen dat doen." Dat moesten wij doen. Dat moest de gemeente zeggen. Dat moest de houding van de gemeente, de Christelijke gemeente, zijn. Dan zou u in orde kunnen plaatsen: gaven, tekenen, werkers. Als de ene mens een Goddelijke genezer is, heeft dat niets te maken met degene die in tongen spreekt. Degene die in tongen spreekt, heeft niets te maken met de gave van profetie. Zie, wij hebben verschillende fasen van deze bediening.

141 Nu, toen God mij mijn opdracht gaf... Ik heb al het voorafgaande gebaseerd op dit ene doel: "Gaven en roepingen zijn onberouwelijk." Niemand kan zichzelf iets maken. God maakt u wat u bent, door Zijn genade. Wij hebben geen manier om onszelf te maken. Jezus zei: "Wie kan door bezorgd te zijn één el aan zijn lengte toedoen?" Wie kan zichzelf groter of kleiner maken door bezorgd te zijn? U kunt het niet.

142 Toen God de opdracht gaf, betwijfelde ik deze. Ik zei: "Ik ben onbekwaam of onvoldoende. Ik heb geen scholing. Ik kan deze dingen niet doen."

143 En velen van u mensen hier vanmorgen, leven hier vandaag nog. Toen Hij hier bij de rivier verscheen in die vorm van een Vuurkolom en daar stond en terug sprak en zei: "Zoals Johannes de Doper uitgezonden werd als de voorloper van de eerste komst van Christus, zo zal uw Boodschap de voorloper zijn van de tweede komst."

144 Zie wat het gedaan heeft. Dat licht dat daar hing, het kwam in de krant, het ging door heel de Verenigde Staten en in andere naties.

145 Doctor Lee Vayle daar was in Canada op die tijd. Hij herinnert het zich dat het in de Canadese krant verscheen, geloof ik. Was het niet zo, Lee Vayle? In de Canadese krant stond: "Mystiek licht verschijnt boven het hoofd van een plaatselijke prediker terwijl hij doopt."

     Toen zeiden de mensen: "Het is psychologie."

146 Maar op zekere dag besloot God de mond van de ongelovigen te stoppen, omdat "het bleef bij het Woord." Diezelfde Vuurkolom die de kinderen van Israël leidde, is precies dezelfde vandaag, de geestelijke Gemeente op dezelfde wijze leidend als Hij de natuurlijke leidde. Hij verscheen weer en zij namen de foto's vóór de critici en vóór de onderzoekers. Hier hangt hij nu, onfeilbaar de Waarheid; doende dezelfde werken, een volk geestelijk leidend zoals Hij hen daar in het verleden natuurlijk leidde, blijvend bij het Woord. Nu, Hij zei wat de opdracht was. Nu bedenk, God zal nooit van zijn opdracht afwijken. Als...

147 Ik zou het graag voor u willen tekenen, of we zullen het op een andere wijze nemen, zoals dit hier. Hier is een klein teken, dat is de opdracht; nu hier is een klein kruis in één hoek en een Bijbel in de andere hoek, maar het geschrift is er tussenin, hier. Dat is de opdracht.

148 En ik betuig u voor God en de uitverkoren engelen en Jezus Christus, de opdracht was: "Bid voor de zieken." Het probleem was, "onbekwaam" om het te doen.

149 "Voor deze zaak werd u geboren, dit is de betekenis van uw bijzondere geboorte en leven, dat u moet bidden voor de zieken. Als u hen ertoe kunt krijgen u te geloven en oprecht bent als u bidt, zal niets voor uw gebed stand kunnen houden, zelfs geen kanker." Hoevelen hebben dat door de jaren heen gelezen? Het is over de hele wereld.

150 Nu, ik zei: "Ik kan het niet doen omdat ik onbekwaam ben om het te doen. Zij zullen mij niet geloven. Ik ben arm. Ik heb geen scholing." Dat was míjn twijfel.

151 Hij zei: "Zoals aan Mozes twee tekenen werden gegeven om zijn opdracht te bevestigen, zo zijn..." Niet, "u zult..." "Aan u zijn twee tekenen gegeven. Een ervan zal zijn door middel van uw hand. Het andere zal zijn dat u het geheim van hun hart weet, de gedachten van hun hart. En hierdoor zullen zij geloven, door deze twee tekenen." Nu bedenk. Luister. Mis het niet om dit te vatten. Het teken is niet de opdracht. Het teken wijst alleen naar de opdracht.

152 Als u hier de weg opgaat en een bordje ziet waarop staat: "Vijf mijl naar Jeffersonville", is dat Jeffersonville niet. Dat is een teken om u te laten zien dat u op de juiste weg bent. Wat als...

153 Mozes, toen hij daarheen ging, had hij een teken, met zijn staf en met zijn hand. Het teken is hier evenmin de opdracht als het was bij Mozes. Wat zou het zijn als al de Israëlieten zeggen: "Zeg, jullie stelletje Egyptenaren, alle overige Israëlieten, komt hier; we hebben een man die van een staf een slang kan maken. Komt het zien?" Dat was alleen maar een wegwijzer. Dat was de opdracht niet. Zij wachtten niet op een wegwijzer. God help ons. Zij wachtten op een bevrijding.

154 En deze arme, zieke, gebrekkige wereld wacht op een bevrijding en kijkt naar een wegwijzer. De wegwijzer is niets dan een teken om de opdracht te bewijzen. Daar is de nieuwe bediening. Het is pas aan mij geopenbaard. "Bid voor de zieken. Breng de mensen ertoe u te geloven." God kan dat nooit nalaten. Dat is Zijn opdracht; het maakt niet uit wat er gebeurt, hoezeer ik ook faal. Ik faal ellendig. Ik had nooit met die tekenen moeten verdergaan; dat was niet de wil van God, maar God heeft het hoe dan ook gezegend. Maar ik ben bereid om deze berg te verlaten. Ik wil de Jordaan oversteken. Ik wil de opdracht uitvoeren. "Krijg de mensen ertoe om u te geloven."

     Ik zei: "Zij zullen mij niet geloven."

     "Er zullen je twee tekenen worden meegegeven."

155 Nu, de moeilijkheid is, dat wij gekeken hebben naar het teken. "O, broeder Branham, u, u legde uw hand op hem." "O, u moet zien wat er plaats vindt. Sta vóór hem als de zalving op hem is en hij zal u alles vertellen wat er in uw hart is." Dat is waar.

156 Ik liep hier onlangs het ziekenhuis binnen. Daar waren de dokters, die niet konden ontdekken wat er verkeerd was bij een vrouw. Toen de dokters de kamer verlieten, liep de dame terug en zij stond bij het bed. "En ze zeiden dat ze niets, niets dat verkeerd was, bij mij konden vinden." Ze zei: "Broeder Branham, u kunt het mij vertellen!"

     Ik zei: "Als u mij zult geloven, kan ik het."

     Ze zei: "Ik geloof."

157 En de Heilige Geest zei: "Zus en zo'n ding. Dat is precies wat het is. Zie of het dat niet is." Zij is een lid van de samenkomst van Junie Cash.

158 Een andere vrouw daar zei: "Mijn rug!" Ze zei: "Zij kunnen niet ontdekken waardoor het kwam."

     Ik zei: "Gelooft u dat ik Zijn profeet ben?"

     Ze zei: "Ja."

159 Ik zei: "Wat er gebeurde, daarginds in het begin van juni, u... Zij proberen aan u te werken en proberen te opereren aan een hernia. Het is niet zo. Het is een beknelde zenuw. U kreeg het door wat zwaars op te tillen, toen u werkte voor McSpaddin's Market."

     Ze zei: "Ik herinner mij toen het gebeurde. Ik herinner het mij nu."

160 Dat geneest haar niet. Dat wijst alleen naar de opdracht. Houd op met steunen op de wegwijzer, laten wij doorgaan naar de stad. Laten wij bij deze berg weggaan; laten wij naar de stad gaan. Laten wij de Jordaan oversteken!

161 Ik heb verkeerd gedaan. Ik heb verkeerd gedaan. Daarom heb ik deze predikingen gebaseerd op de wijze die ik gedaan heb. Omdat Hij zei: "Zoals Ik met Mozes was, zo zal Ik met u zijn." En toen die Hand neerkwam, verwees Hij naar diezelfde Schriftplaats. Gedurende een lange tijd heb ik mezelf zitten afvragen, omdat ik niet wist wat de opdracht was. Ik heb naar iets bovennatuurlijks daar bovenuit uitgekeken. God kan niet weggaan van Zijn opdracht. God geeft de opdracht, zo moet het blijven.

162 Maar al de Pinkstermensen houden van tekenen. Zij houden ervan ze te zien. De Bijbel zei: "Een boos en overspelig geslacht zoekt tekenen." Maar de opdracht was: "Bid voor de zieken." En tienduizend maal duizend keren heb ik gefaald ervoor te bidden, omdat zij allen het teken verlangden. Zij begeren het allen.

163 Onlangs probeerde ik de bediening uit te werken, kreeg het in de kamer. En een man kwam het podium op en zei: "Nu, broeder Branham, wacht even. Mijn geval is anders. Ik moet gewoon iets weten."

     Ik zei: "Wel, de dokter kan u onderzoeken."

164 "O, ik wil dat niet. Ik wil het nu op dit moment weten. Mijn geval is zo anders."

165 Ik zei: "Wel, ik doe dit niet graag, broeder." Ik ging erop in en het eerste, weet u, de Heilige Geest bracht het naar voren.

     Hij zei: "Prijs de Here! Dat is juist."

     Ik zei: "De rest van u komt nu, laat mij voor u bidden."

166 Toen ik dat deed, weet u wat de volgende zei? "Mijn geval is net zo belangrijk als het zijne." Toen kreeg ik er nog ongeveer zes of acht en moest de samenkomst sluiten; het leek alsof het mij zou doden.

167 Ik heb mij dikwijls afgevraagd waarom het dat bij mij zou doen. Het is omdat ik het verkeerd deed. Dat was slechts de wegwijzer, die wees naar de opdracht. Het is niet de opdracht. Die wegwijzer staat vast over de hele wereld. En talen, Afrika, India, Azië, Europa, de wereld rond, over tienduizenden en miljoenen mensen, zij weten over die wegwijzer. [Broeder Branham tikt verscheidene malen op de preekstoel] Ik ben gereed om deze berg te verlaten. Ik wil de Jordaan oversteken. Ik wil ergens in gaan, waar mijn geloof zal stijgen tot een plaats, dat als ik bid voor mensen, zij genezen zullen worden.

168 Let op. God plaatst het regelrecht terug in de schoot van de mensen. "U werd geboren om voor zieke mensen te bidden. Als u hen ertoe kunt krijgen om te geloven!"

     Ik zei: "Zij zullen niet geloven."

169 Hij zei: "Ik zal u twee tekenen geven en daardoor zullen zij geloven." Let dan op, deze twee tekenen zijn aan hen getoond, de wegwijzers, in plaats van de opdracht. "Gelovend dat u werd gezonden om te bidden."

170 Nu, als de mensen voor gebed in de rij komen, zodra iemand absoluut tot de plaats komt... Er is niets wat ik kan doen, totdat zij die plaats bereiken. En als zij het doen, dan zeg ik: "Ik geef u..."

171 Hattie Wright, ik geloof dat ze hier vanmorgen is; daar zit ze. Zij was de eerste toen wij die eekhoorns zagen, en zij kende de opdracht daarover en toen God die zeven achtereenvolgende keren iets schiep. Ik zei: "Dat is dezelfde God die een ram voor Abraham kon scheppen om hem van zijn opdracht te overtuigen; het is dezelfde God, die een eekhoorn kan scheppen, omdat dit het is wat ik nodig had."

172 En de kleine, oude Hattie Wright, die daar achterin het gebouw zit. Met haar hart ver van de dingen van de wereld, geloofde zij en zei: "Broeder Branham, dat is niets dan de waarheid." Ze zei het niet slechts hier vandaan; God sprak uit haar hart.

     Ik zei: "Hattie, vraag wat je wilt, ik zal het je geven."

     Ze zei: "Wat moet ik vragen?"

173 Ik zei: "Je hebt een oude vader en moeder hier zitten. Je hebt een kreupele zuster". Ze zit nog in die stoel. "Je zou voor haar kunnen vragen. Je zou voor je moeder, vader kunnen vragen. Je bent arm, je hebt geen geld. Vraag wat je wilt."

174 Ze zei: "Wel, ik weet niet wat ik zal vragen." Ze zei: "Ik weet het gewoon niet." Ze zei: "Mijn grootste verlangen is de redding van mijn twee jongens."

175 Ik zei: "Ik geef je je jongens, in de Naam van Jezus Christus." En zij werden beiden bekeerd, hebben de Here Jezus lief, zijn beiden gedoopt in de Zijn Naam en dienen God dagelijks met hun hele hart.

176 Ed Daulton, die hier ergens zit, precies hier, over zijn kinderen, hetzelfde.

177 Ik zag in een campagne op zijn minst acht- of negenhonderd misschien duizend mensen over het podium gaan in een samenkomst, één voor één. Het eerste, weet u, ik ga naar boven en bid voor hen. Zeker, zij worden gezond. En hier komt een klein meisje, stervend aan leukemie. Zeker wist ik wat er verkeerd was bij het kind. Ik zei nooit een woord tot iemand van hen, maar toen dat kind daar kwam, zei ik: "Liefste, ik geef je het verlangen van je hart. Je hebt leukemie, en ik geef je je genezing in de Naam van de Here Jezus." Ik wendde mij tot het gehoor en ik zei: "Ik daag een ieder van u hier uit, breng dat meisje naar een dokter, laat haar onderzoeken en kijk of zij één spoor van leukemie heeft." Waarom? Dat kind had gehoord, net als Rachab, de hoer, zij geloofde het met haar hele hart. Toen bewoog God door Zijn Geest terug en zei: "Dat is zij." Honderden waren over het podium voorbijgegaan zonder (voor zover ik weet) iets te ontvangen. Ik bad gewoon voor hen.

178 Het is regelrecht terug bij de mensen. "Indien gij zult geloven." De opdracht werd gegeven. Dat is het oorspronkelijke. De wegwijzer is voortgebracht. Nu, als u dat kunt geloven, als u zult geloven dat God mij in de wereld zond om voor de zieken te bidden, zal ik het gebed des geloofs voor u kunnen bidden. Dat is de enige wijze waarop het gedaan kan worden.

179 God kan nooit bij Zijn opdracht vandaan gaan. Ik heb Hem teleurgesteld. Ik heb hier ongeveer veertien jaar gehad met niets dan zuivere onderscheiding, over de hele wereld, tot tienduizenden malen, een miljoen gevallen, denk ik wel. Ik vraag u één ding. Heeft het ooit gefaald? Beslist niet. En als de wegwijzer niet faalde, hoeveel temeer zal de opdracht nimmer falen! Als de wegwijzer, wat het mindere deel is, als de wegwijzer die naar de stad verwijst, niet faalt om u te vertellen dat de stad daar is, hoeveel temeer zal dan de stad daar zijn als u er arriveert! Daar is de opdracht.

180 Nu, mijn opdracht is aan het veranderen. Hij is al veranderd. Er zal nog altijd de onderscheiding zijn, dat zal doorgaan net zoals ik voel dat God van mij wil dat ik het hun moet zeggen. Maar tot dan zal ik bidden en handen leggen op de zieken, zoals Hij mij vertelde te doen, en mijn opdracht uitvoeren. Ik heb hier een lange tijd op gewacht, maar ik geloof nu dat wij klaar zijn om het beloofde Land in te nemen. En net zo zeker als maar zijn kan, zullen er daar enige Rachab's wachten, zullen er daar wachtenden zijn, die het zullen geloven met hun hele hart.

181 Kunt u het begrijpen? Wil ieder die dat goed begrijpt, zijn hand opsteken. [De samenkomst zegt: "Amen"] Hoevelen geloven dat dat absoluut Schriftuurlijk is? ["Amen"] Dat is precies wat Hij zei. Dit is de opdracht; dat zijn de wegwijzers die wijzen naar de opdracht.

182 Nu, ik daag iedereen uit, waar ter wereld ook, over deze banden, waar zij ook heen mogen gaan, mij één keer te tonen dat Hij ooit faalde wanneer Hij het vertelde op het podium, of daar buiten in enig visioen, of het niet precies het juiste was, dat het net zo geschiedde als Hij gezegd had. Ik heb iedere persoon precies verteld wat hun kwalen waren, en alles erover, en waar zij vandaan kwamen, en alles over wat zij moesten doen. En elke keer dat Hij zei ZO SPREEKT DE HERE over iets van genezing, gebeurde het op die wijze. Als u er één weet, laat mij erover weten en ik zal naar de band gaan en het onderzoeken. Het heeft nooit gefaald in deze twaalf lange jaren of veertien jaren. Het heeft nooit gemist, omdat het niet kan falen. Het teken werd door God gegeven. Het kan niet falen.

183 En voordat God het teken gaf, gaf Hij de opdracht; vóórdat er een teken kon zijn om te wijzen naar een opdracht. Voordat er een wegwijzer kan zijn om naar een stad te wijzen, moet er eerst een stad zijn om naar te verwijzen. Als u met uw hele hart hebt geloofd, zult u het ontvangen. "Het gebed des geloofs zal de zieke behouden en God zal hem oprichten."

184 Nu, ik heb zelf zwaar op de wegwijzer geleund. "Here, laat U het mij zien, voordat ik voor hen bid, omdat ik niet weet wat ik zou kunnen doen." Hoe verschrikkelijk was dat! Ik vraag de samenkomst om mij te vergeven. De samenkomsten van de wereld, die naar deze band luisteren, vergeeft u mij. Ik was verkeerd. Ik had het nooit op die wijze uit moeten voeren. Dat was niet Zijn opdracht in de eerste plaats. Dat was een wegwijzer, die wees naar de opdracht. Ik zou overal voor de zieken hebben moeten bidden.

185 Nu zie, komt het weer regelrecht terug bij de verantwoordelijkheid van de mensen: als u zult geloven dat God dit beval te doen. Hier is het in het Woord, de opdracht is precies in overeenstemming met het Woord. En ik zeg...

186 Ik zal het hier met mijn vinger tekenen; een ark, een regenboog. Dat is een verbond, dat God met de mensen maakte. Hij maakte een verbond met het menselijk ras, dat Hij de wereld niet meer door water zou vernietigen. Hij maakte een verbond met elk van Zijn apostelen. Hij maakte een verbond met de profeet.

187 En ginds, zo'n vijftien, veertien, vijftien jaar geleden (in 1937, 7 mei 1937, geloof ik dat het was) maakte God een verbond met mij, zeggende: "U werd in deze wereld geboren om voor de zieken te bidden. Als u hen ertoe kunt krijgen u te geloven!" Mijn hart is altijd uitgegaan naar de mensen. "Als u die mensen ertoe kunt krijgen u te geloven en dan oprecht bent als u bidt, zal niets voor uw gebed stand kunnen houden."

188 Ik zeg dit met oprechtheid en met een beschaamd gelaat. Als er iemand is die geloof behoorde te hebben, zou ik het moeten zijn; als je ziet wat Hij heeft gedaan, waar Hij mij uit heeft gebracht, de put waaruit ik gehouwen werd; om mijn hele leven door te zien wat Hij heeft gedaan; te zien als ik sta en iets zeg, zal God er regelrecht bij komen om te ondersteunen dat het waar is.

189 Jaren geleden, toen ik u vertelde dat er een engel tot mij kwam in een bosje. Toen ik nog maar drie jaar oud was, was daar een Licht, een wervelwind in een bosje en vertelde mij "nooit te roken, te drinken of iets anders", er zou een werk voor mij te doen zijn als ik ouder werd. U had het recht om dat te betwijfelen; u had geen recht, maar u zou het betwijfeld kunnen hebben.

190 Hier op de rivier, toen Hij neerkwam, bewees Hij Zichzelf dat te zijn. Daar waar wij stonden, velen van u die hier vanmorgen zitten, stonden daar, waren tegenwoordig. Velen van u weten dat dit de waarheid is.

191 Velen van u herinneren zich, dat toen de opdracht gegeven werd, Hij zei: "Ga heen, en deze bediening zal de hele wereld ingaan, een opwekking zal beginnen." En er is sindsdien een opwekking geweest, zoals er nog nooit geweest is. De opwekking gaat nog steeds door, rond de hele wereld nu, grote genezingscampagnes over de hele wereld.

192 En ik, die als persoon een kleine schooier ben. Ik zeg dit niet om schande te brengen over mijn moeder die daar zit, of over mijn dode vader, die heengegaan is, wiens begrafenis vanuit deze kansel gepredikt werd. Ik werd opgevoed in een verschrikkelijk gezin. U weet het. Niemand van ons was een Christen. Mijn vader dronk. En God nam de zoon van een dronkaard en wilde mij wassen in Zijn Bloed. Als ik naar de stad ging om met iemand te praten, en met iemand sprak, zou hij alleen maar met mij praten, omdat er niemand anders was om tegen te praten; als er iemand aankwam, wie het ook was die er aankwam, keerde men zich van mij af, omdat ik de zoon van een dronkaard was. En velen van u mensen hier in mijn eigen gemeente, weten dat het de waarheid is. Ik had een naam zoals ik nooit... als een beest of zoiets. Zelfs werd er een keer gezegd in de stad, tot iemand die bij ons thuis kwam: "Wil jij omgaan met dergelijk uitschot?" O God, maar wat had ik om mee door te gaan dan het Bloed van Jezus Christus! Ik heb geen scholing. Ik heb geen persoonlijkheid. Ik heb niets.

193 Ik vertelde mijn vrouw niet lang geleden: "Bedenk wat het was toen niemand tegen mij wilde praten. En ik houd van mensen. Zij wilden niet naar mij luisteren." Ik herinner mij dat ik een boek las, toen ik naar school ging...

194 Ik zond mijn kinderen onlangs naar school en ik kon hun boeken en dergelijke geven, en wat was ik dankbaar. Ik moest naar school zonder schoenen aan, terwijl mijn haar tot in mijn nek hing, ik had geen kleren, had een oud jasje aan zonder een overhemd eronder. Ik had zelfs geen potlood of een stuk papier om op te schrijven. Ik moest om een potlood bedelen, een potlood van een stuiver en een stuk papier om enige sommen, die op het bord stonden, of zoiets, op te schrijven. Niets. Het was verkeerd.

195 Ik herinner mij op zekere dag in een boek te hebben gelezen dat Abraham Lincoln uit een boot stapte, in New Orleans, geloof ik. Daar zag hij in de weide een paar kleine negerkinderen met hun voetjes op een plaats staan waar een oude koe de hele nacht gelegen had en de vorst van de grond had gehouden. En hij was... Zij stonden daar te zingen: "U hebt schoenen en ik heb schoenen en al Gods kinderen hebben schoenen."

196 Toen hij van de boot stapte, keek hij. Er stond daar in het stierenhok een grote, zware, gezonde, gekleurde man. Zijn kleine vrouw met een baby op haar arm, huilend. Zij veilden hem om hem te laten voortplanten met grotere vrouwen, om grotere slaven te maken.

197 Lincoln hield zijn handen op deze manier en kneep zijn vuisten samen en hij zei: "Dat is verkeerd." Hij zei: "Op een dag zal ik dat neerslaan, al kost het mij mijn leven." Het kostte hem zijn leven. Maar hij sloeg het neer en hij doodde het.

198 Ik zei: "Dit drinken, dit verkeerde leven, is niet in orde. Op zekere dag zal ik het neerslaan!" Hoe zou ik het neerslaan, met een naam zoals ik had? Niemand wilde tegen mij praten. Dat is de reden dat ik mijn opdracht betwijfelde. Niemand bekommerde zich om mij. Er was er nergens één dan alleen onder mijn eigen familie hier.

199 Door de genade van God moet ik mijn thuis verlaten; ik kan daar zelfs niet blijven, want de mensen over de hele wereld bellen op! Mensen van allerlei soort, machthebbers, monarchen, koningen, grote mannen, zakenlieden, predikers van overal ter wereld bellen op; zij bellen, bellen, bellen dag aan dag, avond aan avond. Wat veroorzaakte het? Het Bloed van Jezus Christus dat mijn ziel reinigde. Zoals het bloed van Abraham Lincoln de slavengordel van een gekleurde man afnam, nam het Bloed van Jezus Christus de boeien van de zonde van mij af en bracht mij van een naam die lager was dan de naam van een beest, gaf mij een naam als een zoon van Zijn genade.

200 En ik ben gereed om vanmorgen naar de Jordaan te gaan. Ik ben gereed om bij mijn opdracht te blijven. Ik heb de mensen liefgehad. Ik heb hen gediend. Hij heeft mij ontmoet, visioen na visioen, waarvoor ik geen tijd heb om over te vertellen; en u weet het; het staat hier achterin deze boeken geschreven. Hij zei: "U bedient de mensen teveel. Om met Mij te wandelen, zal je alleen wandelen. Je legt teveel nadruk op die tekenen."

201 Ik wist niet wat de rest ervan was, maar het uur is gekomen. Het uur is gekomen dat ik de Hand neer zag komen bij Jozua, die zei: "Ik was met Mozes. Ik zal met u zijn." Ik geloof het vanmorgen. Voortaan en vanaf deze dag dien ik God in mijn opdracht. Als Hij mij tekenen wil tonen of mij visioenen wil laten zien, Hij kan ze mij laten zien. Als Hij het niet doet, zal ik nooit meer vóór de mensen staan, proberend hun geloof iets uit mij te laten trekken. Ik zal bidden voor de zieken en hen aan God toevertrouwen en hen laten gaan. Als zij de opdracht geloven, is God even getrouw. Hij heeft mij tot zover gebracht, net zoals Hij Mozes deed. Net zoals Hij Jozua deed, zo heeft het evenzo gedaan.

202 Mijn nederig gebed is: "God, vergeef mij. Laat mij opstaan en het opnieuw proberen. Help mij, Here. Laat mij dit volk leiden en hen in het Woord zetten, zodat wij op kunnen trekken naar de Jordaan, het beloofde Land ingaan, waar de grote verloste Gemeente van God gered zal zijn om niet meer te zondigen." Dat is mijn wens vanmorgen. Geloof het en leef! Geloof het en wees genezen! Ik spreek tot u in de Naam des Heren. Laten wij bidden.

203 Here God, Schepper van hemelen en aarde, Auteur van eeuwig Leven en Gever van elke goede gave, laat Uw barmhartigheid en genade eerst op Uw dienstknecht zijn, Here. Ik heb verkeerd gedaan in Uw ogen, door iets te misbruiken dat Goddelijk is geweest, omdat de mensen het uit mij hebben getrokken, Here. Ik bid U, o Here God, vanaf dit uur, vul mij, Here, met Uw Geest. Ik geloof met mijn hele hart. Help Gij mijn ongeloof.

204 En als mannen en vrouwen voor gebed komen, dan zal ik het doen zolang U mij adem en leven geeft. Laat hen nu geloven als er voor hen gebeden wordt, Vader. Moge deze opdracht die U mij gegeven hebt, moge ik deze in de hele wereld kunnen uitdragen. En als ik kom tot de zekere plaatsen waar de wegwijzer vastgenageld is, mogen zij weten dat die alleen maar wijst naar de opdracht. Mogen zij geloof hebben.

205 Here, ik wil niet langer wachten op het een of ander soort teken of iets, om mij zekere dingen te vertellen of dat deze persoon genezen zal worden. Ik zal de vijand tegemoet gaan met geloof in mijn eigen hart. Ik zal hem uitdagen, tegen het Bloed van Jezus Christus. Door het Bloed van Christus kan hij geen standhouden.

206 Nu, als al deze dingen juist geweest zijn, hetwelk bewezen is juist te zijn, zo zult U de zieken genezen, als ik voor hen bid, Here. Het is Uw Woord. Het is Uw belofte. Dit wens ik te doen. Helpt U mijn ongeloof.

207 Vergeef mijn zonden, Here, van ongehoorzaamheid aan U. Ik wist niet wat ik anders moest doen; als ik het deed, Here, was het mij niet geopenbaard en duidelijk gemaakt. Nu wel. Ik weet waar ik sta. Ik ken mijn opdracht. En ik zal nooit dit Woord doen wijken van mijn mond, dag en nacht. Ik heb er altijd bij stand gehouden, Here, hield er bij stand, de mensen vertellend dat als het niet het Woord van God is, ik er twijfels over heb. Maar ik wilde niet prediken of iets doen tenzij het het Woord van God was.

208 Maar Here, ik word vermoeid van steeds maar over deze zelfde grond te stappen. Zoals ik gisteravond zei: "Veertig jaar in de woestijn, heen en weer, heen en weer." God zegende hen, ja, in de schapenteelt en met kinderen en wat al meer, schaapskudden en kudden van vee en van alles meer. God, U hebt hen gezegend. Maar op zekere dag zei U: "Jullie zijn lang genoeg op deze berg geweest. O, trekt op naar het Noorden, in de richting van de Jordaan."

209 God, ik begin vanmorgen. Ik verlaat deze wegwijzers, omdat zij wijzen naar een beter land. Ik zal misschien struikelen. En ik mag dan misschien door de Amelekieten gaan, door de Hittieten en de Kanaänieten. Ik mag dan ook door mijn eigen kritiek heengaan, ik zal gewoon door blijven gaan. En ik weet dat er ginds ergens een land is, daar ergens, of de een of andere toestand, de een of andere plaats is waar wij naar toe kunnen gaan, waar U gebed zult beantwoorden. En wat wij U ook vragen, zal toegestaan worden, zelfs kanker zal niet standhouden voor het gebed. Ik weet dat dit de Waarheid is! Dan geloof ik en wacht erop, Here. En ik vertrouw mijzelf aan U toe vanmorgen, voor Uw dienst in de Naam van Jezus Christus. Amen.

Geloven alleen, geloven alleen,
Alle dingen zijn mogelijk, geloven alleen;
Geloven alleen, geloven alleen,
Alle dingen zijn mogelijk, geloven alleen.

210 Nu, de band werd afgezet, omdat dit over de wereld zal gaan. Dat is van mijn hart af. Kunt u het begrijpen, gemeente? [De samenkomst zegt: "Amen" ]

211 God kan nooit iets zeggen en erop terugkomen. Zijn Woorden zijn onfeilbaar. Zijn beloften zijn waar. Al de tijd heeft Hij op dit uur gewacht. Zie, het is het gebed des geloofs dat de zieke behoudt, geen teken. Het gebed des geloofs! "Indien gij kunt geloven", zei Jezus, "kan Ik het. Ik kan het, indien gij gelooft." Nu, als God mij macht heeft gegeven om het gebed des geloofs over u te bidden, en het beloofd heeft en bevestigde dat het de waarheid is, gelooft u nu? [De samenkomst zegt: "Amen"] Wat ik vraag, ontvang ik, als u het gelooft. "Als u de mensen ertoe kunt krijgen dat ze geloven en u oprecht bent als u bidt, zal niets voor uw gebed standhouden."

212 Broeder, zuster, als ik ooit oprecht wilde zijn, is het nu. Na al mijn fouten, die ik u heb laten zien. Wat ik wil, de reden waarom ik deze boodschappen vroeger bracht, is dat God daar liet zien dat Hij genadig is. Mozes maakte zijn fouten, een groot man als hij. Toen Jozua opkwam, maakt hij de zijne eveneens. Maar God zei: "Zoals Ik met Mozes was, zo zal Ik met u zijn."

213 Nu, kijk naar God, twee jaar geleden wees Hij mij op dat Schriftgedeelte: "Zoals Ik met Mozes was, zo zal Ik met u zijn. Ik zal niet naar uw fouten kijken." Hij wist dat dit uur zou komen. Nu is het zover. Zie, regelrecht weer terug, omdat God het nooit kan verlaten.

214 "Door geloof bent u behouden." Hoevelen weten dat? [De samenkomst zegt: "Amen"] Ofschoon vele, hoeveel goede mannen over u bidden, hoeveel goede predikers tot u prediken, moet u uw eigen persoonlijk geloof hebben voor verlossing. Klopt dat? ["Amen"] Het is uw eigen geloof. Het maakt mij niet uit hoeveel goede predikingen u hoort, tot hoeveel goede kerken u behoort, het is uw eigen persoonlijk geloof dat u behoudt. Hoe hard u huilt, hoeveel u smeekt, hoeveel u schreeuwt, hoeveel u danst in de Geest, u wordt alleen behouden door uw geloof. Is dat juist? ["Amen"] Dat is de enige wijze waarop u genezen wordt.

215 Als God een man een boodschap geeft, een prediker, als een prediker verlossing predikt en een boodschap geeft, en u ziet dat die boodschap de waarheid is, en God bevestigt het door Zijn Woord, dat het de waarheid is, hoeveel temeer behoort u dan een gave van genezing te geloven, als het bevestigd wordt door het Woord en door een engel, met twee tekenen die de onfeilbaarheid van die beide hebben laten zien. Hoeveel zou u moeten geloven! Zie, en zolang...

216 Om te laten zien dat het niet precies Gods volmaakte wil was om dat te doen, verzwakte het teken altijd. Hoevelen weten dat? Vraag het mijn vrouw daar achterin. Zij kan het u vertellen, het raakt haar erger dan iemand anders; zij moet met mij optrekken. Als je nauwelijks weet waar je bent, en rondlopend en dit, dat en je bent...?... Je loopt en gaat een klein stukje de weg op en stopt.

217 Nu, komend uit deze laatste samenkomsten... Ik nam die mensen in de gebedsrij, eerst wilden wij een paar avonden vrij hebben, zonder gebedskaarten uit te geven. Dan werd het zo'n lange rij, dat wij gebedskaarten uit moesten geven. Soms stond ik daar en het liep op tot in de vijftig of vijfenzeventig, misschien veertig of vijftig onderscheidingen in één keer, en dat elke avond. Is dat juist, Gene, Leo, en u die hier rondom staan, die in de samenkomsten waren? Zeker, het was de waarheid. En wat deed het? Als Het mij verliet en ik naar huis ging, was ik vergeten waar ik mij bevond, wilde ik weten waar ik vandaan was gekomen, op de snelweg.

218 En wilt u mij vertellen dat God dat een mens aandoet? Beslist niet. Het was een mens die het zichzelf aandeed, door een wegwijzer te nemen in plaats van een opdracht. En ik stopte onder een kleine, oude boom daar, aan de kant van de weg, ergens in Washington of in die buurt ergens. Ik zei: "Here, als u mij slechts weer tot mijzelf laat komen, weer in orde, en mij helpt te weten wat de waarheid is, zodat ik regelrecht tot de mensen kan komen en de opdracht correct uitvoeren."

219 Ik heb het nu. Toen ik onlangs op een morgen tegen daglicht aan de kant van de berg in Kentucky zat, openbaarde Hij het aan mij. En dit is het. Dit is het. Nu ga ik in de Naam van de Here Jezus. Zo is het.

220 Geloof het en leef. Geloof het en word gezond. Ik kan het niemand laten geloven. U moet het zelf geloven. Maar ik heb u de waarheid verteld. God heeft betuigd dat het de waarheid was; door Zijn Woord, door Zijn engel, door Zijn tekenen en wonderen gedurende twaalf lange jaren. Als men het nu niet zal geloven, zal men het nooit geloven. Klopt dat? [De samenkomst zegt: "Dat is juist"] Maar het uur is gekomen, dat ik niet langer op deze berg wil blijven. Ik wil naar de Jordaan gaan, ik wil in de volle beloften binnengaan. Ik wil geloof hebben binnenin mijzelf, niet ziende naar een teken, niet ziende naar iets wat God geopenbaard heeft, of op de een of andere wegwijzer. Ik wil opzien naar Golgotha en zeggen: "Door geloof kom ik, Here, God. Ik kom in de Naam van de Here Jezus."

221 Nu, er zijn hier enigen om voor te bidden vanmorgen. Ik kom om de ziekte en smart van uw lichaam tegemoet te treden in de Naam van Jezus Christus. Ik zal dat doen totdat God mijn leven van mij wegneemt. Dat is juist. Zolang Hij mij verstand en begrip geeft, zal ik komen om te bidden. Faal niet in wat u gelooft, dat als ik voor u bid, u gezond zult worden. Stel dat vast. Als u het niet gelooft, kom dan helemaal niet, omdat u alleen maar uzelf kwetst.

222 Nu, het is op de band en het is hier. Van nu af aan geen onderscheiding meer totdat God mij geeft..., mij vertelt om een bepaald ding te doen, om "Ga, vertel deze persoon een zeker ding", dan zal ik het hun vertellen. Als Hij zou zeggen: "Doe een bepaald iets", zal ik het doen.

223 Maar zolang ik daar sta en zeg: "Nu, kijk naar mij. En u gelooft met uw hele hart. Ja, dit is Zo-en-zo." "U bent John Doe, kwam van zo-en-zo. U had zo lang kanker. Dokter Zo-en-zo vertelde u dat u niet zou genezen. U ging heen en deed een zeker ding. Nu moet u dat terugbrengen en dit in orde maken en dit doen voordat u wordt genezen. Goed, broeder Doe, ga nu voorwaarts, geloof het." "Nu, u bent zuster Zo-en-zo, u komt van Zo-en-zo." "U komt van Zo-en-zo." En dan kom ik in een roes, nauwelijks wetens wat ik moet doen. En als eerste, weet u, is er hier nog iemand en ik kijk om te zien naar wie ik kijk. Dan ga ik de samenkomst uit en: "Waar bevind ik mij?" Dat niet meer.

224 Ik kom in de Naam van de Here Jezus als Zijn dienstknecht. Als God het u niet bewezen heeft in deze tijd, dat ik u de waarheid verteld heb, dan zult u nooit geloven dat ik u de waarheid gezegd heb. Amen. Zo is het. Het is waar. Hoevelen willen dat er voor hen gebeden wordt, steekt uw handen omhoog. Goed.

225 Nu, ik wil dat Teddy... Is Teddy nog in het gebouw? [Iemand zegt: "Nee, hij moest weg"] Hij moest weg. Wie is hier pianist, die het lied "Only Believe" zou kunnen spelen voor mij, als u wilt? Als hier iemand is die kan spelen. Hebt u het... Of hebt u het ergens op de band? Als hier iemand is die het voor ons wil spelen, "Geloven Alleen", de een of andere pianist, kom dan even naar voren. Mannelijk of vrouwelijk, dat maakt niet uit, we zullen blij zijn u te hebben. Goed, nu terwijl u het zacht speelt, als u wilt, geliefde zuster...

226 Nu, we zullen geen gebedskaarten uitgeven. Als wij in kleine samenkomsten als deze zijn, hebben wij ze niet nodig. Als wij in grote samenkomsten zijn, moeten wij nog gebedskaarten uitgeven, als ik voor vijfhonderd mensen bid. Je moet het nog doen, omdat je er teveel krijgt in de... teveel gedrang in de menigte krijgt, ziet u.

227 Hoevelen geloven dat dit de wil van God is? [De samenkomst zegt: "Amen"] Amen. O, Iets laat mij gewoon voelen dat ik het juist gedaan heb. Iets laat... Het is van mijn hart af. Het is er gedurende twaalf jaar op geweest, omdat ik wist dat er iets verkeerd was, broeder Lee. Nu weet ik dat het er vanaf is. Ik heb het gezegd, het is op de band en het is nu van mijn hart af.

228 Bedenk, u kunt alleen maar gered worden door uw persoonlijk geloof. U kunt alleen maar genezen worden door uw persoonlijk geloof. Gelooft u dat dit de Bijbel is? [De samenkomst zegt: "Amen"] Gods Woord! Gelooft u dat uw herder een man van God is, naar welke kerk u ook gaat? Als u het niet gelooft, moet u deze verlaten. Ga naar een man, die een man van God is. Als u hem dan gelooft, gelooft dat hij u de waarheid vertelt, accepteer het dan. Uw eigen persoonlijk geloof in Christus behoudt u. Het doet er niet toe hoe goed uw herder is, hoe godzalig, vroom uw moeder is, hoe echt het Woord van God is, hoeveel u roept, hoeveel u bidt, het is uw geloof dat u behoudt! Door geloof bent u behouden.

229 Nu, hetzelfde is van toepassing. Het maakt niet uit hoe... Gods Woord zegt dat Hij dit in de laatste dagen zou zenden. Twee recht op het doel afgaande predikingen nu, waarin ik het natuurlijke Israël en het geestelijk Israël tezamen bracht. Wij zien uit naar de Jozua van deze dag, welke de Heilige Geest is, om ons naar het land te leiden. Hij moet door iemand spreken, omdat Hij een Geest is. Ik heb u verteld wat Hij mij verteld heeft. Nu, geloof en wees genezen.

230 Nu, laat dezen aan deze kant van de rij, Doc, daarheen gaan. Billy Paul, waar is Billy? Kom hierheen om Doc te helpen, als je wilt.

231 En nu, ieder van u die door deze gebedsrij komt, bedenk, het zal regelrecht op u terugslaan als u niet gelooft met uw hele hart. Het is de waarheid. U moet het geloven. Nu bedenk, u bent ziek. God zei het in Zijn Bijbel. God zond het door Zijn Boodschapper, God bewees het door Zijn Engel, nu moet u het geloven.

232 Nu, u die wilt dat er voor u gebeden wordt, hier is wat de Bijbel zegt: "Als zij handen op de zieken leggen, zullen zij gezond worden." En dat is de waarheid. En wij willen dat geloven met ons hele hart nu en God zal uw genezing toestaan.

233 Nu, komt deze kant op, hier recht doorheen en zo terug, laat eerst deze kant, dan deze andere kant, regelrecht dezelfde weg terug gaan. Laat die kant opstaan aan de rechterkant hier. Goed? Wat zegt u? [Iemand spreekt tegen broeder Branham] Ik zal hier nu naar beneden komen. Jazeker, hier naar beneden, om voor hen te bidden.

234 Nu over deze brieven en zakdoeken heb ik gebeden. Velen van u, sommigen van u, moeten misschien gaan. Vergeet nu niet dat de dienst vanavond gaat over de bevestiging, De Goddelijke betuiging van de ware Gemeente. Zie?

235 Nu, voor u, voor wie gebeden zal worden, gelooft u absoluut dat u genezen zult worden? [De mensen in de gebedsrij zeggen: "Amen"] Zo niet, komt dan niet. Als u het wel gelooft, is het uw plicht om te komen.

236 Nu, ik ben geen genezer, maar ik heb een gave van genezing. Dat werd betuigd. Het is bewezen dat dit de waarheid is. Zie ver terug, een lange tijd geleden, ik herinner mij dat ik vroeger naar het ziekenhuis hier ging. En ik was gewoon een plaatselijke Baptistenprediker, hier ter plaatse en ik wilde naar het ziekenhuis gaan. Er was daar vroeger een oude verpleegster, die in Howard Park woonde. Ik weet niet of zij daar nog in het ziekenhuis is of niet. Zij zei tegen de patiënt: "Nu zult u gezond worden. Nu zult u gezond worden." Ze zei: "Die kleine Baptistenprediker komt voor u bidden." Zie, dat was toen het pas begon. Zo was het. En nu is het zich gaan verspreiden van deze plaats uit de hele wereld rond.

237 En nu, Hij gaf mij deze tekenen om mijn opleiding volledig te maken. Nu, als ik de opleiding had van sommigen van deze andere predikers bijvoorbeeld, iemand van wie ik het weet, misschien zoals broeder Neville of doctor Vayle, sommigen van hen, zou ik dit niet behoeven te hebben. Maar ik moest het hebben om deze volledig te maken, om op te pikken wat ik niet had via opleiding. Ik moest tekenen hebben. En net als... De tekenen hebben bewezen net zo doeltreffend te zijn als opleiding zou hebben gedaan. Maar, ziet u, als je de bekwaamheid niet hebt, is God bij machte om je de bekwaamheid op een andere wijze te geven.

238 Nu, u hebt vertrouwen en gelooft. Nu wil ik dat een ieder van u het aan God belooft, waar u staat. Want als u het niet doet, zal het u niet helpen. Ik wil dat een ieder van u elke schaduw van twijfel terzijde legt. En als u door de rij komt en ik voor u bid, wil ik dat u hier vandaan weg loopt... Het zou kunnen zijn dat u totaal geen resultaat ziet. Maar Jezus zei nooit: "Zag u het? Voelde u het?" Hij zei: "Geloofde u het? Geloofde u het? Als u gelooft!"

239 Nu, ik heb dit gaandeweg opgemerkt. Ik bid voor de mensen, bij sommigen van hen werkte Hij niet met die onderscheiding; dan gaan zij weg en zeggen: "Huh, ik ontving niets. Hij vertelde mij niets." Die persoon krijgt gewoonlijk ook niets.

240 Maar sommigen van hen komen door de rij en zeggen: "Dank U, Here. Ik geloof het." Zij waren degenen van wie ik hoorde: "Weet u, broeder Branham, ik voelde me gedurende verscheidene dagen niets anders", misschien twee of drie weken, "maar plotseling begon ik te voelen dat die zaak mij verliet, zie, en daar ging het." Zie? Zie? Zie?

241 U zou kunnen zeggen dat u gelooft. Er zijn drie klassen van mensen, die de samenkomst bijwonen, dat zijn: ongelovigen, schijngelovigen en gelovigen. Sommigen van hen geven voor dat zij geloven, "O ja, ik geloof", maar het is niet zo. Als u het gelooft... Ik wil u nu deze vraag stellen. Als u gelooft, is het een onmogelijkheid dat u niet genezen wordt. Luister. Laat mij dit herhalen. Het is totaal onmogelijk dat u niet genezen wordt, als u het gelooft.

242 Ten eerste kwam het Woord van God en gaf de opdracht. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen"] Ten eerste zegt het Woord van God het. Dat staat boven alles. Het tweede is, dat de Engel des Heren het bewezen heeft, de tekenen hebben het bevestigd. Klopt dat? ["Amen"] Nu, geen falen, nergens.

243 Geen enkele fout in het Woord van God waar staat: "Ik gaf hun eens genezing, maar nu zal Ik het van hen wegnemen." Ik wil dat iemand mij dat laat zien. Ik zal u laten zien waar Jezus Zijn Gemeente opdroeg om voor de zieken te bidden, en het gebed des geloofs zal de zieke behouden... Nu, vertelt u mij waar Hij zei dat het niet meer gebeuren zou. Toont u het mij in de Bijbel. Zie?

244 Hij zei dat Hij in de laatste dagen deze bepaalde dingen zou doen, deze dingen zou doen opstaan. Kijk wat er gebeurd is. Hij heeft Zijn Woord gehouden. Ik heb u verteld dat Hij mij opdracht gaf; nu weet de wereld het. De wetenschap weet het. De Engel des Heren bewijst het. En de resultaten hebben bewezen dat het de waarheid is.

245 Wij leven in een zieke wereld. Er zijn er heel wat om voor te bidden. Ik dacht: "Zeker is er behalve dit nog een andere weg."

246 Broeder Moore zei eens tegen mij... Er was een arm, klein, gebrekkig meisje, dat naar het gebouw kroop. Het arme kleine kind probeerde bij mij te komen. Ik keek naar haar. Het kind begon te schreien. Wel, ze konden haar niet in de rij brengen, ze had geen gebedskaart. We wisten niet dat het de laatste avond van het kind was. En broeder Moore en de anderen hielpen haar om uit de rij te komen.

247 De volgende dag zaten wij erover te praten. Hij zei: "Broeder Branham, dat deed mij pijn."

248 Ik zei: "Deed het je pijn? Wat denk je dat het mij deed?"

249 Zie, een klein kreupel meisje. Dat bleef mij bij. En dat is ongeveer tien jaar geleden, een klein kreupel meisje daar ginds in Illinois. Een klein zwart hoofd, bruine ogen, kruipend, een meisje met kinderverlamming, dat probeerde bij mij te komen. En de suppoosten daar moesten haar helpen om haar terug te zetten op haar zitplaats; ze kroop weer uit haar stoel om daar boven te komen. Waarom? Je kunt er maar zoveel nemen. En als ik sommigen uit de rij zou laten, om haar daarin te zetten zonder gebedskaart, zou het de gevoelens van anderen gekwetst hebben, zie. Zo is het, ik kon het niet doen. Ik zei: "Zeker, er moet een andere manier zijn." Ik wenste dat ik toen geweten had wat ik nu weet; de zaken zouden anders gegaan zijn. Het zou zeker anders geweest zijn.

250 Nu, elk van u, het enige dat u zal weerhouden om genezen te worden, is dat u het niet gelooft.

     Laten wij nu onze hoofden buigen.

251 Onze Hemelse Vader, hier staan blinden, kreupelen, gekwelden, zieken, stervenden aan kanker, zweren, tumoren. Zij allen staan hier in de rij, Here. Ik heb het Woord gepredikt. En gedurende twaalf jaren hebt U dit bevestigd over de hele wereld. Ik heb vergeving gevraagd en ik weet dat ik het niet met opzet deed. Ik deed het omdat ik dacht dat ik het juist deed. Nu kom ik, Here, tot U, nederig vragend dat U mijn gebed wilt zegenen, opdat als ik bid voor de mensen, elk van hen genezen zal worden. Zegen hun geloof. Help ons ongeloof, Here.

252 En moge iedereen vanmorgen werkelijk het visioen vatten. Mogen zij niets ervan kwijt raken. Maar mogen zij het Schriftuurlijk zien en denken aan de Engel des Heren daar destijds in het begin, die zei: "Zoals aan Mozes twee gaven werden gegeven." En dan twee jaar geleden, de Bijbel brengend; met een Hand die neerkwam, die op de muur schreef zoals te Babylon; het zag eruit als een menselijke hand, die door de Bijbel heen naar ditzelfde hoofdstuk wees: "Zoals Ik was met Mozes, zo zal Ik met u zijn." En Vader, hier is het vanmorgen aan het licht gebracht. Wij danken U hiervoor, Here. En U vergeeft mij voor mijn fout.

253 En als wij nu in deze gebedssamenkomst gaan, moge de kracht van God elke zieke die door de rij komt, genezen. Ik ga gewoon als Uw dienstknecht, niet vragend om een speciale zalving, iets speciaals. Maar dit wetend, dat in mijn leven die opdracht is, ga ik hem uitvoeren in de Naam van Jezus Christus.

254 Nu broeder Neville, als u hier wilt staan. Nu, met deze gave zal ik niet met olie zalven. Ik ga slechts doen wat Hij mij vertelde te doen. En de opdracht zei: "Maak dat de mensen u geloven en wees oprecht." Gelooft u? [De samenkomst zegt: "Amen"] En ik ben oprecht. Er moet iets gebeuren!

255 Broeder Neville zal leiding geven bij het zingen van de liederen. U allen bidt zachtjes, terwijl ik bid voor de zieken. [Broeder Neville begint te zingen Only Believe. Blanco plek op de band ]

256 Here Jezus, ik leg mijn handen op de vrouw met deze nierstenen. En ik bestraf ze in de Naam van Christus. Moge zij gaan en genezen zijn. Amen. Er is iets gebeurd!

     Wat is uw kwaal?

257 Here, ik leg mijn handen op de broeder, met deze kwaal aan de prostaatklier, en ik bestraf deze kracht van de duivel in de Naam van Jezus Christus. Amen. U moet het hebben. Geloof.

258 Here, ik leg mijn handen op mijn zuster met deze slechte benen die opgezwollen zijn. Ik bestraf deze zwelling in de Naam van Jezus Christus. Ga, geloof het zuster en u zult het zien.

259 Here! Met een hartkwaal en andere kwalen; ik leg mijn handen op mijn zuster en bestraf deze in Jezus' Naam, door mijn opdracht.

260 Here! Met een afnemend gezicht en een hartkwaal; ik bestraf het in deze vrouw door mijn opdracht van God. In Jezus' Naam. Amen. Het moet zo zijn! Het zal in orde zijn. Het is in orde. Amen. Ik geloof het met mijn hele hart.

261 [Blanco plek op de band] Dat is waar, als het uw tijd is om te gaan. U zult op de een of andere wijze gaan. Dat is juist. Maar eerst, voordat Hij het u vertelt, als u oprecht zult zijn en er niet aan twijfelt, zult u gezond worden. Dat is precies juist.

262 Lazarus werd uit de dood opgewekt; hij stierf weer. Maar hij werd uit de dood opgewekt om te laten zien dat God Zijn aanbod aan de mensen houdt. Hij zei: "Maria, geloof je dit? Ik ben de Opstanding en het Leven. Mij is door God opgedragen om de doden op te wekken. Geloof je dit?"

263 Ze zei: "Ja Here, ik geloof dat U de Zoon van God bent, Die in de wereld gekomen is."

     Hij zei: "Waar heb je hem begraven?" Zie?

264 Hij moest opnieuw sterven. Maar Hij wekte hem op om te laten zien dat Hij de Opstanding en het Leven was.

265 Zie, God doet die dingen en alles is in Goddelijke orde. O, ik ben zo blij om dat te zeggen! Alles is volmaakt in orde. Als u kunt geloven, wordt alles waar u om vraagt, u gegeven. Het moet zo zijn!

266 In orde, blijf doorgaan met bidden nu, terwijl wij hen naar voren brengen.

267 Here Jezus, onze zuster is erg ziek, zij hoorde mij hier dit Woord prediken. Moge deze kleine zweem van twijfel bij hen allen weggaan. Mogen zij opstaan, deze oude berg die ze heen en weer gelopen hebben, verlaten en doorgaan naar de Jordaan, Here. Sta het toe, Here. Moge onze zuster dit pad nu reizen, van dit uur af aan, gelovend dat God haar lichaam geneest. In Jezus' Naam. Ga uw weg gelovende.

     God zegene u.

268 Here Jezus, geef haar het verlangen van haar hart, voor haar dochter en haar familie. Ik bid dat zij in Jezus' Naam dit ontvangt daar ik gebed aanbied en door geloof handen op haar leg. Als ik U niet geloofde, zou ik mijn handen niet op haar leggen. Als ik wist dat U het niet zou doen, zou ik niet voor haar bidden. Maar ik geloof, Here. En zij gelooft ook. En wij plaatsen ons geloof tezamen, gelovend in Jezus' Naam. Amen.

269 [Een broeder spreekt met broeder Branham] God zegene je, broeder Pat.

270 Here, voor zijn dierbare kinderen wil hij dat ze gered worden. Hij kan moeilijk horen. De dokter zegt dat er grauwe staar op zijn oog komt. Hij wil leven voor Gods heerlijkheid. Sta het toe, Here, als ik dit verzoek voor mijn broeder doe. En hij zal het hebben, in Jezus' Naam. Amen.

271 God zegene u, broeder. Twijfel niet. Geloof dat waarom u gevraagd hebt.

     [Een zuster spreekt tegen broeder Branham ]

272 Here, deze arme vrouw, die hier staat voor haar zoon, ik zou willen... dat U zult...?... iets, Here, dat haar pijn doet. Hij gaat voor een huidtransplantatie. En zij bidt voor zijn lichaam en zijn redding. Zij bidt voor haar geliefden. Zij heeft gevraagd voor haar eigen nerveuze toestand, Here. Zij staat op het punt om te bezwijken. God, ik bid dat U haar de begeerte van haar hart wilt geven. Genees haar van haar aandoeningen en maak haar gezond. In Jezus' Naam. Ik bid dit gebed des geloofs over haar. Amen.

     God zegene u, zuster. Ga, het gelovend.

     God zegene u.

273 Here, voor de redding van haar geliefden. Ik bid dat U haar haar verzoek zult toestaan in Jezus' Naam. Amen.

274 Geloof nu, zuster, dat u dat ontving en het is van u. Als u het gelooft, moet het komen.

275 Voor onze broeder Edgar Tyler. Gods zegen, dierbare broeder. Fijn, en helemaal uit Phoenix, Arizona. Is het daar heet?

276 Die dame hier werd in mijn samenkomst genezen. Waar kwam zij vandaan? Bent u uit Phoenix, dame? U bent niet van... U was in Phoenix voor de samenkomst.

277 Wat wilt u dat Hij voor u zal doen, meneer? [De broeder zegt: "De astma van mij wegnemen"] De astma van u wegnemen. God zegene u, broeder.

278 Dierbare God, daar deze dierbare broeder...?... uitroept tot onze...?... en omwille van de lasten van mensen. Ik bid dat U hem bevrijding wilt toestaan, daar hij helemaal uit Phoenix, Arizona, komt om voor zich te laten bidden, om in deze rij te staan, om de Boodschap te horen om hem te bemoedigen. Here, het ziet er uit als een groot offer. Het is het ook.

279 Maar de koningin van het Zuiden reed gedurende drie maanden op de rug van een kameel, door de Sahara woestijn, om de wijsheid van Salomo te horen. En zie, Eén groter dan Salomo is hier; de Heilige Geest is hier, één groter dan Salomo.

280 Here, ik bid dat U hem van deze kwaal in zijn lichaam wilt genezen. Geef hem het verlangen van zijn hart. Laat hem wandelen op het pad dat voor hem verordineerd is. Moge de goedheid van God op hem rusten. Ik vraag deze zegen voor mijn broeder in de Naam van Jezus Christus, Uw Zoon. Amen.

281 Ed, als je terug gaat, neem het mee. Het is van jou. Ik geef het je. Ga en ontvang het.

282 Broeder George. Bijna iedereen kent George Wright. Hoevelen herinneren zich het verhaal, toen hij pas onlangs stervende was? Al de dokters verwezen hem door. En zijn lichaam was zo opgezwollen, door een bloedstolsel in zijn hart. Verscheidene doktoren hadden hem opgegeven. Ik ging voor hem bidden. Broeder Funk, hij was hier een poosje geleden, geloof ik, hij was bij mij daar die avond. Ik zat daar op de heuvel en deed alsof ik aan het jagen was.

283 Ik wil dit nu tegen deze gemeente zeggen. Ik moet enkele dingen vertellen die gepasseerd zijn. Heel wat keren denkt u dat ik aan het jagen ben, terwijl ik het niet ben. Dat is een excuus om de mensen ervan te weerhouden mij te volgen. Ik moet daarheen gaan om alleen met God te zijn. Ik ben daarbuiten niet alleen om te jagen, vrienden. Ja, ik ben aan het jagen, maar niet dat soort jagen.

284 Ik zat daarboven op de heuvel. Nu, voor hem was ik aan het jagen op konijnen. Ik liep rond, net achter het huis en hield mijn handen uitgestrekt naar het huis en bad en bad. Stervend! De Heilige Geest sprak op een avond tot mij: "Een van deze mannen komt uit een gemeente, die niet geloven dat genezing juist is."

285 Een zekere prediker kwam niet lang geleden naar zijn huis en probeerde mij daar te weerstaan in een debat. Velen van u mensen hier waren daar die avond. Zie waar die man bijna zijn verstand verloor? En nu probeert hij uiteindelijk houvast op genade te krijgen. [Broeder Wright zegt: "Terwijl hij zegt dat ik toch de beste vriend ben die hij heeft, broeder"] Denk daarover!

286 Een man die daar stond om te debatteren en zei: "Ten eerste wil ik u vertellen dat u van de duivel bent."

287 Ik zei: "Ik vergeef u daarvoor. U weet niet waar u over spreekt."

288 Toen draaide hij zich om en zei: "Ik weet dat u de Geest van Christus hebt."

289 Ik zei: "Ik was een paar minuten geleden 'een duivel' en nu een Christen. Welke is het nu?" Zie? Verschrikkelijke dingen zijn hun overkomen.

290 Deze man lag daar stervende. En die man lachte hem uit en zei: "Nu, ga je Goddelijke genezer halen."

291 En ik was in Lexington, Kentucky, waar een vrouw van kanker genezen werd. En in een visioen toonde de Here het mij, in een visioen, die morgen om ongeveer vijf uur. Hij liet mij dat zien. Hij zei: "U zult de hand van broeder George Wright schudden. Hij zal aan komen lopen door de Tabernakel, hier heen lopen en u de hand schudden. En voor de man die hem uitlachte, zal hij het graf graven." Ik wist het niet, wist niet dat hij graven delfde.

292 Ik belde zuster Wright op. Zij moet hier ergens zijn. Ja. Ik belde zuster Wright op en ik zei: "Ik heb ZO SPREEKT DE HERE". Dat is juist. Dat is het soort visioenen dat ik van nu af aan wil zien; als ik dan iemand iets vertel, komt het terug. Ik zei: "Broeder George zal het graf van de man delven of aan het graf van de man zijn die gekheid over hem gemaakt heeft. En hij zal in de Tabernakel komen en ik zal hem de hand schudden." Het bloedstolsel verliet broeder George.

293 En ongeveer een maand of twee daarna was ik terug. En hij komt altijd, bijna altijd van deze kant aanlopen, maar die morgen kwam hij van deze kant, achter het orgel. Ik zei: "Kijk, kijk, hier komt hij, precies hier, helemaal precies zoals het was."

294 En hier is hij vandaag. Dat is geweest... [Broeder Wright zegt: "Negen jaar"] Negen jaar geleden. ["Ik had negen bloedstolsels die weggingen."] Negen bloedstolsels, negen jaar geleden!

295 Tussen twee haakjes, ik hoor dat zuster Hickerson... Is broeder Hickerson hier vandaag? Zij is beter. Dat is fijn. Zij had ook bloedstolsels, een paar in haar been.

     Nu heeft hij reumatiek in zijn hand.

296 Dat was zijn dochter, zuster Hattie, die daar zit, waarvan ik nu getuigde, waarbij de nieuwe bediening de eerste keer werkte. Dat is juist, zuster Hattie. Ik vraag mij af of de jongens vanmorgen hier zijn. Zijn zij bij u? [Zuster Hattie zegt: "Achterin" ]

297 Waar zijn de jongens? Beiden staan daar precies helemaal achterin. Daar zijn de twee jongens. Dat is de moeder, de dochter van onze broeder. Steekt jullie handen omhoog, jongens, zodat zij kunnen zien wie jullie zijn. Goed, ze staan daar achterin. Het is wonderbaar, is het niet, Orville? Zeker is het dat. Goed.

298 Broeder George. [Broeder Wright zegt: "U weet, broeder Bill, dat ik geloof"] Ik weet dat u gelooft. En ik weet dat ik daar vele malen 's nachts in uw kamer heb gelegen, uit het raam kijkend, luisterend naar een oude spotvogel. Op de een of andere dag moeten wij overgaan, broeder George. Tot die tijd zij God met ons. Ik weet dat Hij het dan zal zijn. "Ja, al ga ik door het dal van de schaduw des doods, ik zal geen kwaad vrezen. Gij zijt met mij." In dat visioen hier niet lang geleden, toen ik die oude mensen weer in jonge veranderd zag, zo zal ik u op zekere dag zien, volmaakt.

299 Onze Hemelse Vader, geef onze broeder het verlangen van zijn hart. Genees hem van deze reumatiek. Hij wordt oud, Vader, en ik bid dat U hem wilt helpen. Help zuster Wright en de kleine Edith en de hele familie daar, zuster Hattie en haar kinderen, al hun geliefden, wees met hen, Vader. Sta dit verzoek toe, daar ik het vraag in Jezus' Naam.

300 [Broeder George Wright zegt: "Ik word negenenzeventig"] God zegene u, broeder Wright en geve u nog veel meer dagen. Prijs de Here!

301 Broeder Daulton. My, my, my, my! Hier is een fijne broeder die dierbaar voor mij geweest is. Ik zal u vertellen wat er gebeurde. Ik heb geen tijd om het helemaal te vertellen. Zijn vrouw weet het. Zij zei dat hij stervende was. Was het een hartaanval, zuster? En van tevoren had de Here haar een droom gegeven, en de uitlegging kwam. En toen de hartaanval hem trof, stond zij er recht voor en zei: "Ik weersta dit!" God had haar een droom gegeven dat het op die wijze zou gaan en de uitlegging kwam. En de dokter dacht dat de man stervende was, en hier is hij levend vandaag.

302 Here Jezus, voor onze dierbare broeder, hij maakte een lange rit om in deze samenkomst vanmorgen te komen. Zijn heup is slecht. Net als bij een auto, Here, de onderdelen beginnen te slijten, ze gaan achteruit, maar, o Here, wees zijn kracht! U bent onze sterkte. Ondersteun deze kreupele plaats in zijn heup. Ondersteun elke zwakke plek, Here. En geef aan onze dierbare broeder zijn genezing, daar ik hem zegen in de Naam van Jezus Christus, Uw Zoon. Amen.

     God zegene u, broeder Daulton. Zo zal het zijn.

303 Goed, zuster, wat kan de Here voor u doen? [De zuster spreekt tegen broeder Branham] Wel, zuster Daugherty! Is dit Betty? ["Dat ben ik."] Wel, Betty, God zegene je, dierbare zuster! Wie in deze Tabernakel kent Betty Daugherty niet! De eerste keer dat mijn oude bediening ooit werkte, was het op dit kind. Hoevelen herinneren zich omtrent het kleed? [De samenkomst zegt: "Amen" ]

304 Betty had Sintvitusdans. En zij was in zo'n toestand dat zij zich zelfs niet als een mens gedroeg. Geen dokter kon iets voor haar doen.

305 En ik ging naar St. Louis. Deze gemeente gaf het geld en ik leende iemands overjas en zij brachten elf dollars bijeen voor mij om erheen te gaan en voor dit kleine meisje te bidden. Ze was nog maar een klein meisje, ongeveer zoals dit kleine meisje dat hier zit, een kleine peuter. En ik verbleef... Is broeder Daugherty hier? Hij is er niet. En ik bad en bad en bad, ik kon nergens komen. En tenslotte, terwijl ik in de auto van broeder Daugherty zat, zag ik een visioen over wat ik voor hen moest doen.

306 En zij volgde het visioen helemaal precies op de wijze dat de Here zei het te doen. Ik geloof dat het een klein beetje tegen hun gedachten inging toentertijd. Maar zij deed het helemaal precies op de wijze dat de Here zei het te doen, en Betty werd genezen. De eerste keer dat ik haar zag, hoe... Ik zei: "Zet één Daugherty aan het ene eind van het bed en broeder Daugherty aan het andere. En laat haar een lap nemen en het gezicht en de handen, enzovoort, van de baby wassen." Intussen ging ik door met het gebed: "Onze Vader die in de Hemel zijt, Uw Naam worde geheiligd."

307 En Betty is nu getroffen door grauwe staar. Een korte tijd geleden moest ik voor haar bidden aan de achterzijde van het gebouw te Chatauqua.

308 Beste Betty, laten wij dit nu heel aandachtig nagaan. Ik wil je hand vasthouden. Ben je helemaal blind, Betty? [Betty Daugherty zegt: "Nee"] Je kunt gewoon het daglicht en donker zien. ["Dat is juist"] Hoe oud ben je nu, Betty? ["Tweeëntwintig"] Ze was toen ongeveer zeven of acht. Zuster Daugherty, u had er een heel karwei aan, is het niet? Weet je, Betty, ik heb altijd geloofd dat God iets voor je te doen had. En ik geloof dat dit het is, waarom dit voor jou een weg is geweest. En nu geloof ik dat de vijand dit kwade ding gedaan heeft.

309 Nu, weet je dit, Betty. Als ik de macht had om daar in te grijpen en die grauwe staar weg te nemen en ze eruit te trekken, zou ik het doen. [Betty Daugherty zegt: "Ja"] Ik heb het niet.

310 Maar Betty, wat ik je de eerste keer vertelde, dat is de waarheid, zoals ik en jij hier zitten als broeder en zuster in Christus. Broeder Daugherty, je dierbare vader, net zo'n lieflijke broeder als ik ooit had en je dierbare moeder hier. Ik heb in jullie huis gewoond en jullie deelden jullie voedsel met mij en alles. Je bent als een zuster voor mij geweest, en ik zou nu niet oprechter kunnen zijn dan ik met Delores zou zijn, die daar achterin zit.

311 Nu, God beloofde dit, Betty, ik wil alles geven. Je hebt een vader die prediker is, je bent opgevoed in een gezin dat bidt voor de zieken...?... Er is dikwijls voor jou gebeden. Het is tot een plaats gekomen dat het langs je heengaat, telkens weer. En we verliezen enigszins de waarde ervan. Zie je wat ik bedoel?

312 My, je bent een fijn, aardig meisje geworden, Betty, het is jammer om te zien dat het met je ogen zo gegaan is. Is Meda nog in het gebouw? Mijn vrouw wilde je zien. Ik wil dat zij je ziet, Betty, wat een aardig meisje je bent geworden. Betty, je was een aardig klein meisje. Je bent altijd een goed meisje geweest.

313 Nu, er zijn een paar dingen in je leven gekomen, waarin je faalde, Betty. Nu, zoals een dokter je natuurlijk lichaam zou onderzoeken, wil ik door je ziel kijken. Heb je ergens God teleurgesteld, Betty? Als het zo is, erken het aan Hem: ("Here, als U mij opnieuw een kans geeft, zal ik niet..., zal ik het anders doen.") [Betty Daugherty spreekt tegen broeder Branham ]

314 My, dit is een vreemde zaak. Laten wij het op deze wijze bedenken. Nu, ik wist niet dat Betty Daugherty in deze samenkomst zou zijn. Maar de eerste bij mijn andere onderscheiding was Betty Daugherty. Hier is het weer terug, bij de eerste samenkomst met deze.

315 Zij wist toen waar ik over sprak. Ik wil die onderscheiding niet opnieuw beginnen, nu in de gebedsrij. Maar ze zei wat zij nu op dit moment had moeten zeggen. Zij werd vervuld met de Heilige Geest daar in St.Louis. Als een tiener-meisje, als kind heeft zij misschien dingen gedaan die zij niet had moeten doen. Maar wie heeft dat niet? Wie heeft het niet? Als er geen genade is, zijn wij allen verloren. Maar als je bereid bent je verkeerde dingen te belijden, is God rechtvaardig om je je verkeerde daden te vergeven.

316 Ik wek mijn geloof nu op, Here, ik breng dit meisje tot U. En ik leg mijn handen over haar ogen. God, ik bestraf deze grauwe staar en geloof dat haar ogen weer zullen zien. Laat de kracht van de Levende God, de Goddelijke, Betty haar gezicht weer terug geven, daar ik dit gebed aanbied terwijl er geloof op mij is. In de Naam van Jezus Christus, de Zoon van God. Mag ik mijn zuster ergens de hand opnieuw schudden, vandaag, morgen of wanneer het ook weer zal zijn, en mogen die heldere ogen naar mij kijken en zeggen: "Broeder Branham, ik kan mijn...?... bril afdoen. Ik kan zien."

317 Bedenk gewoon hoe wonderbaar, hoe gelukkig je zou zijn om te zien! Geloof je dat, zuster Daugherty? [Zuster Daugherty zegt: "Ja."]

     En gelooft u dat? [De samenkomst verheugt zich ]

318 Here, in de Naam van Jezus, de Zoon van God, geef aan onze zuster het verlangen van haar hart, daar zij gereed staat om van U te horen. En laat de kracht die Betty Daugherty de eerste keer genas, dit ook de tweede keer doen, laat het onze zuster genezen, in Jezus' Naam. Amen.

319 Broeder. [De broeder spreekt met broeder Branham] Onze broeder wil gered worden. Aanvaardt u Jezus Christus als uw persoonlijke Redder? ["Ja"] Gelooft u dat Hij voor u stierf en weer opstond? ["Ja"] Maakt u nu aanspraak op Hem als uw persoonlijke Redder? ["Ja" ]

320 In de Naam van Jezus Christus, laat elke zondevraag weggegaan zijn uit het geweten van deze man. Moge onze broeder de Heilige Geest ontvangen. Van nu af aan is zijn leven een Christen, in de Naam van Jezus Christus.

321 Wend u tot dit gehoor en zeg: "Ik aanvaard Jezus als mijn Redder." [De man zegt: "Ik aanvaard Jezus als mijn Redder"] Nu is hij zo blij dat zijn zonden vergeven zijn door het Bloed van Jezus Christus. Daar houden wij van, amen, een dubbele genezing door Zijn striemen. [Leeg gedeelte op de band ]

322 En dat ik vanmorgen meer verricht heb door de boodschap die ik heb gehad en de dingen zoals ik ze geweten heb, ik heb de opdracht gevolgd, meer dan ik heb verricht in de laatste vijf jaar, omdat ik het centrum van Gods wil heb gevonden.

323 Nu, het mag voor mij misschien een moeilijke zaak zijn om van de ene bediening in een andere te veranderen. Maar het is niet het veranderen van de bediening, het is dezelfde bediening brengen in een hogere sfeer. Het is de oorspronkelijke opdracht. Al deze andere dingen zijn daarop gebouwd. Nu is het de tijd.

324 Ik geloof met heel mijn hart voor iedere persoon waar ik voor bid. Ik geloof dat zij gezond zullen worden. En met al het bewijs dat wij hebben, alles wat God heeft laten zien, jaar na jaar, met een onfeilbaar bewijs dat de Bijbel weer leeft, hoe zou het dan kunnen falen? Het kan gewoon niet falen.

325 Nu, er is maar één wijze om het te laten falen, dat is als u het niet gelooft. Als Jezus Zelf hier stond en voor u zou bidden en u zou door dezelfde handeling gaan die wij vanmorgen gedaan hebben, zou er niet meer gebeuren dan u zou geloven naar de mate van het geloof. Er zou niet meer kunnen gebeuren, dan wat zal gebeuren als u gelooft met dezelfde mate van geloof. Omdat ik slechts Hem vertegenwoordig, ik ben een zondaar, gered door genade, net zo'n mens als u bent, slechts een menselijk wezen. Maar God moet ergens een uitingsmogelijkheid hebben. En Hij heeft dat bewezen door Zijn Woord, Hij heeft het bewezen door de bediening, Hij heeft het bewezen door de Engel des Heren, en hier is het. Nu is het aan ons om het te geloven.

326 Nu bedenk net als een kind. Als er een kwaal is geweest, zie hem niet meer. Als er een ziekte geweest is, is hij er niet meer. Negeer gewoon elk symptoom, alles wat tegengesteld is aan wat gevraagd is. Vele malen... Elk kind dat tot God komt, moet beproefd worden. We worden beproefd of we dat geloven of niet. En u zult strijd en moeite hebben, maar bedenk, we zijn op onze reis.

327 God zegene u. Ik heb u lief. En ik hoop, door Gods hulp, dat Hij mij u laat dienen gedurende vele, vele toekomstige jaren, dat is mijn gebed. Bid voor mij.

328 En nu, bedenk vanavond: De vijf onfeilbare bevestigingen van de ware Gemeente van de levende God. Tot dan, laten wij op onze voeten gaan staan, even een ogenblik.

329 O, is er een doopdienst? [Broeder Neville zegt: "Ik geloof dat er een is"] O, een doopdienst! De mensen voor de doop, bent u hier? Steekt uw hand op, ieder voor de doop. Een, twee, drie... Ja, het spijt mij erg, heel erg, vrienden.

330 Nu, voor hen die moeten gaan, ik zal hen laten gaan. De rest van hen blijft voor de doop, zij die het willen. We hebben over een ogenblik een doopdienst.

331 Vader God, laat hen gaan die moeten gaan, met Uw zegening, Uw zaligheid, Uw genade ruste op hen, U dankend voor alles wat vanmorgen verricht is, daar wij wegtrekken bij deze berg vandaan, en beginnen opwaarts te gaan. Here, mogen wij omhoog wandelen op elke sport van de ladder, totdat wij het Koninkrijk van God bereiken. Sta het toe, Here. Wees nu met ons. Vergeef onze zonden, zij die nu blijven om gedoopt te worden voor de vergeving van hun zonden, in de Naam van Jezus Christus. En mogen deze dingen toegestaan worden.

332 Vergader ons vanavond weer tezamen. Mogen Uw kracht en Uw zegeningen vanavond op ons zijn. Moge het vanavond een grote avond zijn. Mogen velen die verward zijn, vanavond rechtgetrokken worden. Sta het toe, Vader, want wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

333 Goed, u kunt nu gaan zitten als u wilt, terwijl wij ons gereed maken voor de doop.