10 juni
Dag 162
Mannen broeders, deze Schrift moest vervuld worden, welke de Heilige Geest door de mond van David voorzegd heeft van Judas, die de leidsman geweest is van degenen, die Jezus vingen; Want hij was met ons gerekend, en had het lot van deze bediening verkregen. Deze dan heeft verworven een akker, door het loon der ongerechtigheid, en voorwaarts overgevallen zijnde, is midden opgebarsten, en al zijn ingewanden zijn uitgestort. En het is bekend geworden allen, die te Jeruzalem wonen, alzo dat die akker in hun eigen taal genoemd wordt Akeldama, dat is, een akker des bloeds. Want er staat geschreven in het boek der Psalmen; Zijn woonstede worde woest, en er zij niemand die daarin wone. En: Een ander neme zijn opzienersambt. Het is dan nodig, dat van de mannen, die met ons omgegaan hebben al de tijd, waarin de Heere Jezus onder ons in gegaan en uitgegaan is, Beginnende van de doop van Johannes, tot de dag toe, waarin Hij van ons opgenomen is, een die met ons getuige worde van Zijn opstanding. En zij stelden er twee, Jozef, genaamd Barsabas, die toegenaamd was Justus, en Matthias. En zij baden en zeiden: Gij Heere! Gij Kenner der harten van allen, wijs van deze twee een aan, die Gij uitverkoren hebt; Om te ontvangen het lot van deze bediening en van het apostelschap, waarvan Judas afgeweken is, dat hij heenging in zijn eigen plaats. En zij wierpen hun loten; en het lot viel op Matthias, en hij werd met algemene toestemming tot de elf apostelen gekozen.
Toen Judas viel door overtreding (door de liefde voor het geld en de trots om iets te zijn in het leven), verviel hij van de genade, en ging naar zijn plaats. En de discipelen zeiden: “Er moeten er twaalf zijn!” En de gemeente met al haar waardigheid, om u te tonen wat de gemeente is, met al haar waardigheid, en al haar kracht, komt nog steeds, op zijn gunstigst, miljoenen mijlen tekort. Ze zeiden: “Wij zullen uit moeten zien naar één onder ons, die zijn plaats zal innemen.” En zij kozen, door het lot te werpen, Matthias. Toen zij hem kozen, en hem bij de twaalf haalden (bij de elf, wat twaalf maakte), deed hij niet één ding. Dat is de enige keer dat hij ooit werd genoemd in de Schriften. Dat was de gemeente die haar keuze maakte.
Nu zij dachten: “Hij is een heer.” Ongetwijfeld. “Hij is een wonderbaar iemand. Hij is een geleerde. Hij is knap. Hij is bestudeerd. Hij is een wonderbaar persoon. Hij zou de plaats van Judas in moeten nemen en één van ons zijn.” Maar weet u, God maakt soms (naar onze mening) erg dwaze keuzen.
Nu, God zag een kleine haakneuzige Jood, zo vol opvliegendheid als maar mogelijk was, met z’n mond vertrokken: “Ik zal heengaan en elk van hen arresteren. En ik zal ze in de gevangenis gooien. En ik zal dit doen.” Dat was Gods keuze. De overigen namen een geleerde, een diplomaat. Dat is de keuze van de gemeente.
Ziet u, u weet niet wie dat is die naar voren komt naar het altaar. U weet niet wie dat is tegen wie u getuigt in de gevangenis of waar het ook is. Hij mag eruit zien als een bokser, met oren gebroken, de ogen open gehaald, maar u weet niet wie dat is. U werpt gewoon uw lot, dat is alles; geeft hem het Woord. God maakt de keuze.
En God koos deze opvliegende Jood, of koos hem liever gezegd, op z’n weg erheen. “Ik zal heengaan en hen grijpen. Ik zal ze tonen wat ik kan doen”, en God sloeg hem gewoon neer. God zei: “Dat is mijn keuze, die daar.” Zou dat niet dwaas zijn voor de gemeente? “Wel, hij vervolgt de gemeente. Hij is een vleselijk mens.” Maar God wist wat er aan de binnenzijde van de man was.
Aanhaling genomen uit de prediking: