14 november
Dag 319
Te Gibeon verscheen de HEERE aan Salomo in een droom des nachts en God zeide: Begeer wat Ik u geven zal. En Salomo zeide: Gij hebt aan Uw knecht David, mijn vader, grote weldadigheid gedaan, zoals hij voor Uw aangezicht gewandeld heeft, in waarheid, en in gerechtigheid, en in oprechtheid des harten met U; en Gij hebt hem deze grote weldadigheid gehouden, dat Gij hem gegeven hebt een zoon, zittende op zijn troon, als op deze dag. Nu dan, HEERE, mijn God! Gij hebt Uw knecht koning gemaakt in de plaats van mijn vader David; en ik ben een klein jongeling, ik weet niet uit te gaan noch in te gaan. En Uw knecht is in het midden van Uw volk, dat Gij verkoren hebt, een groot volk, dat niet kan geteld noch gerekend worden, vanwege de menigte. Geef dan Uw knecht een verstandig hart, om Uw volk te richten, verstandig onderscheidende tussen goed en kwaad; want wie zou dit Uw zwaar volk kunnen richten?
Gedurende ieder tijdperk heeft God ergens iemand gehad waar Hij zijn handen op kon leggen om door deze persoon heen te kunnen werken. Nimmer is Hij zonder een getuige geweest sinds de wereld begon. In elk tijdperk had Hij getuigen.
En terug in de tijd waar we nu naar zullen kijken, was het het grote gouden tijdperk van Israël; God had een man begiftigd genaamd Salomo. Overal ter wereld waar de Bijbel wordt gelezen, wordt hij beschouwd als een man met wijsheid. Hij had tot God gebeden om hem wijsheid te geven om het volk te leiden.
En wanneer een gave aan de gemeente wordt gegeven en de gemeente weigert naar die gave te luisteren, dan wordt die gave zonder effect. Maar wanneer de gave aan de gemeente wordt gegeven en de gemeente ontvangt het, dan is dat een gouden tijdperk voor die kerk.
Israël leefde in haar gouden tijdperk onder Salomo. Geheel Israël verheerlijkte God vanwege deze geweldige gave. Het werkte perfect. En ze konden aan de resultaten zien, dat het niet iets was wat zogenaamd was. Het was een echte gave van God.
Verder ging het nieuws, via de voorbijgangers die door het land trokken; als zij zouden horen van deze grote gave van God, zouden zij het aan anderen vertellen. Op die manier wordt het goede nieuws verspreid: de een vertelt het aan de ander.
Toen was daar ver weg, in de uiterste delen van de toen bekende wereld, een kleine koningin, misschien een kleine heidense koningin, genaamd de koningin van Sheba. In haar grote koninkrijk zouden mensen voorbijkomen en vertellen dat ze door Israël waren gekomen, en ze zeiden: “U zou die geweldige gave moeten zien die God aan Israël heeft geschonken.”
Weet u, geloof komt door horen, erover spreken. Wij spreken niet genoeg over de goede dingen van God. Vanavond is de gemeente van de levende God teveel bezig met praten over televisieprogramma’s en allerlei soorten balspelen of iets dergelijks. U behoort te getuigen over de kracht van de opstanding van Jezus Christus, en laat uw hele leven daarin betrokken zijn.
Aanhaling genomen uit de prediking:
- Koningin van het Zuiden 14 juni 1957