5 maart
Dag 65
Verder zeide Mozes: Zo heeft de HEERE gezegd: Omtrent middernacht zal Ik uitgaan door het midden van Egypte; En alle eerstgeborenen in Egypte zullen sterven, van Farao’s eerstgeborene af, die op zijn troon zitten zou, tot de eerstgeborene der dienstmaagd, die achter de molen is, en alle eerstgeborenen van het vee. En er zal een groot geschrei zijn in het ganse Egypte, zoals nog nooit geweest is, en zoals er niet meer wezen zal.
Ik vertel u, broeder: als er ooit een tijd was dat de doodsengel door het land gaat, dan is het vanavond wel. Hij komt naar de kerkdeur waar de priester staat. En een kerk die het bloed en de kracht van Jezus Christus ontkent, daar is de glorie van God verdwenen, de doodsengel komt naar binnen en dat beklinkt de zaak. Ze worden formeel en sterven en ontkennen Gods kracht. En het eerste wat er gebeurt, weet u, is dat de dood over de hele groep komt. Je kunt ze nooit meer bewegen iets te geloven; ze kunnen het niet geloven.
Nu, let op deze doodsengel. Ik kan de vader zien. Nu, ze hadden de opdracht gekregen om wanneer de zon was ondergegaan en de duisternis inzette, en zij eenmaal onder het bloed van het lam waren gekomen, zij daar onder moesten blijven totdat zij bevel kregen om te vertrekken. Broeder, dit is goed voor u Nazareners nu.
Kijk, ze kwamen onder het bloed door het op de bovendorpel van de deur en op de posten aan te brengen. Maar iedere keer als er iemand door die deur dit huis binnenkwam, bleef hij daar totdat er bevel kwam om uit Egypte te vertrekken. Daar houd ik van. Blijf daar.
Hoe ik de jongedames daar kan zien uitgaan naar een feestje die avond en tegen de Israëlitische meisjes zeggen: “Kom op, Rebekka, kom mee, we gaan naar…”
“Dat kan ik niet doen.”
“Hoezo?”
“Wel, we zijn onder het bloed.” Oh. “We zijn onder het bloed.” “Och, kom op, laten we gaan. Onzin, die achterlijke oude godsdienst die je vader daar heeft.”
“Maar kijk, iets in mijn hart vertelt mij dat ik niet onder dat bloed vandaan moet gaan.”
En daar gingen ze naar hun geweldige feestjes en dergelijke. Toen begon er omstreeks middernacht een vreemd gevoel te komen, precies zoals er nu weer over de wereld komt; we spraken er zojuist over. Er is iets verkeerd, een geweldige, angstaanjagende duisternis heeft zich op de aarde gevestigd. De winden beginnen te waaien. Ik kan de kleine jongen, waar we naartoe zullen gaan, in zijn huis zien. Kijk naar hem, hij zegt: “Zeg, wat is dat? Ik heb een beetje een raar gevoel. Ik zie alle meisjes die aan het dansen waren haastig naar huis gaan.” Oh, dan is het te laat om te bidden. Dan, kort daarna, begint hij om zich heen te kijken. Ik kan het jongetje horen zeggen: “Pappie, zei het Woord dat de oudste zoon in het huis zou worden gedood?”
“Ja.”
“Wel, pappie, hoe zit het met ons huis?”
“Zoon, we zijn zo veilig als we maar kunnen zijn.”
“Hoe weet u dat we veilig zijn?”
“We hebben Gods Woord gehoorzaamd. We zijn onder het bloed.”
Aanhaling genomen uit de prediking:
- Gods toebereide weg 1 december 1953