12 oktober
Dag 286
Houdt sterk aan in het gebed, en waakt daarin met dankzegging;
We knielen ‘s avonds neer en zeggen: “Here, zegen Zus-en-zo en zegen Zus-en-zo en doe dit, en help Jan, doe dit allemaal.” U maakt God tot een mascotte of u maakt Hem tot een soort loopjongen. “God, doet U dit en doet U dat en doet U dit...” Dat is niet de manier waarop Jezus ons leerde te bidden. Hij zei om zo te bidden: “Onze Vader, die in de hemel zijt, Uw Naam worde geheiligd, Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel.” Maar wij proberen God te vertellen wat Hij voor ons moet doen.
En dat is de reden waarom de gemeente afkoelt. Daarom is de grote opwekking die zo juist door het land is gegaan en miljoenen in de gemeente gebracht heeft... Het is -- het... Zij zijn tot een plaats gekomen dat zij deze ervaringen, enzovoort, gebruiken als een traditie, in plaats van berouw naar God te hebben en de Heilige Geest het werk van Zijn bediening binnenin u te laten doen en een nieuw leven in u te scheppen en u zo hongerig te maken om naar de gemeente te gaan, dat u niet van de gemeente weg kunt blijven. Daar gaat het om. Niet om kaarten te tekenen en toe te treden, enzovoort. Het gaat er om het leven van Christus in u te hebben, hoe Hij gewoon verlangt te gaan. Er is iets binnenin u dat u dringt.
Zoals ik gisteren in een gesprek, een klein interview, tegen een jongeman zei. Ik zei dat ik vroeger langs een kleine bron kwam, toen ik jachtopziener in Indiana was. En daar was... Het was altijd de gelukkigste bron die ik ooit in mijn leven zag. Grote bronnen in Indiana borrelen op met dat fijne koude water, kalksteenwater. En op zekere dag zat ik bij de bron en sprak er tegen, net zoals ik veronderstel dat Mozes zal hebben gezeten bij de brandende braambos om er tegen te spreken. En ik zei: “Kleine bron, wat maakt je zo gelukkig, dat je steeds maar borrelt? Als ik hier kom in de wintertijd, borrel je. Als ik kom in de lente, herfst, zomer, wanneer het ook is, borrel je. Is het misschien dat je zo gelukkig bent omdat de konijnen komen en uit je drinken?”
Welnu, als hij zou kunnen spreken, zou hij zeggen: “Nee, dat is het niet.”
Ik zei: “Wel, misschien omdat herten hier uit komen drinken.”
Hij zou zeggen: “Nee, dat is het niet.”
Ik zei: “Nu, wel, misschien is het omdat ik zo nu en dan langskom en uit je drink.”
“Nee, dat is het niet. Ik ben blij dat ze allemaal komen drinken, maar dat is niet de reden waarom ik aldoor maar borrel.”
“Wel, wat doet je dan zo borrelen? Wat maakt je zo gelukkig om altijd maar op te wellen?”
Als hij zou kunnen spreken, zou hij zeggen: “Ik ben het niet. Het is iets achter mij dat mij dringt.”
Zo is het met een Christelijke ervaring. Het is niet iets dat u probeert op te werken. Het is iets achter u dat in u werkt. Het is eeuwig leven dat zich omhoog beweegt, opwellend als een... Zoals Hij aan de vrouw bij de bron vertelde: “Het zullen waterbronnen zijn die opspringen tot in het eeuwige leven.” Het is iets binnen in de aanbidder, als hij vereenzelvigd is met Christus, omdat hij weet dat Hij leeft. Maar wij willen het niet tot een traditie laten worden.
Aanhaling genomen uit de prediking: