17 juni
Dag 169
HEERE, wie zal verkeren in Uw tent? Wie zal wonen op de berg Uwer heiligheid? Die oprecht wandelt, en gerechtigheid werkt, en die met zijn hart de waarheid spreekt; Die met zijn tong niet achterklapt, zijn metgezellen geen kwaad doet, en geen smaadrede opneemt tegen zijn naaste; In wiens ogen de verworpene veracht is, maar hij eert degenen, die de HEERE vrezen; heeft hij gezworen tot zijn schade, evenwel verandert hij niet; Die zijn geld niet geeft op woeker, en geen geschenk neemt tegen de onschuldige. Die deze dingen doet, zal niet wankelen in eeuwigheid.
Kunt u zich voorstellen hoe de wijzen naar Jezus kwamen om Hem te zien? Ik zal even een klein drama voor u schetsen. Ze zeggen drie wijze mannen. We zullen ook zeggen dat het er drie waren. We zullen ze Jim, John en George noemen. En ze komen om Jezus te zien. En ik kan zien hoe ze zich allemaal gereed maken. We zullen deze man nemen, Jim. Hij is nogal iemand. Hij rent naar zijn vrouw toe en zegt: “Vrouw, weet je wat? Ik zag de ster, dus ik moet gaan.” Hij gaat meteen weg om in te pakken.
Dat is vandaag met de mensen aan de hand. Ze proberen in te pakken om een Christen te worden. Als er iets is wat u nodig hebt om een Christen te zijn dan is het wel uitpakken. U hebt te veel dingen aan u hangen.
Een van hen zegt: “Nu, moeder, weet je, ik kan niet gaan tenzij ik mijn kaarttafeltje meeneem,” dus hij hangt dat aan de kameel. “Want, weet je, mijn kameraden zullen het niet waarderen als ik mee ga en mijn kaarttafeltje niet bij me heb.”
Al die andere kleine oude dingen die u vasthouden. U hebt een doosje met zelfzucht; dat moet ook opgehangen worden. U moet een beetje kletsen, een beetje roddelen, een beetje van dit en dat aan de kameel hangen. En het eerste wat gebeurt, weet u, hij springt schrijlings op de oude kameel en zegt: “Kom op. Laten we gaan.” De oude kameel kan zich nauwelijks bewegen. Hij wordt zo zwaar belast dat hij bijna door zijn poten zakt. En u schopt altijd tegen en klaagt over de kerk waar u naar toe gaat; misschien komt het omdat u haar zo vol geladen hebt dat ze niet kan bewegen. Dat is er aan de hand. Wat u nodig hebt is afladen, afwassen, schoon maken en in orde komen. Amen.
“Wat is er met mij aan de hand?” Merk op. Dat is wat het is. Ik kan de anderen zien gaan, voortgaan. En het eerst volgende was dat hij afstapte en opnieuw naar de ster keek. En toen, als eerste begon hij de tafels naar één kant te gooien en de pakketten naar de andere kant. Zijn vrouw vroeg: “Waar ga je heen, John?”
Zei: “Ik leg iedere last terzijde die mij zo gemakkelijk omringt. Ik moet deze loopbaan volbrengen in lijdzaamheid. Want eng is de poort en smal is de weg, en maar weinigen zullen die vinden.” Er is slechts ruimte voor u en Jezus. Niemand anders kan er nog bij. Ik kan haar horen zeggen: “Wel, kijk, je vergeet je kompas.”
“Ik heb geen kompas nodig.”
“Je vergeet je seminariediploma. Je vergeet je kandidaatsdiploma en al die andere dingen waar je aan hangt.”
Hij zei: “Luister. Ik heb helemaal geen kompas nodig.”
“Hoe ga je dan?”
Hij wees naar boven naar de ster en zei: “Ik ga op Gods toebereide weg. God voorzag in een ster voor mij om te volgen, die zal mij naar Christus brengen.”
Aanhaling genomen uit de prediking:
- Eeuwig leven 31 december 1954