1 april
Dag 92
Als nu de boden van Johannes weggegaan waren, begon Hij tot de scharen van Johannes te zeggen: Wat zijt gij uitgegaan in de woestijn te aanschouwen? Een riet, dat door de wind heen en weer bewogen wordt? Maar wat zijt gij uitgegaan te zien? Een mens, met zachte klederen bekleed? Ziet, die in heerlijke kleding en wellust zijn, die zijn in de koninklijke hoven. Maar wat zijt gij uitgegaan te zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, ook veel meer dan een profeet. Deze is het, van wie geschreven is: Ziet, Ik zend Mijn engel voor uw aangezicht, die Uw weg voor U heen bereiden zal. Want Ik zeg u: Onder die van vrouwen geboren zijn, is niemand meerder profeet, dan Johannes de Doper; maar de minste in het Koninkrijk Gods is meerder dan hij.
Nu, veel mensen hebben de verkeerde voorstelling van Christus. Sommige mensen denken dat Christus een zwakkeling was. Christus was de grootste van alle mensen. Hij was de voorbeeld Mens. Niet alleen was Hij Mens, maar Hij was God-mens. Hij was God met ons, Immanuël. Hij was de nederigste onder de mensen. Maar je kunt te nederig zijn. Je kunt zo nederig worden dat de duivel een speelpop van je maakt. Hij was zo nederig dat Hij de voeten van de discipelen waste. Hij was vergevingsgezind genoeg om te bidden voor degenen die de spijkers in Zijn handen dreven. Maar Hij was man genoeg om touwen aan elkaar te knopen om de geldwisselaars uit het huis te slaan.
Ja, Johannes was man genoeg om zachtmoedig en nederig te zijn. Hij was man genoeg om op de oevers van de Jordaan te staan. Hij had geen grote synagoge of een plaats nodig om te prediken. Hij was nederig. Hij nam de heldere blauwe lucht. Hij was nederig genoeg om geen beroep op de mensen te willen doen dat ze geld opbrachten om hem hun herder van de gemeente te laten zijn. Hij leefde van sprinkhanen en wilde honing; sprinkhanen, in dat land had je die. Het zijn hele grote lange sprinkhanen: je kunt ze in het zuur leggen, ze roken en op iedere andere manier kun je ze eten. Daar leefde hij op. En zijn kleding was een stuk schapenvacht dat om hem heen geslagen was.
Jezus zei: “Wat bent u gaan zien? Een persoon die zal toegeven aan de Farizeeërs, een riet door elke wind bewogen? Meegaan met de Sadduceeërs als ze eraan komen? De ene dag is hij dit en de andere dag is hij dat?” Zei: “Zoiets dergelijks bent u niet gaan zien.” Zei: “Bent u uitgegaan om iemand te zien die fijn is gekleed? Nee. Een intellectueel? Nee. Wat bent u gaan zien?”
Hij zei: “Ga Johannes vertellen wat hier gebeurt. De lammen lopen, de blinden zien, de doven horen, de doden worden opgewekt en aan de armen wordt het Evangelie gepredikt. Zalig is hij die geen aanstoot aan Mij neemt.” Oh. Dat was het teken van de Messias. Dat was het teken dat hem werd getoond.
Dat is het teken van de ware heilige kerk van vandaag, hoezeer ze ook vallen, nog steeds is het een teken van de roeping van Jezus Christus: mannen en vrouwen die staan voor het onbevlekte Evangelie van redding van de ziel voor de armen, voor de behoeftigen. Niet die aristocratische groep die zo gekleed zitten in hun kerken dat een arm mens zich opgelaten voelt, maar een nederige groep mensen. Daar wordt het Evangelie gepredikt. De zieken worden gezond; zij bidden voor de zieken. God bevestigt hun bediening met tekenen en wonderen. Daar wordt het Evangelie gepredikt aan de armen. Ga Johannes deze dingen vertellen.
Aanhaling genomen uit de prediking:
- Wat bent u gaan zien? 1 oktober 1959