Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...

Gods verpakte Gave

Door William Marrion Branham

1 Het is altijd goed om naar het huis van de Here te komen, maar het is nog beter, naar het schijnt, op deze feestdagen als Kerst en Nieuwjaar. Het schijnt ons een speciale zegen te geven. Het is zo jammer dat we dit Kerstgevoel niet altijd kunnen hebben; dat de mensen naar je zwaaien en zeggen: "De Here zegene u." Dat is goed. Daarom houd ik van Kerstmis.

     Nu, gisteravond hoorde ik over de nachtwake, voor aanstaande zaterdag, geloof ik. Zo de Here wil, probeer ik zaterdagavond vrij te houden en hier op de nachtwake te zijn, zo de Here wil, om hen een beetje te helpen door over een onderwerp te spreken.

     Dan is er op zondagmorgen natuurlijk de normale zondagsschool en zondagavond is er een Evangelische dienst. Nu, avondmaal, voetwassing, aanstaande zondagavond, dat is juist. Een goede manier om het nieuwe jaar mee te beginnen: avondmaal te nemen en voetwassing te hebben.

2 Nu, ik wil een mededeling doen, waarin ik wil vragen of... Dit is een kleine besloten samenkomst, alleen graag voor de voorgangers en de bij ons aangesloten voorgangers van de Tabernakel, de oudsten en diakenen van deze Tabernakel. Ik denk dat het goed voor ons is om eens in de zoveel tijd samen te komen en uit te vinden hoe de Here ons leidt. En vele malen zijn er kleine dingen die opkomen, zoals bepaalde Schriftgedeelten die u tegenkomt, die moeilijk zijn. En we willen hetzelfde... overal hetzelfde spreken. En we willen bij elkaar komen.

3 En ik wil u voorgangers en de bij ons aangesloten voorgangers... Natuurlijk zal broeder Neville er zijn, en broeder Don Ruddell hier, een van onze zustergemeenten, en broeder Graham Snelling van Utica, broeder Stricker hier, onze zendeling. En de voorgaande broeders, broeder... de verschillenden hier, broeder Parnell.

     U weet wie de bij ons aangesloten broeders zijn, broeder Junior Jackson van New Albany. En dan de diakenen en de oudsten. Ik vertel u wat ik zou willen dat u doet. Neemt u de komende week een stukje papier en schrijf er uw gedachten of de... Ik bedoel Schriftuurlijk, of een bepaalde taak die u moet onderhouden, waar u niet uitkomt.

     Zoals een oudste zich zou kunnen afvragen: "Wat is mijn taak als deze zaak opkomt?" "Wat is mijn taak als diaken, als deze zaak opkomt?" En de voorganger zou zeggen: "In het Woord zie ik dat ik verondersteld word om Zus-en-zo te handelen, en ik begrijp het niet helemaal op de wijze waarop wij het leren." En plaats dat in de Schrift, enzovoort, en geef het allemaal aan broeder Wood, als u wilt, omdat hij naast mij woont.

     En zodra u het hebt opgeschreven – graag zo snel mogelijk – wat ik zal waarderen, zodat ik het in de Schrift kan opzoeken, en we willen het niet zo hebben... Het is geen openbare samenkomst. Het is alleen voor de voorgangers en... van deze Tabernakel, en de diakenen en beheerders van de Tabernakel. En dat zal zo spoedig mogelijk gebeuren, zodra ik ze krijg. Dan zullen we een avond afkondigen, wanneer er hier geen samenkomsten zijn, en dan zullen we dat behandelen.

4 Ik denk dat het goed zou zijn, broeder Neville, en broeders, al u voorgangers, enzovoort, dat we samen zullen komen. Op die manier kunnen we overal hetzelfde zeggen, ziet u. Het zal ook op de band worden opgenomen. Onze vragen en onze antwoorden zullen opgenomen worden, en iedereen kan een band krijgen, zodat u hem af kunt draaien betreffende welke zaak dan ook, welke vragen er ook maar oprijzen, zodat u het zult weten en het de gemeente goed zal doen.

     Of iemand zou willen zeggen: "Wel, dit..." We draaien de band af om te zien wat werd gezegd. En we hebben reeds dat soort banden. En nu hebben we het afgelopen jaar, geloof ik, enkele nieuwe diakenen en beheerders, enzovoort, gekregen en we willen hen graag hierover onderrichten.

5 En deze kleine broeder, één van onze broeders hier uit Sellersburg, broeder Willard Crase, geef hem hier zeker bericht van, als u wilt, omdat hij nog jong in de Here is. En ik denk, als deze jonge kerels kunnen worden gegrondvest – u weet wat ik bedoel – dat ze zullen weten hoe vast te houden. Er komen kleine vragen komen op in hun gedachten en in plaats van daarover een afsplitsing te maken, laat ons tezamen komen en zien wat het allemaal inhoudt. En als we dan in samenkomsten zijn, onze grote gezamenlijke samenkomsten, wanneer de gemeenten samenkomen, zoals we het in de laatste bijeenkomst hadden, dan zullen we weten wat we moeten nemen en zeggen, precies wat we moeten doen. We willen allemaal dezelfde taal spreken, zodat we het zullen begrijpen.

     Nu wil ik graag nog iets anders zeggen. Zoals broeder Neville het zo goed heeft gezegd, wensen we u het beste in deze Kersttijd, in deze tijd van gemeenschap, rond deze feestdagen, enzovoort.

6 En dan wil ik deze tijd gebruiken om aan elk van u uit te drukken hoe dankbaar ik ben voor uw Kerstkaarten en geschenken en dergelijke die we thuis ontvingen. Ik dank u zeker met heel mijn hart. Het deed mij stellig goed vanmorgen toen... Ik heb een kleine jongen, klein genoeg om een Kerstboom te willen, en we hebben er een in de kamer. En toen ik daar vanmorgen onder keek, vond ik verscheidene cadeaus onder de boom, die ons waren toegestuurd van mijn gemeente hier en van mijn vrienden uit verschillende plaatsen. Ik heb geen woorden genoeg om aan u uit te drukken hoe ik elk ervan waardeer. Moge de God des hemels u rijkelijk zegenen, is mijn gebed. En nu...

7 En wij – u weet hoe dat zou zijn – kunnen u geen geschenken terugsturen, omdat ik daar gewoon het geld niet voor heb, weet u. Ik krijg honderd dollar in de week, en ik heb een groot gezin, en ongeveer tien miljoen vrienden, en het zou moeilijk zijn die allemaal langs te gaan. Maar we zijn u dankbaar dat u aan ons heeft gedacht. Ik weet zeker dat u het begrijpt.

     Nu, vergeet deze komende Nieuwjaarsavond niet. O, ik herinner me de eerste nachtwake die ik ooit in deze Tabernakel meemaakte. Ik denk niet dat iemand zich dat herinnert, maar het was een avond die heel wat vormelijkheid uit uw voorganger heeft weggenomen. Dus dan kijken we uit naar een grote tijd.

     En nu, voor we gaan bidden, wil ik vanavond in de Schrift lezen.

8 Ik stond vandaag in tweestrijd. Ik kondigde aan dat ik vanavond zou spreken over, als ik hier zou komen, "We hebben Zijn ster gezien in het Oosten, en zijn gekomen om Hem te aanbidden". Dat klonk enigszins vertrouwd voor mij. En ik vroeg het na bij onze goede vriend, broeder Sothmann hier, een van de beheerders van de gemeente. En hij zei: "Ik heb daar een band van, broeder Branham. U predikte het ergens." En onze dierbare vriend hier, broeder Leo Mercier, de bandenjongen, zei: "Ja, ongeveer vijf keer."

     Dus ik veranderde het een beetje. In plaats van te prediken over "We hebben Zijn ster gezien in het Oosten", wil ik vanavond spreken over het onderwerp, "Gods verpakte Gave".

9 En nu ga ik een Schriftlezing lezen uit het Evangelie van Mattheüs, het tweede hoofdstuk van Mattheüs.

     Toen nu Jezus geboren was te Bethlehem, gelegen in Judéa, in de dagen van den koning Herodus, ziet, enige wijzen van het Oosten zijn te Jeruzalem aangekomen,

     Zeggende: Waar is de geboren Koning der Joden? Want wij hebben Zijn ster gezien in het Oosten, en zijn gekomen om Hem te aanbidden.

     De Koning Herodus nu, dit gehoord hebbende, werd ontroerd, en geheel Jeruzalem met hem.

     En bijeenvergaderd hebbende al de overpriesters en Schriftgeleerden des volks, vraagde van hen, waar de Christus zou geboren worden.

     En zij zeiden tot hem: Te Bethlehem, in Judéa gelegen; want alzo is geschreven door de profeet:

     En gij Bethlehem, gij land Juda! zijt geenszins de minste onder de vorsten van Juda; want uit u zal de Leidsman voortkomen, Die Mijn volk Israël weiden zal.

     Toen heeft Herodus de wijzen heimelijk geroepen, en vernam naarstiglijk van hen de tijd, wanneer de ster verschenen was;

     En hen naar Bethlehem zendende, zeide: Reist heen, en onderzoekt naarstiglijk naar dat Kindeken, en als gij Het zult gevonden hebben, boodschapt het mij, opdat ik ook kome en Datzelve aanbidde.

     En zij, de koning gehoord hebbende, zijn heengereisd; en ziet, de ster, die zij in het Oosten gezien hadden, ging hun voor, totdat zij kwam en stond boven de plaats, waar het jonge Kindeken was.

     Als zij nu de ster zagen, verheugden zij zich met zeer grote vreugde.

     En in het huis gekomen zijnde, vonden zij het Kindeken met Maria, Zijn moeder, en nedervallende hebben zij Hetzelve aangebeden; en hun schatten opengedaan hebbende, brachten zij Hem geschenken: goud, en wierook, en mirre.

     En door Goddelijke openbaring vermaand zijnde in den droom, dat zij niet zouden wederkeren tot Herodus, vertrokken zij door een anderen weg weder naar hun land.

10 Nu, ik wil daar vanavond een tekst uit nemen, of niet daaruit, maar uit dezelfde geschiedenis, in Lukas 2:7.

     En zij baarde haar eerstgeboren Zoon, en wond Hem in doeken, en legde Hem neder in de kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg.

     Laat ons onze hoofden buigen voor gebed.

11 Heilige en genadige God, die ons de grootste Gave gaf die de wereld ooit heeft gekend, de Here Jezus Christus; we komen vanavond nederig tot U met dankzegging, en drukken ons innerlijk wezen uit, de diepste aanbidding van ons hart aan U, voor deze geweldige Gave. We hebben niets terug te geven. En het was heel weinig wat U vroeg, alleen maar "Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal uw lasten en uw zonden nemen en u vrij maken." O, wat een ruil! Niemand kon dat doen dan U, onze Vader. En wij danken U dat U dat voor ons hebt gedaan.

     En we zijn Uw getuigen in dit uur, dat U onze lasten en zonden nam, en ons daarvoor in de plaats vreugde en vrede gaf. Hoe dankbaar zijn wij, Here, voor deze innerlijke, Christelijke ervaring, Kerstmis in onze harten. We zijn daar zo blij om!

     Wij zijn zo gelukkig om te weten dat we in het laatste der dagen leven, als we opnieuw de tekenen zien komen zoals het in de dagen van Zijn verschijning was. We vernederen onze harten in Uw tegenwoordigheid, o grote Edele. Laat Uw Geest tot in de hoogste graad in onze harten, in onze levens, regeren, en ons van binnenuit versterken, zodat we Uw dienstknechten mogen zijn, in dit grote en donkere uur, waar de wereld nu voor staat.

     We dragen het lezen van Uw Woord aan U op met dit ene doel, dat de Heilige Geest hieruit voldoende samenhang zal geven vanavond voor een Kerstboodschap voor Uw wachtend volk. En we wachten op U. Here, besnijd de lippen die spreken, en de oren die zullen horen. En wilt U de woorden die uitgaan bekrachtigen en leven geven, zodat het ons een beter begrip van de Here Jezus zal geven. Want we vragen het in Zijn Naam. Amen.

12 Vele Schriftgedeelten heb ik hier voor een verwijzing opgeschreven, enzovoort. Ik was gisteren verbaasd om te horen over... wat ik in de krant las en wat de zakelijke wereld noemt, "een succesvol Kerstmis", omdat er dit keer meer geld was uitgegeven dan sinds vele, vele jaren. En dat er een grote menigte in Jeruzalem verzameld was en hoe dat daar een kleine tijd van vrede was tussen de Arabieren en de Joden, met verzachte gevoelens, om in deze tijd van Kerstmis de pelgrims weer de stad binnen te laten.

     Ik heb me dikwijls afgevraagd waarom deze stad ooit gekozen werd, Bethlehem.

     Zoals deze familie een paar ogenblikken geleden zong; de kleine man en zijn vrouw en kinderen. Ik was verbaasd te zien hoe dat kleine meisje de maat hield met die... soort harp die zij bespeelde; en dat kleine ventje was toch nog amper een kleuter, maar nochtans hield hij de maat met de... of op het gehoor spelend op deze harp. Ik veronderstel dat het een harp was. Nu, en dan ik...

13 Ik dacht aan Bethlehem en waarom het werd gekozen om de geboorteplaats van de Koning der koningen te zijn. En u weet dat Bethlehem een kleine plaats was, een erg kleine stadje. Ik heb me dikwijls afgevraagd waarom God daar niet een meer religieuze plaats voor koos, voor deze grote gebeurtenis, zoiets als Silo (Silo was de eerste plaats waar de tent... de ark, werd opgezet na het oversteken van de Jordaan); of Gilgal, een andere grote religieuze plaats; of Sion, op de berg, een andere grote religieuze plaats; of zelfs de trotse hoofdstad, Jeruzalem, met al zijn wijzen en heiligen door de eeuwen heen. Waarom koos God Jeruzalem niet?

14 Waarom zou Hij Bethlehem kiezen? Misschien leek het alsof Hij een plaats zou kunnen kiezen, een van de grote vrijsteden, welke Zijn Zoon zou beschermen als er enige moeilijkheden zouden oprijzen – de vrijplaatsen zoals Ramoth in Gilead. Dat was een grote gebouwde vrijstad voor de mensen om naar deze torens te snellen. Kades was een andere grote vrijstad; Hebron, nog een andere grote vrijstad.

     Waarom koos God klein Bethlehem en niet deze grotere steden? Zij hadden grotere namen en een meer geestelijke achtergrond. Maar weet u, God heeft een wijze om dingen te doen, gewoon Zijn eigen wijze van doen. Ik ben zo blij dat Hij dat doet, zie. Soms neemt Hij dingen die geen geestelijke achtergrond, of helemaal geen achtergrond hebben.

15 Daarom is Hij God; Hij kan iets nemen dat niets is en er iets uit maken. En dat maakt Hem God. Dat maakt dat wij Hem liefhebben. Dit maakt dat wij arme mensen Hem waarderen, omdat God zelfs met ons, armen, zonder achtergrond, grote dingen kan doen als Hij ons eenmaal onder Zijn controle kan krijgen.

16 Jozua was natuurlijk degene die de kinderen van Israël overbracht en het land verdeelde. En aan de stam van Juda was het deel gegeven waar Bethlehem ligt, in de noordelijkste hoek van de provincie Juda, een kleine strook die uitloopt in een soort klein schiereiland. In deze plaats, deze provincie, deze grote provincie, in het noordelijke graanland, waar de graanbouw was, daar waar zij grote hoeveelheden tarwe en gerst verbouwden.

17 En een van Kalebs zonen vestigde en stichtte deze stad. Zijn naam was Salma, een van Kalebs zonen. Als u dat wilt opzoeken... Ik sla een heleboel van deze Schriftplaatsen over, maar ik zie dat sommige broeders het opschrijven. In 1 Kronieken 2:15... Ook vindt u het in Mattheüs 1:5, waar hij deze grote stad vestigde en stichtte, wat een kleine stad was. Maar ze is groot vanwege de grote dingen die er in deze stad gebeurden.

18 Zoals ik altijd al gezegd heb, het is niet de grote kerk, het is de grote God in de kerk. Het is niet de grote, heilige berg, het is de grote Heilige Geest die op de berg was. Het is niet de heilige man, het is de Heilige Geest ìn de man, zie.

     Zo was het met deze stad. Ze was klein van formaat en lag meer in het dal, en het was niet zoveel van aanzien. Haar bevolking was gering en zo is het vandaag nog, maar het was omdat God verkoos er iets te doen. Daar houd ik van, iets wat Gòd kiest – het geeft niet wat de mensen ervan vinden, als God het maar kiest.

19 Rachab, de hoer, waarvan we allen weten, was een jong meisje dat door haar heidense vader en moeder op straat was gezet; ze hadden haar op straat gezet omdat zij mooi was, om zo voor hen een inkomen te verschaffen door prostitutie; en toch, binnen in dit immorele meisje, dat op de straat was gezet... had zíj gehoord dat er een God was die gebed beantwoordde.

     En bij de eerste gelegenheid die zij kreeg om die God te aanvaarden of iets voor Hem te doen, deed zij het. En God spaarde haar leven en redde haar vader en moeder, en haar familie. Zij werd verliefd op een generaal uit het leger van Israël, en trouwde deze generaal, zoals we in de geschiedenis vinden. En hun verbintenis was wonderbaar. En op het laatst vestigden zij zich en woonden in Bethlehem.

20 En door deze generaal bracht zij een zoon ter wereld, de zoon van... Ik kan nu net niet op de naam van de generaal komen. Ik probeerde het. Ik dacht dat ik zijn naam hier had opgeschreven, maar het is niet zo. Ik had de naam van haar zoon, maar het was Rachabs zoon van deze generaal. Zijn naam was Salmon. Niet de Salomo die de tempel bouwde, de zoon van David, maar een andere Salmon. Deze Salmon bracht een zoon voort wiens naam Boaz was. En Boaz, o, we zijn allemaal bekend met de wonderbare geschiedenis van Boaz en Ruth.

21 Nu, ziet u, deze hoer was een heidense, en zij was een verre grootmoeder van onze Here Jezus. En ook toen Boaz, haar kleinzoon, kwam en Ruth, de Moabietische, trouwde, trouwde hij ook een heidense. Wat Jezus ook een deel van de heidenen maakte, aards gesproken. Toen zij hun kind voortbrachten, was zijn naam Obed. En Obed had een zoon en zijn naam was Jesse. En Jesse had een zoon wiens naam David was. Dit vond allemaal in het kleine Bethlehem plaats. Wat is het? De geslachtslijn van de Here Jezus, Zijn achtergrond waar de grote geestelijke mannen overheen keken, of de zógenaamde geestelijke mannen.

22 En het was op dezelfde grond waarop Samuël, de profeet, David tot koning over Israël zalfde, precies daar in Bethlehem. En door David kwam de grote Zoon voort, "Gij Zoon van David", de Zoon die geboren werd in een kleine kribbe in een stal, aan de helling van de heuvel, aan de westkant van de stad. Het was daar op die heuvel waar de engelen van God hun eerste Kerstlied zongen.

23 Het woord Bethlehem, laten we het ontleden. B-e-t-h betekent "huis". E-l betekent "God". E-l-h-a-m betekent "brood". "Het huis van Gods brood." Hoe passend was het voor het Brood des Levens om te komen uit Bethlehem, "Huis van Gods Brood". O, het is een mooi verhaal!

24 Het moet net een klein beetje donker zijn geworden; de zon was aan het ondergaan. Misschien schenen de sterren niet meer en het was al ongeveer twee uur na zonsondergang, terwijl het ezeltje zijn kleine, vermoeide poten aan de voet van de heuvel, ten westen van Bethlehem, zette; ondertussen lette hij op waar hij zijn kleine hoeven neerzette, omdat zijn vracht kostbaar was. Jozef leidde hem rustig voort, terwijl het drietal de berg opklom, nadat ze de hele dag door hadden gereisd, komend van Nazareth. En zij verwachtte op elk moment moeder te worden – misschien was ze al ver over tijd.

25 Maar alle dingen zijn door God voorbestemd, die meewerken ten goede voor degenen die Hem liefhebben. Het was door God voorbestemd dat er in die dag een harteloze koning zou zijn, de bloeddorstige Herodus. God wist daarvan. God wist over deze belastingen, en hoe deze brutale regering geen gedachten van barmhartigheid had voor deze arme moeder, die op het punt stond binnen een paar dagen te bevallen van haar eerstgeboren zoon. Maar hij beval dat ze allen naar hun geboorteplaats moesten komen om hun belasting te betalen. Het maakte niet uit in wat voor toestand zij was, zij moest komen, hoe dan ook. God wist daar alles van. Hij wist alle dingen van tevoren en Hij weet alle dingen. En Hij maakt dat alle dingen meewerken ten goede. Het kleine trio maakte er geen drukte over terwijl ze de heuvel opgingen.

     Uiteindelijk, na veel gekreun van de kleine ezel... Ik kan hen zien als ze op de top van de heuvel stilstaan, van de westkant vandaan komend, van Nazareth af, naar boven; en nadat zij de top bereikten keken ze naar beneden in de vallei waar het kleine Bethlehem lag. Er brandden vele fakkels. Vele mensen hadden zich verzameld van heel Galilea vandaan, om naar hun provincie, hun geboorteplaats daar in Bethlehem, te komen, om aangeslagen te worden voor de belasting van de Romeinse regering.

     Het gaf niet in wat voor toestand (zij kwamen van alle kanten vandaan), de zieken en de nooddruftigen en de bedlegerigen, de leprozen, de kankerpatiënten, de armen, de lammen, de manken, de blinden, allen moesten komen omdat het door de regering bevolen was, en Herodus stond erachter. Het moest worden gedaan.

26 En terwijl ons klein gezelschap op de top van de heuvel stil staat, moet daar een grote rots hebben gelegen. Ik kan zien dat Jozef haar teder in zijn armen neemt, en haar van de kleine ezel afhelpt en haar op de rots neerzet. En de kleine ezel snakte naar adem. Toen Jozef een paar stappen voorwaarts deed... keek hij neer op het kleine Bethlehem, en zag de menigte in de straten, en zag het rumoer, de brandende fakkels in de straten, en het geschreeuw van de mensen. Zij lagen op de binnenplaatsen en in de hoven, en helemaal buiten de stadsmuren. Het moet een schouwspel zijn geweest!

27 Jozef moet zoiets als dit hebben gezegd: "Maria, liefste, denk erover na. Net voorbij de stad, aan de noordzijde, moet Ruth, de Moabietische, aan het aren lezen zijn geweest, ginds in de velden van Boaz. Ginds, precies daar voorbij, over gindse berg, is het waar David met zijn slinger de leeuw tegen de grond sloeg en het schaap uit zijn muil trok. Het moet daar zijn geweest waar Jozua met zijn glimmend zwaard stond – de onbevreesde strijder van ons volk – en het land verdeelde, en de erfenis aan de stam van Juda gaf, aan de stam waar wij toe behoren, lieveling." En, verschillende van die dingen, en hoe zal hij haar hebben uitgelegd wat daar had plaatsgevonden.

     Toen er geen geluid achter hem klonk, moet hij zich hebben omgekeerd om te zien of ze nog steeds op de rots zat. En toen hij zich omkeerde en haar mooi gelaat zich naar de lucht zag wenden, hoefde hij niets meer te vragen, omdat de weerkaatsing van de ster in haar ogen weerspiegelde. Hij wist dat zij naar iets keek.

     En zij keek naar hem en zei: "Jozef, heb je de ster opgemerkt die daar hangt?"

     Toen hij verrast keek, zei hij: "Ik had het niet eerder opgemerkt, liefste."

     "Wel, het heeft ons gevolgd sinds de zon is ondergegaan. Ik heb er op gelet. Het moet iets te betekenen hebben, omdat ik een allerheerlijkst gevoel heb."

28 Weet u, God doet soms zulke dingen voor Zijn mensen, toont ons een licht, of iets waardoor wij kunnen weten dat Hij nabij is en op het toneel is. En het geeft niet wat de wereld heeft te zeggen of te doen, Hij is er nog altijd, en alles zal in orde komen. Hij legt getuigenis af door de Heilige Geest, zodat wij het kunnen voelen.

     Jozef zal misschien zoiets als dit hebben gezegd: "Weet je wat, Maria? Ik ben nog nooit in mijn leven zo gelukkig geweest! Sinds... Ik werd door de Romeinse regering voortgedreven, maar toch ben ik nooit zo gelukkig geweest als juist nu, en ik weet niet waarom. Het schijnt of er vanavond over deze kleine stad, waar we als kleine jongens en meisjes rondzwierven in onze tienertijd en schooltijd, iets heiligs is."

     Ver weg in het oosten, vele honderden mijlen daar vandaan, waren de magiërs al op weg. Zij hadden Zijn Ster gezien en waren gekomen om Gods kleine verpakte Gave, die Hij aan de wereld zond, te aanbidden.

29 Nog een klein poosje en de wereld zou haar grootste Gave verwelkomen die zij ooit zou ontvangen, een kleine, ingepakte Gave. Een kleine... De eerste kleine Kerstgave die ooit voor de hele wereld verpakt werd, pakte God in.

30 En ik wil even mijn gedachte onderbreken en dit zeggen. Het grootste dat ooit in menselijk vlees was gehuld, werd erin verpakt. God zelf die Zichzelf verpakte in een Kerstpakket en het aan de wereld zond.

31 Waarom weigerden zij het? Waarom konden zij het niet zien? Waarom verwierpen zij het? Waarom wilden zij het niet hebben? Om dezelfde reden dat zij het vanavond niet willen! Het werd hun niet aangeboden op de wijze waarop zij gewend waren gaven te ontvangen. Daarom verwerpen zij het vanavond, omdat het hun niet wordt aangeboden zoals zij gewend zijn gaven te ontvangen.

     Maar God verpakt Zijn eigen pakket! Hij heeft het recht om het te doen; Hij is degene die het geeft. Hij heeft het recht om het in te pakken zoals Hij wil. Het maakt niet uit hoe het is, Hij heeft het recht om het te doen, omdat Hij degene is die de gave schenkt.

     Nog iets anders, de reden daarvan was, dat het toen in die tijd ongebruikelijk voor hen was om het te ontvangen op de wijze zoals het verpakt was. Zij verwachtten iets – een komende gave – dat deze in een praalwagen zou neerdalen met een escorte van engelen, rijdend op vurige paarden. Maar toen het kwam als een kleine baby, geboren in een stal, konden zij weinig vermoeden dat de Schrift had gezegd: "Ik geef aan deze wereld een Superteken."

32 Op een dag vroegen zij om een teken. Hij zei: "Ik geef het u. Het zal een superteken zijn. Het zal het teken zijn dat een eeuwigdurend teken zal zijn. Een maagd zal zwanger worden en een Kind, een Zoon, baren en men zal Zijn Naam 'Immanuël' noemen. Dat is het superteken. Dat is de gave die Ik zal geven." Maar het kwam niet zoals zij het verwacht hadden, en zij verwierpen het.

33 Zo is het vanavond, mijn broeder. Gods gave kwam niet zoals de mensen wensten dat het zou komen, en daarom verwierpen zij het. Zij willen het niet. Zij willen het verpakt hebben in het soort aantrekkelijkheid waarin zíj het willen. Zij willen het versieren met klatergoud. Zij willen iets bloemrijks, iets wat geparfumeerd is, iets wat schittert, iets wat klassiek is. Maar God zendt het niet altijd zo. Hij zendt het in de kracht waarin Hij het zenden wil.

34 Nog iets, het werd bij de armen gebracht. Maria en Martha, of Martha, of liever gezegd... Maria en Jozef waren erg arme mensen. Zij waren boerenmensen. En omdat het bij de armen werd gebracht, wilde men het niet hebben.

35 Zo is het vandaag! Als deze grote Gave aan de kerk, de Heilige Geest, op de armen en nederigen valt, willen de rijken het niet hebben. Zij willen zichzelf niet vernederen. Zij willen het met stijl, maar zij willen het niet zoals God het zendt. Vele mensen willen de Heilige Geest ontvangen, maar zij willen het krijgen zoals zíj willen. Maar o, ik ben zo blij dat je het niet krijgt op die wijze! U moet het doen zoals God het tot u zendt, en uzelf vernederen om het te ontvangen.

36 Het was niet in fijn linnen gewikkeld. Het was in doeken gewikkeld. Mij is geleerd dat hetgeen waar Jezus, de Christus, in was gewikkeld, hetzelfde was als wat aan de achterkant van een ossenjuk kwam, wat in de stal hing. Hij was verpakt in ... vodden, dat wat men als lap gebruikte om het juk van de os heen, om te zorgen dat hij geen blaar kreeg door het schuren bij het trekken. Zij hadden geen kleren voor Hem. En zij...

37 O, wanneer ik daaraan denk, breekt het bijna mijn hart; geen kleren voor Immanuël, de Schepper van hemel en aarde. En geen kleren voor Hem om aan te trekken, en Hij moest worden gewikkeld in het vod waar een os zijn nek doorheen had gewerkt. O, wat een superteken!

38 Het behoorde werkelijk aantrekkelijk te zijn voor de mensen. Kleine Jehova, huilend als een baby, God vlees gemaakt, verpakt. God, die het heelal en de tijd bedekt – die er was voor er een wereld of een ster, of een molecule was – verpakte Zichzelf in een klein pakketje en lag in een voerbak, in een stal waar mest lag van het vee en de schapen, en dergelijke. En in die kleine stal op stro, of hooi, lag Jehova daar, huilend als een baby. Kunt u zich dat voorstellen?

39 Waarom wilden de rijken zoiets dergelijks niet? Dat zou hun eigen gedachten verontreinigen, zoiets nederigs; en zou door een meisje worden gebaard, een klein boerenmeisje, die in haar buurt als een fanatiekeling werd beschouwd; en door een timmerman, die waarschijnlijk net zijn ABC kende. En hoe konden zíj ooit zoiets voortbrengen wat de beroemdheden zou doen watertanden of tevreden stellen? Hoe konden zij ooit zoiets produceren dat de rijken en hooggeplaatste mensen, of denominaties van hun dagen, zou behagen of bevredigen? Zij keerden zich er vierkant tegen.

40 Niet alleen in die dag, maar ook in deze dag keren zij zich er vierkant tegen! Het komt niet verpakt zoals zij het willen. Zij willen het verwerpen en zeggen: "Er is niet zoiets dergelijks." Dus de rijken en de denominaties verwierpen deze Gave. Zij hadden er niets mee te maken.

41 Waarom? Waarom zouden zij zoiets dergelijks doen? Het was niet verpakt naar de gewoonte van hun geloofsbelijdenis. Dat is vandaag de reden dat zij de Gave van God niet willen. Deze Verenigde Staten willen God niet. Deze kerken willen God niet. Zij willen Santa Claus [Sinterklaas]. Zij willen iets met versiering en rode kleuren, en glanzende, schitterende dingen. Zij verwerpen de waarheid van het Evangelie, van de kracht en de opstanding van Christus Jezus. Het zal niet in hun geloofsbelijdenissen verpakt worden. U kunt Christus niet in een geloofsbelijdenis verpakken.

42 Ik luisterde vanmorgen naar de radio toen ik vroeg naar mama's huis ging, en in een kerk werd aangehaald of gezegd, wat men de Apostolische geloofsbelijdenis noemt. Er is niet zoiets. De enige geloofsbelijdenis die de apostelen ooit gekend hebben, wordt gevonden in Handelingen 2:38: "Bekeert u, ieder van u, en wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus, voor de vergeving van uw zonden... en gij zult de gave van de Heilige Geest ontvangen." Dat is de enige geloofsbelijdenis die ik ooit in de Bijbel heb gezien, die zij ooit gebruikten.

43 Deze andere is een door de mens gemaakte geloofsbelijdenis. En u kunt Christus niet verpakken in een Presbyteriaanse geloofsbelijdenis, of in een Baptisten geloofsbelijdenis, of in een Katholieke geloofsbelijdenis, of in een Pinkster geloofsbelijdenis. Het enige waar Christus in verpakt wil zijn, dat is in uw hart, niet in uw geloofsbelijdenis. Hij wil uw hart. Hij heeft daar een controletoren waarin Hij graag met u wil werken, om u naar eeuwig leven te brengen. Hij zal het niet accepteren, en u kunt Hem niet in geloofsbelijdenissen verpakken. U kon het toen niet, u kunt het nu niet, u zult nooit in staat zijn het te doen. Dus zij konden het niet ontvangen, omdat zij hun geloofsbelijdenis belangrijker vonden dan de Gave.

44 Dat is de wijze waarop het vandaag is. Mensen kunnen het spreken met tongen in hun kerk niet accepteren; het zou hun geloofsbelijdenis te gronde richten. Zij kunnen geen Goddelijke genezing accepteren; de doop met de Heilige Geest, en zulke grote Evangelische leerstellingen van de Bijbel, de apostolische waarheden. Waarom? Omdat hun geloofsbelijdenis het veroordeelt. O, hoe dwaas is het om het papier van het pakje te nemen waar het in verpakt is, en de Gave weg te gooien! Zoals de zwakzinnige, die de doos neemt en accepteert, en de gave weggooit.

45 Zo is de gemeente en zo doen de mensen vandaag. Zij vergeten dat de gave van God eeuwig leven is door Jezus Christus. Hij wordt vandaag net zozeer verworpen als toen. Hij wordt deze Kerstavond net zozeer verworpen als Hij de eerste Kerstavond werd. Zij kunnen het niet aannemen, omdat het verschilt met hun geloofsbelijdenis. Door al de eeuwen heen hebben wij hetzelfde gehad.

46 Geen wonder dat er geen plaats voor Hem was in de herberg! Nee. Het was niet goed verpakt. Het was niet goed ingepakt met het klassieke papier er omheen. Het was als een gave verpakt, als een gave van God, gezonden van God – een God waar ze niets over wisten! Zij beweerden van wel. En zij beweerden dat zij naar Hem uitkeken. Maar Hij kwam niet zoals zij dachten dat Hij zou komen, overeenkomstig hun geloofsbelijdenissen, en zij konden Gods gave niet ontvangen. Hij was anders verpakt. Hij was verpakt als een baby. Hij werd geboren in een stal. Hij kwam uit een arme familie. Hij kwam voort uit een stelletje fanatiekelingen, dus hoe konden zij zoiets dergelijks ontvangen? Geen wonder dat er voor Hem geen plaats was in de herberg!

47 Er is nu nog geen plaats voor Hem in de kerken. Zij gooien Hem eruit. Zij geloven er niet in. Zij zullen zeggen: "Weg met zoiets! Het is fanatisme! We willen er niets mee te maken hebben! Het is tegen de leerstellingen van onze vaders, de leerstellingen van deze kerk, de leerstellingen van onze... de geloofsbelijdenissen van onze voorvaderen." Daarom wordt Christus vandaag net zo verworpen als toen.

48 Er is vanavond geen plaats in onze goede kerken, onze grote kerken, onze fijne kerken. Er is vandaag geen plaats in onze religieuze kringen voor een 'Heilige Geest'-samenkomst. Zij willen het niet. Het kleineert hen ten aanzien van de betere klasse van het land.

49 Het kleineert hen om eraan te denken dat ze zichzelf moeten vernederen door naar een altaar te komen, het uit te roepen en daar te wachten tot zij gevuld worden met Kracht van omhoog; om van daar op te staan in de nieuwheid des levens; voor vrouwen om hun haar te laten groeien en te handelen zoals vrouwen behoren te doen; om te maken dat mannen hun sigaretten weggooien, en te stoppen met drinken, en hun gezin goed te behandelen. Het is teveel voor hen. Dus houden zij vast aan de geloofsbelijdenis van hun kerk in plaats dat ze Gods gave, Gods Kerstgave, ontvangen.

     Zij hebben liever een geloofsbelijdenis dan de gave, liever het pakpapier dan de gave. Zij willen het pakpapier, zeker, iets dat heel opzichtig is, en daar een hele hoop drukte over maken. Maar de ware gave, die aan de binnenkant zit, willen zij niet.

50 Ziet u, Hij was toen verpakt in een vuil kleed, vodden. En Hij is vandaag in hetzelfde verpakt, in wat zij "heilige roller, fanatisme, een stel ketters" noemen. Het is verpakt in vodden en de wereld wil het niet. O, ik ben zo blij die doek op te lichten om te kijken wat eronder zit – eeuwig leven, God vlees gemaakt en onder ons wonend!

51 Zij wilden Hem niet. Het verstoorde hun religieuze kringen. Om het vandaag te ontvangen, zal het hun last bezorgen. O, als iemand op zou staan in de kerk en zou beginnen te jubelen en God te prijzen, of als iemand "Amen" zou zeggen, zoals deze groep predikers hier, of zoiets, of uit het gehoor, dan zal een zaalwachter hem spoedig de deur uitzetten. En als u uw naam in het boek had staan, zou deze er snel worden uitgehaald. Zie, God heeft geen kans.

52 Als de gekozen president Kennedy, onze stad hier zou bezoeken, zouden de vlaggen wapperen, en de versiering zou worden aangebracht, en de lopers zouden worden uitgelegd, zo'n welkom zoals je nooit gezien zou hebben – wat goed is als zij dat willen doen. Hij is de gekozen president van de Verenigde Staten. Maar als hij zou komen, zouden zij dat alles doen en zij zouden hem een grootse ontvangst geven. Ze zouden bedenken dat hij zichzelf vernedert om naar zo'n klein stadje als Jeffersonville, Indiana, te komen, terwijl New York en de grote steden hem overal vandaan zouden roepen, om een ogenblik met hem te kunnen spreken.

     Als hij naar Jeffersonville zou komen, naar een arme stad zoals de onze, wat zouden ze zich uitsloven, zoals wij het noemen. Zij zouden alles doen, en de straten versieren en alles doen om hem te verwelkomen. Dat is goed. Als u een politicus bent, is dat in orde.

53 Maar Jezus kan komen in de kracht van Zijn opstanding, kan komen in de Heilige Geest, en kan tekenen en wonderen tonen en elke krant zal het bekritiseren. De mensen zullen het "heilige rollers" noemen. Zij zullen zeggen: "Die mensen zijn gek." Geen wonder dat we een atoombom hebben met onze naam erop geschreven! Als men genade afwijst, is er niets over dan oordeel! O, zij willen het niet ontvangen. Zij wilden het toen niet, zij zullen het nú niet.

     Waarom ontvingen zij het niet? Ik wil u vragen, waarom aanvaardde men Gods Kerstgave niet? Waarom aanvaardde men het niet? Als het maar een gave was waar zij precies naar hadden uitgezien en het in hun vereniging zou passen, zou het goed zijn geweest. Als deze Heilige Geest religie zou passen in de maatschappij van vandaag, zouden zij het aanvaarden. Maar waarom nemen zij het dan niet aan? Omdat zij hun vereniging belangrijker vinden dan Christus. Dat is waar.

     U zegt: "U spreekt afschuwelijk hard over Hem."

     Ik neem het voor Hem op. Hij is mijn Here. Ik heb een... Ik ben Zijn dienstknecht; ik heb het recht het uit te schreeuwen tegen dat wat verkeerd is. Dat is juist. En Christenen geloven dat en weten dat en aanvaarden dat en weten dat het de waarheid is.

     Wat was de reden dat zij dit verpakte pakje niet ontvingen? Zij wisten wat er inzat, en zij wilden het niet.

54 Dat is de reden vandaag dat de kerken en de mensen en de overheid en het land Gods Kerstgeschenk niet willen aannemen, omdat zij weten wat er in zit. Zij willen het niet. Het zal maken dat vrouwen anders handelen. Het zal maken dat mannen anders handelen. U zult de naam van "fanatiekeling" moeten dragen. U zult de weg moeten nemen met de weinige verachten van de Here. U zult uw leven moeten reinigen. U zult uw gemeenheid moeten opgeven. U zult moeten stoppen met verkeerd doen, bedriegen, stelen, liegen, overspel bedrijven. U zult deze dingen moeten stoppen!

     Maar de mensen willen het niet, ofschoon zij kunnen weten dat het waar is. Maar zij willen het niet. De waarheid komt hen te nabij. Het legt hun zonden bloot, dus daarom willen zij het niet, willen ze er niets mee te maken hebben. "Blijf er van weg!"

     Zo was het in die dagen. Zij wisten wat er in verpakt was, dus zeiden ze: "Weg ermee!" Zij wilden het niet. Het is hetzelfde vandaag, zij willen het helemaal niet. En dat zij de Heilige Geest vandaag niet willen is omdat zij weten wat er mee gepaard gaat.

55 Zij kunnen een persoon zien die de Heilige Geest ontvangt. Zij zullen daar bij staan en zien hoe die vrouw – misschien zo laag als maar kan, zodat zelfs de honden bijna niet naar haar zullen kijken – en die vrouw zien opstaan bij dat altaar als een nieuw persoon, zien hoe die vrouw haar leven reinigt, uitgaat en handelt als een dame. Ze zien er een die naar kaartavondjes gaat, vier of vijf pakjes sigaretten op een dag rookt, aan de bar hangt, een bartype; en zij weten dat als zij ooit deze gave van God accepteren, die verpakt is in het pakje genaamd Jezus Christus, het totaal alles van hun werelds plezier zal bederven, omdat Hij daar niet voor in wil staan. Het doet iets aan hen. Het verandert mensen. De mensen willen niet veranderd worden. Zij willen liever met rust gelaten worden.

56 Het herinnert me aan die bezeten man... Toen Jezus naar Gardara ging, was daar aan de overkant een man die tweeduizend duivels in zich had. En zij zeiden: "Wel, wat hebben we met U te doen? Waarom komt U hier? Verlaat ons land. We willen U hier niet hebben!" Zij wilden met rust gelaten worden. Die mensen voelden zich beter thuis met duivels dan met Jezus. Dus zeiden ze: "Ga weg uit ons land, we willen U hier niet hebben!"

57 De arme, oude Legioen, hij was de enige die hulp wilde. Hij komt altijd tot degenen die Hem willen. Hij komt tot degenen die Hem nodig hebben. Dus was hij de enige die geholpen werd. Ik heb dikwijls gedacht dat ik, als ik naar de hemel ga, wil zien hoe zwaar zijn getuigenis zal wegen tegen deze varkenshoeders daar in Gardara. Als het hun een kudde varkens zou kosten, wilden zij geen opwekking.

     Als het mensen iets zal gaan kosten, willen zij er niets mee te maken hebben. Zo is het vandaag. Als het u uw bingopartijtjes zal gaan kosten, feestelijke gelegenheden, uw sigaren, uw vuile grappen, al de vuilheid en de dingen van de wereld... De reden waarom zij het niet willen is omdat het ze iets zal gaan kosten – uw grote maatschappelijke naam met een hoop geschitter er omheen.

     Maar het zal u een naam geven die geschreven is in het levensboek van het Lam, die nooit vergaat. Dus maakt u uw keus. U hebt uw vrije keuze. O, ontvang Gods Kerstgave, is mijn gebed voor u.

58 Ja, zij willen het niet, omdat het iets aan hen doet. Of wilde de regering het? De regering wilde Hem niet. Herodus wilde Hem niet. Nee, zeker niet. Waarom niet? Hij zou zijn programma gaan veranderen. En de regering wil Hem vandaag niet. We worden geacht een Christelijke natie te zijn.

59 Wel, de Verenigde Naties willen Hem niet. Zij zullen buiten Hem om ieder ander idee in de wereld nemen, maar zullen nooit bidden. Er is geen gebed bij hun vergaderingen. Zij zullen daar ingaan en elkaar afmaken, zoals de oude straatuitdrukking luidt. Zij willen Christus niet. Hij zou hun programma's moeten veranderen. Daarom willen zij Hem niet. Zij wilden Hem tóen niet; zij willen Hem nú niet.

60 De kerken wilden Hem niet omdat Hij het oneens was met hun geloofsbelijdenissen. Hij vertelde hun wat zij waren... zei: "Gij adderengebroed, gij gewitte wanden." Hij noemde hen van alles wat maar bedacht kon worden. Vertelde Herodus, zei: "Ga, vertel die vos..." En wat is smeriger dan een vos? Wat stinkt meer en is lager dan een vuile, oude vos? Jezus zei: "Zó is hij." Dus, Hij noemde zwart "zwart", en wit "wit". Hij noemde fout "fout", en goed "goed". Maar dat wilden zij niet.

61 De kerken vandaag willen geen voorganger die gevuld is met de Heilige Geest, die u werkelijk tot vermoeiens toe vertelt wat goed en fout is. Zij willen het niet. Zij zullen hem heel snel ontslaan. De raad van diakenen zal samenkomen en hem wegsturen en een ander nemen, die wel over hun geloofsbelijdenissen wil praten.

62 Broeder, ik ken geen geloofsbelijdenis dan Christus, geen wet dan de liefde, en geen boek dan de Bijbel. Dat hebben we nodig. Dat hebben de kerken nodig.

63 Maar de mensen willen het niet. Dus heeft men de kerk zo verwikkeld in deze denominaties dat zij een raad van beheerders of een raad van diakenen kunnen nemen en een goede voorganger elke richting opdraaien die zij maar willen. Maar zij kunnen God niet omdraaien. Dat is een ding dat zeker is. God zal God blijven. Zij willen Hem niet ontvangen. Zij ontvangen hun vrienden en hun politieke vrienden, enzovoort, maar zij willen Christus niet welkom heten.

64 Zij willen liever altijd de Kerstman hebben. De wereld is overgenomen, Santa Claus heeft het overgenomen. Wel, weet u, kleine kinderen weten zelfs niet meer wat Kerstfeest betekent. Zij weten niet wat Paasfeest betekent. Het is een Paashaas, zoiets als een haas, of een klein geel gekleurd kuikentje, of zoiets. Wat heeft de opstanding met een kuikentje te maken, de smerigste vogel die er is? Wat is er vuiler dan een kip? En men brengt dat binnen om de plaats van Christus in te nemen. Wat is er meer een fabel dan die van de Kerstman? Er was nooit zoiets! Ze vertellen de kinderen leugens; u zult er verantwoordelijk voor worden gehouden op de dag van het oordeel. Ja.

     Geen wonder dat de mensen niet weten wat te doen! Zij willen het echte niet. Zij zullen ieder gekunsteld iets nemen, maar zij willen het echte niet. Zij willen de gaven van God niet. Oh! Zeker. Zij willen Jezus niet, dat is het.

65 Ik heb hier een reden opgeschreven waarom zij Hem niet wilden; het is omdat, toen Hij naar hun tempel ging en Hij hun smerigheid in de tempel vond, Hij de tafels omkeerde en de geldwisselaars eruit sloeg. Hij maakte het schoon.

66 En als zij ooit de Heilige Geest zouden binnenlaten in een van deze grote kerken hier in de buurt, zou Hij het schoonmaken. Dus kunnen zij het niet aanvaarden, ziet u. Het zal maken dat zij ophouden met gokken, hen laten stoppen met de rock-and-rollfeestjes, of hun foto in de krant te plaatsen zoals de beatniks, zoals een Methodistenprediker deed hierginds in Howard Park, Clarksville.

67 Ik heb hier een broeder zitten. Als hij niet zijn haar voor hem kamde! Elke man, dienstknecht van God, die z'n foto in de krant plaatst bij het houden van een beatnikfeestje of zoiets als dat in de kerk! Als John Wesley dat wist zou hij zich in zijn graf omdraaien. Waarom? Zij verwierpen de Christus die John Wesley kende, juist, en accepteerden een beatnik. Zij hebben een beatnik-religie. Zij krijgen beatnik-kinderen, beatnik-papa, beatnik-mama, beatnik-president enzovoort. Zo gaat het maar door. O, wat een schande!

68 Waarom? Zij verwerpen de ware. God zei dat Hij hen zou overgeven aan een sterke dwaling, om de leugen te geloven en erdoor te worden verdoemd. God zei dat Hij dat zou doen. Verwerpt u het goede, dan moet u het verkeerde nemen. Er is geen andere weg. U verwerpt het om rechts te gaan, dan moet u naar links gaan, een andere weg, niet rechts. Dus kunt u niet goed en verkeerd gaan terzelfdertijd.

69 Toen zij de Heilige Geest weigerden, weigerden zij Christus, weigerden zij Gods programma, weigerden zij de boodschapper, weigerden zij alles. Daarom worden zij in hun zonden achtergelaten. Er is niets dan alleen maar oordeel overgebleven.

     Broeder Ben, dat is juist. Dat is precies juist. Zij hebben Christus geweigerd. Zij weigerden Zijn programma, zij weigerden Zijn Geest. Het is vijftig jaar beproefd dat de Heilige Geest in Amerika viel; zij hebben het vijftig jaar geweigerd. En vanavond is het duisterder en donkerder dan het ooit is geweest.

70 En zelfs op hen waarop het viel in het begin, daarvan hebben hun kinderen het georganiseerd en er een denominatie van gemaakt, en verwikkelden het in organisaties, totdat zij nu de ware God weigeren die hun vaderen ontvangen hadden. Zij beweren dat zij "Pinksteren" zijn. Oh.

71 Nee, het zal van een zeug geen paard maken door in een schuur te wonen. Nee, inderdaad. Niet meer dan dat het van een man, die behoort tot een Pinkstergemeente, een Baptisten-, Presbyteriaanse gemeente of zoiets dergelijks, een Christen zou maken. Hij is nog steeds een zondaar totdat hij zich bekeert. En als hij zich bekeerd heeft, is hij wederomgeboren uit de Geest van God en is hij veranderd; en hij heeft Christus aangenomen, en de Heilige Geest is in hem gekomen en heeft hem een nieuw schepsel gemaakt, een nieuwe schepping.

     Zij weigerden het toen, zij weigeren het nu. Hij zou hun geldtafels omkeren. Hij zou hun raad van beheerders, hun raad van voorgangers, omkeren. Zij willen niet, Hij zou... Zij wilden een raad hebben, goed. O, wat een verschil zou er zijn als Hij vandaag in onze kerken zou komen!

72 Maar Hij kan niet binnenkomen. We vonden Hem onlangs 's avonds, in dit gemeente-tijdperk, uit Zijn eigen gemeente gezet; staande aan de deur, kloppend, proberend opnieuw binnen te komen – een genadevolle Vader, nadat Hij er door Zijn eigen volk was uitgegooid, proberend om weer in Zijn gemeente terug te komen. Hij zei: "Ik ben Degene die wandelt temidden van de zeven gouden kandelaren."

73 En in het laatste gemeente-tijdperk stond Hij aan de buitenkant. Zij hadden Hem eruit geschopt. Waar ongeveer? In dit Laodicéa tijdperk – daar stond Hij opnieuw aan Zijn eigen deur en probeerde weer binnen te komen, in Zijn eigen kerk. Wat bedroevend! Dat is een van de meest aandoenlijke voorstellingen die de Bijbel schildert, in dat tweede hoofdstuk van Openbaring (het derde, liever gezegd), hoe dat het is, dat Christus is buitengezet uit...

74 Er is nog een aandoenlijke zaak. Ik denk aan een van de meest aandoenlijke woorden die Jezus ooit heeft gezegd, toen Hij zei: "Vader, Ik heilig Mijzelf opdat zij geheiligd mogen worden." Met andere woorden, Hij had een recht. Hij was een man. Hij had het recht om een huis te hebben, Hij had het recht om een gezin te hebben.

75 Hij was mens, evenzeer mens als u of ik, net zo menselijk in Zijn mannelijkheid als wij. Hij had het recht om het te doen. Maar Hij leidde twaalf mannen op, die het Evangelie zouden brengen aan de hele wereld, dus heiligde Hij Zichzelf omwille van hen. "Ik heilig Mijzelf omwille van hen." Een gave van God; Hij bewaarde Zichzelf heilig!

     O, gaven van God; u mensen die beweert dat u Zijn Geest hebt ontvangen, houdt uzelf geheiligd. Blijf bij de dingen van de wereld vandaan. Weest geheiligd. O!

     Wie wist wat in dit cadeautje zat? Was er iemand die ooit ontdekte wat er in zat? Ik ben zo blij dat er iemand was. Wie wisten het? Het was een verborgen iets, een verworpen Steen, maar er was iemand die ontdekte wat er in zat. Ik ben er zo blij om.

     Ik houd ervan om dingen te doorvorsen. U niet? Ik houd ervan om goudklompjes op te graven en ze op te poetsen om te zien wat er in zit, ze voor de Geiger te zetten.

76 Hij werd ook voor de Geiger gezet op Calvarie. Hij was het voor honderd procent! Zeker was Hij dat. Hij was het voornaamste goud dat zij ooit hadden gevonden, de kostbaarste diamant die er ooit was... De Bijbel zei dat het Koninkrijk der hemelen is als een man die diamanten koopt. En toen hij die grote vond, verkocht hij al zijn anderen om die ene te krijgen, om die te kopen. Hij is de hoogste karaats diamant die ooit uit het stof van de aarde is voortgebracht; het voornaamste goud dat ooit uit het stof voortkwam. Hij is een juweel, het juweel van de hemel, een grote diamant.

77 Als er een grote diamant wordt gevonden in Zuid-Afrika... Ik heb de grote diamantmijnen in Kimberley bezichtigd. Men neemt deze diamanten, en als zij ze dan uit het stof halen, onbewerkt, dan bikken zij ze af. En de reden waarom zij ze afbikken en ze bijslijpen, is om het licht te reflecteren; zij onttrekken er licht van (van de karaat), u aantonend hoeveel karaats de diamant is. Als het niet heel veel gloed en schittering geeft, is het geen beste diamant. Maar wanneer het heeft... is het glas. Maar wanneer het een echte diamant is, een echte karaats diamant, zal hij reflecteren, hij zal verschillende kleuren vertonen.

78 Dat was Hij. Hij was een diamant. "En Hij werd om onze overtredingen verwond, Hij werd om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede heeft aangebracht, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden." O, de stralen van Gods liefde en licht reflecteren uit Hèm – genezende kracht, liefde en opstanding.

79 God verwondde en verbrijzelde Hem, en sloeg Hem, en doorstak Hem met een Romeins zwaard en ranselde Hem af met een Romeinse zweep, totdat Zijn zij openscheurde, en het bloed uit Zijn rug stroomde en over Zijn gezicht en Zijn baard liep, tot beneden over Zijn voeten. Maar wat deed Hij? Hij reflecteerde liefde. Hij omarmde het kruis. In plaats van een zacht veren kussen; een stal met stro! In plaats van een klein, roze pakje te dragen, doeken! O, broeder, kunt u niet zien wat de diepte van liefde is?

     Ik sprak gisteravond in mijn huis tot enige mensen. Niemand zou ooit bij benadering kunnen bevatten hoe diep Gods liefde is. Dat "O liefde Gods, hoe rijk en rein!" Dat laatste vers, of ik geloof dat het het eerste vers was, werd op de muur van een krankzinnigengesticht gevonden.

Als we met inkt de oceaan zouden vullen,
En als de lucht van perkament was;
Iedere stengel op aarde een pen zou zijn,
En ieder mens een schrijver van beroep;
Zou, om de liefde van God te beschrijven,
dat de oceaan droogleggen;
Evenmin zou de boekrol alles kunnen bevatten;
Al reikte deze van hemel tot hemel.

80 Denk aan de stengels die op aarde geweest zijn, en daar pennen van gemaakt! En al zouden miljarden mensen schrijvers zijn, die vijf kleine letters zouden schrijven, l-o-v-e [liefde], (ik bedoel vier kleine letters, 'love'), de liefde van God, dat zou de oceanen droogleggen, terwijl viervijfde van de aarde uit water bestaat. Toen ik ginds op de berg Palomar stond, en door die verrekijker keek, waardoor ik honderdtwintig miljoen lichtjaren kon zien – noch zou de boekrol alles kunnen omvatten, ofschoon deze reikte van hemel tot hemel. De liefde van God!

81 Hoe God Zichzelf heeft ontvouwen en als een Kerstpakketje kwam en op stro werd gelegd. Het eerste wat Hij had en wat tegen Zijn hoofdje duwde was het stro, en een vuil stuk vodden werd om Hem heen gewikkeld. Het laatste wat Hij moest dragen was een doornenkroon en een vuile lap werd over Zijn ogen gebonden; en zij sloegen op Zijn hoofd, zeggend: "Indien Gij een profeet bent, vertel ons wie U sloeg", en werd toen aan een kruis genageld. Liefde die zich uitstrekte!

     Toen Zijn eigen kinderen riepen om Zijn bloed, riep Hij het uit: "Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen." Dat is liefde.

82 De kerk wil dat niet. Zij willen geloofsbelijdenissen. Wij hebben liefde nodig. De kerk is stervend door geloofsbelijdenissen. Ze kan alleen door liefde leven, omdat liefde eeuwig leven is. Liefde overwint alle dingen. Liefde is de machtigste kracht die er is. Nee, zij wilden Hem niet, omdat zij wisten wat in die gave was.

83 Maar aan sommigen van hen was het geopenbaard, wat er in deze gave was, wat er in was. Sommigen van hen keken er in. Weet u wie als eersten in dat Kerstpakket keken? Weet u wie dat waren? Ik geloof dat het de engelen waren. De engelen wisten het. Het was aan hen geopenbaard. Zij wisten het, omdat zij uit de heuvels kwamen.

84 Misschien heeft de kleine Maria daar op die avond gezeten, vermoeid en stoffig, en kwam er een arme herdersjongen langs, stinkend naar de schapen, die die kleine moeder daar zag zitten; het betekende iets. Precies zoals mensen vandaag kunnen zien dat er iets op het punt staat te gebeuren; geweldige tijden, mensen weten niet waarheen ze zich moeten wenden. Misschien kwam er een oude herdersjongen langs die die kleine moeder zag. Iets trof hem. Hij zei: "Ik heb hier wat koel water in de veldfles, wilt u wat drinken?" Het kleine gezinnetje bedankte hem en de kleine aanstaande moeder nam wat water.

85 Misschien was dat een van de kleine herders die daar die nacht op die heuvel lagen, terwijl beneden in de stal een kleine baby huilde... O, en in de wereld was geen plaats voor Hem. Niemand wilde Hem. Maar terzelfdertijd was er een herder buiten op de heuvel en kwamen de engelen neer en begonnen het eerste Kerstlied te zingen: "Heden is in de stad Davids aan u geboren, Christus, de Redder." Het was geopenbaard!

86 Dat is de enige wijze waarop iemand in de wereld ooit zal weten wat in dat pakketje zit. Het zal aan u moeten worden geopenbaard. U slaat het af en zegt: "Het is fanatisme." Maar als u de openbaring ontvangt, tracht u het te krijgen en zult u het openen. En God zal binnenkomen en maaltijd met u houden en u met Hem, als u bereid bent de deur te openen en Hem binnen te laten – dat kleine pakje, dat klopt aan uw hart, de grootste Kerstgave die ooit werd gegeven. De eerste en de grootste – dat kleine pakje kloppend aan het hart van een mens: "Ik zal binnenkomen en maaltijd met u houden."

87 U zult het nooit weten totdat het aan u is geopenbaard. Als het u is geopenbaard, dan zult u ernaar gaan jagen. Als u ziet dat het leven is, en de enige levensweg; als u ziet dat uw gemeente dor en dood is; als u ziet dat uw handen schudden met de voorganger, of het besprenkeld worden met zout water er niets mee te maken heeft, dan zult u het gaan onderzoeken.

88 Als u op uw sterfbed ligt en de dokter zegt: "Er rest u niets meer, u zult binnen een paar minuten sterven", dan zult u in dat pakje willen gaan kijken. Kijk er vanavond in, omdat het dan van u zal zijn weggenomen. De Bijbel zei: "Als u Mij verwerpt in uw gezonde dagen (zoals u nu bent), zal Ik, wanneer de rampspoed komt u alleen maar uitlachen." Dus kunt u het pakje maar beter vanavond onderzoeken.

89 Wat heeft dit allemaal te betekenen? Licht, heilig licht, dat van de hemel komt, op foto's genomen, grote tekenen, onderscheiding, krachten, spreken met tongen, uitlegging, dingen voorzeggend, kracht van het Evangelie, genezing van zieken, kankers wegnemend en hen genezend, blinde ogen openend, al deze verschillende dingen, wat betekent dit allemaal?

     "Wel, het is een stel heilige rollers!" Wees voorzichtig, dat zijn omhullende doeken. Het mag zo zijn.

90 Dat deed Bileam ook. Hoe kon hij denken dat God een volk als Israël zou vervloeken? Maar hij faalde om het te zien. Hij keek naar het omhulsel in plaats van de geslagen Rots te zien die voor hen uitging en de koperen Slang, die verzoening bracht.

91 Zo is het vandaag! In plaats van de kracht van de Heilige Geest te zien, die de tekenen van de Messias verricht en de wonderen onder de mensen doet zoals Hij had beloofd dat Hij zou doen in de laatste dagen... Zoals Hij zei: "Zoals het was in de dagen van Lot, zo zal het zijn bij het komen van de Zoon des mensen." Wanneer Hij deze tekenen en wonderen onder de mensen begint te doen en Zichzelf levend betoont (Wat is het?) onder de armen en nederigen, de arme mensen, lopen zij weg en noemen het fanatisme, werpen het uit. Onderzoek het maar liever voor het te ver met u is. Ja.

     De mensen konden deze stinkende herders haast niet om zich heen verdragen. Zij lagen daar met deze schapen op dezelfde strozak te slapen als zij en... op dezelfde grond, liever gezegd, en ze hoedden ze totdat ze roken als de schapen.

92 Iedereen weet dat een herder, die schapen hoedt, precies in de deuropening ligt bij de schapen – precies temidden van ze ligt. Jezus zei: "Ik ben de deur van de schaapskooi." Ik heb me dikwijls afgevraagd hoe dat was, totdat ik in het Heilige Land was... of liever gezegd, het Midden-Oosten, en ontdekte hoe de herder de schapen naar binnen liet gaan en dan in de deuropening ging liggen. De schapen konden er niet uitgaan zonder over hem heen te lopen. De wolf kon niet binnenkomen zonder over hem heen te lopen. Hij is de deur.

93 Ik ben blij dat Jezus in de deur van ons hart ligt. We kunnen niet uitgaan, of iets doen, zonder dat Hij het weet; of niets kan binnenkomen zonder dat Hij het weet. Daarom laat Hij alles medewerken ten goede voor degenen die Hem liefhebben. Het behoorde ons te doen roepen en schreeuwen en God prijzen en zeggen: "Dank God voor een Redder, een Herder die aan de deur van ons hart wil liggen en ons waarschuwt wanneer er iets op komst is, om bereid te zijn." Ja.

94 Ver weg in het land waren enige nederige wijze mannen, die "Magiërs", sterrenkijkers, werden genoemd. Toen ik niet lang geleden in het Oosten was, zag ik dat ze nog steeds op dezelfde manier zitten. Zij zijn een erg arm soort mensen. Zij zijn met z'n drieën. Zij zitten op straat. Billy en ik... Helemaal daar in India, daar komen zij vandaan, India.

95 Nu, zij zeiden: "Wij hebben Zijn ster in het Oosten gezien." Zij waren in het Oosten toen zij de ster zagen. Jeruzalem is west, dus was Palestina ten westen van India. Dus zagen zij Zijn ster terwijl zij in het Oosten waren, en kwamen om Hem te aanbidden.

96 Nu, deze wijzen zitten niet plat op de grond, zij hurken neer, en zij zitten daar de hele dag. 's Nachts gaan zij naar een grote toren, zij gaan omhoog en blijven op deze toren. En zij maken vuur, en praten over de landen, de val van de koninkrijken en het afnemen van keizerrijken. Zij aanbidden de ene ware God. Dat is juist. Zij zijn gelovigen. Zij zijn Mohammedanen. Waarlijk, zij kwamen voort uit de Meden en Perzen, lang geleden in de dagen van Daniël. En zij zijn...

97 En Petrus zei in Handelingen 10:35, dat hij bemerkte dat God geen aannemer des persoons of van naties is, maar dat allen in elke natie die Hem zouden vrezen, en ieder mens die God zal vrezen... Kijk daar naar deze wijzen, die de gave van de ster van God zagen en het herkenden vóór de priesters in de tempel van Jeruzalem, onder de religieuze mensen. Jazeker. Amen.

98 Ik kan de wijzen op een avond zien zitten rond dat geheiligde vuur (Hebben we nog een klein beetje tijd over? Ja.), zittend rond dat heilige vuur, pratend. Vervolgens zouden ze naar boven gaan. O, zij bestudeerden de hemellichamen. Zij waren er allemaal heel wel mee bekend. Zij kenden iedere beweging. Dus toen zij daar op een avond zaten, misschien liederen zingend, en daarna naar boven zouden gaan op dit grote ding om het te gaan bestuderen... Zij kenden alle sterren, waar zij stonden; kenden ze bij name, omdat zij de hemellichamen bestudeerden.

99 En geen wonder dat een vreemde temidden van die hemellichamen hen in beroering bracht! "Wel," vroegen zij zich af, "wat doet deze nieuwe ster daarboven? Oh! Er is hier iets nieuws gebeurd; het is bovennatuurlijk!" Waar was dat een oproep voor? Terug naar de Schrift!

100 Nu, zij kenden de Schriften, omdat Daniël hun hoofd was. U weet dat. Het tweede hoofdstuk van Daniël vertelt ons dat hij tot leider over hen was aangesteld, dus hij onderwees hen. Ongetwijfeld, toen zij daar op een avond in de Schriften zaten te lezen... En Daniël zei dat... Hij zag al deze koninkrijken, totdat zij uiteindelijk zouden worden tot wat elk ervan was... de Meden en Perzen en zo verder, tot het bij Rome zou uitkomen. En tenslotte zag hij een Steen zonder handen uit de berg gehouwen. Ze zeiden: "Het moet ongeveer deze tijd zijn."

101 Toen herinnerden zij zich de aanwijzing van lang geleden... voor deze tijd, lang geleden in de dagen van de reis van Israël, toen zij daar kwamen en Bileam hoorden zeggen... Toen hij Israël zag, zei hij: "Er zal een ster uit Jakob oprijzen." Amen. Toen zij aan deze dingen dachten, moet het ongeveer die tijd zijn geweest dat de nieuwe bezoeker verscheen.

102 Gewoonlijk is het zo, als u uw gedachten op Christus gericht houdt, dat Hij tot u komt. Het is gebruikelijk, op tijden dat u aan Hem denkt, dat Hij verschijnt. Weet u, als u er aan denkt om in orde te willen zijn, of om iets goeds te doen, dàn is het dat Hij naar u toekomt om u te helpen.

103 En het moet ongeveer op die tijd zijn geweest, en zij moeten omhoog hebben gekeken en die nieuwe bezoeker hebben gezien. Het begon hen naar het westen te leiden. Vlug gingen zij westwaarts, het leidde hen over de rivier de Tigris, door de woestijnen, over de bergen, door de kloven, oh, verder en verder! Zij wisten dat er iets aan het gebeuren was. Er had een bovennatuurlijk iets plaatsgevonden.

104 Waar bracht het ze naartoe? Ze zeiden: "Zeker, als dit Daniëls profetie is, zal heel die grote stad Jeruzalem, de hoofdstad van de religieuze mensen van die natie, klaar zijn om hun koning te ontvangen. Zij zullen weten wat er gaande is, als we daar aankomen. Wijzelf begrijpen het niet, omdat we maar magiërs zijn; arme, nederige mensen. Maar we hebben naar iets uitgekeken en we hebben iets onder ons zien oprijzen wat een beetje bovennatuurlijk is." Oh! Zij waren gereed! Halleluja! Zij gingen op weg, nederige mannen, om Gods ster-boodschapper te vinden. Zij waren op weg gegaan om Gods ster-boodschapper te volgen tot zij bij het perfecte Licht kwamen. Oh!

105 Openbaring 1:20 zei dat de sterren van deze gemeenten... Wat we vandaag behoorden te doen is dat ster-licht vinden (Amen), dat Zijn glorie reflecteert, dat Zijn kracht reflecteert, dat Zijn Goddelijkheid reflecteert, om dat te volgen totdat we dat perfecte Licht vinden. "Volg de leiding westwaarts, rustig wandelend; leid ons naar dat perfecte Licht." O, blijf gewoon doorgaan, het maakt niet uit wat het kost; over de bergen, door de rimboe, waarheen dan ook.

106 Eindelijk kwamen zij in Jeruzalem. En zodra ze bij deze grote denominationele kerk kwamen, verliet de ster hen. Vreemd! Zij dachten: "Hier moet het zijn." Dus zij liepen zingend de stad op en neer, in elke steeg, door de straten, roepend: "Waar is Hij, Hij, de geboren Koning der Joden? We hebben Zijn ster in het Oosten gezien en we zijn gekomen om Hem te aanbidden. Waar is Hij?"

107 Vreemd, zij kregen geen antwoord, daar in hun eigen kringen. Oh, ik zou nu bijna in tongen kunnen spreken! Zij hadden geen antwoord! Zij hadden het antwoord toen niet; zij hebben het nu ook niet. Zij weten het niet. De wijze mannen vonden Jezus niet in de kringen van hun eigen religie. Zij vonden het buiten de kring van hun eigen religie.

     En de wijze mensen vandaag, de wijzen van hart, vinden het niet in deze grote denominaties. Zij weten er niets vanaf. Zij hebben het antwoord niet!

     "Wat is er aan de hand met al deze Goddelijke genezing vandaag?" zeggen ze. "Wat is dit allemaal over tongentaal en uitlegging en profetieën en het Messiaanse teken?"

     "O, dat is nonsens. Dat stelt helemaal niets voor. Niets! Dat is niets." Zie, zij hebben het antwoord niet. Zij hadden het toen niet, zij hebben het nu niet.

     Maar het deed één ding. Het liet hen beginnen met het grondig te onderzoeken. Ik denk dat onze broeder Du Plessis dat nu naar voren heeft gebracht.

108 Ze zijn teruggegaan; de slapende maagden zijn teruggegaan om wat olie te kopen. Maar dat gebeurt als Hij komt, terwijl zij daarna weggegaan waren. Dus hoe dichtbij zijn we nu? Als we deze grote kerken terug zien gaan, zeggend: "Wel, misschien hebben we iets nagelaten. We kunnen het maar beter gaan zoeken." Zij zullen het nooit krijgen. Onthoudt dat. Zij krijgen het nooit en te nimmer. Zij zijn dood. En zij zijn dood, en dood, en dat is alles. Zij zullen nooit tot leven komen. Vergeet dat niet, ik spreek in de Naam van de Here, en het staat op de band. Zij zullen nooit en te nimmer tot leven komen. Het is met hen gedaan.

109 Dat is dus de reden dat ik niet geïnteresseerd ben in hun programma's. Ik ben in één ding geïnteresseerd om het uit te bazuinen tot 'elk die wil', zo hard als ik maar kan! Niet een denominatie opwekken; maar Jezus Christus terugbrengen! Jazeker. Nooit in een denominatie. Het is tegen God – het is altijd zo geweest, het zal altijd zo zijn. Zij zetten God buiten, verwerpen alles wat maar Goddelijk is. Het zal nooit tot leven komen. Er is geen verschil met dit Kerstfeest en het eerste Kerstfeest. Het is hetzelfde. Deze magiërs gingen de stad op en neer: "Waar is Hij? Waar is Hij?" Oh!

110 Laat me hier even stoppen. Ik heb een film. Ik heb hem nu niet hier, een dokter heeft hem, dokter Dilley, een vrouwelijke dokter, die in mijn samenkomst genezen werd. En zij heeft de band nu, genaamd 'Drie minuten voor middernacht'. En als we hebben... deze Joden keren daar nu terug naar hun land, nu precies in Palestina, zoals door de Here gesproken was, dat zij zouden terugkeren. Dat zou voor Zijn tweede komst gebeuren!

111 Onlangs vroeg een broeder die naar Israël ging: "Kan ik daar heengaan?" Ze weigerden hem. Israël zal als een natie komen, niet als individueel. "Een natie zal geboren worden." Het zal als natie komen.

112 Maar kijk naar deze arme Joden daar helemaal in Iran en op verschillende plaatsen – u hebt het in het tijdschrift 'Life' gelezen – zij wilden niet met deze vliegtuigen gaan. Zij hadden er nooit een gezien. Zij ploegden met oude houten ploegen, en dergelijke. Ze zeiden... Wel, de rabbi stapte naar voren en zei: "Wacht even. Heeft onze profeet ons niet verteld dat, als we terug zouden gaan naar ons thuisland, we op de 'vleugels van een adelaar' zouden gaan?" Oh!

113 En ze kwamen en stapten in de TWA vliegtuigen en stegen op. De profeet wist niet dat zij met motoren zouden gaan. Zij leken precies op grote adelaars. En zij gingen weg in de lucht als een adelaar, dus de profeet zei: "Als u terugkomt..."

114 Dat was vijfentwintighonderd jaar geleden, o God, vijfentwintighonderd jaar geleden, toen zij door de Romeinen gevangen werden genomen en verstrooid werden naar alle windstreken van de wereld. Hij zei: "Ik zal hen niet vergeten. Ik zal hen weer terugbrengen. Maar ik zal hun ogen gaan verblinden, zodat de heidenen... Ik uit hen een volk voor Mijn Naam kan nemen; Ik plaats Mijn Naam op hen. Als die dag voorbij is zal ik hen weer bijeen brengen. En als zij naar hun huizen terugkeren, zullen zij op deze soort vleugels komen."

115 En Jesaja zag hen opstijgen en overkomen. Hij zei: "Op de vleugels van adelaars."

116 Die oude rabbi stond daar en zei: "Onze profeet zei dat we in de eindtijd naar huis terug zouden keren 'op de vleugels van een adelaar'." Zij stapten in.

117 Toen zij vandaar weggingen, de ouden, blinden en kreupelen meenemend over hun schouders, wandelden zij met hen mee en ondervroegen hen. Ik heb het juist op de band. Ze zeiden: "Kom je naar het thuisland, om hier in het thuisland te sterven?"

     Ze zeiden: "Nee, we komen om de Messias te zien."

118 O, broeder, wat is er aan de hand? En hun kerk heeft geen antwoord. Wat is er aan de hand? Wij zijn in de eindtijd, broeder, waarin de avondlichten schijnen. De kracht van de Heilige Geest is vandaag terug in de gemeente, precies zoals het in het begin was.

119 De profeet zei: "Het zal licht zijn in de avondtijd." De kerk weet niet waarom zij zich daar verzamelen. Zij hebben er geen antwoord op. De atoombom zal daar evenwel voor hen het antwoord op hebben. Beslist. Maar wij zijn in de avondtijd, het is later dan we denken. Zeker.

120 Deze magiërs die de straat op en neer liepen hadden geen antwoord. Wat gebeurde er? Wat gebeurde? Uiteindelijk bemerken we dat zij dit begonnen te volgen. Toen zij dáár waren, konden zij het niet vinden. Zij konden geen antwoord in de stad vinden, in hun religieuze sfeer. Nee, zo ook nu niet. Jeruzalem? Zij wisten niets over een bovennatuurlijk teken. "Over wat voor bovennatuurlijk teken praat u toch?"

     "O, we zagen een ster toen we in het Oosten waren. Wij volgden deze."

     "Waar is het dan? Ik kan het niet zien. O, daar weten wij niets over!"

     Het vervulde precies de Schrift, maar zij hadden er geen antwoord op in hun religieuze kringen. Zij hebben het ook vandaag niet. "Wat is dit spreken in tongen? Wat betekent deze groep mensen die opkomt, die de zieken geneest, en die al deze wonderen doet en roept en schreeuwt en al dit soort dingen? Het klinkt hetzelfde als daar destijds in de Bijbel."

     "Ach, onzin! Er bestaat niet zoiets!"

121 Zij weten niets over het bovennatuurlijke. Waarom? Hier komt het. Zij willen de ster van licht niet volgen, de licht-ster, Gods kompas naar dat perfecte licht. Oh! "Westwaarts geleid, rustig volgend, leid ons naar dat perfecte licht, o, ster van Bethlehem." We hebben Zijn ster hier in het Westen gezien. Wat voor soort ster? Zijn gemeente-ster, de Heilige Geest, werkend in een menselijk wezen. Wij hebben Zijn ster gezien en we zijn gekomen om Hem te aanbidden. Amen. Dat is het; wijze mannen, wijze vrouwen, nederig van hart. Wij hebben Zijn ster gezien en wij zijn gekomen om Hem te aanbidden.

     O, zij wisten niets van die bovennatuurlijke dingen af. Zij wisten niets af van lichten en dergelijke, zij wisten er niets van. Het bracht hen in beroering, zeker. Hetzelfde gebeurt vandaag. Zij wisten er evenwel niets van af, hun religieuze kringen evenmin. Evenmin weten zij er vandaag iets over.

122 Bemerk (Ik houd hiervan, o, dit is fijn.), zolang zij in hun denominationele sferen waren, verscheen de ster nooit aan hen. Het ging buiten de poorten van Jeruzalem en bleef er buiten! Broeder! Bleef buiten, zolang zij in hun religieuze kringen verbleven!

     "Waar is Hij? Zeker, u, voorgangers, behoorde daar iets over te weten. Wat betekent dit allemaal, u, rabbi's en priesters? En u, Methodisten, Baptisten, Presbyterianen, Katholieken, en u, oude kerken zoals dat; zeker heeft u er een antwoord op! Waar is Hij?" Oh.

     Zie, zij weten er niets over. En zij die daarin waren, bleven in de duisternis totdat zij eruit kwamen. Zodra zij uit de stad weggingen, stond daar weer de ster.

123 "Kom uit van hen, Mijn volk", zei de Here, "Kom uit Babylon, verwarring! Kom uit uw geloofsbelijdenissen en uw zelfgefabriceerde dingen! Ik zal u ontvangen", zegt de Here. "Raak hun onreine dingen niet aan", hun beatnikfeestjes in de kerk, en bingo, en al deze rommel, en dansen.

124 Mijn moeder riep mij niet lang geleden en zei: "Bill, kom eens even langs." Ik denk dat ze hier ergens in de gemeente is vanavond.

     Ik ging erheen en ik zei: "Wat is er?" Zij riepen me daar ergens naartoe. En hier was een grote Methodistenkerk, hier in Indiana, en ze hielden er een rock-and-roll feest in.

125 En zij hadden de voorganger geïnterviewd en hij zei: "De Methodistenkerk heeft veel te lang de prachtige kunst van het rock-and-rollen vergeten." Van de duivel bezeten, weten niets over God! Zij weten niets meer over God dan een Hottentot zou weten over een Egyptische duisternis. Zij net... niet meer dan een konijn zou weten over sneeuwschoenen. Wanneer het tot een plaats komt dat men alleen weet over theologie, een mensengemaakte geloofsbelijdenis!

126 Wanneer de kracht van de Heilige Geest binnenkomt, accepteert u Gods belofte. U accepteert Gods gave van de Heilige Geest, en kijk dan eens hoeveel rock-and-roll u in een gemeente kunt hebben. Ga eens terug naar het Evangelie dat John Wesley predikte en kijk hoeveel u ervan kunt krijgen. U bent weggegaan van de aloude paden. Ga terug naar John Smith van de Baptisten. Ga terug naar Maarten Luther. Maar wat is het? Zij weten vandaag niets over het bovennatuurlijke. Zo is het.

127 De Methodistenkerk weet niets over Goddelijke genezing. Toen John daar stond te prediken over Goddelijke genezing, kwamen enkelen van de hoge 'Church of England' lol over hem maken; ze lieten een vos los en een stel jachthonden. Hij wees met zijn vinger naar zijn gezicht en zei: "De zon zal geen drie keer over je hoofd ondergaan, totdat je mij zult roepen om voor je te bidden." De man stierf die avond, roepend om John om voor hem te komen bidden. Waarom krijgt de Methodistenkerk dat niet opnieuw terug? Waarom? Omdat ze dood is! Juist!

128 U bent bevreesd om in dat pakketje te kijken, omdat het uw zonden zou openbaren. Ik roep u op, Methodisten, om weer opnieuw in dat pakje te kijken. Ik roep u op, Baptisten, om weer opnieuw in dat pakje te kijken. En u Presbyterianen en allemaal, u Pinksteren, Katholieken en allen, kijk terug naar Gods Kerstgave. Kijk achterom naar het geschenk! Gooi de doos weg en neem het geschenk aan. Jazeker.

     Ga weg van het klatergoud van Santa Claus. Keer terug naar de gave van God! Keer terug naar de Heilige Geest! O, ik weet dat het een hoop dingen zal openbaren, maar dat is wat u nodig hebt – een schoonmaak, een reiniging. Ik weet dat het verschrikkelijk moeilijk is, mensen, maar we moeten het hebben. Het is Gods woord. Jazeker. Het is goed voor u. Dat is juist.

     O ja, zij wisten dat er iets fout was toen zij die stad bereikten en het licht uitging. Zodra zij zich bij deze denominatie voegden, ging het licht uit. "Wat is er aan de hand?"

     Zij begonnen te schreeuwen: "Waar is Hij? Waar is Hij? Ik zal Hem hier zeker vinden. Dit is een oude denominatie. Het is hier lange tijd geweest, het is de hoofdstad van de denominaties, Vaticaanstad. Welzeker moet ik het... ik zou Hem hier moeten vinden."

     "Waar is Hij? Waar is Hij, die Christus die zei dat Hij dezelfde was, gisteren, vandaag en voor eeuwig? Waar is Hij, degene die zei dat het licht zou zijn in de avondtijd? Waar is Hij, die zei: 'De werken die Ik doe, zult gij ook doen'? Waar is Hij? Waar is Hij?" Maar het licht bleef weg.

     Toen zij zich losmaakten uit die zaak, de stad uitwandelden, verscheen het licht opnieuw.

Het zal Licht zijn in de avondtijd,
Het gloriepad zult u zeker vinden;
In die waterweg, is het Licht vandaag,
Begraven in de dierbare Naam van Jezus.
Jong en oud, bekeert u van al uw zonden,
De Heilige Geest zal zeker binnenkomen;
De Avondlichten zijn gekomen,
Het is een feit dat God en Christus één zijn.

129 Ja, broeder. Ja, meneer. Bekeert u van al uw zonden; de Heilige Geest, Gods Gave, zal zeker binnenkomen. Hij staat voor de deur, zeggend: "Laat Mij binnen. Als u Mij binnenlaat, zal Ik maaltijd met u houden. Ik zal u deze dingen openbaren, Ik zal u het bovennatuurlijke tonen. Ik zal uw ziekten genezen. Ik zal in al deze dingen voor u voorzien, als u Mij alleen maar binnenlaat." Gods geschenkpakket, vandaag gewikkeld in de vorm van de Heilige Geest.

130 Hij werd toen verpakt en Gods Zoon genaamd. Gods geschenkpakket werd gewoon opgenomen en weer ingepakt en teruggezonden. Amen. Hij was toen verpakt in de Zoon van God; vandaag is het verpakt in zonen van God, de gemeente genaamd. Dat is juist, Gods geschenkpakket, verpakt voor de mensen. En zij weigeren het vandaag precies zoals zij het toen weigerden. Als zij de meester van het huis 'Beëlzebub', een waarzegger, noemden, omdat Hij gedachten kon onderscheiden, hoeveel temeer zullen ze het u doen? Ja. Zij noemden de meester van het huis... Oh. Laten we het ontdekken.

131 Ja, de magiërs, zij ontvingen het. Zij waren arm en nederig, en zij hadden dit vreemde licht gezien. Iets anders wil ik hier aanhalen. Toen zij dit licht hadden gezien, waren zij voor immer gelukkig! De Bijbel zei: "Zij verheugden zich met buitengewoon grote vreugde." O, ik stel me voor dat ze een poosje jubelden. Stelt u het zich ook zo voor? Ik stel het me zo voor. Toen zij zagen... Zij hadden daar zolang in die oude organisatie gezeten, proberend iets te vinden, en er was daar niets. Toen zij buiten de poort kwamen, werden zij zo gelukkig; zij hadden buitengewoon grote vreugde toen zij dat Heilige Geest-licht ginds opnieuw zagen schijnen, deze luisterrijke ster, die voor hen neerkwam!

     O, wat doet een persoon wanneer hij zo dolblij wordt? Wat doet u bij het balspel wanneer u zo dolblij wordt? O, u schreeuwt het uit: "Hoera – hoera! Hoi, hoi, hij maakte een doelpunt! Ha-ha! Ho-ho-ho!" En wanneer u "buitengewone grote vreugde" krijgt, roept u uit: "Glorie, Halleluja! Prijs de Here!" Dat is zo, uitbundige grote vreugde!

     "Daar is de ster! Leid ons! O, neem ons weg van deze organisaties, en leid ons naar dat volmaakte licht! Westwaarts leidend, rustig voortgaand, leid ons naar Uw perfecte licht." Blijf gewoon doorgaan. De ster was de gids naar het Licht. Uiteindelijk bleef het boven het Kind staan. Toen zij... [Leeg gedeelte op de band – Vert] binnen een paar minuten. Goed. In orde.

132 Hij openbaarde Zichzelf aan arme vissers. Hij werd geopenbaard – dat pakketje, wat er aan de binnenkant zat – werd geopenbaard aan arme vissers, aan de ongeletterden, ongeleerden. Hij openbaarde Zichzelf aan mannen die hun eigen naam niet konden schrijven. Zij zouden geen diaken in de gemeente kunnen zijn, of iets anders. Zij konden dat niet, ze waren zo ongeletterd, oh, zij waren verschrikkelijk. Dus openbaarde Hij Zich aan hen, aan de ongewensten, aan degenen die buitengesloten waren. Hij openbaarde Zichzelf aan hen. Aan de onbeminnelijken... Hij werd geliefd door hen die niet geliefd waren. Aan de zieken, die genezing nodig hadden. Die gewillig waren om in dat pakketje te kijken om te zien wat er mee was. Hij openbaarde Zichzelf aan hen; en aan de hongerigen, die Hij voedde met brood en vis.

     O, we konden er bij blijven... Ik heb daar een heleboel over opgeschreven, maar we moeten dat overslaan, zie. Openbaarde Zichzelf aan al deze mensen, de niet-geliefden, die niemand wenste, 'fanatiekelingen' genaamd, aan hen openbaarde Hij Zichzelf. "Ik ben zo blij dat ik kan zeggen een van hen te zijn!" Ongeliefd, ongewenst, ziek en nooddruftig, hongerig – Hij openbaarde Zichzelf. Ja.

133 Ik dacht aan een ander hongerig persoon. Op een dag was er een hongerige van hart, Paulus genaamd (voorheen Saulus), die op zijn weg naar Damascus was, hongerend. En hij wist niet wat te doen. Hij wilde iets voor God doen. Een licht omscheen hem. "Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij?" Hij openbaarde Zichzelf aan Paulus, een hongerige van hart. Aan een slecht bekendstaande vrouw, aan een veroordeelde Barabbas openbaarde Hij Zichzelf. Dat is juist. Aan een man die hongerig van hart was, aan een slecht bekendstaande vrouw, aan al degenen die waren buitengesloten.

134 Ik denk aan die vrouw met die slechte reputatie. Nog een ogenblikje over haar. Heb alstublieft een momentje geduld met mij. Simon, de Farizeeër, in de Bijbel, o, hij wilde ook weten over deze gave. Maar hij wilde het weten voor zijn eigen zelfzuchtige hart, zijn eigen zelfzuchtige motieven, deze Farizeeër. Dus wat deed hij? Hij hield een groot feest, en hij dacht dat hij wel wat pret kon maken. De Bijbel, het Evangelieverhaal, maakt het ons bekend. Kijk er nu een ogenblikje naar, voor we sluiten.

135 Daar zei hij dat hij Jezus wilde laten komen, omdat... Ik denk niet dat die Farizeeër Jezus werkelijk liefhad, omdat hij niets gemeen had. Hij was een oude, stijve Farizeeër, en hij haatte Jezus. Dus dacht hij Hem daar te krijgen en Hem ertussen te nemen, om te zien of Hij werkelijk een profeet was of niet. Dus zond hij iemand en vroeg Hem te komen.

     De koerier kwam aansnellen en hij was waarschijnlijk stoffig, enzovoort, wandelde op Hem af en ging naast Jezus staan – die waarschijnlijk de mensen genas enzovoort. Hij was moe. Misschien was het Petrus die zei: "U kunt Hem vandaag niet spreken."

136 Hij zei: "Maar meneer, mijn meester is Rabbi Simon. Hij is de voorganger van die grote kerk hier in Judéa. Wel, hij heeft uw Meester uitgenodigd om Hem te komen bezoeken. O, wat zal Hem dat een grote naam geven, zie! U zou hem moeten bezoeken."

     "Wel," zei hij, "ik zal je meenemen en zien wat Hij zegt." En hij drong zich door de menigte. De zon was bijna ondergegaan, en Jezus was vermoeid en afgemat, en daar komt deze kleine boodschapper. En in plaats van...

     In de tegenwoordigheid van Christus! O, ik heb me dikwijls afgevraagd wat er met deze koerier aan de hand was. Wat was er fout met hem? Hij stond zo dicht bij Jezus en nog steeds had hij een boodschap van de Farizeeër. "Mijn meester wil dat U hem komt bezoeken. Weet u, hij geeft een feestje. Hij wil dat U komt als een geëerde gast."

     O, ik wou dat ik die boodschap had kunnen nemen en zo dicht bij Hem had kunnen zijn. U niet? Ik zou er nooit meer aan gedacht hebben wat die Farizeeër zei. Ik zou aan Zijn voeten zijn neergevallen en gezegd hebben: "O, Here Jezus, wees mij, zondaar, genadig." Ik geloof dat ik dàt gezegd zou hebben. U niet? Hoe hij, die zo dicht bij Jezus stond, nochtans de gelegenheid verzaakte om vergiffenis van zijn zonden te vragen. En zo dicht bij Hem! Nee, hij had teveel in zijn gedachten. Hij was een dienstknecht, hij moest het voor de Farizeeër vragen.

137 En Jezus, de arme Jezus, hoewel Hij vermoeid was en afgemat en wist dat Hij door hem werd veracht en gehaat... Hij knikte met Zijn hoofd: "Ik zal er zijn." Als Hij zegt dat Hij er zal zijn, zàl Hij er zijn! Maakt u zich geen zorgen, Hij zal er zijn. Niets zal Hem stoppen.

138 Toen zij daar naar heengingen, hadden zij die dag al hun vette kalveren geslacht en hadden zij alle nieuwe wijn en dergelijke gebracht. Nu, de arme mensen mochten niet bij hen in de buurt komen. O, toen zij dat vlees daarbuiten aan het braden waren en zo, wat een geur! En deze arme mensen stonden daarbuiten gewoon te watertanden. Zij konden niet binnenkomen. Beslist niet. Ja, dat was alleen voor de hooggeplaatsten. En zo stonden ze dus buiten...

     Hij had al deze druiven en dergelijke, allemaal uit de beste bloeitijd, of de oogsttijd van de druiven; en die heerlijke geur van druiven, weet u, als ze zo zoet zijn, en alles. Hij had zijn nieuwe wijn en dergelijke.

139 Ik heb me er dikwijls over verbaasd hoe Jezus daar binnen kon komen zonder te worden opgemerkt. U weet wel... wanneer iemand in het Oosten iemand uitnodigt in zijn huis... Weet u, die mensen blinken uit in gastvrijheid. Nu, de mensen hadden sandalen aan in die dagen, waarin ze rondliepen. En als ze dat deden... U hebt gehoord over hun voetwassing. Dat is wat wij hier doen, ter gedachtenis. Dat was een bevel.

140 Als iemand u uitnodigde om naar zijn huis te komen, zou het ongeveer zo gaan. Men zou u bij de deur begroeten. En men had dan, wat zij noemen 'het laagste baantje' van al de mensen... Enigen van hen bestuurden de wagens, anderen van hen kookten en enigen van hen waren chefs, weet u, en de anderen van hen bedienden. Maar de laagst betaalde man van de hele huishouding was het voetwassersknechtje. Hij was gewoon een knechtje.

141 Bedenk dat mijn Here een voetwassersknechtje was. En dan denken wij iets... wij denken dat we iemand zijn. Kijk naar Hem, die de voeten van de discipelen waste – vissers, vuile vissers, schaapherders, enzovoort, Hij waste hun voeten.

     En hier dit voetwassersknechtje... Als u bij de deur kwam, zouden zij uw voeten wassen, omdat het stof en dergelijke van de weg waar u liep aan uw voeten bleef kleven, weet u, op de stoffige wegen waar de paarden en dieren gelopen hadden, weet u. En het liet je compleet stinken. En dan die zon, weet u, brandde in je nek. En de zon in Palestina, de directe straling, is erg heet.

     Als men dus bij de deur kwam, staken zij hun voeten uit; en zij wasten hun voeten. En dan namen zij hun sandalen aan, wasten ze en zetten ze weg, en dan deden ze een paar slippers aan, zoals de vrouwen vandaag dragen als huisslippers, weet u, zoiets, trokken die aan. Dan... werden hun voeten gewassen. En dan droegen ze een handdoek over hun schouder.

142 Wat zou hij dan doen? Hij zou het stof van zijn gezicht afvegen, en wat olie nemen, nardusolie. O, dat was erg duur spul dat de rijke mensen gebruikten. De koningin van het Zuiden bracht er wat van mee en gaf het aan Salomo. Het werd in het Oosten uit een bloemknop gehaald. Zoiets als een bloem, de kleine bloemknop, en daar wordt het uit gehaald – erg duur!

     Men zou die nardus nemen en het over heel hun gezicht smeren – zulke olie, omdat hun nekken verbrand waren en van alles. Dan nam men een handdoek en droogde ze daarmee af. Ze waren opgefrist.

     Nu, dat was het eerste. Die voetwassersknecht nam hen mee, en knapte ze daarmee op. Natuurlijk, zij zouden niet zó in iemands huis willen komen, waar die grote Perzische tapijten lagen, enzovoort, stinkend alsof ze in een stal waren geweest, en met de blaren van de zon over hun hele gezicht. Zij werden verfrist.

143 En als zij waren binnen gekomen, begroetten zij elkaar, en als ze dat deden... Zij verwelkomden een gast altijd zo, als je welkom was, dan schudden zij hun hand op zo'n manier, broeder Ed. Zij zouden uw hand op deze manier schudden en dan sloegen ze hun... Sta een ogenblikje op, dan zal ik u iets tonen. Zij sloegen hun armen om hem heen [Broeder Branham doet het voor en klopt broeder Ed verschillende malen op zijn rug – Vert] zoals dat, en schudt dan zijn hand. Dat is de wijze waarop zij dat deden. Dat was een welkom.

144 Dan was u een broeder. U voelde zich goed. Uw voeten waren gewassen. U was helemaal gezalfd. En het volgende wat gebeurde was, dat zij elkaar in de nek zouden kussen. Dat maakte dat zij welkom waren. Het laatste was die welkomstkus. Herinnert u zich dat Judas Jezus die welkomstkus gaf? Hij zei: "Waarom deed je dat, vriend?" Zie, Hij kende zijn hart.

145 Zo heetten zij elkaar welkom. U zou zich niet goed voelen met al het stof over u heen en al die stank over uw hoofd en voeten, en dergelijke. Dat oude kleed hing neer, nam al dat stof onderweg op, terwijl u wandelde. Zij voelden zich niet goed als zij zo naar binnen gingen. Maar als je daar kwam en helemaal verfrist was, en uw gast... U was een geëerde gast. Als hij er dan aankwam en u verwelkomde, en u een kus in uw nek gaf, nou, dan was u een broeder. "Kom binnen!" Je ging naar de koelkast, pakte een sandwich, wat dan ook. Je was dan welkom. Je was verwelkomd.

146 Maar hoe kwam Jezus hier ooit binnen zonder dat dit alles aan Hem was gedaan? Zie, Hij zat daar in de hoek, met vuile voeten, niet welkom geheten. Waarschijnlijk was de Farizeeër over iets anders aan het praten, weet u. En hij merkte Jezus' binnenkomst niet op. Dat is er aan de hand met de kerken vandaag, teveel van onze Farizeeër-kerken. De kracht van God komt binnen en zij bemerken het niet, zie. Hij was bereid om iets te doen, maar Hij wordt nooit welkom geheten.

     Daar was hij ergens, misschien enkele grappen aan het vertellen, en hij had een goede tijd daar met voorganger rabbi Zus-en-zo en rabbi Zo-en-zo. Zij merkten Jezus niet op. Hij moet binnen zijn geglipt en ergens in een hoek zijn gaan zitten. Ik kan Hem daar zien met Zijn vuile voeten, verbrande nek, geen welkomstkus.

147 O, voelt u zich daar niet vreemd over, Jezus met vuile voeten? Zij riepen Hem, aan de overkant: "Jesu! Jesu!" Zij zeiden: "Jesu met vuile voeten, zit daar in de hoek." O God, hoe kon dat ooit gebeuren? Niemand schonk enige aandacht aan Hem, behalve een kleine prostituée (oh!), een vrouw van slechte zeden.

148 Zij kwam toevallig langs. Misschien was zij... Er was niemand in de stad. Iedereen was naar het feest gegaan, al de beroemdheden, dus had zij niet veel zaken te doen. Zo ontdekte zij... "Wat gebeurt hier allemaal in het huis van de Farizeeër?" Dus ging zij daarheen, en misschien keek zij door een kier in de omheining, keek er rond. Oh! Toevallig keek zij in de hoek en zag zij Hem daar zitten met Zijn hoofd naar beneden, vuile voeten, verbrande nek, niet verwelkomd, niemand besteedde enige aandacht aan Hem.

149 Maar haar was het geopenbaard. O, ik kan haar haar ogen zien uitwrijven en zeggen: "Is Híj dat? Dat is diezelfde Man die op een keer een vrouw zoals ik spaarde; zij was er uitgegooid door die kerk en ze zouden haar dood gaan stenigen. En Hij zei: 'Vrouw, waar zijn je beschuldigers?' Dàt moet Hem zijn." Zie, geloof komt door horen, en het was haar geopenbaard dat Híj dat was.

     Ze zei: "Maar kijk! Hij is niet verwelkomd. Hij heeft vuile voeten. Wat kan ik er aan doen? Ik ben een vrouw, en als ik toevallig binnen zou komen en iets zou zeggen, nou, dan zouden ze me er door de portier uit laten gooien. Ik ben een vrouw van slechte zeden, en Hij zal het weten dat ik slecht bekend sta. Hij zal weten dat ik een slechte vrouw ben, dus wat kan ik eraan doen?" Ik kan haar zich zien omkeren en rondlopen en zeggen: "O, ik móet iets doen! Hij is niet verwelkomd. Maar iets openbaart me dat dàt de enige manier is dat ik ooit leven zal krijgen."

     Daar bent u er! O broeder! "Ik wil zien wat daar in dat pakje zit. Ik weet dat daar iets inzit dat mijn zonden zal vergeven. En ofschoon ik een prostituée ben, ofschoon ik slecht ben, wil ik in dat Kerstpakketje kijken. Ik weet dat daar iets voor mij inzit."

     Er zit iets in voor iedereen. En dat is waar, zondaarvriend. Er zit iets in voor de gokker. Er zit iets in voor de leugenaar. Er zit iets in voor ieder persoon. En er zit iets voor ú in dat Kerstpakketje. Gooi het niet weg; wat een Farizeeër, de dwaze imbeciel, die de versiering nam en de gave weggooide! Wat een meelijwekkend iets! Hier komt Hij.

     Hij zit daar. En deze arme, kleine vrouw gaat misschien naar het huis waar zij woont, gaat de oude, krakende trap op, en pakt haar sok, of zoiets dergelijks, en neemt er wat geld uit. Ze zei: "O, wat kan ik doen? Nu, wacht even, ik kan dit beter terugleggen, omdat Hij weet dat ik een vrouw van slechte zeden ben. Maar het is mijn enige hoop. Het is het enige wat ik kan doen. Ik ben niet uitgenodigd op dat feest. Maar toch moet ik bij Hem zien te komen."

     O, ik wilde dat de mensen dat vanavond konden zien. Kom tot Hem, of kom om! Wat maakt het uit dat u "heilige roller" wordt genoemd, of eruit wordt gegooid, of wat anders ook? Kom tot Hem! Kom tot Hem – dat is uw enige hoop.

     Zij ging naar beneden en nam dat... Ik kan zien dat een van deze Joodse kerels daar, ziende dat de zaken slecht liepen, daar zijn geld zat te tellen; iedereen en allemaal waren ze naar het feest gegaan. Deze vrouw wandelde binnen.

     "Wel, wat komt u hier doen?" Zij gooit deze Romeinse denari's op de toonbank, ongeveer dertig stuks. "Ah-ha! Wat wilt u hebben, dame?"

     Ziet u, dat maakte het anders. Hij zag wie zij was, maar toen hij gezien had dat zij wat geld had, maakte dat het verschil, ziet u. Dat is de wereld vandaag. Als je geld hebt, ben je een hoge piet; als je het niet hebt, ben je niets. "O, dat is wat anders. Wat wilt u hebben?"

     "Ik wil de beste... de allerbeste nardus die u heeft. Dit is alles wat ik heb. Laat me het tellen. Dertig stuks zijn voor u."

     "O ja, daarmee kunt u deze fles hier, de fijnste, kopen."

     "Ja, dat wil ik."

     "Meent u dat u alles wilt kopen?"

     "Ik wil die hele fles."

     Dat is alles wat zij had. Dat is wat u moet doen, broeders. Het kost elke zonde die u had. Het kost alles, maar wees bereid om het te geven.

     Zij glipte naar de omheining, en ik kan haar daar naar binnen zien kijken. Zij zag Hem daar zitten, nog altijd onaangeraakt. De Farizeeër-voorganger daar vertelde nog steeds zijn vuile moppen en dergelijke aan de overigen, tekeer gaand, pratend over iets geweldigs ergens, niet wetend... onopmerkzaam voor onze dierbare Here.

     Ze zei: "Hoe kan ik binnenkomen?" Dan zie ik haar heel gemakkelijk binnenglippen en daar naartoe gaan waar Hij zit. En ze keek naar Hem op. Ik kan de tranen over haar gezicht zien lopen, en haar grote bruine ogen keken zo naar Hem op. Zij brak de fles, de zalf vloeide eruit, goot het uit op Zijn voeten. Zij liet Jezus niet met vuile voeten zitten.

     U zegt: "Ik zou het ook niet doen."

     Waarom doet u er dan niet iets aan? Hij heeft de slechtste naam die er vandaag in het land is; "heilige roller, religieuze fanatiekeling". Waarom doet u er niets aan? Sta op en zeg: "Ik neem de weg met de weinige verachten van de Here. Ik ben bereid om dat pakje te ontvangen."

150 Zij goot de olie over Zijn voeten. De hele kamer rook ernaar. Het was kostelijk. Er is niets te goed voor Jezus. Geef Hem het beste van u. Geef Hem alles wat u hebt – uw leven, uw ziel, uw wezen, uw tijd. Alles wat u hebt, geef het aan Hem.

     Zij keek toevallig. Zij stond daar. Oh! Zij goot deze olie op Zijn hoofd. Toen strekte zij haar hand uit naar zijn voeten en begon... O! Zij pakte Zijn voeten en keek. Zij waren vuil. Zij had niets... Zij begon aan haar zonden te denken en ze zei: "Zeker, Hij zal me veroordelen." Dus toen ze de olie over Zijn nek uitgoot en het uitwreef... Toen ging ze naar omlaag en zij pakte Zijn voeten, en zij viel neer.

     Zij begon te huilen: "O, ik ben te zondig om voor deze man te staan. Ik ben zo'n zondaar!" En ze keek op met haar grote, mooie ogen. Zij dacht: "Hij zal me uit deze kamer trappen." Maar Hij bewoog zich nooit. Hij zat daar maar en keek naar haar. O, daar houd ik van. Hij zat daar gewoon en keek naar haar.

     "O, Hij kent mijn hart, ik kan nu gewoon voelen hoe Hij mijn gedachten leest. Hij weet dat ik niet goed ben. Ik weet het, Here, maar ik kan het gewoon niet verdragen U te zien met vuile voeten. Ik kan het niet verdragen. U bent mijn enige hoop. Ik kan het niet verdragen!" Wat een heerlijk water voor Zijn voeten, o, tranen van bekering! O, o! De oude Farizeeër kon niet voorzien in zoiets dergelijks – water, tranen die langs haar wangen liepen!

151 En ze begon ze te wrijven en Zijn voeten te kussen. Oh, het was haar Here; ze kuste Zijn voeten. Zij had geen handdoek om ze mee af te drogen. Dus veronderstel ik dat haar krullen, die ze bovenop haar hoofd droeg, naar beneden gevallen moeten zijn, omdat zij haar haar nam en Zijn voeten ermee af begon te drogen, terwijl ze Zijn voeten kuste.

     "Here, U weet... Here, U weet dat ik een zondaar ben. Ik vind het erg om zó voor U te komen, maar ik kan het niet verdragen U met vuile voeten te zien." Oh! Jezus met vuile voeten, niet verwelkomd, geen kus in Zijn nek. Zij kuste zelfs Zijn voeten. "Here! Nu, Here, o Here, ik ben een zondaar. U weet dat ik dat ben, Here."

     En ongeveer op die tijd keek de oude Farizeeër om. "Hè!" Hij zei: "Nu kijk eens aan! Kijk daar eens! Dat is het soort gezelschap dat dat heeft... noemt dat de Heilige Geest", zie. Zij zijn niet veranderd. "Kijk eens aan. Kijk met wat voor soort mensen Hij omgaat. U spreekt over de Heilige Geest en Goddelijke genezing. Wat is het? Het uitschot van de stad!"

152 Zeker. Aan hen wordt het geopenbaard. Zij wist wat er in dat pakketje zat. Zij wist dat de enige tijd dat... de enige tijd dat zij het ooit ergens zou kunnen krijgen... Zij zou niet naar de Farizeeër kunnen gaan. Hij zou haar uit zijn kerk schoppen; niet op hun maatschappelijke stand.

     Maar er was een plaats voor de zondaar. Daar ben ik zo blij om. Er is een plaats waar de zondaar kan komen. Er is een balsem in Gilead, die de gewonden geneest. Zij had het gevonden. Zij wilde weten wat die gave was, en zij kuste Zijn voeten.

     En de oude Farizeeër zei: "Ah-ha! Kom eens hier, jongens! Ha! Hmm! Daar is uw Profeet, zie. Als Hij ook maar een beetje een profeet was, dan zou Hij weten wat voor soort vrouw het was die Zijn voeten aan het wassen is. Kijk nou eens! Over fanatisme gesproken! Het maakt mijn huis te schande!"

     Jezus zei nooit een woord, verdroeg het gewoon en lette op de vrouw. Maar na een poosje – Hij wist wat de Farizeeër dacht – stond Hij op.

153 Ik kan die vrouw zien. "O! O, hier... hier is mijn tijd. Hij zal me veroordelen. Hij zal me uit dit huis gooien." Ik kan Hem zien opstaan, Hij keek op die manier. Hij voelde Zich nu erg goed, Zijn voeten waren met tranen gebaad. O God, neem de mijne! Zijn voeten gebaad met tranen van bekering, een waarachtig hart. Ofschoon, zo immoreel als zij was, het de enige keer was dat zij ooit bij een bron schoon gewassen kon worden.

     Daar is zij, daar zat ze en keek naar Zijn gelaat. Ik kan haar zien, de tranen stromen zo langs haar gezicht, overal bevlekt; haar krullen hangen neer, vol van tranen en vuil van Zijn voeten. Zij stond daar, zich afvragend wat er zou gaan gebeuren. "Hij zal me eruit gooien. Hij zal me in de gevangenis laten gooien omdat ik hier binnen kwam." Hij stond zo op.

154 Hij zei: "Simon, Ik heb iets tegen je te zeggen. Je nodigde me uit in je huis. En toen ik binnenkwam, gaf je me nooit enig water voor Mijn voeten. Ik zou het zelf hebben gedaan, maar je gaf Me geen water." (O God!) "Je gaf Me geen olie om Mijn nek te zalven tegen de verbranding. Je deed het niet, Simon. Ook kuste je Me niet en heette je Me niet welkom."

155 "Maar deze vrouw waste Mijn voeten met haar tranen, en zij heeft Mijn voeten gekust, en ze is er niet mee opgehouden sinds ze hier is binnengekomen. Ik heb een paar dingen tegen je, Simon. Maar zij? (Was Hij een Profeet of niet?) Ik zeg haar, haar vele zonden zijn vergeven." O God!

     Wat was het? Zij vond uit wat in dat pakketje zat. Zij vond daar liefde. Zij vond daar vergiffenis. Zij had dat gezien. O, hoe zag zij die dierbare gave van God aan haar werken! Hoe moet zij zich gevoeld hebben toen zij zag dat Gods gave aan haar werd uitgereikt! Haar zonden waren vergeven.

156 Hoe moest Barabbas zich die dag hebben gevoeld! U kent de geschiedenis van Barabbas. Barabbas was die vogelvrij verklaarde, die gevangen was genomen en beneden in de kerker was gezet om de volgende morgen te worden gedood. Hij was een dief. Hij was een vogelvrij verklaarde. Hij was een moordenaar. Hij was een crimineel. En de hele nacht liep hij op en neer in die gevangenis, trok aan zijn haar, omdat hij de volgende morgen gekruisigd zou worden en de doodstraf zou krijgen. Hij zou sterven. Hoeveel nachtmerries heeft hij die nacht gehad! Hoe zou hij kunnen rusten!

157 En de volgende morgen, geen ontbijt of iets, wetend dat zijn bloed zou worden verspreid als onder de wolven! En plotseling hoort hij de kettingen rinkelen en hoort hij het marcheren van de soldaten. Hier komen vier of vijf, of misschien een bataljon Romeinse soldaten met flikkerende speren. Ze kwamen dichterbij. De grote gevangenbewaarder stak de sleutel in het slot en zei: "Kom eruit, Barabbas!"

     "O, maak me niet dood! Heb medelijden!"

     "Barabbas, er is niets verkeerd. Je bent vrij."

     "Ik ben wat?"

     "Je bent vrij."

     "Hoe kwam ik vrij?"

     Iemand wees met zijn vinger die kant op. Wat moet het hebben betekend voor Barabbas, toen hij de Gave zag die zijn plaats innam om te sterven. Ik voel het op dezelfde wijze. Gods Gave nam mijn plaats in om te sterven. Hoe die stervende dief aan het kruis werd genageld...

De stervende dief verheugde zich om die bron te zien in zijn dagen;
En daar mag ik, ofschoon net zo verachtelijk als hij,
Al mijn zonden weg wassen. (Ja!)

Sinds ik door geloof de stroom zag, (Die aan mij geopenbaard was),
Die Uw vloeiende wonden voortbrengt,
Is altijd verlossende genade mijn thema geweest,
En zal die dat zijn totdat ik sterf. (Dat is juist. O!)

158 Tot slot wil ik dit zeggen. Vandaag betekent Kerstfeest een slof Camel-sigaretten, of een slof Viceroy-sigaretten, een fles 'Four Roses' of 'Seagram', mooi verpakt in Santa Claus-papier. Maar zij weigeren nog altijd Gods Kerstgave. Zij weigeren nog altijd Zijn Kerstgave. Zij willen het niet.

     Ik wil het wel. Ik ben blij dat ik het heb ontvangen. O, Immanuël, God vlees gemaakt, Die onder ons woonde, verworpen en veroordeeld door al de tijdperken heen, en Zijn genade strekt zich uit vandaag tot elk hart dat Hem wil aannemen.

     Laat ons onze hoofden voor een moment buigen.

     Ik vraag me vanavond af, of in dit gebouw, in deze Kersttijd, in herdenking aan bijna tweeduizend jaar geleden, toen God Zijn eerste Kerstgave gaf... Ik vraag me vanavond af of u niet graag zou willen kijken wat er aan de binnenkant van dat pakketje zit en zien, zondaar, of daar Iemand in is die van u houdt, Iemand die voor u stierf, Iemand die Zijn leven voor u gaf? Zou u vanavond bereid zijn om die doeken van Hem af te halen, die vuile doeken van hoe men Hem noemt, "fanatiekeling en heilige roller", uzelf erin te wikkelen en de weg met de weinige verachten van de Here te nemen?

159 Als u vanavond in het gebouw bent en in gebed gedacht wilt worden, zou u uw hand op willen steken en zeggen: "Op deze Kerstavond wil ik het Kerstgeschenk van God ontvangen, Gods waarachtige Kerstgave"? God zegene u, dame. God zegene je, meisje. God zegene u, zuster. God zegene u. God zegene u daar, jongedame. Zouden er nog meer zijn die in gebed gedacht willen worden? De Here God zegene u, mijn broeder.

160 Nog iemand anders? "Here ik neem de weg. Ik wil U ook nooit met vuile voeten zien zitten. Ik kan het niet verdragen... Ik wil me bij hen aansluiten. Ik kom direct in het Koninkrijk van God. Ik wil een van de verachten zijn. Blijf bij mij, Here. Kom, ga met mij naar huis vanavond. Ik wil al de vuilheid van Uw Naam wegwassen. U waste mijn zonden weg, Here. Laat mij het leven leven. Niet zoals ik het nu doe. Ik bevuil de Uwe. Ik bevuil U iedere dag, plaats meer op U. Laat mij vanavond gaan, Here; met tranen van bekering kom ik nu nederig aan de voet van het kruis, om U als mijn Redder aan te nemen." Is er nog iemand voor we gaan bidden? Steek gewoon uw hand op. Goed.

161 Dierbare Here, we brengen vanavond tot U... Het lijkt of het grotendeels vrouwen zijn, Here, die hun handen opstaken. Misschien kunnen zij ook naar beneden kijken... Enigen van hen zijn jonge meisjes, nog teenagers, die hun handen opstaken. Zij menen dat, Here. Zij, zij willen niet met de wereld veroordeeld worden. Zij willen U nu in deze Kersttijd aannemen, om in Gods pakketje te kijken en eeuwig leven te ontvangen. Sta het toe, Here, wilt u nu precies voor hen de vergeving van hun zonden openen, zodat U voor hen de bron uit het huis van David opent, die open is voor zonde en onreinheid, waar zondaars, in die stroom ondergedompeld, al hun zondige smetten verliezen. Sta het toe, Here. Gaat U met ze naar huis en blijf vannacht bij hen, Here. Maak het leven voor hen wat het zou moeten zijn, Here. Sta het toe.

162 Genees de zieken en de aangevochtenen onder ons. U bent de hulp van de hulpelozen. U bent Diegene, Here, die kan doen wat anderen niet kunnen. U bent de blijvende genade. U bent de gave van God. En nederig geloven wij U, Here. We volgen de ster van de dag, we volgen het licht totdat het ons naar dat volmaakte Licht leidt, de gave van God, eeuwig leven, door de doop van de Geest. Sta het toe, Here. Ik draag hen nu aan U op. In de Naam van Jezus Christus, neem vanavond hun zielen en was hen in het karmozijnrode Bloed van Calvarie. Want we vragen het in Jezus' Naam. Amen.

Here, blijf bij mij! [Broeder Branham neuriet]
... waar helpers falen om mij te bemoedigen,
In leven, in dood, o Here, blijf bij mij.

     Hebt u Hem lief met uw hele hart? Nog eenmaal, uit oude vriendschap, "Ik heb Hem lief, ik heb Hem lief, omdat Hij mij eerst liefhad."

Ik heb Hem lief (nu iedereen), ik heb Hem lief,
Omdat Hij... (laat ons onze handen nu naar Hem opsteken)... mij liefhad;
En mijn redding betaalde
Op Golgotha's kruis.

     Nu wil ik dat u handen schudt met iemand voor en achter en naast u. [Broeder Branham schudt handen – Vert]

Ik heb Hem lief, ik heb Hem lief,
Omdat Hij mij eerst liefhad,
En mijn redding betaalde
Op Golgotha's kruis.

     Allen die Gods Kerstgave hebben ontvangen, steekt uw hand op.

Ik heb Hem lief, ik heb Hem lief,
Omdat Hij mij eerst liefhad,
En mijn redding betaalde
Op Golgotha's kruis.

     Hebt u Hem niet lief? Is Hij niet wonderbaar? Goed, terwijl we nu staan:

Neem de Naam van Jezus mede,
Kind van kommer, zorg en smart;
Het zal u vreugde en bemoediging geven,
Neem hem mee, overal waar u heengaat.

Dierb're Naam, o hoe zoet!
Hoop der aard en 's hemels vreugd;
Dierb're Naam (Dierb're Naam), o hoe zoet!
Hoop der aard en 's hemels vreugd!

     Langzaam nu:

Neem de Naam van Jezus mede,
Als een schild in elke strijd;
Als verzoeking... (Wat doet u dan, als verzoeking rondom u is?)
Fluister slechts die heilige Naam in gebed.

Dierb're Naam, o hoe zoet!
Hoop der aard en 's hemels vreugd;
Dierb're Naam, o hoe zoet!
Hoop der aard en 's hemels vreugd.

Voor de Naam van Jezus...

     (Laten we nu onze hoofden buigen en het zingen.)

Neervallend aan Zijn voeten,
Zullen we Hem in de hemel tot Koning der koningen kronen,
Als onze reis is voleindigd.

Dierb're Naam, o hoe zoet!

Hoop der aard en 's hemels vreugd;
Dierb're Naam, o hoe zoet!
Hoop der aard en 's hemels vreugd.