12 augustus
Dag 225
Ik ben mijn broederen vreemd geworden, en onbekend aan de kinderen van mijn moeder. Want de ijver van Uw huis heeft mij verteerd; en de smaadheden van hen, die U smaden, zijn op mij gevallen.
Doctor Brown liep op straat. Hij zei: “Hallo, Billy.”
En ik zei: “Dag, doctor Brown.” Oh, hij is een geweldig fijne man; Methodistenprediker.
En hij zei: “Hoe gaat het vanmorgen met jou?” Ik zei: “Fijn, fijn.”
Hij zei: “Jullie Baptisten hebben ginds echt een goeie tijd, is het niet?” Ik zei: “O ja, beslist. We hebben een …”
Hij zei: “Hoe krijg je die mensen daar iedere zondagavond, die je daar hebt, Billy?” Ik zei: “Ik geef ze pillen.”
Hij zei: “Wat voor soort pillen?” Ik zei: “Evangeliepillen.” Zie?
Dus hij zei: “O, je bent nog niets kwijt geraakt van je zuidelijke ideeën.” Ik zei: “Nee, nee, dat klopt.”
Hij zei: “Weet je wat, Billy?” Hij zei: “Ik heb vijfhonderd leden in die kerk daar ginds,” en hij zei: “ik heb vijfhonderd kaarten naar die mensen opgestuurd om ze te laten beloven dat ze zes maanden per jaar naar de zondagsschool zullen komen. Binnen een jaar zouden ze noteren dat ze zes maanden van dat jaar waren gekomen.” En hij zei: “Weet je hoeveel er hebben geantwoord?”
Dus toen zei ik: “Hoeveel hebben er geantwoord, broeder Brown?”
Hij zei: “Twee hebben afgelopen zondag geantwoord.” Hij zei: “Wat denk jij er van?”
Ik zei: “Wel, dat is niet zo best, broeder Brown.” Ik zei: “Weet u wat het is, broeder Brown, ik wil u een klein voorval vertellen wat enige tijd geleden gebeurde.” Ik zei: “Ik was ginds in New Albany,” toen was ik in Jeffersonville. Ik zei: “Ik was ginds in New Albany,” ongeveer drie mijl ten zuiden van hier, en ik zei: “ik was bezig de elektriciteit af te sluiten bij een persoon die de rekening niet had betaald. Ik ging er heen en klopte op de deur,” en ik vertelde hem over dat meisje. En ik zei: “Dat meisje was zo in vervoering dat ze door de kamer zwierde, nadat ze tot mij had gesproken, en die muziek had zo’n effect op haar dat ze door de kamer zwierde ‘Toetelie, toetelie, toetelie’ en een kus wierp op deze Clayton Matt Mitchell, of hoe z’n naam ook was op die Greenbrier Patch, of wat hij daar ook aan het doen was.” Ik zei: “Denkt u dat iemand een kaart zal hoeven ondertekenen om haar daar op zaterdagavond te krijgen?” Hij zei: “Welnee.” Ik zei: “Ze zou die paar kleren die ze aan had nog willen verpanden om daar te kunnen komen.” Dat is juist. “Waarom?” vroeg ik, “omdat er een dansgeest in haar was.” En ik zei: “Nu, broeder Brown, excuseert u mij voor mijn onwetendheid en denk niet dat ik u iets probeer te vertellen, maar ik wil u nu precies iets vertellen.” Zie? Ik zei: “Als deze mensen God zouden liefhebben zoals die vrouw van dansen hield, dan zouden ze in de kerk zitten; u zou ze geen enkele kaart hoeven te laten tekenen om ze daar te krijgen.”
Aanhaling genomen uit de prediking: