20 februari
Dag 51
In die dagen werd Hizkia krank tot stervens toe; en de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, kwam tot hem, en zeide tot hem: Alzo zegt de HEERE: Geef bevel aan uw huis; want gij zult sterven, en niet leven. Toen keerde Hizkia zijn aangezicht om naar de wand, en hij bad tot den HEERE. En hij zeide: Och HEERE, gedenk toch, dat ik voor Uw aangezicht in waarheid en met een volkomen hart gewandeld, en wat goed in Uw ogen is, gedaan heb. En Hizkia weende gans zeer. Toen geschiedde het woord des HEEREN tot Jesaja, zeggende: Ga heen, en zeg tot Hizkia: Zo zegt de HEERE, de God van uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen gezien; zie, Ik zal vijftien jaren tot uw dagen toedoen;
Nu, God heeft een manier om dingen te doen. Je zou denken dat Hij direct terug had gesproken en tegen hem had gezegd: “Maar Ik heb uw zaak nog eens in overweging genomen en Ik zal u daar voor laten blijven, als u dat zult doen.” Maar dat deed Hij niet. Hij sprak tot de profeet en stuurde de profeet weer de hele weg terug om het hem te vertellen. Deze zei: “In orde, God heeft uw gebed verhoord.” Kijk, God openbaarde aan de profeet wat er zou gaan gebeuren; toen kwam hij terug: “Uw dagen zijn in overweging genomen en u zult nu binnen drie dagen van uw bed af komen.” Hij moest een papje van iets maken, enzovoort, en op hem leggen. En Hizkia kwam van het bed af en was gezond.
Ziet u nu wat gebed doet? In feite is gebed niet iets wat God naar beneden brengt naar de mens. Het brengt de mens omhoog naar God. Ziet u? Als je bidt, raken de aardse dingen uit het zicht. Je zweeft ergens anders naar toe, ver weg, steeds verder en verder en verder, totdat je in Zijn tegenwoordigheid bent gekomen. En dan wordt het geloof dat u hebt voor God neergelegd en het zegt: “Nu hier, God, hier is het. En ik wil om deze reden gezond worden.” Of: “Ik wil dat U dat voor mij doet om deze reden. Ik wil dat U mij geneest van deze kanker, of deze tbc of deze bloedarmoede,” of wat het ook is. “Ik zal voor U wandelen, ik zal alles doen wat ik kan. Ik zal dit getuigenis afleggen waarheen ik ook ga. Ik zal blij zijn om dat te doen, Here. En ik zal mijn leven niet voor mijzelf gebruiken. Ik zal het gebruiken voor Uw heerlijkheid om anderen te helpen U te zien.”
Nu, dan legt u dat voor God neer en zegt: “God, wilt U mijn zaak in overweging nemen? Ik geloof, al is het nu heden, op precies dezelfde manier als Hizkia deed.” Gelooft u dat ook niet?
Ik mag in staat zijn visioenen te zien en u misschien niet, maar dat betekent niet dat Hij niet met u is. Hij is evengoed met u. Hij was evengoed met Hizkia als Hij was met Jesaja. Hizkia was degene die de zegen kreeg. Jesaja bracht slechts het Woord. Amen. Begrijpt u het? Hizkia was degene die de zegen kreeg, Jesaja niet. Het was niet Jesaja’s gebed dat werd verhoord; het was Hizkia’s gebed dat werd verhoord. Jesaja was slechts het medium dat het Woord in menselijke lippen tot hem bracht, wat God gesproken had. Wel, dat is vandaag hetzelfde. Dat was God. Gelooft u niet dat dit Christus was, de Gezalfde, de Logos? Zeker wel. Het is vanavond hetzelfde.
Aanhaling genomen uit de prediking:
- Verwachtingen 16 juli 1952