9 mei
Dag 130
Johannes antwoordde en zeide: Een mens kan geen ding aannemen, zo het hem uit de hemel niet gegeven zij. Gij zijt mijn getuigen, dat ik gezegd heb: Ik ben de Christus niet; maar dat ik voor Hem heen uitgezonden ben. Die de bruid heeft, is de bruidegom, maar de vriend van de bruidegom, die staat en hem hoort, verblijdt zich met blijdschap om de stem van de bruidegom. Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld geworden. Hij moet wassen, maar ik minder worden.
God verandert Zijn systeem nimmer. Weet u dat, broeders? Zeker weet u dat. Nimmer verandert Hij Zijn systeem. Hij laat het altijd doorgaan op de manier waarop Hij het begon. Nimmer handelde Hij met een wereld dan door prediking, met één man: Noach. Nimmer had Hij er vier om ergens heen te gaan en hen te bevrijden, of een organisatie in de dagen van Mozes. Nimmer had Hij er twee tegelijkertijd op de aarde. Iedereen verschilt van de ander, onze denkbeelden, onze instelling. Het enige wat Hij nodig heeft is één persoon die Hij onder controle kan krijgen; dat is Zijn voorbeeld. Hij deed het bij Mozes. Hij deed het altijd. Toen Elia en Eliza op aarde waren, konden ze niet allebei tegelijkertijd blijven. De een werd weggenomen, de ander kreeg zijn mantel over hem heen.
Toen Johannes op de aarde kwam, was hij het gemanifesteerde Woord van God voor dat uur. Dat weten we. Hij was Gods gemanifesteerde Woord. Waarom? Jesaja zei: “Er zou een stem zijn van één, roepende in de woestijn.” Maleachi, de laatste profeet zei: “Ziet, Ik zend Mijn engel voor Mijn aangezicht uit, die de weg zal bereiden voor het volk.” Nu, dat was niet Maleachi 4; dat was Maleachi 3. Johannes was de Elia van Maleachi 3, niet Maleachi 4. Want wanneer Maleachi 4, wanneer die profetie voortkomt, dan zal de aarde verbrand worden met een verterend vuur en de rechtvaardigen zullen in het Millennium over de as ervan lopen. En dat gebeurde niet in de dagen van Johannes.
In Mattheüs 11 bewees Johannes zo weinig respect aan Jezus als hij maar kon, nadat hij reeds het teken boven Hem had gezien en had gezegd: “Dat is Hem. Hij, die mij in de woestijn vertelde om te gaan dopen in water, zei: ‘Op wie u de Geest ziet neerdalen en blijven, die is het die doopt met de Heilige Geest.’” Hij zei dat hij daar zeker van was. Hij zag het teken. En nadat er in de gevangenis een waas over zijn arendsogen was gekomen, zei hij: “Ga Hem vragen of Hij het echt is, of dat er een ander komt.” Dat was het een belediging van het Woord.
Maar Jezus wist dat. Hij bewees Johannes groot respect. Hij zei: “Wie bent u daar buiten gaan zien? Een man in zachte kleding? Zij hanteren het zwaard niet. Zij kussen de baby’s en begraven de doden; zij zijn in de koninklijke hoven.” Zei: “Wat bent u daar buiten gaan zien, een riet door iedere wind bewogen? Die als een organisatie hem wat meer biedt dan de andere, of een gezelschap, dat hij zal overstappen naar dat gezelschap? Niet Johannes.”
Zei: “Wat bent u gaan zien? Een profeet? Ik zeg u, veel meer dan een profeet.” Dat was hij. Hij was de engel van het verbond. Hij was de breuk. Hij had de sleutelrol tussen wet en genade. “Wat bent u daar buiten gaan zien? Een profeet? En Ik zeg u, meer dan een profeet.”
Hij zei: “Hij was gedurende een tijd een helder schijnend licht.” Waarom? Hij was het Woord licht gemaakt. Hij was het Woord gemanifesteerd.
En toen Jezus op het toneel verscheen, zei hij: “Ik moet afnemen en Hij moet toenemen.” Er konden er geen twee van hen tegelijkertijd blijven. Johannes moest weggaan; Jezus bleef. Ziet u? Het is altijd op die manier.
Aanhaling genomen uit de prediking: