29 december
Dag 364
Gij vermoeit de HEERE met uw woorden; nog zegt gij: Waarmede vermoeien wij Hem? Daarmee, dat gij zegt: Al wie kwaad doet, is goed in de ogen des HEEREN, en Hij heeft lust aan zodanigen; of, waar is de God des oordeels?
We ontdekken dat toen Uzzia zich in zijn hart verhief, we daar ontdekken dat God hem sloeg. Want wat deed hij? Hij probeerde teveel de plaats van een prediker in te nemen. Hij dacht dit in zijn trots, omdat God had hem gezegend, hem een groot man had gemaakt, dat hij daarom gewoon alles kon doen wat hij maar wilde.
Ik hoorde een jongeman mij niet lang geleden vertellen, hij zei: “Weet u, God houdt zoveel van mij, broeder Branham, dat Hij me gewoon laat doen wat ik maar wil. Het maakt Hem niet uit.”
Ik hoor vandaag zoveel over God dat Hij een goede God is. Dat is Hij. Dat betwijfel ik niet. Hij is een goede God, maar Hij is ook een God van wraak. Zijn heiligheid vereist rechtvaardigheid. Zijn wet vereist oordeel. Als er geen straf is bij de wet, dan heeft de wet geen effect. Welk nut zou het hebben om te zeggen dat het tegen de wet is als je hier door het rode stoplicht rijdt, zonder dat er een straf aan vastzit? Dan zou het geen wet zijn. Je zou er niets aan kunnen doen tenzij er een straf is. Er is een straf voor het overtreden van Gods wetten. En u zult tot de laatste cent moeten betalen voordat u er wordt uitgebracht.
Nu, vele mannen vandaag maken die bedroevende fout zoals deze knaap deed. Toen hij werd verhoogd, groot werd, zodanig werd dat hij alles onder controle had, toen voelde hij zich zeker. “God houdt zoveel van mij dat mij niets meer kan overkomen.” Toen hij dat deed, wierp hij zichzelf in dezelfde toestand als Nebucadnezar eens deed; zoals u, Bijbellezers, weet. Dan ontdekken wij dat hij met melaatsheid geslagen werd, omdat hij probeerde de plaats van een prediker in te nemen.
Ik spreek internationaal voor de Volle Evangelie Zakenlieden. Enige tijd geleden was ik in een plaats, het was ginds in Jamaica. We hadden een samenkomst.
Ik houd van hen omdat het mensen zijn uit al de kerken. Het geeft mij een kans om te spreken. Soms willen de kerken niet samenwerken, maar hun zakenlieden werken wel samen. Ze moeten als het ware hun gezicht ophouden ter wille van de zakenlieden.
Maar nu zien we dat ik daar bij hen een samenkomst had. Toen we die avond bij het Flamingo motel terugkwamen, zei ik: “Ik schaam me voor jullie mannen.” Ik zei: “Het is een schande. Jullie spraken daar allemaal voor die politieke leiders en dergelijke en allerlei zakenmensen daarginds over: ‘Ik heb hier ook een beetje zaken gedaan,’ en: ‘Ik heb zestien Cadillacs,’ of iets dergelijks.” Ik zei: “Die mannen, daar kunt u zichzelf niet mee vergelijken.”
Dat is vandaag het probleem met de kerk. U probeert uzelf te vergelijken met Hollywood. U probeert het te maken zoals Hollywood. Onthoud, Hollywood schittert, het Evangelie gloeit. U kunt niet op hun grond komen. U moet hen op onze grond brengen. Daar is het waar wij ze moeten krijgen. U moet ze hier zien te krijgen, niet wij die daarheen gaan. Wij kunnen nimmer met hen vergeleken worden. Dat willen wij niet. Zij blinken en schitteren; het Evangelie gloeit met eenvoud en nederigheid. Dat is precies het verschil tussen een gloed en een schijnsel.
Aanhaling genomen uit de prediking: