8 december
Dag 343
Het geschiedde nu, als zij overgekomen waren, dat Elia zeide tot Elisa: Begeer wat ik u doen zal, eer ik van bij u weggenomen worde. En Elisa zeide: Dat toch twee delen van uw geest op mij zijn! En hij zeide: Gij hebt een harde zaak begeerd; indien gij mij zult zien, als ik van bij u weggenomen worde, het zal u alzo geschieden; doch zo niet, het zal niet geschieden.
Elia zei: “Als je me ziet wanneer ik wegga, dan zul je ontvangen waar je om gevraagd hebt.” Zo is het. Je moet je oog erop gericht houden; let op de belofte. Wat als hij tegen sommigen van de school, toen hij terugkeerde, had gezegd: “Hé jongens, hoe moet ik het nu doen om precies de profeet te volgen?” Hij zou wellicht gefaald hebben. Maar hij gaf er niet om wat de school dacht of wat al de leraren dachten. Hij gaf er niet om wat de buren dachten, of de huisgezinnen, of wie naar hem keken. Hij hield zijn geloof in de belofte.
Iets over zuster Wood hier en broeder Wood, twee boezemvrienden van ons van de kerk hier. Een paar weken geleden was ik in Michigan met mijn vrienden, Leo en Gene. Wij hadden de Chicago samenkomst verlaten en gingen naar enigen van hun mensen om te... om twee dagen lang op hertenjacht te gaan met pijl en boog. En op de terugweg belde mijn vrouw mij op en ze zei: “Bid voor de moeder van mevrouw Wood. Een kanker verteert haar gezicht.” En ze zei: “Ik heb zuster Wood nog nooit zo verontrust gezien. Zij huilde.”
Zuster Wood is altijd een geloofsheldin geweest sinds God haar jongen heeft genezen van een kreupel been en haar genezen heeft van T.B., enzovoort. Maar zij had de moed opgegeven.
Die avond daar in de kamer, baden we. Toen ze binnen kwam zei mevrouw Wood: “Broeder Branham, we zullen erheen gaan.” En we gingen naar haar moeder die in Louisville was. En zij had een kanker aan de zijkant van haar neus gekregen en de dokter had het behandeld en het had zich verspreid; tot net een kleine ring aan de zijkant van haar neus, en naar boven tot een paar millimeter van haar oog vandaan, slechts het bot was er nog. Het was, zo snel als maar mogelijk was, weggeteerd.
Ik ging de kamer in en ik knielde neer. Ik zei: “Ik wil alleen met haar spreken.” En ik ging de kamer in om met de vrouw te bidden. En terwijl ik in de kamer was dacht ik: “O God, als U me alleen maar een visioen zou tonen wat er met de vrouw gaat gebeuren.” Meneer en mevrouw Wood zaten daarbuiten, wachtend wat het visioen zou zeggen.
Maar terwijl ik daar was, werd ik veroordeeld. Ik werd veroordeeld omdat ik aan het wachten was op een visioen. Het leek alsof iets terug verwees, dat het niet de roeping was. “Heb je een visioen nodig, terwijl de belofte al gegeven is?” Dus knielde ik neer en bad. En terwijl ik bad, ankerde er iets vast aan de binnenkant: het geloof in de belofte.
Ik kwam de kamer uit. En toen ik mevrouw Wood er over vertelde, zei ze: “Zag u iets, broeder Branham?”
Ik zei: “Ik zag helemaal niets, maar ik voelde iets dat me vertelde dat Zijn belofte waar is en dat Hij het gaat doen. En ik geloof dat Hij het doet.”
En in minder dan vierentwintig uur begon het einde van die kanker weg te gaan en er vormde zich een korstje. Kankers vormen geen korstjes, zoals u weet, tenzij het dood is. Dus daar was het nu. En de vrouw is genezen en thuis. Wat een wonderbare Christus! Door onze ogen op de belofte te houden! God zei het zo!
Aanhaling genomen uit de prediking: