17 januari
Dag 17
En 0p diezelfde dag zult gij zeggen: Ik dank U, HEERE! dat Gij toornig op mij geweest zijt, maar Uw toorn is afgekeerd, en Gij troost mij. Ziet, God is mijn Heil, ik zal vertrouwen en niet vrezen; want de Heere HEERE is mijn Sterkte en mijn Psalm, en Hij is mij tot Heil geworden. En gij zult water scheppen met vreugde uit de fonteinen des heils.
Daar ik de vijftig gepasseerd ben, zou ik op een morgen wakker kunnen worden... U weet hoe het is, u kunt nauwelijks die ene voet dat bed uit krijgen. O, u kunt het nauwelijks klaarspelen, en dan klopt er iemand op de deur of Billy vertelt me dat er ergens een noodgeval is en ik moet erheen, en ik denk: “Hoe kan ik gaan?” Ik probeer een voet buiten het bed te krijgen; Ik denk: “Gij zijt de Bron gevuld met mijn kracht!” Amen! “Mijn kracht en hulp komen van de Here. Gij zijt mijn artesische Bron. Gij zijt mijn jeugd.” “Zij die wachten op de Here, zullen hun kracht vernieuwen; ze zullen opstijgen met vleugels als van een adelaar. Ze lopen en ze zullen niet moede worden; ze zullen wandelen en niet mat worden.” “Here God, het is mijn plicht om te gaan. Ik word geroepen naar de plaats van mijn plicht”, en dan, weet u, begint er iets op te borrelen binnenin mij.
Onlangs hield ik in een kleine plaats een samenkomst, in Topeka, Kansas. Er was daar een jongen, een jonge prediker, een van mijn eerste sponsors... Broeder Roy, die hier zit, herinnert zich het gebouw. In dit grote gebouw kwam deze prediker onder een dak of een muur terecht en hij werd daar onder verpletterd. En de kleine kerel zou gaan sterven. Zijn lever was opengescheurd; zijn milt was van zijn plaats gerukt; er vielen tonnen op hem.
Ik zat aan het ontbijt met mijn vrouw te praten. Ik zei: “Vrouw, weet je, als Jezus hier was... weet je wat Hij zou doen?” Ik zei: “Toen hij voor mij borg stond -- ik geloof dat Woord -- stond hij borg voor Christus.” Ik zei: “Dit is een streek van de duivel.” Ik zei: “Als Jezus hier was, zou Hij erheen gaan om Zijn heilige handen op hem te leggen. Die jongen zou gezond worden. Het kan me niet schelen of zijn lever gescheurd is. Hij zou gezond worden, omdat Jezus naar binnen zou wandelen, precies wetend wie Hij was. Hij kende Zijn roeping, de Schriften waren juist, in Hem bewijzend dat Hij wist wie Hij was zonder een zweem van twijfel. Hij zou Zijn handen op hem leggen en zeggen: ‘Zoon, wees genezen’, en weer naar buiten lopen.” En ik zei: “Dan zijn er niet genoeg duivels in de hel om die jongen te doden.” Ik zei: “Hij zou gezond zijn. Maar, zie je, lieveling, Hij was Jezus, de heilige handen van God.” Ik zei: “Ik ben een zondaar; ik werd door seksualiteit geboren. Mijn vader en moeder waren beiden zondaars. Ik ben tot niets goeds in staat.” En ik zei: “Maar weet je wat? Als de Here mij een visioen zou geven en me daarheen zou zenden, dan zou het anders zijn.” Ik zei: “Ik zou erheen gaan, mijn handen op hem leggen en hij zou dat bed uitkomen, als Hij mij een visioen zou geven.”
Toen begon ik te denken: “Per slot van rekening, als er een visioen was, wat betekent het? Het zouden dezelfde vuile handen op hem zijn, dezelfde man die voor hem bad met dezelfde smerige handen.” Toen begon ik te denken: “Ik ben Zijn vertegenwoordiger. Dan ziet God mij niet. Dat bloed van die Rechtvaardige ligt daar op het altaar; het bemiddelt voor mij. Hij is mijn algenoegzaam deel, Hij is mijn gebed, Hij is mijn leven.” Ik zei: “Het enige wat zou maken dat ik hem mijn handen zou opleggen is geloof, omdat ik geloof heb in het visioen, maar zonder visioen zou hetzelfde geloof hetzelfde doen! Dus ik kan mijzelf niets achten, maar Hem mijn Al in al achten. Hij is mijn Leven; Hij is mijn Opdrachtgever. Geen denominatie zond mij; Hij zond mij. Halleluja! Ik ga in Zijn Naam. Ik ga hem nu de handen opleggen.” Ik ging heen en legde de jongen de handen op, en die avond was hij in de samenkomst; kerngezond.
Aanhaling genomen uit de prediking: