1 september
Dag 245
Al ware het, dat ik de talen der mensen en der engelen sprak, en de liefde niet had, zo ware ik een klinkend metaal, of luidende schel geworden. En al ware het dat ik de gave der profetie had, en wist al de verborgenheden en al de wetenschap; en al ware het, dat ik al het geloof had, zodat ik bergen verzette, en de liefde niet had, zo ware ik niets. En al ware het, dat ik al mijn goederen tot onderhoud der armen uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam overgaf, opdat ik verbrand zou worden, en had de liefde niet, zo zou het mij geen nuttigheid geven.
Nu, wat de gemeente tekort komt is Goddelijke liefde. Ik bedoel geen gevoelsmatige liefde voor elkaar maar ik bedoel agapo liefde, de Goddelijke liefde. En heb dat zo rijkelijk in uw hart, totdat u de Here en alles liefhebt. Neemt u slechts Zijn Woord ervoor. U wantrouwt Hem niet.
Mijn vrouw is hier aanwezig.Toen we trouwden, nam ik haar tot vrouw en beloofde trouw aan haar te leven totdat de dood ons scheidt; en zij beloofde hetzelfde aan mij. Nu, dat is geen wet. Als ik vertrek en ik ga overzee, of ergens naartoe, en ben gedurende een lange tijd weg, dan hoef ik haar niet te gaan vertellen: “Nu, mevrouw Branham, ik zal je nu eerst eens de wet voorschrijven. Terwijl ik weg ben, wil ik niet dat je met een andere man flirt, en ik wil niet dat je zo en zo doet.” Dat zeg ik niet.
Nu, zij komt niet naar mij toe en zegt: ”Meneer Branham, nu zal ik jou eens iets vertellen. Jij zult niet met andere vrouwen flirten en je moet niet dit of dat doen.” Zo denken wij niet. Wij houden gewoon van elkaar. Als ik me gereed maak om te vertrekken, knielen we neer in de kamer en pakken elkanders hand vast en de andere hand heffen we omhoog naar God en zeggen: “Dank U, Vader, dat U zo vriendelijk voor ons bent en ons helpt. En nu moeten we van elkaar scheiden omdat U heeft gezegd: ‘Wie niet zijn vrouw en kinderen en alles wil verlaten en achter Mij komen, die is niet waardig Mijn discipel te zijn.’ En nu, Vader, ongeacht wat ik ook zou doen, ik ben nog steeds niet waardig Uw discipel te zijn; maar dit is slechts zo’n gering iets dat we kunnen doen, maar wij zijn gewillig dit geringe uit liefde voor U te doen, wat wij voor U hebben omdat U het hebt voor ons.”
Als we klaar zijn met bidden, kus ik haar vaarwel en zeg: “Tot ziens, lieveling.”
Zij zegt dan: “Tot ziens, ik zal voor je bidden, Billy.” Dat maakt het vast. Daar is geen “gij zult dit niet” en “gij zult dat.” Niets wat dat betreft.
Nu, als ik ginds op het veld ben en wanneer ik weg ben, hoeft ze zich geen zorgen over mij te maken. Ik maak me geen zorgen over haar. Zolang ik van haar houd op deze manier, hoeft zij zich nimmer zorgen te maken. En zolang zij van mij houdt, hoef ik mij nimmer zorgen te maken. Dus we hebben vertrouwen in elkaar als man en vrouw, omdat we van elkaar houden, en dat maakt het eenvoudig vast. We gaan gewoon door met op een normale manier te leven.
Aanhaling genomen uit de prediking:
- Wanneer liefde zich op iets richt 14 augustus 1956