20 augustus
Dag 233
Na hem nu was Samgar, een zoon van Anath, die sloeg de Filistijnen, zeshonderd man, met een ossenstok; alzo verloste hij ook Israël.
Ik zie de oude Samgar ginds buiten staan. Er staat niet veel over hem geschreven in de Bijbel, maar wat er geschreven staat is genoeg. Hij stond buiten. Had zijn schuren helemaal in orde gemaakt en alles ging gewoon fijn. En hij stond daar te kijken en dacht: “Wel, de Filistijnen zijn wel ieder jaar gekomen, maar misschien komen ze dit jaar niet. En ik zie mijn hele gezin sterven van de honger en ze zien er zo armzalig en mager uit.”
En terwijl hij daar stond, hoorde hij een geluid. Hij schoof het raam open en keek de weg langs. Hier komen zeshonderd gewapende Filistijnen aanzetten. Daar gaat zijn oogst. Speren en wapentuig. Die grote oude zware voeten met hun wapenuitrusting aan gaan van: “tromp, tromp, tromp,” getrainde mannen, strijders van hun geboorte af, speren in hun handen, zwaarden hangend aan iedere zij. Zeshonderd: “Kom op, Samgar, Je hebt een mooie oogst dit jaar. We zijn blij dat je voor ons hebt gewerkt.” Hier komen ze opzetten zoals dat. Dat is hoe de duivel het doet: als hij kan pakt hij alles af wat u hebt.
Samgar keek naar hen en dacht: “O, daar gaan we weer.” Hij stond daar en hij dacht eraan hoe hij naar zijn arme kleine oude vrouw had gekeken, haar kleine ingevallen gelaat, misschien, en zijn kleine kinderen. Hun mouwtjes helemaal gerafeld. Hun kleren versleten. Zijn arme vrouw was bijna uitgehongerd. ”Hoe zullen we deze keer de winter doorkomen?” Daar hebt u het.
“Nu, jaar na jaar zijn ze gekomen. En hier komen ze weer aan. Vorig jaar zijn we bijna verhongerd. Nu, ze zullen wat ik heb gaan wegnemen. Wat zal ik doen? Ik kan alleen nog wat nalezen op het veld.” Hij stond daar; hij dacht: “Hier komen ze, dichter en dichterbij.” “Tromp, tromp, tromp,” deden deze Filistijnen.
Als u niet in boos worden gelooft, laat dan de rechtvaardige toorn ontbranden. Hij begon te voelen dat het op hem kwam. Hij zei: “Hier, ik ben een Jood. Ik ben besneden. Ik heb het recht, want dit land behoort aan ons.” En ik vertel u dat hij geen strijder was; hij kon er niet op wachten om te leren hoe hij moest vechten. Hij was een boer, hij was geen strijder. Maar hij wist dat de belofte van God op hem was. En hij was besneden.
En als iedereen hier vanavond zou beseffen dat de dingen die u hebt, Goddelijke genezing en elk ander ding, God u heeft geschonken op Golgotha. Iedere wederom geboren persoon is besneden door de Heilige Geest. U hebt een recht op iedere zegen van de verlossing. Laat de duivel er niet een bij u vandaan roven.
Samgar had geen zwaard. Hij wist er niets over, al had hij er een gehad. Hij had geen schild. Maar als hij een schild had gehad, dan zou hij niet hebben geweten hoe hij die moest gebruiken. Maar hij reikte omhoog en pakte een ossenstok. Dat is een oude stok met een koperen uiteinde eraan waarmee ze de os sloegen om binnen de omheining rond te gaan. En daar sprong hij uit het raam vandaan, midden op de weg, stond tegenover zeshonderd gewapende Filistijnen en doodde elk ervan. Halleluja!
Aanhaling genomen uit de prediking:
- Knager, sprinkhaan en rups 12 juni 1953