30 maart
Dag 90
Een ieder, die tot Mij komt, en Mijn woorden hoort, en ze doet, Ik zal u tonen, aan wie hij gelijk is. Hij is gelijk een mens die een huis bouwde, en groef, en verdiepte, en het fundament op een steenrots legde; toen nu de hoge vloed kwam, zo sloeg de waterstroom tegen dat huis aan, en kon het niet bewegen; want het was op de steenrots gegrond. Maar die ze gehoord, en niet gedaan zal hebben, is gelijk een mens die een huis bouwde op de aarde zonder fundament; waartegen de waterstroom aansloeg, en het viel terstond, en de val van dat huis was groot.
De Britse eilanden zijn zo dichtbevolkt! In Engeland kunt u amper een plek vinden, amper, of er staat een huis op. Zoals in Duitsland, enzovoort, daar, het zijn de oude landen, en de grond is uitgeput en ze hebben een kleine tuin. In Duitsland en dergelijke vindt u in de achtertuin geen mooi gemaaid gras en een heleboel bomen. U vindt er tomaten en bonen en aardappelen, iets om te eten. Ze moeten wel. En de grond is zozeer in beslag genomen.
Broeder Baxter en ik en de kleine Engelse soldaat die me rondleidde, liepen over de heuveltop, kwamen op een plaats wat een prachtige plek was. Er waren bomen, en groene weiden, en van alles. Ik dacht: “Is dat niet een mooie plek!” Ik zei tegen deze Engelsman, ik zei: “Meneer, ik wil u graag een vraag stellen. Ik zie dat uw eiland hier zo dichtbevolkt is. Waarom laat men zo’n groot terrein hier, van een paar hectare, een schitterende plek met bomen en een vallei, en van alles, waarom laat men dit zo, zodat niemand hier ooit een huis zou bouwen?”
Hij zei: “Eerwaarde, ik wil dit zeggen. Ongeveer tweehonderd jaar geleden, was er een epidemie van ‘zwart-water-koorts’ hier in Engeland uitgebroken.” En hij zei: “Ze hadden geen serum, en de mensen stierven als ratten.” Hij zei: “De wagens, liet ik me vertellen, kwamen dag en nacht af- en aan rijden. Ze konden hen niet eens begraven. De geestelijken kwamen gewoon zo af en toe hierheen, hieven hun handen in de lucht, baden en gingen terug. Zij gooiden hen allemaal in deze vallei hier. Ze konden hen niet eens begraven.” Hij zei: “Ze stierven en ze stierven, tegen de duizenden maal duizenden, kinderen en volwassenen, tieners en allerlei mensen stierven. En ze brachten ze daar vandaan en strooiden vuil over hen heen toen de plaag was opgehouden.”
En hij zei: “Weet u wat?” Hij zei: “Vanaf die dag tot op deze, zal de Engelsman er beslist geen fundament op aanbrengen op een dergelijke zaak. Hij zal zijn fundering niet plaatsen op zoiets. Hij zal nooit zijn huis neerzetten op een plaats waar de dood op zo’n wijze gelegen heeft.” En ik stond daar een klein tijdje, en ik dacht na. Het had geen zin het hem te vertellen, hij zou het niet begrijpen.
Maar hoe is het in de wereld mogelijk, dat een persoon dit zo oprecht benadert, betreffende die zwarte koorts, die tweehonderd jaar geleden op die grond gelegen heeft. U bent echter zo bijgelovig, en zo bezorgd om een beetje langer te kunnen leven, en dat u zwarte koorts zou kunnen krijgen als u ooit uw huis daar zou neerzetten. En dan zult u uw eeuwige bestemming plaatsen op een mensengemaakte leerstelling die honderden jaren geleden gestorven is, op een theologie van een kerk die al honderden jaren afgeschreven is; geen enkel ding, geen enkele beweging van God in hen, en al het andere. En u wilt uw naam en leerstelling en van alles, precies daarop vastpinnen, en gewoon doorgaan in het leven. Luister, vriend, doet u dat niet!
“Op deze rots zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet kunnen overweldigen. De werken die Ik doe, zult gij ook doen. Ik ben met u, zelfs in u, altijd, tot het einde van de wereld; Jezus Christus, dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig.”
God is een God van werkelijkheid. Neem niet zomaar een leerstelling. Neem niet alleen een sensatie. Neem een echte God.
Aanhaling genomen uit de prediking: