16 januari
Dag 16
En de wolf zal met het lam verkeren, en de luipaard bij den geitenbok neerliggen; en het kalf, en de jonge leeuw, en het mestvee tezamen, en een klein jongske zal ze drijven. De koe en de berin zullen tezamen weiden, haar jongen zullen tezamen neerliggen, en de leeuw zal stro eten, gelijk de os. En een zuigeling zal zich vermaken over het hol van een adder; en een gespeend kind zal zijn hand uitsteken in de kuil van de basilisk. Men zal nergens leed doen noch verderven op de ganse berg Mijner heiligheid; want de aarde zal vol van kennis des HEEREN zijn, gelijk de wateren de bodem der zee bedekken.
Denk u die stad eens in, vrienden. Oh! Wat doen we hier toch in deze hete zaal? Waarom doen we deze dingen? Waarom rijden we zo ver? Waarom zwoegen we zo? Het is elke centimeter van de weg waard.
O, de zware inspanningen op de weg zullen niets schijnen,
Wanneer ik aan het einde van de weg kom.
Dat is waar. En oh, wat een tijd zal dat zijn.
En daar zal Jezus op de troon zitten. En van onderuit de troon zal de rivier des levens stromen en van deze vier muren neersijpelen in kleine spleten en in kleine zijtakken en een rivier gaan vormen naar beneden door de stad. Het zal zo rechtstreeks door de straten lopen en aan iedere kant staan de bomen des levens die zullen dragen - of die elke dertig dagen hun vrucht zullen veranderen! O, wat een stad!
En herinner u. God, de Schepper, die de hemelen en aarde geschapen heeft is nu in de heerlijkheid die Stad aan het klaarmaken. Abraham zag ernaar uit. Hij verliet zijn thuis; scheidde zich af van alles wat hem dierbaar was en keek ernaar uit... Waarom? Hij was een profeet. En daar hij een profeet was, was hij verbonden met de Geest en een déél van de Geest. En iets binnenin hem vertelde hem: “Er is een stad”, en hij begon ernaar uit te zien. Hij zei: “Ik ben een pelgrim, een vreemdeling en ik zie uit naar een stad wiens Bouwer en Maker God is.” Hij wist dat die stad ergens was. O, wonderbaar! En ik geloof dat precies in de streek waar hij ernaar uitzag, precies daar in Palestina, dat het daar is waar het zal worden opgericht, want het is op de berg Sion. Dáár zal ze zijn.
Kijk waar ze zich uit zal strekken tot de zee, van zee tot zee. Denk aan die stad van vijftienhonderd mijl daar op de berg des Heren. O, dat zou heerlijk zijn!
En de leeuw en het lam zullen samen neerliggen. De leeuw zal stro eten als de jonge os. En de beer zal mak zijn en de wolf zal tam zijn. Wat een tijd zal dat zijn! Niets zal kwetsen of vernietigen, alles zal in vrede en liefde zijn. Daar zal geen ouderdom meer zijn; daar zal geen ziekte meer zijn, geen sterven meer.
Mensen, dit is niet een of ander Sinterklaasverhaal, een of ander mythisch iets, het staat geschreven in het Woord. En nooit heeft het Woord gefaald. En te bedenken dat dezelfde belofte van... niet destijds in de Bijbelse dagen, maar in deze dag, heden, niet één jota heeft er ooit van Zijn Woord gefaald. O, ik ben bestemd voor die stad. Ik heb het lief, u niet?
Aanhaling genomen uit de prediking: