7 oktober
Dag 281
Maar hetgeen mij gewin was, dat heb ik om Christus’ wil schade geacht. Ja, gewis, ik acht ook alle dingen schade te zijn, om de uitnemendheid van de kennis van Christus Jezus, mijn Heere; om Wiens wil ik al die dingen schade gerekend heb, en acht die drek te zijn, opdat ik Christus moge gewinnen. En in Hem gevonden worde, niet hebbende mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is, namelijk de rechtvaardigheid, die uit God is door het geloof; Opdat ik Hem kenne, en de kracht van Zijn opstanding, en de gemeenschap van Zijn lijden, Zijn dood gelijkvormig wordende;
Als iets me beschaamd maakte over Amerika dan was het wel in Zwitserland waar broeder Arganbright en ik op een dag waren. En we hadden ergens een goede plek gevonden in de buurt van Lausanne waar we een heel fijne biefstuk van ongeveer zo groot in het rond hadden gekregen; woog ongeveer drie of vier ons, dacht ik, voor ongeveer dertig cent in Amerikaans geld. O, we leefden als koningen. We gingen er iedere dag naartoe. En ze drinken daar allemaal wijn, weet u; hun water is niet goed. En ik wilde die wijn niet drinken, dus ik had bij een drogist een fles met gedistilleerd water gekocht. En ik nam die fles overal met me mee. Ik vermoed dat iedereen dacht: “Die knaap heeft z’n eigen jenever bij zich.” Dus dat had ik in mijn hand. We gingen naar die plaats waar ze deze biefstukken verkochten en op een dag reed Mevrouw Amerika voor: met een Chevy model ’28, zoiets, met een poedel die op schoot zat, die ze mee naar binnen brachten. Deze twee vrouwen waren vol behangen met pruljuwelen, grote lange dingen en oorbellen die heel ver naar beneden hingen en verf; en zij beiden waren vijftig jaar oud, even oud als ik. En je zou denken dat ze vijftien wilden zijn. Maar wat proberen ze eigenlijk te doen? Ze proberen de levensweg af te leggen met te kijken in een achteruitkijkspiegel; terugkijkend naar hetgeen ze waren geweest.
Nu, Christenen doen dat niet. Een Christen probeert niet te zijn wat hij is geweest; hij kijkt niet naar waar hij is geweest; hij kijkt naar waar hij naartoe gaat. Ziet u? Besteed geen aandacht aan wat u toen was; u hebt dat uitgeleefd. U keert er nimmer naar terug; dat is in het verleden. En ieder mens die de levensweg afrijdt en in de achteruitkijkspiegel kijkt, zal verongelukken; en dat zult u eveneens op deze Christenreis. Kijk niet terug naar wat u was; kijk naar wat u zult gaan zijn. Paulus zei: “Vergetende de dingen die achter mij liggen, streef ik naar het doel van de hoge roeping.”
Nu, maar het laat je je beschaamd voelen.
Ze brachten deze kleine, oude stinkende hond mee naar binnen en zetten hem op de tafel. Nu, dat zou iedereen doen overgeven. En daar zaten ze met hem te spelen, zetten hem met hun handen overeind om daarna met diezelfde handen te gaan eten. En de ober kwam eraan en flapte er iets uit. Dr. Guggenbuhl was bij me en hij begon te lachen en keerde zijn hoofd om.
Ik zei: “Wat zei hij?”
Hij zei: “De ober zei: ‘Haal hem eraf!’ Ze zeiden: ‘Nee, ze is een Amerikaanse; laat haar met rust.’” Met andere woorden: “Ze weet niet beter.”
Aanhaling genomen uit de prediking: