14 mei
Dag 135
Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik aan David een rechtvaardige Spruit zal verwekken; Die zal Koning zijnde regeren, en voorspoedig zijn, en recht en gerechtigheid doen op de aarde. In Zijn dagen zal Juda verlost worden, en Israël zeker wonen; en dit zal Zijn naam zijn, waarmee men Hem zal noemen:
De HEERE: ONZE GERECHTIGHEID.
Hoevelen hebben wel eens gehoord van Paul Rader? Hij schreef mijn themalied: “Geloven alleen.” Hoe weinig besefte hij dat die kleine jongen die aan zijn voeten zat, dit lied over de hele wereld zou meenemen. Het heeft mij ingeleid in ik weet niet hoeveel talen, honderden talen rondom de wereld, als themalied.
Toen Paul in Californië stervende was, hadden ze de gordijnen neer gelaten en ze hadden daar een klein kwartet van het Moody Bijbelinstituut dat koren zong. Ze zongen: “Nader, mijn God, tot U.” En iedereen die Paul kende, weet dat hij gevoel voor humor had. En hij keek op en hij zei: “Wie sterft er, jullie of ik?” Hij zei: “Haal die gordijnen weg en zing een paar frisse Evangelieliederen voor mij.” En ze begonnen “Daar aan het kruis waar mijn Redder stierf” te zingen. Hij zei: “Dat klinkt beter.”
En toen zei hij: “Waar is Luuk?” Luuk was zijn broer. Luuk en Paul hoorden bij elkaar en werkten met elkaar zoals mijn zoon en ik. Ze waren broeders en maatjes. Hij zei: “Waar is Luuk?” Luuk zat in de kamer ernaast. Hij kon het niet verdragen zijn broer te zien sterven. Daarom zei hij: “Zeg tegen Luuk dat hij hierheen moet komen.” En Luuk kwam binnen. Hij pakte de hand van Luuk vast en hij zei: “Luuk, we zijn een lange tijd samen geweest en door veel harde strijd gegaan. Maar bedenk eens, Luuk: binnen vijf minuten vanaf nu, zal ik in de tegenwoordigheid van Jezus Christus staan, gekleed in Zijn gerechtigheid.”
Laat me op die manier gaan. Laat mijn einde zo zijn. Ik heb ze vast gehouden terwijl ze schreeuwden en duivels van zich af vochten, enzovoort. Ik heb mensen in allerlei condities zien gaan. Laat mij gaan als een Christen. Laat mij tot de laatste hartslag komen in de wetenschap dat wanneer ik ginds die grote donkere kamer betreed, genaamd dood, dat ik er niet zal binnengaan als een lafaard. Ik wil, als ik weet dat het mijn einde is, dan wil ik mijzelf wikkelen in de mantel van Zijn gerechtigheid, de dood betreden in de wetenschap dat ik Hem ken in de kracht van Zijn opstanding, dat wanneer Hij mij roept, ik tevoorschijn zal komen van tussen de doden; een dezer dagen.
Aanhaling genomen uit de prediking:
- Koningin van Scheba 25 januari 1958