27 november
Dag 332
Maar vooral hebt vurige liefde tot elkander; want de liefde zal menigte van zonden bedekken.
Ik was op een dag mijn tuin aan het maaien. Ik moest aan de achtertuin beginnen, maar de voortuin was alweer hoog gegroeid voordat ik achteraan kon beginnen, vanwege het aantal mensen dat kwam om voor zich te laten bidden en dergelijke.
Terwijl ik dit gras aan het maaien was, stootte ik – ik was het vergeten – op een horzelnest helemaal achterin. En ik stootte tegen die omheining met deze maaimachine en ik werd overdekt met horzels, deze enorm grote knapen die je wel dood kunnen steken als ze je pakken. Natuurlijk schrok ik eerst. Ik had geen overhemd aan. En toen gebeurde er een bepaald iets. Ik vond het spijtig voor deze knaapjes, niet omdat ik bang was om gestoken te worden, maar echt, het klinkt kinderachtig, maar als we alleen maar wat kinderachtiger konden worden. Als we maar kinderlijker konden worden, het is de eenvoud van God die studenten van de universiteit verbijstert. Wees eenvoudig in deze dingen. Wees als een baby, vertrouw eenvoudig en geloof. Probeer niet jezelf op te werken; ontspan je en geloof. Dat is alles. Probeer niet jezelf op te werken: “O God, halleluja, bestraf het.” Dat is niet goed. Nee, geloof het eenvoudig en loop door. Dat is alles.
Dus toen dat gebeurde, dacht ik: “Die arme kleine makkertjes daar in hun nest, en hier heb ik hun hek geraakt en ze uit hun nest gegooid,” met die grote oude maaimachine die ik vooruit duwde. En ik zei: “Jullie zijn kleine schepseltjes van God, het spijt me dat ik deze omheining heb geraakt. Het spijt me dat ik jullie heb gestoord. Nu, ik ben Gods dienstknecht en ik bid voor Zijn zieke kinderen. Ik moest me haasten om deze tuin te maaien. Dus nu, ga weer snel terug in jullie nest; ik zal jullie geen last meer bezorgen, in de Naam van de Here Jezus.”
Ik zette mijn maaimachine weer aan en hield hem staande. Ik had aan het koord getrokken en had hem zo weer aangezet en die bijen zoemden allemaal rondom mijn blote schouders, toen maakten ze een lange rij en gingen regelrecht terug hun nest in, zonder ook maar te steken. Liefde. Ik kan het niet produceren; ik kan het niet opwerken; God moet dat geven.
Zo staat het er vanavond voor. God moet het geven. Dan produceert liefde een gemeenschap. De dag dat zonde een scheiding had veroorzaakt met die Goddelijke liefde – God had Adam en Eva verteld niet van deze bepaalde vruchten te eten, en ze deden het toch – toen bracht zonde scheiding. En door deze scheiding bracht zonde haat voort, boosheid, strijd, afgunst. Is dat waar? Wat gebeurde er? Ze waren afgescheiden van Goddelijke liefde.
En wanneer u bent afgescheiden van Goddelijke liefde, dan kunt u niet langer voorbijzien aan de fouten van uw broeder. U moet hem er voor uitschelden. Dat is juist. U kunt niet meer voorbijzien aan de fouten van uw zuster. Want u bent weggegaan bij dat Goddelijke deel, dat deel van liefde. Maar als u de Here Jezus werkelijk liefheeft, als uw zuster of broeder iets tegen u doet: “O, wel, dat is in orde, ze bedoelden dat niet zo.” Dat is het soort liefde dat Christus had: “Vader, vergeef hun; ze weten niet wat ze doen.”
Aanhaling genomen uit de prediking:
- Gemeenschap met God 9 oktober 1955