26 februari
Dag 57
Toen zeide Mozes tot den HEERE: Och Heere! ik ben geen man wel ter tale, noch van gisteren, noch van eergisteren, noch van toen af, toen Gij tot Uw knecht gesproken hebt; want ik ben zwaar van mond, en zwaar van tong. En de HEERE zeide tot hem: Wie heeft den mens de mond gemaakt, of wie heeft de stomme, of dove, of ziende, of blinde gemaakt? Ben Ik het niet, de HEERE? En nu ga heen, en Ik zal met uw mond zijn, en zal u leren, wat gij spreken zult. Doch hij zeide: Och, Heere! zend toch door de hand van hem, die Gij zoudt zenden. Toen ontstak de toorn des HEEREN over Mozes, en Hij zeide: is niet Aäron, de Leviet, uw broeder? Ik weet, dat hij zeer wel spreken zal, en ook, zie, hij zal uitgaan u tegemoet; wanneer hij u ziet, zo zal hij in zijn hart verblijd zijn.
Had God medelijden met Mozes vanwege al zijn zwakheden? Zei Hij: “Arme kleine Mozes, er is zeker iets met je gebeurd, je bent je graad kwijtgeraakt. Och! Ach ja, je was een groot man, een intellectueel en niets zou je kunnen stoppen. Broeder, je had al je ‘Dr’ en ‘Ds’ en ‘Drs’ en ‘Ir’s en dergelijke en nu kom je hier belijden dat je niets bent, dat je niets kunt. Je bent gewoon zo zwak.”? Nee! God vond het niet spijtig voor hem. God had geen medelijden met hem. God had hem toen genezen van al dat spul. Hij vond het niet spijtig voor hem.
Maar wij ontdekken in Exodus 4:14, als u het wilt opschrijven, dat: “Gods toorn was ontbrand tegen hem.” Het speet God niet voor hem dat hij zwak was.
U zegt: “O Heer, ik voel mij zo slecht, ik geloof niet dat ik het kan doen.” God vindt het niet spijtig voor u; Hij voelt er meer voor om u een kleine aframmeling te geven. Zie? Zie? Zeker. God vindt het niet spijtig voor u; Hij wordt boos op u. U begint juist in vorm te komen, zodat Hij u kan gebruiken. Ja.
Toen Mozes genezen was, kon God hem gebruiken. Tijdens de kuur kwam hij van zijn menselijke bekwaamheden af. Toen had hij niets meer waarop hij kon steunen, toen was hij klaar voor de bediening.
God zei: “Ik heb je hier veertig jaar gehad, in deze woestijn, met Zippora die ruzie maakt en tekeer gaat, zodat je kon ontdekken of er menselijke zwakheid bestaat of niet, terwijl je daar stond als een grote prins: ‘Hallo, doctor Mozes. Goedemorgen, eerwaarde, meneer. Jazeker. Mozes, u bent de toekomstige prins. Wij denken allemaal aan u!’ Nu ben je hier buiten in de woestijn met een kudde schapen en een driftige vrouw.” Zie? Dat maakte hem in orde. Jazeker. Mozes in een afschuwelijke toestand en Hij zei: “Nu kan ik je gebruiken, nu je beseft dat je niets bent. Kom nu hier naar boven bij deze brandende struik, Ik wil je daarginds heen sturen.” Oh! God, geef ons wat meer van dat soort, geef ons wat meer zwakkelingen. Dat hebben we nodig, wat zwakkelingen.
Aanhaling genomen uit de prediking: