3 juli
Dag 185
Ik zal U verhogen, HEERE, want Gij hebt mij opgetrokken, en mijn vijanden over mij niet verblijd. HEERE, mijn God! ik heb tot U geroepen, en Gij hebt mij genezen. HEERE! Gij hebt mijn ziel uit het graf opgevoerd; Gij hebt mij bij het leven behouden, dat ik in de kuil niet ben neergedaald.
Nu, als u een Christen wordt, komt u en belijdt dat Jezus uw Redder is. Gelooft u dat? Als u naar buiten gaat zullen uw kritische vrienden zeggen: “Ik zie geen verandering bij je.” Maar u gelooft dat die er is. Dan gaat u handelen alsof het daar is. Dan weet iedereen na een poosje dat het er is.
Kijk, Jezus is de Hogepriester van onze belijdenis. Hij kan niets voor u doen tenzij u het eerst aanvaardt en belijdt dat het reeds is volbracht. En Hij zal maken dat uw lichaam, uw natuur, onderworpen worden aan Zijn Woord. Begrijpt u het nu? U moet handelen alsof het reeds is gedaan.
Ik herinner mij toen ik zo ziek was, dat de beste doktoren die ik kende, zeiden dat ik niet kon leven. Ik had maagzweren die waren open gebroken. En ze zeiden dat één mondvol vast voedsel zou veroorzaken dat ik acute indigestie zou krijgen en binnen een paar ogenblikken zou overlijden. Ik was de Bijbel aan het lezen. Hij zei: “Als u enig ding vraagt, geloof dat u het zult ontvangen.”
Ik ging naar buiten om de mensen te vertellen dat ik genezen was. Als ik mijn voedsel doorslikte, probeerde het weer naar boven te komen. Ik zei: “O nee,” hield mijn hand over mijn mond en slikte het weer door. God had het beloofd.
Ik zou op straat lopen. Ze zouden zeggen: “Hallo, broeder Branham, hoe voel je je?”
Ik zei: “De Here heeft me genezen. Prijs de Here.”
Hier kwam een grote mondvol omhoog; ik slikte het terug. Ik zei: “Satan, als je me niet wilt horen getuigen, kun je maar beter weggaan, want ik geloof dat Jezus de waarheid heeft verteld. Als je dus wilt blijven rondhangen, zul je me zeker horen getuigen van Zijn genezende kracht.”
Het eerste wat er gebeurde, weet u, was dat alles weg was. En toen ik naar de dokter ging voor onderzoek zei hij: “Wel, ben je van dokter veranderd?”
Ik zei: “Ja, meneer.”
Hij zei: “Waar ga je nu naar toe?”
Ik zei: “Dokter Jezus.”
Hij krabde op zijn hoofd; hij zei: “Ik geloof niet dat ik ooit over Hem heb gehoord.” Zei: “Waar is Zijn kantoor?”
Ik zei: “In glorie.” Daar is Zijn kantoor, maar Zijn kracht is hier.
Aanhaling genomen uit de prediking:
- Levensgeschiedenis 25 juni 1955