Hoofdmenu  
Home English (United States)
Download  
E-Book
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...

Hoofdstuk 4

Het tijdperk van de gemeente van Smyrna - Openbaring 2:8-11

Openbaring 2:8-11:

8 En schrijf aan de engel der gemeente van die van Smyrna: Dit zegt de Eerste en de Laatste, Die dood geweest is, en weer levend is geworden:

9 Ik weet uw werken, en verdrukking, en armoede (doch gij zijt rijk), en de lastering van hen, die zeggen, dat zij Joden zijn, en zijn het niet, maar zijn een synagoge des Satans.

10 Vrees geen van de dingen, die gij lijden zult. Ziet, de duivel zal enigen van u in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt; en gij zult een verdrukking hebben van tien dagen. Weest getrouw tot in de dood, en Ik zal u geven de kroon des levens.

11 Die een oor heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt. Die overwint, zal door de tweede dood niet beschadigd worden.

Inleiding

Om uw geheugen wat op te frissen wil ik er nog eens op wijzen hoe wij de namen van de boodschappers van de verscheidene tijdperken hebben gevonden. God heeft in Zijn soevereine beschikking er op toegezien, dat de geschiedenis van de gemeente van het Nieuwe Testament niet verloren is gegaan, evenals Hij dat gedaan heeft met de geschiedenis van Israël, door deze in de Bijbel te plaatsen, en deze kracht bij te zetten door de vele geschriften en aarden vaten en andere kunstvoorwerpen, die door de archeologen de laatste tijd zijn ontdekt en verklaard. In feite hebben wij een doorlopend commentaar op de Bijbelse geschiedenis van het eerste blad af tot nu toe. Door het lezen van de geschiedenis kunnen wij er achter komen wie, door de onderscheidene tijdperken heen, het dichtst bij Gods oorspronkelijk voorbeeld, de apostel Paulus, stonden. Degenen, die door God gebruikt werden om Zijn volk terug te voeren naar het Woord der Waarheid, zijn het aan wie wij aandacht moeten schenken. Uit elk van deze zal er dan een zijn die voor ieder tijdperk het duidelijkst in aanmerking kwam daar hij het voorbeeld volgens het Woord, ook in het betoon van kracht, het dichtst benaderde. Die persoon zal de boodschapper zijn. De tijdperken worden eveneens gevonden door een studie van de geschiedenis. Men behoeft slechts de tijdperken zoals deze in de Openbaring gevonden worden te lezen en zij komen alle volkomen overeen met de geschiedenis en ZO MOET HET OOK ZIJN.

Daar de tijdperken door God werden voorzegd, en hun omstandigheden geopenbaard, moet de geschiedenis die zou volgen, uiteraard in overeenstemming zijn met wat de Bijbel ervan zegt. Zo eenvoudig is het – maar eenvoud is nu eenmaal de sleutel tot het Woord. Met dit alles ben ik niet alleen een Bijbelonderzoeker en een geschiedkundige geweest, ik heb getracht een geestelijk denkend mens te zijn, en het was slechts met de absolute overtuiging van de Geest van God dat ik die mannen heb uitgekozen die ik gekozen heb. Dit is de waarheid, God kent mijn hart.

De boodschapper

Gebruiken wij de door God gegeven regel om de boodschapper voor ieder tijdperk te kiezen, dan verklaren wij zonder te twijfelen dat Irenaeüs door de Here tot die positie werd verheven. Hij was leerling van die grote heilige strijder des geloofs, Polycarpus. En ongetwijfeld leerde hij, terwijl hij aan de voeten van deze grote man zat, de Christelijke genaden die uit zijn toegewijd leven openbaar werden, want Polycarpus was een van de ware roemrijke heiligen van alle tijdperken, gezien zijn onberispelijk leven. U zult wellicht bij uw eigen studie hebben gelezen dat Polycarpus de marteldood stierf. Te oud om te vluchten en te oprecht om een ander, die hem zou verbergen hiervoor straf te laten oplopen, gaf hij zich over om gedood te worden. Maar eerst vroeg hij toestemming (en kreeg deze ook) om twee uur te bidden voor zijn broederen in de Here, voor de heerser en voor hen, die hem gevangen hadden genomen. Net als de grote heiligen van alle tijdperken, met het verlangen naar een betere opstanding, was hij standvastig en moedig en weigerde de Here te verloochenen en stierf met een gerust geweten. Hij werd tegen de paal gezet, (doch op zijn eigen verzoek niet vastgebonden) en het vuur werd aangestoken. Het vuur boog zich af van zijn lichaam en weigerde hem aan te raken. Toen werd hij doorstoken met een zwaard. Door het water dat uit zijn zijde gutste werden de vlammen gedoofd. Men zag, hoe zijn geest in de vorm van een witte duif uit zijn boezem kwam. Ondanks dit grote getuigenis, was deze leerling van Johannes, de schrijver van de Openbaring, niet gekant tegen het systeem van de Nikolaïeten, want hijzelf helde over naar organisatie, daar hij niet zag dat het verlangen naar gemeenschap en naar hetgeen een goed plan scheen te zijn om het werk des Heren te bevorderen, in feite een valstrik van de vijand was.

Dit was niet het geval met Irenaeüs. Hij was gekant tegen iedere vorm van organisatie. Ook zijn levensgeschiedenis, waarin Hij de Here diende was een machtige manifestatie van de Heilige Geest; en het Woord werd met ongekende duidelijkheid en volgens de oorspronkelijke voorschriften onderwezen. Zijn gemeenten in Frankrijk waren er om bekend dat deze de gaven des geestes hadden. Want de heiligen spraken in tongen, profeteerden, en wekten doden op en genazen de zieken door het gebed des geloofs. Hij zag het gevaar van iedere vorm van georganiseerde broederschap onder de oudsten, voorgangers enzovoort. Hij was een krachtig voorstander van een eensgezinde met de Geest vervulde plaatselijke gemeente, die de manifestatie van de gaven had. En God beloonde hem, want de kracht van God werd onder de heiligen openbaar.

Ook had hij een goed inzicht over de leer van de Godheid. En daar hij een discipel van Polycarpus was, die op zijn beurt weer een leerling van de apostel Johannes was, kunnen wij ervan verzekerd zijn dat hij over dit onderwerp het allerbeste onderwijs heeft genoten. In Vol. I, pagina 412 van de "Ante Nicene Fathers" treffen wij het volgende aan over zijn leer over de Godheid. "Alle andere uitdrukkingen, brengen de titel van een en hetzelfde Wezen naar voren, de Here, de Almachtige, de Here, de Vader voor Allen, de Almachtige God, de Allerhoogste, Schepper, en Maker en dergelijke; dit zijn niet de namen en titels van een opeenvolging van verschillende wezens, maar van één en hetzelfde." Hij wees er op dat deze slechts titels zijn, zoals Roos van Saron, de Blinkende Morgenster, de Liefste onder Tienduizend enzovoort. Er is dus SLECHTS ÉÉN God. Zijn naam is Here Jezus Christus.

Dus, met zijn strikte overeenstemming met het Woord, zijn wonderbare inzicht in de Schrift en de aanwezigheid van de kracht Gods in zijn bediening is hij de juiste keuze voor dat tijdperk. Het is alleen jammer dat de andere tijdperken in hun boodschappers niet zo'n evenwicht hadden van vrucht, kracht en leiderschap in de Heilige Geest en het Woord.

Smyrna

De stad Smyrna lag een weinig ten noorden van Efeze, aan de Aegeïsche zee. Daar het een goede haven bezat was het een handelscentrum, bekend om zijn export. Zij onderscheidde zich ook vanwege haar scholen in de retorica, filosofie, medicijnen, wetenschappen en schone gebouwen. Daar woonden veel Joden, die nog meer dan de Romeinen, verbitterde tegenstanders van het Christendom waren. In feite werd Polycarpus, de eerste opziener van Smyrna, door de Joden ter dood gebracht en er wordt beweerd dat de Joden hun heilige dag (zaterdag) ontheiligden om het hout te halen voor de brandstapel.

Het woord Smyrna betekent "bitter" daar het afgeleid is van het woord mirre. Mirre werd gebruikt om de gestorvenen te balsemen. We vinden dus een tweevoudige betekenis in de naam van dit tijdperk. Het was een bitter tijdperk met veel bloedstorten. De twee wijnstokken in het raamwerk van de gemeente dreven nog verder uiteen terwijl van de zijde van de valse wijnstok de bitterheid tegenover de ware wijnstok nog groter werd. Niet alleen was de dood het zaad van de valse wijnstok, doch zelfs in de ware wijnstok heerste een toenemende verlamming en onmacht, daar zij reeds van de onbevlekte waarheid van de eerste jaren na Pinksteren waren afgedwaald: en geen enkele ware gelovige is sterk en geestelijk gezond en levend, dan in zoverre hij kennis draagt van en toegewijd is aan Gods heilig Woord, zoals u dat kunt zien in de vele voorbeelden uit het Oude Testament. De organisatie nam snel toe en bevestigde daarmee de voortschrijdende doodsheid onder de leden, want de leiding van de Heilige Geest werd verworpen, terwijl het Woord werd vervangen door leerstellingen, dogma's en door mensen ingestelde rituelen.

Wanneer Israël met de wereld onwettige verbintenissen sloot, en vriendschapsbanden sloot door huwelijken, brak ten slotte de dag aan dat de wereld het land in bezit nam en Babylon het volk wegvoerde in gevangenschap. Werden zij nu in gevangenschap weggevoerd dan hadden zij een priesterschap, een tempel en het Woord bij zich. Maar toen zij terugkwamen hadden zij rabbijnen, een theologische orde der Farizeeën, een synagoge en de Talmud. En toen Jezus kwam waren zij zo verdorven dat Hij hen naar hun vader, de duivel noemde, en dit ondanks het feit dat zij van Abraham waren naar het vlees. In dit tijdperk zien wij nu hetzelfde gebeuren. Evenals geheel Israël nog niet Israël is, was er echter een kleine ware geestelijke groep Israëlieten; er zou dus ook altijd een kleine groep ware Christenen zijn, de bruid van Christus, totdat Hij voor de Zijnen zou komen.

In deze stad waren twee beroemde tempels. Een van deze was opgericht ter ere van Zeus, en de andere was opgericht ter ere van Cybele. En tussen deze vond men de mooiste weg van de oudheid, namelijk de Gouden Straat. Volgens mij duidt dit op een verdere opmars van de afgodendienst, die reeds was begonnen in het eerste tijdperk, maar die aanvankelijk alleen bestond, zover men wist, in Rome. Het samengaan van de twee tempels van een god en godin is het zaad van de Maria-verheerlijking, waarbij Maria de moeder Gods wordt genoemd en haar de eer, titels en macht gegeven wordt die haar gelijkstellen met Jezus Christus. De Gouden Straat, die beide verbindt is een afschildering van de hebzucht, waarmee de Nikolaïetische organisatie kerk en staat tot elkaar bracht, daar zij de weelde en de macht kende, die het bood. Was het tijdperk van Efeze slechts het zaaibed voor het tragische tijdperk van Pergamus, dat nog in de toekomst lag, dit tijdperk van Smyrna was de regen, de zon en de voeding, waardoor het afschuwelijk bederf verzekerd werd, dat de kerk stevig in de greep van de afgodendienst zou voeren, hetgeen de geestelijke hoererij is, waaruit zij nimmer zou loskomen. De dood drong door van wortel en tak en zij, die deel aan haar hadden, hadden deel aan de bitterheid en dood.

Dit tijdperk duurde van 170 tot 312.

De aanhef

Openbaring 2:8:

En schrijf aan de engel der gemeente van die van Smyrna: Dit zegt de Eerste en de Laatste, Die dood geweest is, en weer levend is geworden:

"De Eerste en de Laatste, Die dood geweest is, en weer levend is geworden."
Dit nu zijn niet de woorden van een man. Een mens (indien hij in het graf zou kunnen spreken) zou zeggen: "Ik ben de eerste en de laatste, die levend was en nu dood ben." Het eerste wat er met de mens gebeurt is zijn geboorte (hij leeft) en het laatste dat gebeurt is zijn sterven. Dit is dus niet een mens die spreekt. Dit is Goddelijk. De mens (Adam) nam het leven en zette het om in de dood. Maar deze Mens (Jezus) nam de dood en zette die om in leven. Adam nam de onschuld en zette die om in schuld. Deze nam schuld en zette die om in gerechtigheid; Adam nam een paradijs en maakte er een woeste wildernis van. Maar Deze zal terug komen om een aarde die wankelt en beeft te veranderen in een nieuwe Hof van Eden. Adam nam het leven van vriendschap en vreugde met God en maakte het tot een woestijn van geestelijke duisternis, die zonde, moreel verval, pijn, lijden, misleiding en verderf teweeg bracht, die woelen in mensen zielen. Maar Deze bracht, in plaats van tragische dood en ontaarding, waarvan de mensheid vervuld was, een leven van gerechtigheid en schoonheid, zodat, zoals vroeger de dood heerste door de zonde, de mens nu in gerechtigheid kan heersen door Eén, Christus Jezus; en niet gelijk de overtreding, hoe verschrikkelijk deze ook inderdaad was, maar nu is Zijn gave veel meer overvloedig geweest, tot het eeuwige Leven.

En hier is Hij temidden van hen die Hij verlost heeft, Zijn gemeente. En wat waren het voor mensen die verlost waren? Waren niet velen van hen als Paulus, moordenaars en bedriegers? Waren niet velen als de stervende dief, rovers en mensenmoordenaars? Allen trofeeën van Zijn genade. Allen waren opgewekt uit de dood. Allen LEVEND gemaakt in Christus Jezus, de Here.

Ik weet niet of u de groet van het eerste tijdperk en daarna die aan dit tijdperk hebt opgemerkt. Zet ze eens bij elkaar. "Dit zegt Hij, Die de zeven sterren in Zijn rechterhand houdt, Die in het midden van de zeven gouden kandelaren wandelt." "Dit zegt de Eerste en de Laatste, Die dood geweest is, en weer levend is geworden." Dit is een en dezelfde persoon. En Hij laat ons weten dat de gemeente Zijn eigendom is. Zoals het zaad van de vrucht in het midden van de vrucht is, zo is Hij, het Koninklijk Zaad, in het midden van de gemeente. Zoals alleen het zaad leven in zich heeft, zo is Hij de Auteur van het Leven aan de gemeente. Zijn wandelen duidt op Zijn onvermoeibare zorg voor haar. Hij is de Grote Herder die over de Zijnen waakt. Dat is Zijn recht want Hij kocht die gemeente met Zijn eigen bloed. Dat bloed is het bloed van God. Die gemeente behoort God toe. Hij is "de Eerste en de Laatste". Die titel spreekt van Zijn eeuwigheid. Hij was dood en is levend geworden. Hij betaalde de prijs en Hij heeft dus het enige eigendomsrecht van de tempel van God. Hij regeert haar. Hij wordt er in verheerlijkt. Hij is verbolgen over een ieder die Zijn Heerschappij en macht overneemt. De reden dat Hij Zich aan elk tijdperk Goddelijk voorstelt ligt ongetwijfeld in het feit dat Hij de mensen wil vertroosten en waarschuwen. Hij waarschuwt de valse wijnstok en Hij troost de ware wijnstok. Dit is de ENIGE WARE GOD. Hoor naar Hem en leef.

Toestanden van het tijdperk

Openbaring 2:9:

Ik weet uw werken, en verdrukking, en armoede (doch gij zijt rijk), en de lastering van hen, die zeggen, dat zij Joden zijn, en zijn het niet, maar zijn een synagoge des Satans.

De sleutel voor dit tijdperk is klaarblijkelijk verdrukking. Indien er in het eerste tijdperk verdrukking was, hier wordt een nog meer toenemende verdrukking door het hele tweede tijdperk voorspeld. Er bestaat geen twijfel over de volgende woorden van Paulus die betrekking hebben op de menigte van Christenen, in welk tijdperk en in welk werelddeel zij ook mogen leven. Hebreeën 10:32–38: "Doch gedenkt de vorige dagen, in welke, nadat gij verlicht zijt geweest, gij veel strijd des lijdens hebt verdragen. Ten dele, als gij door smaadheden en verdrukkingen een schouwspel geworden zijt; en ten dele, als gij gemeenschap gehad hebt met degenen, die alzo behandeld werden. Want gij hebt ook met mijn banden medelijden gehad, en de beroving uwer goederen met blijdschap aangenomen, wetende, dat gij hebt in uzelf een beter en blijvend goed in de hemelen. Werpt dan uw vrijmoedigheid niet weg, welke een grote vergelding des loons heeft. Want gij hebt lijdzaamheid van node, opdat gij, de wil van God gedaan hebbende, de beloftenis moogt wegdragen. Want: Nog een zeer weinig tijd en Hij, Die te komen staat, zal komen, en niet vertoeven. Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven, en zo iemand zich onttrekt, Mijn ziel heeft in hem geen behagen."

Alleen al het samengaan van vriendelijke mensen met de ware gelovige kan wel zijn dood betekenen als prijs voor hun vriendelijkheid.

De Here God, de Almachtige zegt "IK WEET". Daar wandelt Hij temidden van Zijn volk. Daar is Hij, de Grote Herder der schapen. Maar houdt Hij de vervolging tegen? Laat Hij de verdrukking ophouden? Neen, Hij doet het niet. Hij zegt alleen "IK WEET uw verdrukking – Ik ben in 't geheel niet onbewust van uw verdrukking." Wat is dit een struikelblok voor veel mensen. Net als Israël vragen zij zich af of God hen werkelijk liefheeft. Hoe God rechtvaardig en liefdevol kan zijn, als Hij er bij staat en toeziet hoe Zijn volk lijdt? Dat vroegen zij in Maleachi 1:1–3: "De last van het woord des HEREN tot Israël, door de dienst van Maleachi. Ik heb u liefgehad, zegt de HERE; maar gij zegt: Waarin hebt Gij ons lief gehad? Was niet Ezau Jakobs broeder? spreekt de HERE, nochtans heb ik Jakob lief gehad. En Ezau heb Ik gehaat; en Ik heb zijn bergen gesteld tot een verwoesting, en zijn erve voor de draken (jakhalzen) der woestijn." Ziet u, zij konden zich Gods liefde niet voorstellen. Zij meenden dat liefde niet kon samengaan met lijden. Zij dachten dat liefde een baby met ouderlijke zorg inhield. Maar God zei dat Zijn liefde een "verkiezende" liefde was. Het bewijs van Zijn liefde is VERKIEZING – dat wat er ook mocht gebeuren, Zijn liefde was bewezen waarheid te zijn door het feit dat zij gekozen waren tot redding (omdat God u gekozen heeft tot redding, door de heiliging van de Geest en geloof van de waarheid). Hij kan u overgeven aan de dood, zoals Hij met Paulus deed. Hij kan u overgeven aan lijden zoals bij Job. Dat is Zijn recht. Hij is soeverein. Maar dit alles is met een bepaald doel. Indien Hij geen doel had dan zou Hij de auteur zijn van frustratie in plaats van een auteur van vrede. Zijn doel is, dat wij, na een korte tijd van lijden, volmaakt, bevestigd, gesterkt en gegrondvest zullen worden. Zoals Job zei: "Hij geeft ons kracht." Job 23:6b (Engelse vertaling). Ziet u, Hijzelf heeft geleden, Hij heeft de gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij heeft geleden. Hij werd volmaakt door hetgeen Hij heeft geleden. Hebreeën 5:8–9: "Hoewel Hij de Zoon was, nochtans gehoorzaamheid geleerd heeft, uit hetgeen Hij heeft geleden. En geheiligd zijnde, is Hij allen, die Hem gehoorzaam zijn, een oorzaak der eeuwige zaligheid geworden." Of met andere woorden, het karakter van Jezus werd vervolmaakt door lijden. En zoals Paulus schrijft, heeft Hij Zijn gemeente een mate van lijden toebedacht opdat ook zij, door hun geloof in God, door lijden heen zouden komen tot een punt van volmaking. Waarom wilde Hij dit? Jakobus 1:2–4: "Acht het voor enkel vreugde, mijn broeders, wanneer gij in velerlei verzoekingen valt; wetende, dat de beproeving van uw geloof lijdzaamheid werkt. Doch die lijdzaamheid hebbe een volmaakt werk, opdat gij volmaakt moogt zijn en geheel oprecht, in geen ding nalatig."

Waarom komt Hij niet tussenbeide? De reden leest u in Romeinen 8:17–18: "En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen van God, en medeërfgenamen van Christus; indien wij althans met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden. Want ik houd het daarvoor, dat het lijden van deze tegenwoordige tijd niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die in ons zal geopenbaard worden." Tenzij wij met Hem lijden, kunnen wij niet met Hem regeren. Om te heersen moet u lijden. De reden hiervan is, dat het karakter nimmer gevormd wordt zonder lijden. Karakter is een OVERWINNING, niet een gave. Een man zonder karakter kan niet heersen omdat kracht zonder karakter Satanisch is. Maar kracht met karakter is in staat te heersen. En daar Hij wil dat wij Zijn troon met Hem delen op dezelfde grondslag als Hij heeft overwonnen en gezeten is op Zijn Vaders troon, zullen wij moeten overwinnen om met Hem te kunnen zitten. En de kleine beproevingen die wij thans tijdelijk doormaken is niets vergeleken met de geweldige heerlijkheid die, wanneer Hij wederkomt, in ons geopenbaard zal worden. O, wat zijn er een rijkdommen weggelegd voor hen die bereid zijn om Zijn koninkrijk binnen te gaan door veel lijden.

"Houdt u niet vreemd over de hitte der verdrukking onder u, die u geschiedt tot verzoeking", heeft Petrus gezegd. Is het vreemd, dat God wil, dat wij een Christelijk karakter ontwikkelen door lijden heen. O, neen. Wij hebben allen beproevingen. Wij worden allen als zonen gekastijd en beproefd. Er is er niet één, die er niet doorgaat. De gemeente die niet lijdt en niet beproefd wordt, heeft het niet – zij is niet van God. Hebreeën 12:6, 8: "Want wie de Here liefheeft, kastijdt Hij, en Hij geselt iedere zoon, die Hij aanneemt. Maar indien gij zonder kastijding zijt, welke allen deelachtig zijn geworden, zo zijt gij dan bastaards, en niet zonen."

Deze bijzondere toestand in Smyrna moet van toepassing zijn op elk tijdperk. Geen enkel tijdperk is er vrij van. Geen enkele gelovige is er van gevrijwaard. Dit is van God. Dit is de wil van God. Het is nodig. Wij hebben de Here nodig om ons de waarheid te leren, dat wij moeten lijden en daarin op Christus lijken. "De liefde is lankmoedig, zij is goedertieren." Matthéüs 5:11–12: "Zalig zijt gij, als u de mensen smaden, en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil. Verblijdt en verheugt u; want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij vervolgd de profeten, die vóór u geweest zijn."

De bewolkte hemelen en levensstormen zijn geen tekenen van Gods afkeuring. Noch zijn heldere hemelen en stille wateren tekenen van Zijn liefde en goedkeuring. Zijn goedkeuring over een ieder van ons is louter en alleen IN DE GELIEFDE. Zijn liefde is verkiezende liefde, die Hij voor ons had van voor de grondlegging der wereld. Heeft Hij ons lief? Jazeker. Maar hoe weten wij dat? Wij zullen het weten omdat HIJ HET GEZEGD HEEFT, en het geopenbaard heeft, want Hij bracht ons nader tot Zich en gaf ons van Zijn Geest, en gaf ons een plaats als zonen. En hoe zal ik mijn liefde voor Hem bewijzen? Door te geloven wat Hij gezegd heeft, en door met vreugde te wandelen temidden van de beproevingen, die Hij in Zijn wijsheid over mij laat komen.

"Ik weet uw armoede (doch gij zijt rijk)." Daar hebt u het weer. Zie Hem heen en weer wandelen temidden van Zijn gemeente. Als een Vader ziet Hij neder op Zijn gezin. Hij is het Hoofd van het gezin. Hij voorziet in alles. Hij beschermt haar. Toch ziet Hij haar in haar armoede. O, wat struikelt de niet onderwezen gelovige hierover. Hoe kan God het verdragen op de Zijnen in een tijd van nood neder te zien en het niet alles tegen te houden – toe te geven en hen van alle materiële dingen te voorzien?

Ook hier moet u weer geloven in de liefde en goedheid en wijsheid van God. Ook dit is noodzakelijk. Onthoudt, Hij vermaande: "Weest niet bezorgd over uw leven, wat gij eten, en wat gij drinken zult; noch voor uw lichaam, waarmee gij het kleden zult; Uw Vader weet, dat gij al deze dingen behoeft. Hij, die de lelie bekleedt en het musje voedt, zal veel meer doen voor u. Deze natuurlijke dingen zijn niet de ware basisbehoeften van uw leven, want een mensenleven bestaat niet uit de dingen welke hij bezit. Maar zoekt liever eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en alle materiële behoeften zullen u toegeworpen worden." Het volk van God is niet ingesteld op materiële dingen. Het is ingesteld op Christus. Zij zoeken niet de schatten die van beneden zijn; zij zoeken die van boven zijn. Het is beslist een feit; de meeste Christenen zijn NIET rijk. Zij zijn eerder aan de arme kant. Zo was het ook in de dagen van Jezus. Het was waar in de dagen van Paulus, en ook vandaag behoort het zo te zijn. O, vandaag is het niet helemaal waar, want het tijdperk van Laodicéa is er een van geweldige rijkdom, waar maar al te vaak het criterium voor geestelijk zijn een overvloed aan aardse schatten is. O, wat is de gemeente rijk aan goederen. Maar hoe arm aan de Geest. "Zalig zijt gij, armen, want uwer is het Koninkrijk Gods." Het Koninkrijk van God bestaat niet uit eten en drinken. Het is niet stoffelijk. Het is BINNENIN ons. Een rijk man is rijk in God, niet in wereldse dingen.

"O", roept de Geest uit, "Ik weet uw armoede. Ik zie uw nood. Gij bezit niet veel, zo gij iets hebt, om u op te beroemen. Wat u bezat is van u weggenomen. U hebt blijmoedig uw bezittingen opgegeven in ruil voor het eeuwige. U wordt uitgelachen. U wordt bespot. U hebt geen materiële bronnen om op terug te vallen. Maar desondanks zijt gij rijk. Uw zekerheid is in Hem, die uw schild en uitnemende beloning is. Uw koninkrijk moet nog komen. Maar het zal komen. En het zal een eeuwig koninkrijk zijn. Voorwaar, Ik zie wel degelijk uw beproevingen en ellende. Ik weet hoe moeilijk het is om voorwaarts te gaan. Maar Ik zal Mij dit alles herinneren wanneer Ik wederkom om u als de Mijnen op te eisen, en dan zal Ik u belonen."

Dit is nu niet gericht tegen rijke mensen, want God kan een rijke redden. Er zijn onder Gods kinderen sommige rijken. Maar geld kan zo'n valstrik zijn, niet alleen voor hen die het hebben maar ook voor hen die het niet hebben. Ver terug in het eerste tijdperk riep Jakobus uit tegen hen die hun vertrouwen stelden op rijke lieden, "Hebt niet het geloof van onze Here Jezus Christus, de Here der heerlijkheid, met aanneming des persoons." De armen trachtten door rijken te paaien hulp van hen te krijgen, in plaats van op God te vertrouwen. "Doet dat niet," zegt Jakobus. "Doet dat niet. Geld betekent niet alles. Geld is niet het antwoord." En ook thans is het niet het antwoord. Wij hebben meer rijkdom dan ooit te voren en toch wordt er minder mee gedaan, geestelijk gesproken. Het is niet het geld, waar God mee werkt, Hij werkt met Zijn Geest en die beweging van Zijn Geest komt alleen tot een leven dat toegewijd is aan het Woord.

De synagoge des satans

Openbaring 2:9b:

Ik weet... de lastering van hen, die zeggen, dat zij Joden zijn, en zijn het niet, maar zijn een synagoge des Satans.

Dit is een vers, dat veel overweging vraagt, niet alleen omdat het in zichzelf zo bijzonder is, maar ook omdat het in een tijdperk meer dan duizend jaar later, nog steeds wordt herhaald.

Openbaring 2:9: "Ik weet uw werken, en verdrukking, en armoede (doch gij zijt rijk), en de lastering van hen, die zeggen, dat zij Joden zijn, en zijn het niet, maar zijn een synagoge des Satans." In de eerste plaats betekent het woord "Joden" niet een bepaalde beschrijving van het Joodse geloof. Het slaat op het volk van Juda, en heeft precies dezelfde betekenis als dat ik zou zeggen dat ik van geboorte een Ier ben. Deze lieden beweerden dat zij Joden waren, waarlijk Joden van geboorte. Zij waren leugenaars. Zij waren geen Joden door geboorte en zij waren geen Joden vanwege hun geloof.

Indien dit allemaal juist is, wat waren zij dan wel? Zij waren een misleid volk, dat reeds deel uitmaakte van de gemeente. Zij behoorden tot de valse wijnstok.

Zij behoorden niet tot de ware gemeente, maar tot de valse gemeente, omdat God zei dat zij een synagoge des Satans waren. Het woord synagoge is niet hetzelfde woord dat wij voor gemeente gebruiken. In de Bijbel betekent gemeente "de uitverkorenen" of "de geroepenen." De Psalmist zegt over deze uitverkorenen. "Welgelukzalig is hij, die GIJ VERKIEST, en doet naderen, dat hij wone in Uw voorhoven." Psalm 65:5. Maar de betekenis van synagoge is, "verzameling" of "samenkomst". Dit kan goed of slecht zijn, maar in dit geval was het slecht want het was niet de samenkomst van God maar van henzelf. "Ziet, zij zullen zich voorzeker vergaderen, doch NIET UIT MIJ; wie zich tegen u vergaderen zal, die zal om uwentwil vallen." Jesaja 54:15. En daar deze beslist tegen de ware wijnstok waren, zal God hen verdoen.

Waarom nu hebben wij een volk, dat in het geheel van de gemeente vermengd is en zich Joden noemt? De reden is deze: Daar zij leugenaars waren konden zij beweren wat zij wilden. Zij konden zeggen wat zij wilden, alsof het ook zo was en er aan vasthouden. En in dit geval konden zij liegen met een zeer overtuigende gedachte. Was het niet zo dat de eerste gemeente bijna zo niet geheel uit Joden bestond, die deel uitmaakten van Zijn lichaam? De twaalf apostelen waren Joden en de latere apostelen waren of Joden of proselieten. Indien er dus zijn die zweren dat zij Joden zijn, zou dit hun een voorrecht geven en zouden zij aanspraak kunnen maken op de oorspronkelijkheid. Vertel een leugen, klem u er aan vast; negeer feiten en historie. Vertel slechts een leugen en blijf er mee doorgaan en de mensen zullen haar spoedig aanvaarden.

Welnu hebt u daar iets opgemerkt? Is niet dezelfde geest thans in de gemeenten aanwezig? Is er niet een groep die beweert dat zij de oorspronkelijke en ware kerk is en dat de redding alleen door haar te verkrijgen is? Zeggen zij niet dat zij de sleutels van het Koninkrijk hebben ontvangen van Petrus? Zeggen zij niet dat Petrus hun eerste paus was, en dat hij in Rome woonde terwijl er ABSOLUUT GEEN ENKELE HISTORISCHE GROND VOOR BESTAAT? En zelfs haar best onderlegde en geleerde aanhangers geloven haar leugens. Synagoge des Satans. En indien Satan haar vader is, de vader der leugen, is het dan nog vreemd, dat die in zijn synagoge ook leugenaars zijn?

Denk eens aan die lasterlijke gedachte. Deze hier van de synagoge des Satans lasterden niet God in dit geval (dat spreekt eigenlijk vanzelf), maar zij lasterden de ware gemeente. Voorwaar. Evenals Kaïn Abel vervolgde en vermoordde omdat hij (Kaïn) uit de boze was, en zoals de dode formele Judaïstische volgelingen (Jezus zei van hen, dat zij van hun vader, de duivel waren) de Christenen in de eerste jaren van het eerste tijdperk trachtten om te brengen, zo tracht ook deze groepering (de valse wijnstok) nog krachtiger de ware gelovige in het tweede tijdperk te vernietigen. Die geest van de antichrist is aan het opkomen.

Die groep, die voetje voor voetje in de gemeente binnensloop door haar DADEN (Nikolaïtisme) vreest niet meer om zich bloot te geven, maar wordt openlijk georganiseerd in een eigen groepering en komt op tegen de ware gemeente in onverholen vijandschap.

Wanneer ik zeg dat dit een georganiseerde antichristelijke gemeente was dan geef ik u de waarheid van de authentieke geschiedenis. De eerste gemeente die in Rome gevestigd werd (wij zullen haar geschiedenis bespreken in het tijdperk van Pergamus) had de waarheid Gods reeds verdraaid in een leugen door een afgodendienst binnen te laten met Christelijke namen en betekenissen. In het tweede tijdperk was zij zo afgodisch geworden (ofschoon zij beweerde de ware gemeente te zijn) dat Polycarpus op zeer hoge leeftijd van ongeveer 1500 mijl ver kwam om hen te smeken terug te keren. Zij wilden het niet doen. Zij hadden een solide hiërarchie en een solide organisatie, en hadden volledig het Woord losgelaten. Dit is nu de synagoge des Satans, vol lastering, waarin reeds het zaad van de leer der Nikolaïeten aanwezig was en wat zeer spoedig de feitelijke zetel en kracht van Satans religie zou worden. En dit is volkomen waar, want Openbaring 2:9b zegt NIET dat deze mensen VAN Satans synagoge zijn, maar dat ZIJ SATANS SYNAGOGE ZIJN.

Deze geest van de antichrist is niet nieuw. Dit is niet iets dat pas in de gemeente-tijdperken kwam. Het is hier altijd geweest. Om goed te kunnen verstaan hoe hij werkt en hoe hij tegen God ingaat en in de gemeente gaat overheersen, kijk dan eens naar het Oude Testament, en zie hem daar. Laten we deze geest bestuderen zoals hij tot uiting kwam in Israël, toen het uit Egypte trok en de gemeente in de woestijn zou worden.

Net als de eerste gemeente begon onder de zuivere bediening van de Heilige Geest met tekenen en wonderen en uitingen als profetie, tongen en vertolking, wijsheid, kennis en genezing, zo stond ook Israël, toen het uit Egypte trok onder leiding van de Geest van God, Die zich in gaven openbaarde. God had de leiding over het volk. Eigenlijk was Hij hun Koning. Hij was Vader en Koning. Hij zorgde voor Israël, zoals een man voor zijn gezin. Hij gaf hun te eten, streed hun oorlogen, loste hun problemen en moeilijkheden op. Hij spande Zich geheel in voor hen. Zij waren het enige volk waar Hij werkelijk God voor was. Maar op zekere dag gingen zij om zich heen zien en zij zagen, dat de Filistijnen en de andere volken koningen over zich hadden aangesteld. Zij werden er door getroffen en besloten de leiding een meer menselijke vorm te geven. Ze wilden een koning hebben. Nu zou God de leiding Zelf een menselijke gedaante toekennen en wel in de Persoon van de Here Jezus Christus, maar zij kwamen Hem voor. Satan kende het plan van God en daarom gaf hij dit de mensen in het hart, om het plan van God (het Woord) voor te zijn.

Toen zij bij Samuël kwamen en om een koning vroegen, was Samuël dusdanig ontsteld, dat zijn hart het bijna begaf. God leidde Zijn volk immers door deze toegewijde en door de Schrift gerechtvaardigde profeet; hij voelde dat hij verworpen was. Hij verzamelde het volk en smeekte hen niet af te wijken van de God, Die hen als kinderen gedragen had en hun voorspoed en zegen gegeven had. Maar zij hielden koppig vol. Zij zeiden tegen Samuël: "Op uw leiding is nooit iets aan te merken geweest. U bent nooit oneerlijk geweest in financiële zaken. U hebt uw best gedaan ons naar het Woord des Heren te doen wandelen. Wij hebben waardering voor de wonderen, de wijsheid, de voorziening en bescherming van God. Wij staan daar achter. Wij zijn er op gesteld. Bovendien, wij willen niet zonder deze dingen. Wij willen alleen maar een koning die ons aanvoert in de strijd. Als we ten strijde trekken is het natuurlijk nog steeds onze bedoeling, dat de priesters voorop lopen, terwijl Juda volgt en wij zullen dan de bazuin blazen en juichen en zingen. Het is beslist niet onze bedoeling hier ook maar een ogenblik mee op te houden. MAAR WIJ HEBBEN EEN KONING NODIG, DIE EEN DER ONZEN IS, DIE ONS LEIDING GEEFT."

En God zeide tot Samuël: "Zie, niet u hebben zij verworpen, maar MIJ hebben zij verworpen, dat Ik over hen niet langer zou regeren."

Wat tragisch! Zij beseften nauwelijks dat, toen zij God vroegen hen te doen zijn als de andere volken in de wereld, zij Hem verwierpen, omdat God bepaald had dat Zijn volk anders moet handelen dan de andere volkeren in de wereld. Zij zijn niet van de wereld en zij lijken niet op de wereld en zij gedragen zich ook niet als de wereld. Zij zijn voor de wereld gekruisigd en de wereld is hunner gekruisigd. II Korinthe 6:17–18: "Daarom, gaat uit het midden van hen, en scheidt u af, zegt de Here, en raakt niet aan wat onrein is, en Ik zal u aannemen. En Ik zal u tot een Vader zijn, en gij zult Mij tot zonen en dochters zijn, zegt de Here, de Almachtige."

Ziet u, het enige verschil tussen Israël en de overige volkeren was hun God. Zet God aan de kant en Israël was als ieder ander volk. Toen Simson zijn haar afknipte, was hij als ieder ander mens. Zet de leiding van de Heilige Geest aan de kant en de gemeente is NIETS ANDERS DAN DE WERELD MET GODS NAAM ERAAN VERBONDEN. De wereld en de gemeente zijn uit hetzelfde hout gesneden, net als Jakob en Ezau uit dezelfde ouders geboren waren, maar de Geest van God maakt het verschil.

Het doet er niet toe of u zich een Christen noemt. Dat kan iedereen doen. Het gaat er om, hebt u de Geest van God in u, want zonder die Geest van God bent u verworpen; u behoort Hem niet toe. Amen.

Nog niet zo lang geleden vroeg ik een dame of zij een Christin was. Zij antwoordde: "Ik geef u te kennen, dat ik iedere avond een kaarsje brand, meneer." Maar wat heeft dat in hemels naam daarmee te maken? Ik ben Methodist, Baptist, Pinkstergelovige. Dat heeft er allemaal niets mee te maken. Het is de Heilige Geest of omkomen.

Zoals we reeds in die eerste gemeente bemerkten begonnen de mensen er over te denken en te redeneren hoe ze het beter konden doen dan God. De werken der Nikolaïeten begonnen reeds openbaar te worden. Er begon zich een groepering te vormen. Zij weken af van het – door het Woord gegeven – patroon. Het enige wat ze doen is slechts het veranderen van één woord en dat kleine beetje zuurdesem maakt het gehele deeg zuur. Wie één der geboden der wet overtreedt is schuldig aan alle. Eva veranderde slechts één woord. Dat was voldoende.

Toen die groepering, die zich rond Satan had gecentreerd, ontstaan was, begon zij de ware gelovigen te haten en te bestrijden, met klem er op wijzend, dat zij (de vreemdelingen) de gemeente Gods waren.

Let er op, hoe de organisatie haat veroorzaakt. Zij verkracht de broederliefde. Zij brengt bitterheid voort. Dat betekent mirre, Smyrna is daar vol van. Bitterheid. Een bittere wortel verontreinigt velen. En zo drong steeds meer ongerechtigheid binnen. Elk tijdperk zou er de littekenen van overhouden.

De gemeente van Smyrna was ver afgeweken van de oorsprong. Zij was een bastaard geworden. Zij kruiste zich op dezelfde wijze als Eva. Nu weet u, dat een bastaard ontstaat als twee soorten van verschillende oorsprong met elkaar gekruist worden. Het resultaat is niet meer zuiver, niet meer identiek aan het origineel. Het is een bastaard geworden. Welnu, toen Eva het beest toestond zijn zaad bij het hare te voegen, bracht zij een schepsel ter wereld, dat Kaïn heette en dat niet zuiver menselijk was. Hij was UIT DE BOZE. Let er op hoe anders hij was dan Abel. Let er op hoe anders hij was dan Seth. Hij haatte God en wilde niet gehoorzaam zijn aan het Woord en hij vervolgde en doodde de rechtvaardige. Hij plaatste zich boven het Woord van God.

Ook de gemeente is afgeweken van wat zij oorspronkelijk geweest is. Zij is een bastaard geworden. Dat wil zeggen, de naamkerk, die is een bastaard. Er zijn er die zeggen: "Ik ben Baptist!" Zo is het in den beginne niet geweest. "Ik ben Methodist!" Zo is het in den beginne niet geweest. In plaats van het rechte Woord van God, in plaats van Geestvervulde mannen in de gemeente, die zich lieten leiden door openbaring van de Geest, zijn er nu belijdenissen, en verordeningen en de knappe gissingen van bestudeerde mensen. De opleiding is in de plaats gekomen van de openbaring. Het verstand heeft het geloof verdrongen. De spontane lofprijzing in de Heilige Geest is vervangen door programma's. In den beginne is het niet zo geweest. De gehele soort is veranderd. Het is een kerkelijke bastaard geworden.

Nu dan, wanneer de kerk een bastaard wordt, zal ze dan nog zuivere Christenen voortbrengen? Daartoe is ze niet in staat! Het leven of het zaad dat Christenen ter wereld brengt is niet in hen. Soort brengt soort voort. De Baptisten brengen nog meer Baptisten voort en zij gedragen zich als Baptisten. De Methodisten brengen Methodisten voort en zij gedragen zich als Methodisten. Niet één wordt gekend door de kracht Gods; zij kunnen het ook niet, want deze is er niet. Zij worden gekend aan hun plechtige eredienst voor God en hun belijdenissen en dogma's.

Laten we het eens over een bastaard hebben. Kent u de meest bekende bastaard ter wereld? Hij is reeds vele eeuwen bij ons. Het is de muilezel. Het is een kruising tussen een ezel en een paard. Het is een vreemde diersoort. Hij kan zich niet vermenigvuldigen. Hij bezit geen leven dat zoiets kan bewerken. Maar als we het over werken hebben, dan werkt hij nog harder dan een ezel of een paard. Let echter op zijn natuur. Hij is koppig en nooit te vertrouwen. Hij is een volmaakt beeld van een bastaard godsdienst. Een kruising tussen waarheid en duisternis, want het paard is een type van de ware gelovige, terwijl de ezel een beeld is van de onrechtvaardige. Kruis hen en er ontstaat een steriele, vormelijke godsdienst. Hij bezit het zaad des levens niet. Hij is dood. Hij kan wel spreken over de waarheid, maar hij kan de waarheid niet voortbrengen. God is niet in zijn midden, en toch komt hij bijeen en spreekt over God, terwijl hij voortdurend systematisch de kracht verloochent. Zij zullen het Woord verloochenen, zelfs in de Naam des Heren. Er zal nooit enige hoop voor hen zijn. Bent u zich ervan bewust dat een georganiseerde godsdienst nooit een opwekking heeft gekend? Nooit! Toen de mensen zich eenmaal gingen organiseren, stierven zij. Zij zullen nooit meer terug kunnen keren. Beslist niet. Ik kan u dat laten zien in het volgende beeld. In Exodus 13:13 staat: "Doch al wat de baarmoeder van de ezelin opent, zult gij lossen met een lam; wanneer gij het nu niet lost, zo zult gij het de nek breken; maar alle eerstgeborenen van de mens onder uw zonen zult gij lossen." Ziet u, de ezel kan gelost worden. Iedere ellendige zondaar kan gelost (verlost) worden door het bloedig offer van Jezus Christus, of zal, indien hij Christus verwerpt zelf verworpen worden. Maar u kunt de muilezel niet lossen. Er bestaat voor hem geen lossing. Er is geen bloed voor hem. Dat kan ook niet want de muilezel zoekt zijn toevlucht in de kerk, terwijl de ezel zijn toevlucht neemt tot het bloed. De muilezel heeft "geen zaad" in zich dat tot leven kan worden gebracht, maar de ezel heeft wel zaad.

Wel, nog enkele weken geleden las ik een hoofdartikel. Het was geschreven door een ongeredde zakenman; niet door een Christen. Hij zei, dat hij zich verbaasde over de kerken. Hij kon ze niet begrijpen. Zij hadden seminaria die vol zitten met professoren om het Woord van God te onderrichten teneinde het te vernietigen. Deze man kon er niet bij. Hij was er door verbijsterd. Hij zei, dat hij het van de atheïsten of communisten of vrijdenkers of anderen kon begrijpen, als zij dat deden. Maar dat de kerk zelf het Woord van God vernietigde dat stond gelijk met moord met voorbedachte rade. DAAR HEEFT U UW BASTAARD GODSDIENST. WORD WAKKER, AMERIKA, VOOR HET TE LAAT ZAL ZIJN!!!

Zodra de gemeente af gaat wijken van het Woord, zal ze aan alles geloof hechten. Net als Eva. Toen Kaïn geboren werd, zei ze: "Ik heb van de Here een man gekregen!" Kunt u beseffen, dat zij dat werkelijk meende? Zij dacht dat zij een man van de Here gekregen had. Ziet u, toen ze eenmaal was verleid geworden doordat ze het woord van Satan aannam in plaats van het Woord van God, dacht zij dat zij gelijk had in alles wat ze zei. Als zij zei dat ze een man van God gekregen had, dan had ze een man van God gekregen. Maar God heeft in Zijn heelal wetten gelegd. Een goed zaad kan alleen goede vruchten voortbrengen en een verkeerd zaad kan alleen kwade vruchten voortbrengen. Nu zal ieder zaad, al is het verschillend, gebruik maken van dezelfde aarde, voeding, vochtigheid, en zonlicht, maar het zal vrucht dragen naar zijn eigen aard. Let op de geschiedenis van de Kaïn-linie. Let op de geschiedenis van de geslachtslijn van Seth. Er was tussen beide slechts één verschil – het oorspronkelijke zaad, verder niets.

Als u erg nauwkeurig let op deze bewering van Eva, dan zal het u opvallen dat zij er meer van begreep dan de meesten wel beseffen. Zij schreef de zoon niet aan Satan toe, want dat zou hem gelijk gesteld hebben met God. God alleen kon het ei in de schoot van Maria scheppen. Satan zou dat niet kunnen. Eva wist dat. Satan kan alleen maar verdraaien of bederven. En dus bedroog hij haar met het verkeerde zaad. Het slangenzaad was het dat Kaïn ter wereld bracht. Het was het zaad van Adam dat Abel en Seth ter wereld bracht. Die beide zaden ondergingen precies hetzelfde proces, maar de kinderen waren anders, want zijn waren uit verschillend zaad voortgekomen.

Zij geloofde dat Kaïn van God was. Zij aanvaardde de leugen van de duivel alsof het de waarheid van God was. En dat is thans ook precies zo het geval. Kerken stellen zich voor als fonteinen van de waarheid, maar de waarheid is niet in haar; toch zweren de kinderen die uit hen geboren werden bij haar en zij zullen zelfs mensen doden om hun dwaling staande te houden.

Als u meent dat dit een overdrijving is, lees dan II Timotheüs hoofdstuk 3 in zijn geheel en de eerste vijf verzen van het vierde hoofdstuk. II Timotheüs 4:1–5: "Ik betuig dan voor God en de Here Jezus Christus, Die de levenden en doden oordelen zal in Zijn verschijning en in Zijn Koninkrijk: Predik het Woord; houd aan tijdig, ontijdig; weerleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en leer. Want er zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde leer niet zullen verdragen; maar kittelachtig zijnde van gehoor, zullen zij zichzelf leraars vergaderen, naar hun eigen begeerlijkheden; en zullen hun gehoor van de waarheid afwenden, en zullen zich keren tot fabels. Maar gij, wees wakker in alles; lijd verdrukkingen; doe het werk van een evangelist, maak, dat men van uw dienst ten volle verzekerd zij."

Toen de gemeente zich van het oorspronkelijke afwendde, zoals Adam en Eva, zette de dood in.

Er is geen kracht in haar. Zij is een wangedrocht geworden. Zodra de gemeente zich wendde tot vorm en plechtigheid, en tot een priesterschap, doordat zij haar voorgangers in een groep organiseerde, zodat deze buiten de Heilige Geest en Zijn Woord om leiding ging geven; op datzelfde moment kwam de dood binnen en begon zij ziek te worden; en toen ze ziek werd veranderde zij in een krachteloze groep mensen, die als enig wapen slechts woordenstrijd kenden. Zij kon niets in de Geest voortbrengen, want haar hoop was gebouwd op programma's en niet op geloof in Zijn Woord. Zij zaaiden programma's, en dus oogstten ze ook programma's. Zij zaaiden bederf en dus oogstten ze ook bedorven kinderen.

Indien u met God denkt te kunnen spotten, dan zult u precies datgene oogsten wat u gezaaid hebt. De mens moest dat eigenlijk weten uit de natuur. Hij heeft de natuur verknoeid. Hij heeft zijn eigen denkbeelden in de natuur gebracht en de moleculen opnieuw gerangschikt, enzovoort, en nu oogst hij een wervelstorm. Kijk alleen maar hoe ze de kip fokken, die is zo uitgefokt, dat het een legmachine is geworden, die zichzelf dood legt. Het is geen goed voedsel meer, maar week en smakeloos. Zij stoppen dingen in het vlees dat wij eten en daardoor ondergaat het menselijk lichaam een wijziging, de vrouwen worden smaller in de heupen en breder in de schouders terwijl met de mannen het omgekeerde het geval is. Indien u dus gekke dingen uithaalt met de natuur en een wangedrocht en een terugslag krijgt, wat zal er dan gebeuren indien u de waarheid in een leugen verandert? Het antwoord is, u krijgt een antichrist, een goddeloos religieus systeem, dat zo verdorven is, dat het niet meer zal lijken op het oorspronkelijke, noch dit zal voortbrengen. God heeft slechts één antwoord voor zo'n toestand en dat is de poel des vuurs.

Dat arme tijdperk van Smyrna was stervende. Toen het onderging, kwam het niet meer terug. Geen enkel tijdperk komt terug. Geen enkele opwekking komt terug. Het kan geen leven van God in zich hebben door de natuurlijke generatie. Het behoeft een wedergeboorte van boven. Dit laatste tijdperk begon met het vuur van een Pinksteropwekking en zij organiseerden zich weer geheel opnieuw. In plaats van het Woord namen zij hun eigen ideeën en deden precies hetzelfde wat de andere tijdperken gedaan hebben, namelijk hun eigen handboeken in de plaats van het Woord nemen. U wijkt ook maar even af van dat handboek (van mensen) en kijk wat er gebeurt. U ligt er uit, broeder. Zij zullen u vervolgen en zeggen dat God het doet. En wat hebben zij hun organisatie lief. Geen wonder. Zij zijn pinksteren van de tweede generatie en daar God geen kleinkinderen doch alleen kinderen heeft zijn zij slechts kinderen van hun vaders, te kennen aan hun leerstellingen en vorm van eredienst. Zij kunnen spreken over hetgeen oorspronkelijk was, maar zij kunnen het zelf niet voortbrengen. Eens hadden zij de bliksem, doch thans hebben zij alleen nog maar de donder overgehouden. Maar laten zij u vertellen van de heerlijkheden van hun beweging. Zij zullen zeggen: "Ja meneer, ik wil dat u beseft dat dit een beweging is, die niet door mensen begonnen is. Het kwam spontaan. De Geest viel over de ganse wereld. Ja, wij hebben wat zij ook op Pinksteren hadden. Dit was niet uit de mens maar van God." NU DAN, WAAROM HEBBEN ZIJ HET DAN NIET ZO GEHOUDEN? INDIEN GOD HET BEGONNEN IS, HOE KOMT HET DAN DAT GOD HET NIET ZO HEEFT KUNNEN HOUDEN EN BEËINDIGEN? Indien God geen handboek geschreven heeft met leerstellingen en formulieren en dogma's om het te beginnen, wat voor recht hebben zij dan om dat te doen? God heeft zijn Geest uitgestort op Baptisten, Methodisten, Nazarenen, Adventisten, Gereformeerden, en Pinksterbroeders (met verschillende benamingen) enzovoort. Al deze broeders zijn grootgebracht met verschillende dogma's, reglementen, kerkelijke handboeken enzovoort. God veegde het alles echter aan de kant. Hij vernietigde hun beschikkende theorieën en herstelde de gaven van de Geest en bewees daarmee Dezelfde te zijn, gisteren heden en tot in der eeuwigheid. Maar hebben deze Pinksterbroeders hun les over organisatie hieruit geleerd? Neen, zeg ik u. Zij organiseerden precies zo en hebben nu hun eigen leerboeken, reglementen en kerkelijke handboeken, en lidmaatschap enzovoort met slechts één doel voor ogen, namelijk om te bewijzen dat zij nu de volle waarheid bezitten, alle antwoorden kennen en daarom de elite van God zijn, die de weg kennen en het aan anderen tonen als Gods aangewezen gidsen. Maar zij hebben het niet. Zij hebben zichzelf vermengd, evenals de groeperingen waar zij uitkwamen. Indien zij tot de bruidsgemeente willen behoren, dan zullen zij uit moeten treden evenals hun voorvaderen gedaan hebben.

Zij zijn net als de rest. De opwekking is voorbij. Zij proberen een naam op te houden, doch zij zijn dood. Zij kozen voor de organisatie en spraken ondertussen toch nog over de Geest van God. Zij spreken over het aantoonbare bewijs van de vervulling met de Heilige Geest. Maar zij vergeten, dat ook de duivel in tongen kan spreken. De grote verwarring van Babel is onder hen en zij noemen het de GEEST VAN GOD. Opnieuw zien wij, dat de mens God vertelt wat Hij doen moet in plaats van dat God het de mens vertelt.

Misschien hebt u een verlangen om mij hier te berispen voor hetgeen ik gezegd heb. Dat is goed. Zij noemen zichzelf Pinksteren en Volle Evangelie. Laten zij het bewijzen. Op de Pinksterdag kwam het vuur in de vorm van een wolkkolom naar beneden en scheidde zich op een ieder van hen als een tong van vuur en viel op een ieder van hen. Waar is het vuur? Zij spraken in tongen op de Pinksterdag en de mensen, die er naar luisterden, konden het verstaan. Waar is dat? De gehele menigte gelovigen handelde als een grote familie. Pinksteren is al even erg verdeeld als iedere andere groepering in de geschiedenis. Niemand durfde zich in de eerste gemeente zo maar bij hen te voegen. God voegde alleen toe. Zij hebben evenveel bokken onder hen als de andere. Zij beweren het Volle Evangelie te zijn, maar zij kunnen het niet bewijzen. Hun gemeenten zijn net zo krachteloos als de overigen. Indien zij Volle Evangelie zijn, kunnen wij beter toegeven dat de Bijbel een vergissing gemaakt heeft in de beschrijving van de Volle Evangelie mannen op de Pinksterdag. Zij zingen: "Er heeft een grote verandering in mij plaats gehad." Zij hebben inderdaad gelijk. Maar die verandering is niet ten goede geweest. Het wordt tijd om tot God terug te keren. Zij hebben een naam dat zij leven, maar zij zijn dood. Tongen is niet het bewijs van opwekking. Het is het bewijs van de dood. Tongen proclameerden het bewijs dat de ceremoniële godsdienst van de Joden voorbij was, dat een nieuw tijdperk was ingegaan. Vandaag zijn tongen bezig het gordijn van de gemeente-tijdperken voor de heidenen te verscheuren; het Evangelie gaat terug naar de Joden. Mensen spreken over tongen, die een grote geestelijke beweging inluiden. Zij hebben de boot gemist. De waarheid is dat dit het einde van alle menselijke ideeën, programma's en koninkrijken schrijft en het koninkrijk van God wordt ingeluid. Ontwaak, volk van God. Ontwaak.

Indien u niet gelooft dat dit zo is, luister dan eens naar het volgende. Over de gehele wereld is men, zowel in de Pinkstergemeente als in de gevestigde kerken bezig de zakenlieden te organiseren. Zij hebben de preekstoel ingenomen zonder van God geroepen te zijn. Zij hebben zichzelf voorgesteld als de vissers van mensen en de grondleggers van een beweging van God, en zij zeggen dat de begiftigde bediening van Efeze 4:10–13, die door God in de gemeente is ingesteld, heeft gefaald, en daarom nemen zij het heft in handen. Hier zijn wij nu precies bij de vervulling van de profetie, die ook wel de tegenspreking (het verzet) van Korach wordt genoemd en zij beseffen zelfs niet eens dat zij deze profetie vervuld hebben. In hun blindheid gaan ze door met het prediken van ervaringen in plaats van de waarheid. God hebbe medelijden met hen! Mogen hun ogen open gaan voordat het te laat is. O, luistert toch naar wat ik zeg. Wanneer heeft ooit de invloed van het geld, maatschappelijke leiding, bekwaamheid in zaken, of louter geestelijke dapperheid een mens geschikt gemaakt voor geestelijke leiding of ook maar enig gewicht aan het Woord van God gegeven? En wanneer op de een of andere wijze het materiële of de menselijke waarden zich beginnen voor te doen als de kanalen waardoor God werkt in plaats van UITSLUITEND door de Heilige Geest, dan zijn we bezig tegen God te strijden, in plaats van voor Hem.

Nu wil ik dit hier duidelijk verklaren. Ik spreek niet tegen oudsten in de gemeente. Beslist niet. Die oudste kan even arm zijn als ieder ander die ooit arm was, of hij kan de rijkste man ter wereld zijn, zolang hij maar een oudste is in woord en daad. Ik zou niet aarzelen om wie dan ook aan te stellen, als hij maar aan de ware Geestelijke voorwaarden voldoet waaraan een oudste of een diaken behoort te voldoen, zonder te letten op zijn financiële of maatschappelijke positie. Maar zodra u een maatschappelijke of een financiële structuur in de gemeente op ziet komen, die de mensen op een of andere wijze verdeelt, dan weet u dat dat niet uit God is. Dit is nog een teken van de tijd in dit materieel rijke, doch Geestelijk verarmde tijdperk van Laodicéa waarin we nu leven.

"Ik weet uw armoede." Is het u opgevallen, dat hun armoede samenhangt met de synagoge des Satans in dat zelfde vers? Ja, het is altijd de rijke, machtige organisatie die de weelde bezit, die altijd weer het kleine groepje mensen dat God dient uitstoot. Wanneer de Geest van God in de harten der mensen zich beweegt, wie verlaten er dan de gebouwen en de goederen? Het kleine kuddeke maakt zich altijd los van de grote organisatie. En waar gaan de mensen dan naar toe? Zij aanbidden in huizen, oude pakhuizen en souterrains, precies zoals ze ook deden toen ze in de catacomben gingen.

Deze mensen waren arm aan wereldlijke goederen. Jazeker, maar zij waren rijk in de Geest.

"Ik weet de lastering van hen..." Nu wordt hier niet de gedachte geopperd als zouden deze leugenaars God lasteren, hoewel dat vanzelf spreekt. Zij lasteren de ware gemeente. Zo is het altijd. De Joden uit Jeruzalem lasterden de gemeente in den beginne. De heidense polytheïsten deden hetzelfde. Als er ooit iets is, waar kwaad over wordt gesproken, dan is het altijd het ware zaad. In de dagen van Nero gaf men de Christenen de schuld van elke ramp – ja zelfs van de verbranding van Rome. In communistische landen is het kleine kuddeke het eerste dat verdelgd wordt, hoewel het feitelijk onbetekenend is in aantal. En hoewel Christenen goede, trouwe mensen zijn, die alleen maar goed doen, zullen zij altijd vervolgd worden, opdat ze fysiek uitgeroeid worden.

De reden hiervan is dat zij een bestraffing voor de goddeloze zijn. Zij zijn voor de goddeloze een doorn in het oog. En ofschoon de rechtvaardige de goddeloze geen kwaad wil doen, maar alleen maar goed wil doen, het zal altijd zo zijn dat ze in verwikkelingen geraken, zoals ook Johannes de Doper met Herodes. Want Johannes wilde Herodes noch diens vrouw enig kwaad doen, maar hij wilde hen redden van de toorn Gods. Dit werd niet alleen geheel verkeerd begrepen en weerstaan, Johannes werd er ook nog voor ter dood gebracht. En voor al het goede dat de mensen die God toebehoren doen, worden zij nog steeds in het openbaar te schande gemaakt en ter dood gebracht. Zeker, er moet een boosaardige macht staan achter een volk dat zo gewetenloos is, dat het kwaad vergeldt aan wie het goede doet. Ja, er bestaat zulk een macht. Het is Satan. Het antwoord zit opgesloten in het volgende vers.

Tien jaar verdrukking

Openbaring 2:10:

Vrees geen van de dingen, die gij lijden zult. Ziet, de duivel zal enigen van u in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt; en gij zult een verdrukking hebben van tien dagen. Weest getrouw tot in de dood, en Ik zal u geven de kroon des levens.

Telkens als de Heer die woorden "vreest niet" gebruikt dan duidt dat op iets dat spoedig komt en groot gevaar, leed en ontbering met zich mee brengt. Hij zegt niet botweg en kortaf: "Er is verdrukking op komst." Dat zou iemand doen schrikken. Maar zoals een moeder die gereed staat het licht uit te doen, zachtjes zegt tegen haar kind, opdat het niet schrikken zal: "Wees nu niet bang, want het licht gaat uit en het wordt donker. Maar denk eraan, dat ik hier bij je ben", aldus zegt Hij: "Wees niet bang voor mensen of wat deze met u doen. Ik ben met u, en Mijn genade is u genoeg. Wanneer gij door de wateren heentrekt, zullen zij u niet overweldigen. Ja, ook in de dood zijt gij niet verslagen. Gij zijt meer dan overwinnaars."

De grote apostel, Paulus, kende uit ervaring de werkelijkheid van die woorden en hij schreef in Romeinen 8:35–39: "Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, of naaktheid, of gevaar, of zwaard? (Gelijk geschreven is: Want om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood, wij zijn geacht als schapen ter slachting.) Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, Die ons liefgehad heeft. Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here." Neen, wij hebben niet te vrezen. Zijn liefde werpt alle vrees uit.

Nu, let op wat Hij zegt: "De duivel zal enigen van u in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt." Daar waren de Joden toen juist mee bezig. De heiden-priesters waren daar toen juist mee bezig. De heersers, die probeerden bij het volk in de gunst te komen, wierpen, omdat de mensen van de arena hielden, duizenden Christenen voor de leeuwen en gladiatoren om ze de dood te doen vinden. Wat heeft de duivel hiermee te maken? Waarom zouden we hem de schuld moeten geven? Wel, wat achter dit alles steekt, is de haat van de duivel. Hij is degeen die achter dit alles zit, want hij haat God. Wat God zich vast voorneemt, wil Satan ten koste van alles verdelgen. Maar ziet. Hier is iets te leren. Als Satan de Joden aanzet om Christenen voor de rechtbank te slepen, dan behoren de Joden niet tot Gods godsdiensten, maar tot die van Satan. Hun samenkomst behoort ook tot de synagoge des Satans. En indien de Rooms-katholieke kerk een menigte gelovigen doodde in de donkere Middeleeuwen, ja, in alle eeuwen, dan is zij uit de duivel en behoort ook zij tot de Satan.

En zo u dit schokkend mocht vinden, wacht dan slechts op het moment dat Openbaring 13 vervuld wordt. Het is een treffende waarheid dat de Verenigde Staten in dat hoofdstuk zijn te vinden. Ja, zelfs het getal dertien is een zinnebeeld van deze natie. Zij begon met dertien koloniën. De vlag ervan heeft dertien sterren en dertien strepen. En daar ziet u haar bestemming in het dertiende hoofdstuk. In het beeld, waar in dit hoofdstuk over gesproken wordt zal alle goddeloosheid van het beest gevonden worden dat voor het beeld was. Zoals het beest opkwam op het Concilie van Nicéa, zo zal het beeld uitlopen op de Wereldraad van Kerken met alle goddeloze en Satanische macht om de woede van de duivel te koelen op de ware wijnstok van God. Het zal een telkens terugkerende opvoering zijn van alle duivelse sluwheid en wreedheid.

Zij die de nederigen, die God toebehoren, bestrijden, beschimpen en verdelgen – laten ze hun gang gaan. En zij zullen hun gang gaan. En allemaal in de naam van God en de godsdienst. Maar zij liegen. Zij zijn niet uit God. Zij zijn uit hun vader, de duivel. Zij geven zich bloot zodat blijkt wat ze in werkelijkheid zijn door hun werken tegen ELK volk. Laten ze zich organiseren en het kleine kuddeke verstoten. Daarmee laten zij slechts weer aan iedereen zien dat zij uit de duivel zijn. Zij vormen de valse wijnstok – de wijnstok die moordt. Hun haat bewijst wie zij eigenlijk zijn. Zij zijn de antichristelijke kerk der Nikolaïeten.

"Zij zullen in de gevangenis geworpen worden." Ja, zij worden voor rechtbanken gesleept en vals beschuldigd, beproefd en gevangen gezet. En natuurlijk wordt het weer allemaal gedaan in de naam van de godsdienst en het fatsoen en de gekwetste onschuld. Alles voor een goede zaak. Dat doet mij denken aan de uitspraak van het Hooggerechtshof over het Bijbellezen en gebed in de scholen. Wie zit daarachter? Het is de Satan. Het is enkel een nieuwe woede uitbarsting tegen God.

"En gij zult een verdrukking hebben van tien dagen." Dit is een profetie. Deze bevat een middel om de duur van het tijdperk van Smyrna vast te stellen. Diocletianus, de meest wrede van alle keizers, organiseerde een verschrikkelijke terreurcampagne tegen de heiligen van God, die zonder de genade van God alle gelovigen zou hebben weggevaagd. Het was de meest bloedige die de geschiedenis ooit gekend heeft en duurde tien jaar (de tien dagen van Openbaring 2:10b), van 302 tot 312.

"Weest getrouw tot in de dood." Hij zegt hier niet: "Weest getrouw tot de dood toe", maar tot in de dood. Misschien zult u uw getuigenis met uw bloed moeten bezegelen. Duizenden, ja miljoenen, zijn door de eeuwen heen gestorven, zij stierven in het geloof. Zoals ook Antipas, de getrouwe getuige, zij hebben hun leven veil tot in de dood. Wij denken vaak, dat het onmogelijk is een martelaar te zijn. Maar durf u herinneren, dat het zelfde geloof, dat wij dagelijks toepassen om in Christus Jezus te zegevieren ook hetzelfde geloof is dat de "Polycarpussen" en zovele anderen staande houdt. Het uiterste geloof zal uiterste genade geven in het uiterste uur. Geprezen zij God voor altoos!

"En Ik zal u geven de kroon des levens." Als zelfs een beker koud water die gegeven wordt in de Naam des Heren vast en zeker een beloning krijgt, hoe groot zal dan de beloning zijn voor hem die zijn leven geeft als martelaar voor de Naam van de Here Jezus. Misschien kunnen we enigszins een idee krijgen van deze kroon als we haar vergelijken met de kroon die in een wedstrijd gehaald wordt. In I Korinthe 9:24 zegt Paulus: "Weet gij niet, dat die in de loopbaan lopen, allen wel lopen, maar dat één de prijs ontvangt? Loopt alzo, dat gij die moogt verkrijgen!" De kroon, die aan de winnaar van de Olympische wedloop werd gegeven, was een krans van olijftakken. Maar de kroon waar hier in de Openbaring sprake van is, wordt aan een martelaar gegeven, en is een koninklijke kroon. Jezus noemt haar de kroon des levens. De ene kroon is voor degenen die gestreden hebben; de ander voor hen die gegeven hebben. Beide kronen zijn onvergankelijk. Zij zullen niet vergaan. De winnaars van de wereldlijke wedloop zullen spoedig de vreugde van de toejuichingen van de wereld verliezen. Hun glorie zal vergaan. Maar degenen, die hun leven voor God geven, door dagelijkse worsteling of door het geven van hun bloed als het offer, dat hun leven bekroont, zal de kroon des levens worden geschonken.

Er wordt veel te weinig tijd besteed aan de arbeid voor de eeuwige beloningen van God. De beloning van God wordt te gering geacht. Indien wij geloven in de werkelijkheid van de opstanding des lichaams en een eeuwig stoffelijk koninkrijk, dan behoren wij die schatten te verzamelen in de hemel, die aan de getrouwe getuigen zullen worden gegeven.

Het loon voor de overwinnaars

Openbaring 2:11:

Die een oor heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt. Die overwint, zal door de tweede dood niet beschadigd worden.

Nu spreekt de Geest opnieuw tot alle tijdperken. Deze boodschap moet ons zowel in deze tijd troost geven als toen zij in alle andere tijdperken onze broeders troost gaf. Hij zegt tegen ons, dat de tweede dood ons niet zal beschadigen.

Wij weten allen dat de tweede dood de poel des vuurs is. Openbaring 20:14: "En de dood en de hel werden geworpen in de poel des vuurs; dit is de tweede dood." Dat betekent natuurlijk, dat allen die zich daarin bevonden, geworpen werden in de poel des vuurs. Nu dan, ik wil u hier graag iets duidelijk maken. Ongetwijfeld zullen er mensen zijn, die daardoor wat te zeggen hebben over mijn merkwaardige leer. Maar ik sta hier op het gezag van het Woord van God en ontken dat de ongelovige naar een eeuwige hel gaat en daar eeuwig brandt. In de eerste plaats is de hel, of de poel des vuurs, of welke naam u er ook aan geeft, niet eeuwig. Hoe kan het ook als deze een begin had? In Matthéüs 25:41 staat, dat het eeuwige vuur is bereid voor de duivel en zijn engelen. Als dit nu bereid was, dan heeft het een begin gekend. En als het een begin gekend heeft, dan kan het niet eeuwig zijn. U zou natuurlijk kunnen struikelen over een betekenis van het woord "eeuwig". Dat woord echter betekent "van eeuw tot eeuw" en kent verschillende betekenissen. In 1 Samuël 3:13–14 zei God tegen Samuël, dat Hij het huis van Eli voor eeuwig zou richten, en dat het "tot in eeuwigheid" geen offers meer zou ontsteken als Zijn priesters. En in 1 Koningen 2:27 wordt vermeld, dat Salomo de laatste nakomelingen van Eli uit het priesterambt stootte. Dat was ongeveer vier generaties verder. U kunt dus zien dat het woord "eeuwig" niet iets impliceert dat begin noch einde kent. Hier in dit geval betekent het woord "eeuwig" "tot het punt van verdwijning." Dat is wat er gebeurde. Zij verdwenen.

Let op het woord "verderf" zoals het staat in II Thessalonicensen 1:9a: "Zij zullen tot straf lijden het eeuwig verderf." In het Grieks betekent het woord "verderf" heel duidelijk: vernietiging. En het woord "verderf" betekent NIET een voortdurend vernietigd worden. Nu, "voortdurend vernietigd worden" betekent dat iets steeds erger in verval raakt. Wat kan eeuwige vernietiging dan betekenen? Het betekent niet iets dat steeds maar aan vernietiging onderhevig is, want dan zou er "voortdurend vernietigd worden" moeten staan in plaats van "verderf". Het betekent volledig vernietigen en er een einde aan maken.

U zult zich misschien afvragen, wanneer we dan dat woord "eeuwig" kunnen gebruiken en niet op deze wijze zoals het ons onderwezen is. Dat is gemakkelijk. Wanneer het betrekking heeft op God betekent het zonder begin of zonder einde, altoosdurend en nimmer eindigend. En wanneer u spreekt over eeuwig leven dan heeft u het over het leven van God. "Dit is het getuigenis: God heeft ons eeuwig leven gegeven, en dit leven is in Zijn Zoon. Wie de Zoon heeft, heeft het leven." Nu dan, alleen zonen Gods hebben eeuwig leven, dat leven dat nimmer een begin had, maar er altijd geweest is. Dat is juist. Er is op dit moment iets in u dat eeuwig is – zonder begin of einde. Het is de Geest van God. Het is een deel van God Zelve. Het is het leven van God.

Als nu een zondaar naar de hel gaat en pijn lijdt op dezelfde wijze als wij naar de hemel gaan en er vreugde hebben, dan bezit hij reeds hetzelfde soort leven, dat u bezit.

Dan zijn er, die zeggen dat eeuwig leven het welzijn van de kinderen Gods betekent. Het gaat hier om hun welzijn en vreugde. Aan de andere kant gaat de zondaar naar zijn straf, zodat wij de tweede dood tot een zaak van straf en plaats kunnen terugbrengen. Eeuwig leven betekent hemel en eeuwige straf betekent hel. U zou verwonderd staan als u wist, hoevelen als theoloog verheerlijkt worden, die dat geloofden. Maar weet u wat dat inhoudt? Het maakt eeuwig leven een aardrijkskundige aangelegenheid in plaats van een Persoon. Eeuwig leven is God – de Here Jezus Christus. Hoe iemand kan geloven dat eeuwig leven iets met een plaats heeft te maken, gaat mijn verstand te boven. Het doet me werkelijk versteld staan.

Neen, er bestaat slechts één soort eeuwig leven. God heeft dat leven. Indien wij God bezitten, hebben wij eeuwig leven in en door Hem.

U ziet dus, dat het woord eeuwig of altoosdurend op verscheidene manieren kan worden toegepast, maar wanneer het betrekking heeft op God, op de hoedanigheid van Zijn wezen, heeft het slechts één betekenis. Het is de duur van God. U kunt dat in die betekenis op geen enkel ander ding toepassen. God alleen is eeuwig en omdat Hij leeft, leven wij met Hem.

Laat nu niemand hier zeggen dat ik niet geloof in een poel des vuurs en in straf. Ik geloof daar wel degelijk in. Ik weet niet hoelang het duren zal, maar zij zullen uiteindelijk verdwijnen. In Openbaring 21:8 staat, dat die zondaars die daar genoemd worden hun deel zullen hebben in de poel des vuurs. Maar de echte vertaling van het woord is niet "deel" maar "tijd". Ziet u, daar heeft u het.

De goddeloze zal dus in de hel (Hades of graf) geworpen worden en de hel in de poel des vuurs. Gescheiden van God. Wat zal dat vreselijk zijn!

Maar de rechtvaardige zal het niet zo vergaan. Zij hebben niet te vrezen. Zij zijn verlost door God. Zij zijn in Zijn schoot. Zij zijn de overwinnaars. En wie is het die overwint? Hij die gelooft, dat Jezus de Christus is.

Waarom zal deze overwinnaar, deze gelovige, ontkomen en komen in de rijken van eeuwig leven en gelukzaligheid? Omdat Jezus een prijs betaalde om ons van de zonde vrij te kopen. Hij overbrugde de kloof, die scheiding maakte en wij, die eens veraf stonden, zijn nu naderbij gekomen door het bloed.

En zij zullen nimmer veroordeeld worden. Zij zullen nimmer in die poel des vuurs zijn. Zij kunnen nimmer verloren gaan, want Hij zal geen hunner verliezen. Geen der verlosten zal ergens anders zijn dan daar waar Jezus is.

Weet u waarom dat zo is? Ik zal het voor u verduidelijken. Ik heb een kleine jongen, Joseph is zijn naam. Hij is een deel van mij, wat er ook gebeurt. Indien ik een rijk man zou zijn, dan zou het slechtste wat ik zou kunnen doen, zijn dat ik hem zou onterven, maar ik zou nooit in staat zijn hem te verloochenen. Dat kan niet, want hij is een deel van mij. Laten we hier eens een bloedproef nemen. Laten we zijn bloed eens met het mijne vergelijken. Het zal aantonen dat Joseph mijn zoon is. Hij is van mij.

Het is de bloedproef, die laat zien of u God toebehoort of niet.

Ik moet nu even terugdenken aan de tijd toen ik kudden dreef van het zuivere ras Hereford, in de bergen in Colorado. Wij moesten gewoonlijk de kudde binnen brengen voor regeringsinspectie indien wij haar op gronden van de regering wilden laten grazen. Maar zij wilden geen enkel dier toelaten dat niet voorzien was van een bloedmerk aan het oor. Het merk gaf aan dat het een zuiver ras was. De rangers, die hen onderzochten letten in het geheel niet op de soort. Zij keken alleen naar dat merk om na te gaan of het bloed wel het juiste bloed was. Halleluja! Als het het juiste bloed is, dan moet alles in orde zijn.

Weet u, God keek neer en verklaarde: "De ziel die zondigt, die zal sterven. Die is van Mij gescheiden. Die kan tot Mij niet naderen." Wij weten dat allen hebben gezondigd en de heerlijkheid Gods derven. Dat houdt in, dat allen gestorven zijn, allen gescheiden werden, en dat er een tijd zou komen dat zelfs dat kleine beetje leven zou verdwijnen en alles voorbij zou zijn. Maar God nam in Zijn liefde een dier en nam het leven ervan in plaats van dat van de zondaar.

In het Oude Testament moest de zondaar een lam meenemen. Hij legde zijn hand op het lam, terwijl de priester het de keel afsneed. Hij voelde het bloed en hoorde het lam blaten. Hij voelde hoe het lichaam stijf werd door de dood. Hij zag hoe de rook van het gesprenkelde bloed opsteeg tot God. Hij wist dat het lam zijn plaats had ingenomen. Hij wist dat het leven van het lam geofferd werd voor het zijne. Maar het leven van dat lam was het leven van een dier en het kon niet terug komen op de zondaar en hem rein maken. Daarom ging hij ook weer weg met het zelfde verlangen om te zondigen. Hij ging echter weer heen met zonde in zijn gedachten om het volgende jaar terug te komen en voor dezelfde zonde opnieuw een offer te brengen.

Maar in het Nieuwe Testament is het anders. Ons stervend Lam is de Zoon van God Die Zijn bloed gaf als losprijs voor velen. Door het geloof komen we naar binnen en leggen onze handen op dat Lam – we zien Hem met de bloedende wonden, verscheurde rug, de wrede doornen die Zijn voorhoofd wondden – wij gevoelen Zijn pijn en horen hoe Hij roept: "Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?" En wat gebeurde er? Het leven dat uit die gebroken bloedcel ging, kwam terug op degene die zich bekeerde. Het leven, dat in Hem was, kwam terug op ons. Wij keren terug en hebben geen verlangen meer om te zondigen, en wij haten nu de werken en de lusten van het vlees.

Kijk naar ons. Wat is ons leven? Slechts één cel, afkomstig van onze vader. De vrouw heeft de hemoglobine (in die cel) niet. Zij brengt het ei voort; zij is degene die het tot ontwikkeling brengt. Maar het bloed is afkomstig van de man. Daarom neemt de vrouw de naam van de man aan. En ook de kinderen nemen de naam van hun vader aan. De moeder is degene die voor hem de kinderen in haar schoot draagt.

Dat gebeurde ook met onze verlossing. De Heilige Geest kwam over Maria en zij kreeg een Zoon en noemde Hem Jezus. De grote Schepper daalde neder en werd een offer voor onze zonde. Zijn bloed was het bloed van God. Dat was het precies. Dat bloed werd vergoten en de Geest verliet Hem toen Hij zijn smartelijke dood stierf. Toen kwam DATZELFDE LEVEN (GEEST) terug op de zich bekerende zondaar en bevrijdde hem. Die zondaar kwam niet telkens jaar in jaar uit, terug om het ene offer na het andere te brengen, want dat was niet nodig. Door ÉÉN offer eens en voor altijd gebracht is hij bevrijd van de overheersing der zonde en heeft hij het leven van Christus ontvangen, door hetwelk hij zegevierend over de zonde, de wereld, het vlees en de duivel heerst.

God had het volbracht. Hij volbracht alles. Hij schreeuwde het uit naar een wereld die onder de vloek der zonde lag: "Ik zal u een teken geven. Een maagd zal zwanger worden. Een maagd zal zwanger worden en een Zoon baren. Dat zal uw teken zijn. Het zal een immerdurend teken zijn. En die zij baren zal, zal Immanuël zijn, God met ons."

God daalde neer in een bloedcel, niet door middel van een man, maar door middel van de Heilige Geest, en in de schoot van die maagd werd een tabernakel gebouwd met het doel eenmaal te sterven. Het Zaad der vrouw kwam, opdat Hij verbrijzeld zou worden en ons het heil zou brengen. Toen de Heilige Geest over Maria kwam, schiep Hij in haar schoot de cel die zich zou vermeerderen en het lichaam van onze Heer zou worden. Die cel werd geschapen. Deze was het begin der schepping Gods. Zie daar wie Jezus is. En die Heilige werd gevuld met Heilig bloed, ja het bloed van God. Deze tabernakel werd geboren. Hij groeide op tot een man. Hij ging naar de Jordaan en daar werd dat Offer door Johannes gewassen in de rivier die de Jordaan genoemd wordt. Toen dat Welgevallig Offer opsteeg uit het water, kwam God en nam Zijn intrek in Hem, vervulde Hem geheel en al met de Heilige Geest, niet met mate (Johannes 3:34). En toen Hij stierf en Zijn bloed vergoot, werd het volmaakte leven Gods vrijgelaten om terug te keren tot de zondaar, die de Christus zou aanvaarden als Zijn Verlosser.

O wat is dit een treffend iets! Jehova, Die schreiend bij een mesthoop geboren werd, Jehova geboren in een kribbe met stro! Daar is uw altoosdurend teken voor de trotse en opgeblazen mens, de pseudo-intellectuelen die hun eigen theologie hebben ontwikkeld en de waarheid van God hebben verloochend. Jehova God, een huilende baby in een stinkende schuur! En dan menen wij nog dat we het recht hebben trots te zijn, met de neus in de wind te lopen, te kritiseren en ons te gedragen alsof wij iets zouden zijn. Hier is uw ware teken. Dit is het juiste teken. Jehova, die speelt als een jongetje. Jehova, die werkt in een timmermanszaak. Jehova, die voeten van vissers wast!

"Ik zal u een teken geven", had God gezegd. "Niet het teken van priesters met witte boordjes. Niet het teken van rijkdom en kracht. Er is niets in dit teken dat u graag zoudt willen zien of geschikt zoudt achten. Maar het is een altoosdurend teken. Het is het grootste teken dat ooit geweest is." Het was Jehova die daar stond op het binnenplein, verbrijzeld en bloedend vanwege de doornen in Zijn voorhoofd, Die bespuwd werd, bespot, verlaten en verloochend. Jehova, veracht en verworpen, Die naakt daar aan het kruis hing, terwijl de huichelaars Hem beschimpten en uitdaagden van het kruis af te komen. Jehova, Die stervende was. Jehova, Die bad zonder dat er iets gebeurde. Toen stierf Jehova. Dat is nu het teken voor alle mensen. Een ander teken bestaat er niet. Het is het grote teken.

Toen kwam de duisternis over de aarde. Men legde Hem in een graf. En daar lag Hij die drie dagen en nachten totdat een aardbeving de duisternis van de nacht verdreef en Hij tevoorschijn kwam. Jehova kwam te voorschijn. Jehova voer ten hemel. Toen keerde Jehova terug om inwoning te maken in Zijn gemeente. Jehova keerde terug met een geweldig gedreven wind en vlammen vuurs. Jehova keerde terug en wandelde temidden van Zijn gemeente en gaf Zijn volk kracht. Nog eenmaal verscheen Jehova, en ditmaal om in Zijn volk te blijven. Opnieuw geneest Jehova de zieken, wekt doden op en openbaart Hij Zichzelve door de Geest. Jehova keerde terug, sprak in tongen en gaf het antwoord in de vertolking.

Jehova daalde neder en Hij richtte de overspeelster op, opdat zij niet langer zou zondigen. Hij daalde neder tot de dronkaard, die bewusteloos in de goot lag en bij wie de vliegen over zijn gezicht zwermen. Ja, Jehova is gekomen om Zich in het vlees en door het vlees te openbaren. Jehova is gekomen – God in ons, de hope der heerlijkheid.

Ja, Jezus is gekomen en Hij vergoot Zijn bloed en bevrijdde de gevangenen. Hij is gekomen en verloste Zijn verloren schapen. Hij schonk hun eeuwig leven en nimmer zullen zij verloren gaan. Hij zal er niet één van verliezen, maar hen opwekken ten uitersten dage.

Halleluja! Zij kunnen van de tweede dood geen schade ondervinden! Deze heeft geen macht over hen. Want zij zijn van het Lam en zij volgen Hem waar Het ook heengaat.

De Heilige Geest in ieder tijdperk

Openbaring 2:11:

Die een oor heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt. Die overwint, zal door de tweede dood niet beschadigd worden.

Er is niet een gemeente-tijdperk, waarin dit vers niet genoemd wordt. Ieder tijdperk afzonderlijk heeft dezelfde vermaning die bestemd is voor de mensen uit alle tijdperken. "Die een oor heeft, hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt." Maar het is beslist onmogelijk, dat alle mensen horen wat de Geest zegt tot de verschillende tijdperken. I Korinthe 2:6–16: "En wij spreken wijsheid onder de volmaakten; doch een wijsheid, niet van deze wereld, noch van de oversten van deze wereld, die te niet worden; maar wij spreken de wijsheid Gods, bestaande in verborgenheid, die bedekt was, welke God te voren verordineerd heeft tot heerlijkheid van ons, eer de wereld was; welke niemand van de oversten van deze wereld gekend heeft; want indien zij ze gekend hadden, zo zouden zij de Here der heerlijkheid niet gekruisigd hebben. Maar gelijk geschreven is: Hetgeen het oog niet heeft gezien, en het oor niet heeft gehoord, en in het hart des mensen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft voor hen, die Hem liefhebben. Doch God heeft het ons geopenbaard door Zijn Geest; Want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods. Want wie van de mensen weet, wat van de mens is, dan de geest des mensen, die in hem is? Alzo weet ook niemand, wat van God is, dan de Geest Gods. Doch wij hebben niet ontvangen de geest der wereld, maar de Geest, Die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen, die ons van God geschonken zijn; welke wij ook spreken, niet met woorden, die de menselijke wijsheid leert, maar met woorden die de Heilige Geest leert, geestelijke dingen met geestelijke dingen samenvoegende. Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die van de Geest van God zijn; want zij zijn hem een dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden. Doch de geestelijke mens onderscheidt wel alle dingen, maar hijzelf wordt door niemand onderscheiden. Want wie heeft de zin des Heren gekend, die Hem zou onderrichten? Maar wij hebben de zin van Christus." Matthéüs 13:13–16: "Daarom spreek Ik tot hen door gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien, en horende niet horen, noch ook verstaan. En in hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt: Met het gehoor zult gij horen, en geenszins verstaan; en ziende zult gij zien, en geenszins bemerken. Want het hart van dit volk is dik geworden; en zij hebben met de oren zwaarlijk gehoord, en hun ogen hebben zij toegedaan; opdat zij niet te eniger tijd met de ogen zouden zien, en met de oren horen, en met het hart verstaan, en zich bekeren, en Ik hen geneze. Doch uw ogen zijn zalig, omdat zij zien, en uw oren, omdat zij horen." Johannes 8:42–44: "Jezus dan zeide tot hen: Indien God uw Vader was, zo zoudt gij Mij liefhebben; want Ik ben van God uitgegaan; en kom van Hem. Want Ik ben ook van Mijzelf niet gekomen, maar Hij heeft Mij gezonden. Waarom kent gij Mijn spraak niet? Het is, omdat gij Mijn Woord niet kunt horen. Gij zijt uit de vader de duivel, en wilt de begeerten van uw vader doen; die was een mensenmoorder van den beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit wat hem eigen is; want hij is een leugenaar, en de vader der leugen."

Uit deze Schriftgedeelten blijkt wel zeer duidelijk, dat niemand uit zichzelf God kan horen. God moet hem de bekwaamheid daarvoor geven. Matthéüs 16:17: "En Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Zalig zijt gij, Simon Bar-Jona! want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is." Voegen we deze verzen bij elkaar, dan constateren we dat er maar één groepje mensen is, en dat is een zeer bijzondere groep mensen, die in staat is te horen wat de Geest in elk tijdperk zegt. Het is één bijzondere groep die de openbaring voor elk tijdperk ontvangt. Die groep is uit God, want degenen die tot de groep behoren die niet kunnen horen zijn niet uit God. (Johannes 8:42–44). De groep, die in staat is te horen – en ook daadwerkelijk hoort – wat de Geest spreekt en de openbaring daarvan ontvangt wordt beschreven in I Korinthe 2:6–16. Zij zijn het die de Geest van God hebben. Zij zijn het die uit God geboren zijn. Zij zijn gedoopt in het lichaam van de Heer Jezus Christus door Zijn Geest. Zij zijn gedoopt met de Heilige Geest.

Teneinde dieper in te gaan op wat wij zojuist gezegd hebben en teneinde een Schriftgedeelte te gebruiken dat in gedachten gehouden moet worden als we het hebben over wie het is, die gedoopt is met de Heilige Geest, moet u eens letten op wat Jezus zegt in Johannes 6:45: "Er is geschreven in de profeten: En zij zullen ALLEN van God geleerd zijn." Maar sla dan eens op Jesaja 54:13, waaruit dit gedeelte genomen is. Daar staat dan: "En al uw kinderen zullen van de HERE geleerd zijn." De ALLEN van God zijn de KINDEREN van God. Hieruit blijkt dus weer, dat het bewijs, dat iemand een waar kind van God is (degene op wie de Geest gekomen is en in wie Hij woont) daarin ligt, dat deze in het Woord is onderwezen door de Heilige Geest.

Nu zal het u duidelijk worden, dat tongen niet het bewijs van de doop met de Heilige Geest is. In geen enkel tijdperk wordt er gezegd: "Wie een tong heeft, die hore wat de Geest spreekt!" Dat schuift tongentaal, de vertolking ervan, en profetie enzovoort, als bewijs terzijde. Het bewijs is: HOREN wat de Geest zegt. De Geest is aan het woord. Ja, de Geest is aan het onderwijzen. Dat is precies wat Jezus ook zei dat Hij zou gaan doen als Hij zou komen. Johannes 14:26b: "Hij zal u alles leren, en zal u indachtig maken alles, wat Ik u gezegd heb." En dat gebeurde ook precies. Zo werden ook de Evangeliën geschreven. Deze mannen werden door de Heilige Geest precies die woorden indachtig gemaakt, welke Jezus gesproken had; zij herinnerden zich deze. Daarom zijn de Evangeliën nauwkeurig. Zij zijn volmaakt. Maar de Geest maakte het hun niet alleen indachtig, Hij onderwees hun ook nog verder in de waarheid die zij reeds bezaten. Op die manier ontving ook Paulus zijn openbaring. Hij zei met betrekking hierop: "Maar ik maak u bekend, broeders, dat het Evangelie, hetwelk door mij verkondigd is, niet is naar de mens. Want ik heb het ook niet van een mens ontvangen, noch geleerd, maar door de openbaring van Jezus Christus." Galaten 1:11–12. Hij werd onderwezen door de Heilige Geest.

Op zekere dag, toen Jezus op aarde rondwandelde, kwam een belangrijk persoon tot Hem. Deze zei: "Rabbi, wij weten dat Gij een leraar zijt, die van God gekomen is." Maar u zult opmerken, dat Jezus hem in de rede viel. Hij keerde zich naar Nicodemus en de woorden die Hij sprak zouden met eigen woorden aldus weergegeven kunnen worden: "Ik ben GEEN leraar. Ik ben het Offerlam voor de zonde. Ik maak de Nieuwe Geboorte mogelijk door Mijn Geest. Maar er zal Een komen, Die de Leraar is. Het is de Heilige Geest." Toen Jezus op aarde was, kwam Hij als het Lam en als de Profeet. Maar toen Hij terugkwam op de gemeente door Zijn Geest, werd Hij de Leraar.

En tot elk tijdperk horen wij dezelfde waarheid komen: "Die een oor heeft, hore wat de Geest tot de gemeenten zegt." Maar alleen een met de Geest vervuld mens kan de openbaring voor dat tijdperk horen. Niemand anders kan het. O neen. Zij kunnen haar niet horen, zegt Paulus in I Korinthe 2:6–16. Dit moet voor u een oorzaak van vreugde wezen. Er gaat een uiterst merkwaardige lering door de wereld, die veel misvatting en onaangename gevoelens veroorzaakt. Want wanneer de pinkstermensen zeggen, dat u in tongen MOET spreken – anders bent u volgens hen niet gedoopt met de Heilige Geest – ontkennen zij of dat grote mannen als Knox, Moody, Taylor, Goforth en anderen de Heilige Geest ontvangen hebben, of zij zeggen dat zij allen in het verborgene in tongen spraken zonder zich bewust te zijn van wat er aan de hand was. Wel, dat is niet waar. Het is beslist niet waar. Dat is een grove dwaling. Tongentaal bewijst niet dat men met de Geest vervuld is. Het is eenvoudig een van de negen uitingen zoals die genoemd worden in I Korinthe 12. Er bestaat geen Schriftgedeelte waaruit blijkt, dat u de Heilige Geest ontvangt als u in tongen spreekt of dat u de Heilige Geest krijgt doordat u in tongen spreekt. Er staat wèl dit: "Nadat zij allen vervuld waren met de Heilige Geest, spraken zij in tongen." Vervolgens wordt er dan later aan toegevoegd dat zij profeteerden.

Vele mensen nemen heden ten dage als vanzelfsprekend aan, dat allen, die beweren dat men de Heilige Geest ontvangt door het tongenspreken ook in een echte Geestelijke tong spreken. Maar dit is niet zo, want velen spreken in een bekende tong, maar ze staan onder de invloed van een verkeerde geest. Stel dat we in een samenkomst zijn en ze spreken allemaal in tongen. Hoe kunt u weten welke tong van de Geest is en welke van de duivel? Ik ben bij de heidenvolken geweest, waar hun tovenaars bloed dronken uit een schedel, in tongen spraken, het vertolkten en profeteerden. Ze kunnen zelfs schrijven in tongen. Welnu, indien tongentaal HET bewijs is van het ontvangen van de Heilige Geest, dan zou elke tongentaal uit God zijn. Maar door mensen die tongentaal als bewijs nemen wordt toegegeven dat er valse en ware tongentaal bestaat, want God heeft de echte en de Satan de valse. Mijn vraag is dus: "Wie weet nu wat de echte is? Wie verstond de taal zodat hij weet wat er gesproken werd? Wie heeft de gave van onderscheiding, zodat hij het weet?" Wanneer we nu de antwoorden daarop krijgen hebben wij tenminste een basis, maar zolang moeten wij ons afvragen wat de bron van de tongen is. Het zal nu reeds duidelijk zijn dat als u tongen als bewijs aanvoert zonder te weten wat er gezegd wordt, u tenslotte zult moeten geloven dat alle tongen van God zijn. Dat zou ons er toe brengen te geloven, dat de duivel niet in tongen kan spreken. Dat is niet zo; neen in geen geval! Elke zendeling op een buitenlands zendingsveld weet maar al te goed dat duivelen in tongen spreken, evenals ook ik het weet uit ervaring.

Pinksterleraars geven toe dat zij niet uit de Schrift kunnen bewijzen, dat mensen in tongen spraken wanneer zij met de Heilige Geest gedoopt werden. Zij geven toe dat zij het afleiden uit de ervaringen die in het boek Handelingen vermeld staan; in dit boek spraken de mensen in drie van de vijf gevallen in tongen. En zij zeggen ook – zonder enige Schriftuurlijke basis – dat er twee soorten tongen bestaan. De ene soort is de tongentaal, die u spreekt terwijl u de Heilige Geest ontvangt – en deze is dan het "bewijs" – terwijl u later, als u er geloof voor hebt, de gave van de tongentaal kunt ontvangen, waardoor u vaak in tongen zult kunnen spreken. Volgens hen is het echter niet gezegd, dat wie eenmaal in tongen heeft gesproken als bewijs van het ontvangen van de Heilige Geest, ooit weer zal spreken. Ook nu zijn we weer benieuwd te weten waar dit te vinden is in het Woord. Als het daar niet in staat, dan heeft God dat niet gezegd en wee degene die zou toevoegen aan dat Woord! Maar er is iets in het Woord, dat juist over dit onderwerp gaat en waar zij volledig aan voorbijgaan. I Korinthe 13. Hier wordt over tongen van engelen en mensen gesproken. Dit zouden bekende en onbekende tongen zijn. Moderne pinkstermensen zeggen, dat zij de Heilige Geest kunnen ontvangen doordat zij in een onbekende tong of taal der engelen spreken. Zij hebben het paard achter de wagen gespannen, want in Handelingen 2 spraken de mensen in een volmaakt dialect, dat zelfs ongelovigen konden horen en verstaan.

Wanneer nu God over iets zwijgt, dan zou het verstandig zijn als wij er ook maar over zwegen. Maar daar waar Hij wèl spreekt doen wij er beter aan ook te spreken en te zeggen wat Hij reeds gezegd heeft. Hij zei ons dat het bewijs – datgene wat na de doop met de Heilige Geest met ons zou gebeuren – was, dat Hij de Leraar zou laten komen, Die ons zou onderrichten in alle waarheid. Maar die Leraar was een INWONENDE Leraar, niet een Leraar die buiten stond. Als de Geest niet in u woonde, zou u de waarheid niet horen en haar aannemen door openbaring, al zou u haar elk ogenblik van de dag horen. Dat was het teken van de inwonende Geest in de dagen van Paulus. Zij, die vervuld waren met de Heilige Geest hoorden het Woord, namen het aan en leefden er naar. Zij, die de Geest niet bezaten hoorden de waarheid slechts als vleselijke mensen, gaven er een verkeerde uitleg aan en verzonken in de zonde.

In ieder tijdperk, (en ieder tijdperk is het tijdperk van de Heilige Geest voor de ware gelovige) – ik herhaal, in ieder tijdperk was het bewijs hetzelfde. Degenen, die de Geest hadden, de Leraar, hoorden het Woord, en die Geest Die in hen was nam het Woord en leerde het (openbaarde het) hun; en zij behoorden tot de groep, die de boodschapper en zijn boodschap hoorden, het aannamen en er naar leefden.

Ik weet, dat er een grote verleiding in steekt terug te verwijzen naar de Pinksterdag en naar de dag toen de Heilige Geest in het huis van Cornelius viel en dan die twee identieke ervaringen als het bewijs van de doop met de Heilige Geest voor te stellen. Maar bij iedere gelegenheid werden de tongen verstaan door hen, die luisterden. Dit staat ver af van het moderne Babel der verwarring in de Pinkstersamenkomsten. En zo dit niet genoeg mocht wezen ons ertoe te brengen afstand te doen van dergelijke redeneringen, wat zullen we dan moeten doen wanneer we geconfronteerd worden met het feit dat mensen, die nimmer in tongen spraken toch enkele van de overige acht uitingen in hun leven hebben, zoals bijvoorbeeld het woord van wijsheid, de onderscheiding der geesten, een woord van kennis, geloof, genezing en zelfs wonderen? En deze waarneming is nog interessanter als we haar in het licht zien van het feit, dat tongen de minste van de negen uitingen is; wanneer we dus mensen, die niet in tongen spreken en ook nooit in tongen gesproken hebben, grotere uitingen zien uitoefenen dan zij die wel in tongen spreken, dan moeten we aan een dergelijke lering zelfs nog minder geloof hechten dan daarvoor.

U zult nu begrijpen dat we ons niet kunnen permitteren iets te zeggen dat de Bijbel niet gezegd heeft. Wanneer de Schrift ons leert dat het werk van de Heilige Geest en de openbaring van die Gezegende Persoon dit is, dat de waarheid voor ieder tijdperk aan het ware zaad van dat tijdperk gebracht wordt, dan weten wij dat de Geest in de persoon moet blijven; anders kan hij de waarheid voor die tijd niet aannemen. Amen. Dat is geheel juist. En als deze tijdperken iets doen uitkomen dan is het wel deze waarheid die ze doen uitkomen en bevestigen.

Alvorens we nu van dit onderwerp afstappen, zou ik mij graag duidelijk willen uitdrukken over wat de doop met de Heilige Geest volgens het Woord wèl is. Niet volgens mij en niet volgens u moet het zijn. Het moet zijn volgens het "Zo spreekt de Here". Anders zullen we verkeerd geleid worden. Amen.

Om te beginnen zal het u opvallen dat tijdens mijn samenkomsten, als ik klaar ben met een evangelisatie- of een onderwijzende boodschap ik het net uitwerp en de mensen uitnodig. Ik vraag hun of ze naar voren willen komen en de Heilige Geest willen ontvangen. Mijn pinkstervrienden, die mij dit horen zeggen, geloven dat ik de mensen uitnodig naar voren te gaan om met de Heilige Geest gedoopt te worden, omdat zij reeds wederomgeboren zijn. Wanneer ik hen dus uitnodig, die met de Geest vervuld zijn, om te komen en hen te helpen, die beantwoord hebben aan de oproep de Geest te ontvangen, stromen deze lieve broeders naar voren en helpen de mensen op zulk een wijze, dat ze hen aanmoedigen zich aan God over te geven en te geloven voor de tongentaal. Dit is de oorzaak van heel wat verwarring en ik zal u heel precies vertellen wat ik bedoel. Ik bedoel dat de zondaar naar voren komt en wedergeboren wordt, wat betekent dat hij in het lichaam van Christus, door de Heilige Geest, gedoopt wordt; zo gebeurde het ook precies op de Pinksterdag toen de gemeente ter wereld kwam. Met andere woorden: uit de Geest geboren zijn is waarlijk met de Heilige Geest gedoopt zijn. Het is een en hetzelfde.

Nu besef ik dat er een ogenblik verwarring ontstaat, daar de meeste mensen weten dat ik als een Baptistenprediker bevestigd werd en dat ik nadrukkelijk verklaarde dat de Baptisten er naast waren omdat ze zeiden dat men de Heilige Geest ontvangt, WANNEER men gelooft en dat is onjuist. U ontvangt Hem "TOEN u geloofd HEBT". Handelingen 19:2–6: "Hij zeide tot hen: Hebt gij de Heilige Geest ontvangen, toen gij geloofd hebt? En zij zeiden tot hem: Wij hebben zelfs niet gehoord, of er een Heilige Geest is. En hij zeide tot hen: Waarin zijt gij dan gedoopt? En zij zeiden: In de doop van Johannes. Maar Paulus zeide: Johannes heeft wel gedoopt de doop der bekering, zeggende tot het volk, dat zij geloven zouden in Hem, Die na hem kwam, dat is, in Christus Jezus. En die hem hoorden werden gedoopt in de Naam van de Here Jezus. En toen Paulus hun de handen opgelegd had, kwam de Heilige Geest op hen, en zij spraken met vreemde talen, en profeteerden." Daar is het. Paulus vroeg: "Hebt gij ontvangen TOEN gij geloofd HEBT?" (NIET: WANNEER gij geloofdet). En daar ligt een groot verschil in, want wij ontvangen pas NADAT wij geloven. Efeze 1:13 herhaalt in dezelfde bewoordingen precies datgene wat er volgens Handelingen 19 plaatsvond: "In Wie ook gij zijt, NADAT gij het woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer zaligheid, gehoord hebt; in Wie gij ook, NADAT gij geloofd hebt (niet wanneer gij geloofdet), zijt verzegeld geworden met de Heilige Geest der belofte." Nu, hier is mijn punt.

Maar al te veel van onze modernisten en zelfs ook onze fundamentalisten (zogenaamde) geloven tot redding op een bepaald vaststaand ogenblik dat ze veelal "een beslissing nemen" noemen; ze noemen het "het ontvangen van Christus of het wedergeboren worden." Wel, Christus te ontvangen is hetzelfde als Zijn Geest te ontvangen. Het ontvangen van Zijn Geest is hetzelfde als wederomgeboren worden. Het ontvangen van Zijn Geest is hetzelfde als met de Heilige Geest gedoopt te worden. Amen. Dat geloven deze mensen. En dat is schitterend. Maar zij blijven daar steken. U ontvangt de Heilige Geest NADAT u gelooft. Zo is het altijd geweest en zo zal het ook altijd wezen. Het allereerste woord dat Petrus tot de mensen richtte op Pinksteren luidde aldus: "Bekeert u, en een ieder van u worde gedoopt in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen die daar verre zijn, zovelen als er de Here, onze God, toe roepen zal."

Deze aanwijzingen kwamen als een direct antwoord van Petrus met betrekking tot wat er eigenlijk op Pinksteren gebeurde. Wat er gebeurde was dit, dat God, naar het boek Joël, de beloofde Heilige Geest uitstortte op alle vlees. Deze werd niet uitgestort of gegeven voor die tijd. Dit was het. Maar DIT moest van nu af aan komen door middel van de bekering, de doop in de Naam van de Here Jezus Christus, en dan was God verplicht degenen die kwamen te vervullen. Petrus of een der andere apostelen hebben nooit gezegd: "Gij moet wederom geboren worden en dan vervuld worden met de Geest."

Om in te zien, dat dit inderdaad het patroon is met betrekking tot het ontvangen van de Heilige Geest, let eens goed op de volgende gebeurtenis toen de Heilige Geest op een volk viel. Handelingen 8:5–17: "En Filippus kwam af in de stad van Samaria, en predikte hun Christus. En de scharen hielden zich eendrachtig aan hetgeen door Filippus gezegd werd, omdat zij hoorden en zagen de tekenen, die hij deed. Want van velen, die onreine geesten hadden, gingen deze uit, roepende met grote stem; en vele verlamden en kreupelen werden genezen. En er werd grote blijdschap in die stad. En een zeker man, met name Simon, was te voren in de stad plegende toverij, en verrukkende de zinnen van het volk van Samaria, zeggende van zichzelf, dat hij wat groots was. Die zij allen aanhingen, van de kleine tot de grote, zeggende: Deze is de grote kracht Gods. En zij hingen hem aan, omdat hij een lange tijd met toverijen hun zinnen verrukt had. Maar toen zij Filippus geloofden, die het Evangelie van het Koninkrijk Gods, en van de Naam van Jezus Christus verkondigde, werden zij gedoopt, beiden, mannen en vrouwen. En Simon geloofde ook zelf, en gedoopt zijnde, bleef gedurig bij Filippus; en ziende de tekenen en grote krachten, die er geschiedden, ontzette hij zich. Toen nu de apostelen, die te Jeruzalem waren, hoorden, dat Samaria het Woord Gods aangenomen had, zonden zij tot hen Petrus en Johannes; Die, afgekomen zijnde, baden voor hen, dat zij de Heilige Geest ontvangen mochten. (Want Hij was nog op niemand van hen gevallen, maar zij waren alleen gedoopt in de Naam van de Here Jezus.) Toen legden zij de handen op hen, en zij ontvingen de Heilige Geest." Volgens vers 12 GELOOFDEN ZIJ HET WOORD. Zij werden gedoopt in de Naam van de Here Jezus. Maar volgens vers 16 HADDEN ZIJ, ondanks dit alles, DE HEILIGE GEEST NOG NIET ONTVANGEN. Zij ontvingen de Heilige Geest pas NADAT ze geloofd hadden en op de juiste wijze gedoopt waren. Dat is het juiste patroon zoals dat aangegeven is door Petrus in Handelingen 2:38–39.

Een ander Schriftgedeelte, dat hier een wonderbaar licht op werpt, kunt u vinden in Galaten 3:13–14: "Vervloekt is een ieder, die aan het hout hangt. Opdat de zegening van Abraham tot de heidenen komen zou in Christus Jezus, en opdat wij de belofte des Geestes verkrijgen zouden door het geloof." Er kan nu in geen geval gezegd worden dat de "zegening van Abraham" de wedergeboorte is en dat de "belofte des Geestes" de doop met de Heilige Geest is, als zijnde twee afzonderlijke gebeurtenissen. Want de Schrift zegt het aldus: "Jezus is gestorven aan het kruis en door middel van die dood en opstanding kwam de zegening van Abraham op de heidenen en zij week van de Joden. Dit geschiedde opdat de Geest de heidenen ten deel zou kunnen vallen."

Om te begrijpen wat ik zojuist heb gezegd moeten we ophelderen waarom Schriftonderzoekers nooit en nergens Paulus hebben horen zeggen: "Wordt wederom geboren en DAN vervuld met de Geest." Zij hebben het er in gelegd en er hun eigen meningen aan toegevoegd om dat zo te doen uitkomen, MAAR DE SCHRIFT ZEGT DIT NIET. En ook Jezus heeft het nooit gezegd. Kijk eens wat er in Johannes 7:37–39 staat en lees het nu aandachtig: "En op de laatste dag, zijnde de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke! Die in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. (En dit zeide Hij van de GEEST, Die ontvangen zouden, die in Hem geloven; want de Heilige Geest was nog niet, aangezien Jezus nog niet verheerlijkt was.)" Nu staat hier duidelijk en nadrukkelijk, dat bij de gelovige, die drinkt door in het geloof tot Jezus te gaan, stromen van levend water uit zijn binnenste zullen vloeien. En het plaatst deze ervaring op Pinksteren. Terwijl we dit nu in gedachten houden, lezen we Johannes 4:10 en 14: "Indien gij de gave Gods kendet, en Wie Hij is, Die tot u zegt: Geef mij te drinken, zo zoudt gij van Hem hebben begeerd, en Hij zou u levend water gegeven hebben." "Maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, die zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water dat Ik hem zal geven, zal in Hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven." Opnieuw wordt hier datzelfde levende water genoemd, maar het wordt niet aangeduid als "stromen van levend water"; het wordt genoemd een "fontein" (artesische bron). En daar hebben de mensen zich nu juist in vergist. Omdat het een bron en een rivier genoemd wordt, menen zij dat het in het ene geval het eeuwige leven is dat door de Geest gegeven wordt terwijl in het andere geval – waar het een stroom genoemd wordt (hetgeen duidt op een grote krachtsontwikkeling) – het de Geest moet zijn, Die nu gegeven is als een begiftiging met kracht. Dat is niet zo. Beiden zijn een en dezelfde. Het is de Geest Die zowel het leven als de kracht schenkt; en dat geschiedde op Pinksteren.

Wat is de oorzaak van deze verkeerde opvatting? Het antwoord ligt in het woord "ERVARING". Wij hebben ons laten leiden door ervaring in plaats van door het Woord. Weg met de ervaring als uw maatstaf! Er is slechts één paslood, één maatstaf en dat is het WOORD. Let nu scherp op het volgende en begrijp het. Petrus zeide: "Bekeert u, en een ieder van u worde gedoopt in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen." Paulus zei: "Hebt gij de Heilige Geest ontvangen, NADAT gij geloofd hebt?" Hier hebt u nu ons hele probleem. De mensen bekeren zich van hun zonden; zij worden gedoopt in water, MAAR ZIJ GAAN NIET VERDER EN ONTVANGEN NIET DE HEILIGE GEEST. U GELOOFT TOT HET ONTVANGEN VAN DE HEILIGE GEEST. Het geloven in Jezus is de stap in de goede richting, die voert naar de Heilige Geest. Maar de mensen gaan daar niet verder. Zij komen tot het water en gaan niet verder. Zij geloven, maar gaan niet verder. De Bijbel zegt niet dat u ontvangt WANNEER u gelooft. Er staat: "Hebt gij de Heilige Geest ontvangen, toen gij geloofd HEBT?" (Engelse Vertaling: "Nadat gij geloofd hebt.") De juiste en letterlijke vertaling luidt: "Hebt gij, te voren geloofd hebbende, de Heilige Geest ontvangen?" De mensen geloven en houden dan op. U ontvangt de Heilige Geest niet wanneer u gelooft TOT Hem, als u zich bekeerd hebt. U gaat verder en ontvangt de Heilige Geest. Ziet u het? Dat is de fout van onze fundamentalisten. Zij bezitten geen kracht want zij komen niet tot Pinksteren.

Zij zijn te vergelijken met de kinderen Israëls die uit Egypte togen en toen niet verder gingen tot in het beloofde land. Het aantal der kinderen Israëls, dat uit Egypte toog, bedroeg ongeveer twee miljoen. Zij maakten de reis allen gezamenlijk, zagen allen dezelfde wonderen van God, hadden allen deel aan hetzelfde manna en het water uit de geslagen rots, volgden allen dezelfde wolk des daags en de vuurkolom des nachts, MAAR ER WAREN ER SLECHTS TWEE, die het beloofde land bereikten. SLECHTS TWEE WAREN WARE OF WERKELIJKE GELOVIGEN. Dat is juist, want het Woord zegt ons dat de overigen stierven vanwege hun ongeloof. "En vanwege hun ongeloof hebben zij niet kunnen ingaan." (Hebreeën 3:19). Als dit dan inderdaad zo is en er SLECHTS TWEE ingingen, dan waren de overigen geen ware gelovigen. Waar lag het verschil? Twee waren er die getrouw bleven aan het Woord. Toen de harten der tien spionnen het begaven bij Kades Barnea, weifelden Jozua en Kaleb niet want zij geloofden het Woord en zeiden: "Wij kunnen gemakkelijk het land innemen." Zij wisten dat zij daartoe in staat waren, want God had gezegd: "Ik heb u het land gegeven." Nadat al die Israëlieten de kracht en de goedheid en de bevrijding van God hadden gesmaakt, gingen zij niet in tot de rust, die een beeld is van de Heilige Geest. U kunt dus duidelijk zien, dat er slechts heel weinigen zijn, die de gehele weg in het geloof zullen gaan tot het ontvangen van de Geest van God.

Nu we zover gekomen zijn, wil ik nog verder gaan en wat ik nu ga zeggen zal de oorzaak worden van enige beroering. Maar daarvoor ben ik niet aansprakelijk. Ik ben verantwoording verschuldigd aan God en aan Zijn Woord en aan de mensen tot welke God mij heeft gezonden. Ik moet getrouw zijn en zeggen al hetgeen Hij mij te zeggen geeft.

In Johannes 6:37 en 44 staat: "Al wat de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen." "Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage." Johannes 1:12–13: "Maar zovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven; die niet uit den bloede, noch uit de wil des vleses, noch uit de wil des mans, MAAR UIT GOD geboren zijn." Efeze 1:4–5: "Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor Hem in de liefde; die ons te voren verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen, door Jezus Christus, in Zichzelf, naar het welbehagen van Zijn wil." Zonder nu al te diep in te gaan op het onderwerp van de soevereiniteit van God (want daar zou alleen al een heel boek voor nodig zijn) wil ik er hier op wijzen dat volgens deze twee verzen Jezus Christus Zijn eigen bruid uitkiest op dezelfde wijze als de mannen hun bruiden in deze tijd uitkiezen. De bruid van vandaag beslist niet eenvoudigweg welke man zij neemt tot echtgenoot. O, neen. Het is de bruidegom, die zich een bepaalde vrouw als bruid kiest, en de beslissing neemt. (Johannes 15:16: "Gij hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren.") Nu werd volgens het Woord van God de bruid uitgekozen vóór de grondlegging der wereld. Deze uitverkiezing van de bruid had Hij voorgenomen in Zichzelf. Efeze 1:9. En in Romeinen 9:11 staat: "Opdat het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is, vast bleef." U kunt het niet anders lezen. Het voornemen in het hart van God, het eeuwig voornemen van God was een bruid te nemen naar Zijn EIGEN verkiezing en dat voornemen was in Hemzelf en daar dat voornemen eeuwig was, stond het besluit vast van vóór de grondlegging der wereld.

Let nu op en tracht dit te zien. Voor er ook maar een stofdeeltje van de sterren bestond, voor God God was (God is een voorwerp van verering en er was toen niemand om Hem te vereren, dus was Hij in die oertijd slechts potentieel God) en Hij slechts bekend was als de "Eeuwige Geest", was de bruid reeds in Zijn gedachten. Jazeker, zij was toen reeds in Zijn gedachten. Zij bestond in Zijn gedachten. Hoe zit het met die gedachten van God? Die zijn eeuwig, nietwaar?

Gods eeuwige gedachten! Laat ik u vragen: "Zijn Gods gedachten eeuwig?" Als u dit kunt begrijpen, zult u vele dingen begrijpen. God is zowel in Zijn wezen als in Zijn gedragingen onveranderlijk. Wij hebben dat reeds bestudeerd en bewezen. God is oneindig in Zijn bekwaamheden, daarom moet Hij, God zijnde, ook alwetend zijn. Indien Hij nu alwetend is, dan leert Hij nu niet, noch gaat Hij bij Zichzelve te rade, noch voegt Hij ooit aan Zijn kennis toe. Indien Hij aan Zijn kennis zou kunnen toevoegen, dan zou Hij niet alwetend zijn. Het beste, dat wij dan zouden kunnen zeggen, is dat Hij het eens zijn zal. Maar dat is niet Schriftuurlijk. Hij IS alwetend. Nimmer heeft hij over iets een nieuwe gedachte gehad, omdat Hij alle gedachten, die Hij heeft, reeds lang had en altijd zal blijven hebben, daar Hij het einde reeds weet van het begin, want Hij is God. GODS GEDACHTEN ZIJN DUS EEUWIG. ZIJ ZIJN WERKELIJK. Zij zijn niet zomaar als de blauwdruk, die iemand vervaardigd heeft en die op zekere dag omgezet zal worden in een tastbare vorm, maar ze zijn reeds werkelijk en eeuwig en een deel van God.

Zie eens hoe dit werkt. God had altijd al Zijn gedachten met betrekking tot Adam. Adam, als Zijn gedachten, was nog niet tot uitdrukking gekomen. Psalm 139:15–16 geeft u hierover enig idee. "Mijn gebeente was voor U niet verborgen, toen ik in het verborgene gemaakt ben, en als een borduursel gewrocht ben, in de nederste delen der aarde. Uw ogen hebben mijn ongevormde klomp gezien; en al deze dingen waren in Uw boek geschreven, de dagen als zij geformeerd zouden worden, toen nog geen van die was." Dat was, zoals ik reeds gezegd heb, niet geschreven over Adam, maar het geeft u het idee en inzicht, dat Hij er reeds aan dacht en dat die gedachte eeuwig was, en tot uitdrukking moest komen. Toen Adam uit de aarde geformeerd werd en zijn geestelijk wezen door God geschapen werd, toen werd Adam de uitdrukking van Gods gedachte en deze eeuwige gedachten werden nu geopenbaard.

Wij zouden door de eeuwen heen kunnen gaan. We vinden een man als Mozes, een Jeremia, een Johannes de Doper, en elk van deze was Gods eeuwige gedachte, die te bestemder tijd werd uitgedrukt. Dan komen we bij Jezus, de LOGOS. Hij was de volmaakte en volledig uitgedrukte GEDACHTE, Hij werd bekend als HET WOORD. Dat IS Hij en dat ZAL Hij voor eeuwig ZIJN.

Nu staat er geschreven, dat "Hij ons uitverkoren heeft IN HEM voor de grondlegging der wereld." Dat houdt in, dat wij met Hem (Jezus) reeds in Gods gedachten waren, voordat de wereld werd gegrondvest. Dat geeft een EEUWIGE kwaliteit aan de uitverkorenen. U kunt daar niet onder uit komen.

Laat ik hier nog een gedachte invoegen. Zelfs onze natuurlijke geboorte berust op verkiezing. De vrouwelijke eierstokken produceren vele, vele eieren. Maar om welke reden komt op een bepaald moment een zeker ei tevoorschijn en niet een ander? En uit het mannelijke zaad hecht zich om de een of andere onbekende reden een bepaalde kiem vast aan het ei, terwijl met de andere kiemen precies hetzelfde had kunnen gebeuren, of het zou zelfs kunnen zijn, dat deze meer kans maakten, maar toch deden ze het niet en kwamen om. Er staat een intelligentie achter dit alles; wat bepaalt anders of een baby een jongen of een meisje, blond of donker van teint is, of hij of zij donkere ogen heeft, of niet? Met deze gedachten voor ogen moet u eens denken aan Jozua en Kaleb. Heeft Jezus in Johannes 6:49 niet gezegd: "Uw vaders hebben het manna gegeten in de woestijn, en zij zijn gestorven"? Deze vaders, die gestorven waren, waren nodig als de voorvaders van het volk tot wie Jezus zou spreken. Zij waren omgekomen, nochtans waren zij in de verkiezing van God in de natuurlijke zin, zoals Jozua en Kaleb dat in geestelijke zin waren.

Maar laten wij verder gaan. Deze uitverkorenen waren niet alleen de eeuwige gedachten van God, die tot uitdrukking gebracht moesten worden in het vlees te bestemder tijd, maar zij worden ook nog met een andere naam aangeduid. Romeinen 4:16: "Daarom is zij uit het geloof, opdat zij naar genade zij; opdat de belofte vast zij al het zaad, niet alleen dat uit de wet is, maar ook dat uit het geloof van Abraham is, die een vader is van ons allen." Romeinen 9:7–13: "Noch omdat zij Abrahams zaad zijn, zijn zij allen kinderen; maar: In Izaäk zal u het zaad genoemd worden. Dat is, niet de kinderen van het vlees, die zijn kinderen Gods; maar de kinderen der beloftenis worden voor het zaad gerekend. Want dit is het woord der beloftenis: Omtrent deze tijd zal Ik komen, en Sara zal een zoon hebben. En niet alleen deze, maar ook Rebekka is daarvan een bewijs, toen zij uit een bevrucht was, namelijk Izaäk, onze vader. Want toen de kinderen nog niet geboren waren, noch iets goeds of kwaads gedaan hadden, opdat het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is, vast bleef, niet uit de werken, maar uit de Roepende; zo werd tot haar gezegd: De meerdere zal de mindere dienen. Gelijk geschreven is: Jakob heb Ik liefgehad, en Ezau heb Ik gehaat." Galaten 3:16: "Nu zo zijn de beloftenissen tot Abraham en zijn zaad gesproken. Hij zegt niet: En aan de zaden, als van velen; maar als van één: En aan uw zaad, hetwelk is Christus." Galaten 3:29: "En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen." Volgens Romeinen 4:16 kunnen we zien dat God een zekere belofte heeft gegeven aan ALLEN, die van Abrahams zaad zijn, en Paulus plaatst zichzelf en alle gelovigen onder die benaming, daar hij zegt: "Abraham, die een vader is van ons ALLEN." Hij gaat dan verder en perkt niet alleen zijn definitie in, maar voert deze tot een slotsom, want in Galaten 3 verklaart hij, dat het ZAAD (enkelvoud) Jezus is, en rekende "de kinderen naar het zaad" onder "de kinderen der belofte" en wel de belofte, die betrekking heeft op "verkiezing" of "door God verkoren zijn". En dat hebben wij nu steeds gezegd. Dezen, die van het Koninklijk zaad zijn, zijn de uitverkorenen Gods; zijn de voorbestemden, degenen, die door God van te voren gekend zijn. Zij waren in Gods gedachten. In eenvoudige bewoordingen kunnen we dus zeggen dat de ware bruid van Christus reeds in Gods gedachte was, ofschoon zij nog niet geopenbaard was, totdat ieder lid op het bepaalde en bij besluit vastgestelde tijdstip openbaar kwam. Telkens, wanneer een lid tevoorschijn kwam, werd het UITGEDRUKT en nam het zijn plaats in, in het lichaam. Deze bruid is dus de bruid van het LETTERLIJK GESPROKEN WOORDZAAD. En ofschoon zij vrouwelijk is in haar benaming, wordt zij ook "het lichaam van Christus" genoemd. Het spreekt vanzelf dat zij zo wordt genoemd want zij was in Hem voorbestemd, kwam uit dezelfde bron, was in Hem eeuwig en openbaart God nu in een lichaam dat uit vele leden bestaat, terwijl God Zich eens in ÉÉN LID had geopenbaard namelijk JEZUS CHRISTUS, ONZE HERE.

Welnu, hier komen wij tot een sluitstuk. Zoals de eeuwige Logos (God) in de Zoon geopenbaard werd en in Jezus al de volheid van de Godheid lichamelijk woonde en die Eeuwige, de Vader geopenbaard in het vlees was en daardoor de titel van Zoon ontving, zo werden ook wij van eeuwigheid aan in Zijn gedachten, op onze beurt als de vele leden van het Gesproken Woord-Zaad, geopenbaard in het vlees en deze eeuwige gedachten, die nu in het vlees geopenbaard worden zijn de zonen Gods; zo worden wij namelijk aangeduid. WIJ WERDEN NIET VAN DAT ZAAD DOOR ONZE WEDERGEBOORTE, WIJ WAREN REEDS ZAAD EN WERDEN DAAROM WEDEROMGEBOREN, WANT ALLEEN DE UITVERKORENEN KUNNEN WEDEROMGEBOREN WORDEN. Omdat wij ZAAD WAREN, konden wij opgewekt worden. In wat GEEN ZAAD is, kan niets opgewekt worden.

Houd dit goed vast, terwijl wij de volgende stap gaan doen. Verlossen betekent terugkopen. Het betekent terugbrengen naar de oorspronkelijke eigenaar. God KOCHT DE ZIJNEN TERUG door Zijn sterven, doordat Hij Zijn bloed vergoten heeft. Hij kocht de Gesproken Woordzaad bruid terug. "Mijn schapen horen naar Mijn stem (Woord) en zij volgen Mij." U bent altijd al een schaap geweest. U was geen varken of een hond en veranderde in een schaap. Dat is niet mogelijk, want ieder soort leven brengt naar zijn aard weer voort en er is geen verandering in de soort. Daar wij in de gedachten van God waren, moesten wij, nadat wij in het vlees tot leven waren gekomen, op de een of andere dag de stem van God horen (het Woord) en toen wij die stem gehoord hadden, werden wij ons ervan bewust, dat onze Vader ons riep, wij herkenden dat wij zonen Gods waren. Wij hoorden Zijn stem en riepen evenals de verloren zoon uit: "Red mij, mijn Vader. Ik keer terug tot U."

Het kan een lange tijd duren voordat een zoon Gods herkent, dat hij een zoon is. Heel wat ware Christenen hebben veel weg van dat arendsjong, dat door een hen werd uitgebroed. U weet toch dat de arend een type is van de ware gelovige. Een boer nam eens een ei, uit een arendsnest en legde dat onder een hen neer. Te gelegener tijd kwamen alle eieren uit. De kuikentjes konden al direct goed met moeder kip overweg, maar het arendsjong kon maar niet begrijpen wat al dat gekakel en gekras in die mesthoop voor voedsel te betekenen had. Hij kon zich wel redden, maar hij was danig in de war gebracht door dit alles. Maar op zekere dag bemerkte die moeder arend, die het ei had gelegd, toen zij hoog in de lucht zweefde dat arendsjong op de grond. Met geweldige snelheid schoot zij omlaag en riep hem zo hard zij kon toe, dat hij naar haar toe moest vliegen. De jonge arend had nog nooit een arend horen roepen, maar toen het die eerste kreet hoorde, kwam er iets in hem in beweging, en hij verlangde er naar, op de wieken te gaan, er naar toe. Maar hij was bang om het te proberen. Opnieuw riep de moeder hem toe op te stijgen in de wind en haar te volgen. Hij riep terug dat hij bang was. Zij riep weer terug dat hij het proberen moest. Hij sloeg met zijn vleugels, wierp zich in de lucht, en terwijl hij de roepstem van zijn moeder beantwoordde, zweefde hij weg, de blauwe lucht in. Ziet u; van het begin af aan was hij een arend. Een kort poosje deed hij zich voor als een kuiken, maar dat bevredigde hem niet. Maar toen hij de stem hoorde van die grote arend, toen kwam hij waar hij wezen moest. Indien een waar zoon Gods de roepstem van de Geest eenmaal hoort, dan realiseert hij zich door het Woord ook wie hij is en zal hij toch de GROTE ARENDPROFEET volgen en met Hem voor eeuwig gezeten zijn in de hemelse gewesten, in Christus Jezus.

NU KOMEN WE VOL TRIOMF MET HET SLUITSTUK inzake de Doop in de Heilige Geest. Galaten 4:4–7: "Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet; opdat Hij hen, die onder de wet waren, verlossen zou, en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden. En aangezien gij kinderen zijt, zo heeft God de Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader! Zo dan, gij zijt niet meer een dienstknecht, maar een zoon; en indien gij een zoon zijt, zo zijt gij ook een erfgenaam van God door Christus." Daar hebt u het. Jezus Christus kwam, stierf aan het kruis, en bracht Verlossing (d.i. bracht ons terug tot de oorspronkelijke Eigenaar doordat Hij de losprijs betaalde) en HEEFT ONS daardoor ALS ZONEN geplaatst.

Hij heeft ons geen zonen gemaakt, want wij waren het reeds, maar Hij plaatste ons als zonen; want zolang wij in de wereld, in het vlees, waren konden wij niet als Zijn zonen herkend worden. Wij werden door de duivel gevangen gehouden. Doch wij waren nochtans zonen. Luister hiernaar: "EN AANGEZIEN GIJ KINDEREN (ZONEN) ZIJT, ZO HEEFT GOD DE GEEST ZIJNS ZOONS UITGEZONDEN IN UW HARTEN, DIE ROEPT VADER, VADER." Op wie viel de Geest op de Pinksterdag? Op zonen! En te Korinthe? Op zonen, namelijk toen zij HET WOORD HOORDEN.

Wat is de Doop in de Heilige Geest? Het is de Geest, Die u doopt in het lichaam van Christus. Het is de nieuwe geboorte. Het is de Geest van God, Die binnenkomt en u vervult, nadat u zich bekeerd hebt, (nadat u Zijn Woord gehoord hebt) en gedoopt zijt geworden in water als een antwoord van een goed geweten voor God.

Wat wij zo juist hebben uiteengezet zou voor velen veel gemakkelijker te begrijpen zijn, indien allen geloofden in de leer van de eenheid van de Godheid. Want er zijn geen drie personen in de Godheid, maar ÉÉN. Wij worden dan ook NIET door de Geest des Levens wedergeboren, van Jezus, Die binnenkomt, terwijl dan daarna de Heilige Geest komt, om ons kracht te geven. Indien dat zo zou zijn, waarom geven wij de Vader dan niet de eer, door Hem geen deel te geven in onze volledige verlossing, want indien de verlossing van de Here is en er drie Heren zijn, dan moet HIJ (de Vader) toch ook wat te doen hebben. Maar wij kunnen absoluut goed zien dat Jezus heel duidelijk stelt, dat Hij, en Hij alleen, God is, en dat Hij, en Hij alleen, het is, Die bij de gelovige inwoning maakt. Johannes 14:16 zegt, dat de Vader een andere Trooster zal zenden. Maar vers 17 zegt dat Hij (Jezus) bij hen blijft en later IN hen zou zijn. In vers 18 zegt Hij: "IK KOM TOT U." In vers 23 zegt Hij tot Zijn discipelen: "Wij (de Vader en de Zoon) zullen tot hem komen." De Vader, de Zoon en de Heilige Geest komen dus allen op één moment binnen, want HET IS ÉÉN PERSOON, waaruit de Godheid bestaat. Die gebeurtenis vond plaats op de Pinksterdag. Er zijn geen twee komsten van de Geest, maar ÉÉN. De moeilijkheid is, dat de mensen de zuivere waarheid niet kennen en zij geloven wel in Jezus voor de vergeving van hun zonden, maar gaan nooit verder om de Geest te ontvangen.

Alvorens dit onderwerp te besluiten weet ik dat er nog een vraag bij u is. U zult misschien willen weten of ik geloof in de leer van de pre-existentie. Ik geloof niet in die leer der Mormonen van de pre-existentie van zielen, net zomin als ik geloof in reïncarnatie of transmigratie van zielen. Wees hier nu voorzichtig en let hierop. Het is niet de persoon, die door God eeuwig voorbestemd is, MAAR HET IS HET WOORD, OF HET ZAAD. Dat is het. Ver terug, geheel onbevattelijk voor het menselijk verstand, had de Eeuwige God, met eeuwige gedachten, gedacht en besloten: "JAKOB HEB IK LIEFGEHAD, EN EZAU HEB IK GEHAAT." Romeinen 9:13. "TOEN DE KINDEREN NOG NIET GEBOREN WAREN, NOCH IETS GOEDS OF KWAADS GEDAAN HADDEN." Romeinen 9:11. Ziet u, het was de GEDACHTE, en daarna kwam die gedachte tot uitdrukking, en God kocht Jakob terug, omdat alleen Jakob ZAAD was. Alleen Jakob had het zaad in zich. Daarom had hij eerbied voor het eerstgeboorterecht en het verbond van God. Indien u tot het ware zaad behoort, dan zult u dat Woord horen: de Geest zal u in het lichaam van Christus dopen en u vervullen en kracht schenken; u zult het Woord voor uw dag en tijdperk aanvaarden. Begrijpt u, hoe duidelijk het ware bewijs wordt, wanneer het Woord aan u wordt geopenbaard? Let erop dat Jezus het Koninklijke Zaad was. Hij verbleef in een menselijk lichaam. Toen de Geest Hem (de in het Woord Gemanifesteerde Gedachte) riep, ging Hij naar de rivier de Jordaan en werd aldaar gedoopt in water. Nadat Hij het Woord gehoorzaamd had, daalde de Heilige Geest op Hem neer en de stem sprak: "Deze is Mijn geliefde Zoon, hoort Hem." De stem zei niet: "Deze is Mijn Zoon geworden." Jezus WAS de Zoon. De Heilige Geest maakte Hem daar openbaar als zijnde die Zoon ten aanhoren van alle aanwezigen. Toen Hij zo vervuld werd (en hetzelfde patroon geldt voor Pinksteren en daarna) ging Hij heen en er ging kracht van Hem uit, terwijl Hij de volle openbaring van God en over God kreeg voor die dagen.

Nu hebben wij voortdurend gezegd dat het echte bewijs van de doop in de Heilige Geest dit is, dat de gelovige het Woord voor het tijdperk waarin hij leeft, aanvaardt. Laat ik u dit nog eens zeer duidelijk uiteenzetten.

De zeven gemeente tijdperken, zoals deze naar voren komen in Openbaring, de hoofdstukken 2 en 3, overkoepelen de Volheid der Heidenen, ofwel de gehele tijd waarin God bemoeienis heeft met de heidenen voor hun verlossing. In ieder tijdperk afzonderlijk, niet één uitgezonderd, wordt zowel bij het begin als bij het eind van de boodschap aan elk tijdperk precies hetzelfde gezegd. "En schrijf aan de engel der gemeente die te Efeze (Smyrna, Pergamus, Thyatire, Sardis, Filadelfia en Laodicéa) is..." en: "Dit zegt Hij, Die..." enzovoort enzovoort. "Die een oor heeft, laat hem (enkelvoud) horen wat de Geest tot de gemeenten zegt." (Engelse vertaling.) Let erop dat Jezus (door de Geest) in IEDER tijdperk Zich richt TOT SLECHTS ÉÉN PERSOON met betrekking tot het Woord voor dat tijdperk. Slechts ÉÉN boodschapper ontvangt voor dat tijdperk wat de Geest tot dat tijdperk te zeggen heeft, en DIE ENE BOODSCHAPPER is de boodschapper aan de ware gemeente. Hij spreekt voor God door openbaring aan de "gemeenten", zowel tot de ware als tot de valse. De boodschap wordt dus aan allen gebracht. Maar al wordt zij voor allen, die binnen het bereik van de boodschap komen, gebracht, de boodschap wordt slechts individueel door een zekere bekwaam gemaakte groep aanvaard. Ieder mens afzonderlijk, die tot de groep behoort is iemand, die bekwaam is om te horen wat de Geest zegt door de boodschapper. Zij die horen, krijgen niet hun eigen privé openbaring, noch krijgt een hele groep gezamenlijk haar openbaring. MAAR IEDER PERSOON HOORT EN AANVAARDT DATGENE WAT DE BOODSCHAPPER REEDS VAN GOD HEEFT ONTVANGEN.

Laat het u niet bevreemden, dat dit zo is, want Paulus gaf van Godswege gedreven dit als een patroon aan. Alleen Paulus bezat de volle openbaring voor zijn dagen, zoals bewezen werd toen hij tegenover de andere apostelen kwam te staan, die toegaven dat Paulus de profeet-boodschapper voor de heidenen was in die tijd. Merk op, zoals het Woord zo duidelijk naar voren laat komen, dat Paulus naar Azië wilde gaan en dat God hem dit niet toestond, want de schapen (kinderen Gods) waren in Macedonië. De Macedoniërs zouden luisteren naar hetgeen de Geest te zeggen had door Paulus, terwijl zij die in Azië waren dit niet zouden doen.

In ieder tijdperk hebben wij hetzelfde patroon. Daarom komt het licht door een of andere van God gegeven boodschapper op een bepaalde plaats en van die boodschapper verspreidt het licht zich door de bediening van anderen, die getrouw onderricht zijn. Maar natuurlijk leren allen die uitgaan niet altijd hoe noodzakelijk het is ALLEEN dat te spreken wat de boodschapper gesproken heeft. (Denk eens aan Paulus, die de mensen waarschuwde alleen dat te zeggen wat hij zei: I Korinthe 14:37, 36: "Indien iemand meent een profeet te zijn, of geestelijk, die erkenne, dat, hetgeen ik u schrijf, GEBODEN DES HEREN zijn." "Is het Woord Gods van u uitgegaan? Of is het tot u alleen gekomen?") Er wordt hier iets toegevoegd en daar iets afgedaan en weldra is de boodschap niet meer zuiver en de opwekking sterft. O, wat moeten we er zorgvuldig op toezien dat we ÉÉN stem horen, want de Geest heeft maar één stem en dat is de stem van God. Paulus waarschuwde hen, dat ze alleen dat zouden zeggen wat hij zei, en Petrus deed hetzelfde. Hij waarschuwde hen dat ZELFS HIJ (Paulus) niet één woord kon veranderen van hetgeen hij door openbaring had gegeven. O, wat is het belangrijk de stem van God te horen door middel van Zijn boodschappers en dan te zeggen, wat Hij aan de gemeenten heeft laten zeggen.

Ik hoop, dat u het nu gaat zien. Misschien kunt u nu ook begrijpen waarom ik niet steun op de fundamentalisten en de pinkstermensen. Ik moet vasthouden aan het Woord, zoals de Here het geopenbaard heeft. Nu heb ik niet alles kunnen behandelen. Daar zou een afzonderlijk boek voor nodig zijn. Maar met de hulp des Heren, zullen wij veel Bijbellezingen en bandopnamen krijgen op al deze punten en die zullen u helpen de Schrift te verstaan en het verband te zien in de gehele Schrift.

"Die een oor heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten van ieder tijdperk zegt." In ieder tijdperk klonk dezelfde oproep. Hoort wat de Geest zegt! Als u een Christen bent zult u terugkeren tot hetgeen de Geest leert, dat wil zeggen tot het Woord van dit tijdperk. Elke boodschapper aan ieder tijdperk zal dat Woord prediken. Iedere nieuwe en ware opwekking zal er zijn, omdat mensen terug zijn gekeerd tot het Woord voor hun tijdperk. De oproep is in ieder tijdperk de vermaning: "Gij zijt afgeweken van het Woord van God. Bekeer u dan, en keer terug tot het Woord." Vanaf het eerste tot het laatste boek in de Bijbel (van Genesis tot Openbaring) is er slechts één reden te noemen voor Gods onbehagen: dat men het Woord verlaat, en er bestaat maar één mogelijkheid om Zijn gunst te herkrijgen – keer terug naar het Woord.

In het tijdperk van Efeze, en ook in dit tijdperk en in elk ander tijdperk dat we nog zullen bespreken, zullen we zien dat dit waar is. In het laatste tijdperk – dat is het tijdperk waarin wij nu leven – zullen we de totale verduistering van het Woord zien, de volledige afvalligheid, die uitloopt op de grote verdrukking.

Indien u tot het ware zaad behoort, indien u waarlijk gedoopt bent in de Heilige Geest, zult u Zijn Woord hoger achten dan het voedsel dat u nodig hebt en u zult er naar smachten te leven bij IEDER WOORD dat uit Gods mond uitgaat.

Dit is mijn ernstig gebed voor ons allen. Mogen wij horen, wat de Geest ons heden te brengen heeft uit het Woord.