26 mei
Dag 147
En er waren sommige Grieken uit degenen, die opgekomen waren, opdat zij op het feest zouden aanbidden; Dezen dan gingen tot Filippus, die van Bethsaida in Galilea was, en baden hem, zeggende: Heere, wij wilden Jezus wel zien.
Nu, het hartsverlangen van deze Grieken die naar Filippus kwamen, was om Jezus te zien. Hoevelen hebben vanavond datzelfde verlangen? Iedereen. Wij willen Hem allemaal zien. Dat is de roep van het menselijke hart: Heren, wij zouden Jezus willen zien. Nu, dat is wat wij vanavond willen doen.
Laten we een ogenblik nadenken. Laten we even bij onze eigen superdenkbeelden vandaan gaan. En als Hij zo werkelijk is, zoals Christenen beweren dat Hij is, waarom kunnen wij Hem dan niet zien? We zeggen dat Hij niet dood is, maar dat Hij leeft. Hij zei dat Hij bij ons zou zijn en dat iedere generatie Hem zou zien, tot het einde der wereld. Nu, Jezus beloofde dat; Hij zei: “Een korte wijl zullen de ongelovigen Mij niet meer zien. Maar u zult Mij zien, want Ik zal met u zijn tot het einde der wereld.” Dan werd iedere generatie beloofd dat ze Hem zouden zien. Laten we vanavond naar Hem uitzien. Ik wil Hem zien.
Ik herinner me een keer dat ik naar mijn kleine hut was gegaan. ’t Was koud, ik probeerde een vuurtje te maken, en oh, het wou niet branden. En ik deed de radio aan en een zuster zong: “Ik wil Jezus zien.” Ik zat daar op de vloer en begon te huilen. Ik hief mijn beide handen omhoog en ik zei: “Ja, Here, ik wil U zien.” En u wilt Hem zien. En als Hij zo werkelijk is, waarom kunnen we Hem dan niet zien?
Als u vanavond naar Hem uitziet, naar welk type persoon zou u uitzien? Zou u uitzien naar een man met een lang wit kleed aan, anders gekleed dan andere mannen? Jezus niet; Hij kleedde Zich precies zoals andere mannen. Als Hij hier vanavond in een lichaam van vlees zou zijn, dan zou Hij een pak dragen zoals wij hebben. En we zouden niet hoeven uit te zien naar een zeer goed geklede heer, en ik kan me niet voorstellen dat Hij er zou uitzien als iemand die door een ringetje te halen is.
We zouden niet naar die geweldig grote kathedralen hoeven te gaan om Hem te vinden, want toen Hij hier was, wilden ze Hem niet ontvangen. En dat zouden ze vanavond ook niet doen. Zou u naar een man gaan omdat hij een geweldig krachtige stem had? Nee. Zou u uitzien naar iemand die een zeer indrukwekkende opleiding had genoten, zoveel opleiding dat hij voortdurend in tongen sprak? Zodat gewone mensen hem niet konden verstaan? Jezus niet. Hij sprak als het gewone volk. Waar zou u Hem dus vinden? U zou Hem onder het gewone volk moeten zoeken. Hij zou een gewone Man zijn.
Wat zou Hij aan het doen zijn? Opscheppen over Zijn opleiding? Opscheppen over Zijn samenwerking met kerken? Nee. Zou Hij opscheppen omdat Hij een Genezer was? Nee, Hij zou zeggen: “Ik ben het niet, het is de Vader in Mij; Hij doet de werken. Indien gij kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk.” Als Hij over het gehoor keek en de mensen zag lijden, dan zou Hij zeggen – als ze geloof hadden – “Dochter”, of “Kind, uw geloof heeft u behouden van deze of die ziekte.” Als de Vader Hem dan iets zou vertellen, dan zou Hij het tegen het gehoor zeggen. Dat is het soort Jezus waar we naar uitzien.
Aanhaling genomen uit de prediking:
- Heren, wij zouden Jezus willen zien 28 augustus 1965