24 oktober
Dag 298
Doch de Geest zegt duidelijk, dat in de laatste tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, zich begevende tot verleidende geesten, en leringen der duivelen, Door geveinsdheid van de leugensprekers, hebbende hun eigen geweten als met een brandijzer toegeschroeid; Verbiedende te huwelijken, gebiedende van spijzen te onthouden, die God geschapen heeft, tot nuttiging met dankzegging, voor de gelovigen, en die de waarheid hebben bekend. Want alle schepsel Gods is goed, en er is niets verwerpelijk, met dankzegging genomen zijnde; Want het wordt geheiligd door het Woord van God, en door het gebed.
Toen we naar India gingen, zagen we deze arme mensen op de straten liggen, stervend van de honger. En kleine moeders met hun baby’s die bedelden om iets, en hoewel ze zelf van de honger stierven, zouden ze hun baby niet laten sterven. En voor een heel klein beetje geld, een stuiver of zoiets zouden ze eens in de drie dagen wat te eten hebben; dan haalden ze het. Ze hebben geen huis om naartoe te gaan. Als ze slaperig worden gaan ze op straat liggen. Een halfwild varken, misschien niet hoger dan zó, met ingevallen flanken van de honger, loopt over deze mensen heen. Een oude geit die ook op instorten staat, loopt over de mensen heen. En ze stinken. En o, u hebt nimmer zo’n samenraapsel gezien als in India. Natuurlijk is het altijd al zo op die manier geweest. Het is niet nieuw.
U weet dat ze ongeveer zes jaar geleden hun onafhankelijkheid hebben gekregen van Engeland, dat bankroet was gegaan. En het zijn zeer eigenaardige mensen. En van de miljoenen die ik in heel India te zien heb gekregen, was er geen enkele man die gespierd was; van bovenaf tot aan hun middel waren ze zo smal rondom: allemaal echt magere, stakerige mensen. En als je bij het raam stond - mijn zoon zit daar te luisteren - dan zou je hart breken. En hij zat bij het raam en lette op de mensen die op straat zaten. Toen ze ontdekten waar ik was, kwamen er melaatsen aan zonder handen, die dingen als stompjes omhoog hielden in de lucht, bedelend voor wat eten of zoiets; zonder voeten en helemaal wit van de lepra. En de één kon de ander nauwelijks helpen. En o, het is het meest droefgeestige gezicht wat je ooit hebt gezien.
En ik zei tegen de zendelingen: “Ik kan het eenvoudig niet verdragen.” Ik gaf iedere penny weg die ik had, en alles, op straat. En ik dacht: “Ze hebben net zoveel recht om te eten als mijn Sara en Rebekka hebben.”
En u beseft eenvoudig niet hoe gezegend u bent, mensen. Nu, dat is waar; u beseft het niet. Weet u, u behoort omhoog te zien om te zien waar het vandaan komt. De Amerikaanse mensen zijn als een varken onder een appelboom. Weet u, de hele dag zullen de appels op zijn kop vallen en hij zal ze eten en nimmer omhoog kijken om te zien waar ze vandaan komen. En dat is hoe wij zijn. We denken nooit eens na. Ik bedoel in het algemeen; ik bedoel niet zozeer u mensen hier. U bent Christenen. Maar ik bedoel de mensen in het algemeen, dat ze niet beseffen hoe gezegend en hoe goed af ze zijn.
Aanhaling genomen uit de prediking:
- Woord werd vlees – Reis naar India 3 oktober 1954