29 april
Dag 120
En waarom hebt Gij mij uit de baarmoeder voortgebracht? Och, dat ik de geest gegeven had, en geen oog mij gezien had! Ik zou zijn, alsof ik niet geweest ware; van moeders buik zou ik tot het graf gebracht zijn geweest.
Er was eens een man genaamd Job, een van de oudste profeten in de Bijbel. Hij was een groot man. Hij had de Here lief. En hij deed alles naar zijn beste weten. En Satan wenste hem te ziften. En God zei tegen hem: “Waar ben je geweest, Satan?”
“O, ik heb de aarde zo hier en daar doorkruist.”
Zei: “Heb je acht geslagen op Mijn dienstknecht Job? Er is op aarde niemand zoals hij. Hij is een volmaakt man.” “O,” zei hij, “zeker. U geeft hem alles, doet alles voor hem. En hij is beslist een groot man. Maar laat mij hem eens een keer hebben. Ik zal de muziek veranderen. Ik zal maken dat hij U in Uw aangezicht vervloekt.”
Hij zei: “Dat kun je niet.” Dat is Zijn vertrouwen in een gelovige. Waarom? Hij is oneindig; Hij is eeuwig. Hij kent het einde vanaf het begin. Hij wist dat Satan dit niet kon doen, want Hij is het Woord. Hij wist wat Job zou doen. Hij liet de builen bij hem uitbreken, doodde zijn kinderen, nam alles van hem af wat hij had; zijn gezondheid was weg. Zelfs toen zijn vertroosters kwamen, konden ze niets anders doen dan hem ervan beschuldigen dat hij een geheime zondaar was. En de oude Job kwam in zo’n toestand terecht dat hij helemaal wanhopig werd. (U moet eerst in wanhoop raken. U moet tot een tijd komen dat u aan het einde van de weg bent gekomen.) Job was aan het einde van de weg gekomen toen hij zei: “Vervloekt is de dag dat ik werd geboren. Mag de zon zelfs niet schijnen en de maan niet schijnen bij nacht. Dat mijn naam nimmer worde genoemd!” En in die wanhoop kwam Jezus voorbij. Hij keek omlaag en zei: “Ik zie een bloem sterven. In het voorjaar komt ze weer op. Als een boom omwaait en water ruikt, herrijst hij weer.” Hij zag dat heel het botanische leven weer opnieuw tot leven kwam. Maar hij zei: “Wanneer een mens sterft, geeft hij de geest. Waar is hij?” (Hij wist dat hij een oude man was.) Hij zei: “Zijn zonen komen om hem te bewenen en hij bemerkt het niet. Och, of Gij mij in het graf wildet verbergen en bewaren op een geheime plaats totdat Uw wraak voorbij is. Stel een tijd voor mij vast, sta mij een bepaalde tijd toe.” En zo ging hij door met spreken.
Hij was aan het einde van zijn wanhoop. Wat zou er gebeuren? De bladeren leven, of komen aan de bomen terug. De bloemen komen weer terug. Elk ding komt op. Maar een man sterft en geeft de geest. Hij was in wanhoop. Hij wist niet wat er met hem zou gebeuren, terwijl hij op zo’n leeftijd was.
Toen hij zich daar bevond, kwam Jezus voorbij. God liet hem met zijn hoofd omhoog kijken naar de lucht en hij zag Jezus komen in de laatste dagen.
In dat donkerste uur toen zijn vrouw zei: “Vloek God en sterf,” zei hij toch: “Vrouw, gij spreekt als een dwaze vrouw. De Here heeft gegeven en de Here heeft genomen. Geprezen zij de Naam des Heren.” Zelfs zijn vrouw verstootte hem, zijn kerk verstootte hem, iedereen verstootte hem.
In dat donkere uur waarin hij niet wist hoe hij vandaar verder moest gaan, kwam Jezus voorbij. Toen schreeuwde hij het uit: “Ik weet dat mijn Verlosser leeft, en in het laatst der dagen zal Hij op de aarde staan. En ofschoon de huidwormen dit lichaam zullen vernietigen, toch zal ik in mijn vlees God aanschouwen, die ik zal zien.” In zijn donkerste uur kwam Jezus voorbij.
Aanhaling genomen uit de prediking: