Hoofdmenu  
Home English (United States)

De profeet van de twintigste eeuw

De boodschapper aan het gemeentetijdperk van Laodicéa

Door:
Lee Vayle

Oorspronkelijke titel:

Twentieth Century Prophet
The Messenger To The Laodicean Church Age

“De boodschapper aan het gemeentetijdperk van Laodicea” wordt met dankbaarheid opgedragen aan al de christelijke vrienden en gemeenten, die zich uit liefde voor zowel de prediker als de bediening met toewijding hebben ingezet om dit boek uit te geven en te verspreiden, in de ene hoop dat velen verlicht mogen worden aangaande de zeer spoedige komst van onze Here en Redder, Jezus Christus.
-- L. Vayle, auteur

 

Lee Vayle (auteur)
Lee Vayle (auteur)

Inhoudsopgave

Voorwoord

Het is zonder twijfel waar, dat iedere generatie gelovige Christenen, vanaf de tijd van de apostelen, heeft getracht om zich de woorden van Jezus Christus in Mattheüs 24:34 toe te eigenen: “Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan voordat dit alles is geschied.”

De reinigende hoop op de wederkomst van Christus moet noodzakelijkerwijs in het hart van iedere generatie geleefd hebben; maar de feitelijke natuurlijke wederkomst van Jezus Christus kan alleen maar tot de láátste of wel de eindgeneratie komen. Het overgrote deel der Christenen gelooft dat deze eindtijdgeneratie tháns leeft. Dit wordt gebaseerd op het feit, dat zekere historische gebeurtenissen welke absoluut voor Zijn wederkomst nodig zijn, precies in de laatste jaren hebben plaatsgevonden. Er zijn feitelijk geen grote profetische gebeurtenissen, welke nu nog niet zijn aangevangen of welke nog moeten komen om Zijn wederkomst aan te kondigen. Er rest ons slechts een ademloze pauze van wachten, gelijk het was in de dagen van Noach, toen de vloed nog slechts zeven dagen op zich liet wachten, nadat hij de ark was binnengegaan.

Geen groot gebeuren in het plan van God is bij zo’n aanstaande gebeurtenis zonder getuige geweest. In de dagen van de vloed was de ark een zichtbaar getuige, terwijl Noach, de profeet, het Woord predikte.

In de tijd van de uittocht zond God Mozes met het Woord, gevolgd door wonderen en tekenen. In de dagen van de eerste komst van Jezus, verscheen er een machtige profeet met het Wóórd. In deze laatste dagen is ons een voorbode beloofd voor de gebeurtenis van de tweede komst van Christus. Vandaar dat dit boekje nu geschreven is om u bekend te maken met deze gebeurtenissen en óók om u bekend te maken met de boodschapper-profeet, die voorafgaat aan de letterlijke wederkomst van de Heer, wanneer Hij komt om de Zijnen tot Zich te nemen.

Daar er nooit een tijd in de Bijbelse geschiedenis is geweest waarin de mensen bereid en gewillig waren om, met betrekking tot belangrijke toekomstige gebeurtenissen, naar Gods getuige te luisteren, geloven wij dat slechts weinigen ook maar enigszins bewust zijn van de getuige, welke God reeds aan ons gegeven en bevestigd heeft, als bewijs van Zijn komst.

Wij hopen echter, dat elke lezer van dit artikel een ogenblik over de inhoud zal nadenken en God in deze kritieke tijd om leiding zal vragen.

Hoofdstuk 1

Het historisch vaststellen van de gemeentetijdperken

De Bijbel brengt heel duidelijk naar voren, dat God een begrensde tijd heeft vastgesteld, gedurende welke Hij getrouwelijk met de heidenen handelt tot redding. Uit hén roept Hij een volk voor Zijn Naam. Om dit te doen keert Hij Zich van Israël als volk af en roept individueel diegenen tot bekering, die Hij van te voren uit elke stam, volk en natie, gekend heeft. Deze beweringen zijn in ieder onderdeel juist.

Handelingen 11:18: “Zo heeft God dan ook de heidenen de bekering ten leven geschonken.”

Handelingen 13:46: “Het was nodig, dat eerst tot u”, Joden, “het Woord Gods werd gesproken, doch nu gij het verstoot en u het eeuwige leven niet waardig keurt, zie, nu wenden wij ons tot de heidenen.”

Handelingen 15:13-18: “Mannen, broeders, hoort naar mij! Simeon heeft uiteengezet hoe God van meet af aan er op bedacht geweest is een volk, voor Zijn Naam, uit de heidenen te vergaderen. En hiermede stemmen overeen de woorden van de profeten gelijk geschreven staat: Daarna zal Ik wederkeren en de vervallen hut van David weder opbouwen, en Ik zal haar weder oprichten opdat het overige deel der mensen de Here zoeken en alle heidenen over welke Mijn Naam is uitgeroepen, spreekt de Here, Die deze dingen doet, welke van eeuwigheid bekend zijn.”

Deze periode waarin God Zich een volk vergadert uit de heidenen staat bekend als “de volheid der heidenen.”

Romeinen 11:25: “Want broeders, opdat gij niet eigenwijs zoudt zijn, wil ik u niet onkundig laten van dit geheimenis: een gedééltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen zal zijn ingegaan.”

Het zal eindigen wanneer het laatste uitverkoren lid binnengebracht is.

Romeinen 11:7-12: “Wat dan? Hetgeen Israël najaagt, heeft het niet verkregen, en de overigen zijn verhard geworden, gelijk geschreven staat: God gaf hun een geest van diepe slaap, ogen om niet te zien en oren om niet te horen tot op de dag van heden. En David zegt: Hun tafel worde tot een strik en een val en tot een aanstoot en vergelding voor hen. Laten hun ogen verduisterd worden, zodat zij niet zien, en doe hun rug voor goed zich krommen. Ik vraag dan: Zij zijn toch niet zo gestruikeld, dat zij wel vallen móésten? Volstrekt niet! Door hún val is het heil tot de heidenen gekomen, om hén”, de Joden, “tot naijver op te wekken. Betekent nu hun val rijkdom voor de wereld en hun tekort rijkdom voor de heidenen, hoeveel teméér hun volheid!”

De volheid der heidenen zelf is het grootste deel van nog een welbekend tijdperk hetwelk juist nu eindigt en hetwelk “de tijden der heidenen” genoemd wordt.

Lukas 21:24: “En zij zullen vallen door de scherpte des zwaard en als gevangenen weggevoerd worden onder alle heidenen, en Jeruzalem zal door heidenen vertrapt worden, totdat de tijden der heidenen zullen vervuld zijn.”

Onmiddellijk moet hierbij opgemerkt worden, dat deze twee perioden naast elkaar voort snellen, maar de ene helft heeft een politieke en de andere een geestelijke betekenis. De tijden der heidenen is het politieke tijdperk, wijzend op de tijd dat de heidenen Israël overheersen. Het begon toen Nebukadnezar Israël als banneling wegvoerde, en het eindigt wanneer God Israël herstelt tot heerschappij over de wereld.

Zacharia 12:4-10: “Te dien dage, luidt het Woord des Heren, zal ik alle paarden treffen met verbijstering, en hun berijders met krankzinnigheid; over het huis van Juda zal Ik mijn ogen openhouden, doch alle paarden der natiën zal Ik treffen met blindheid. Dan zullen de stamhoofden van Juda bij zichzelf zeggen: Een sterke macht zijn mij de inwoners van Jeruzalem door de Here der heirscharen, hun God. Te dien dage zal Ik de stamhoofden van Juda maken als een vuurbekken tussen het hout, en als een vuurfakkel tussen de garven, dan zullen zij rechts en links alle natiën in het rond verteren; en Jeruzalem zal blijven voortbestaan op zijn eigen plaats, te Jeruzalem. Ook zal de Here de tenten van Juda allereerst verlossen, opdat de trots van het huis van David en de inwoners van Jeruzalem zich niet verheffen tegen Juda. Te dien dage zal de Here de inwoners van Jeruzalem beschutten, en wie onder hen struikelt zal te dien dage zijn als David; en het huis van David, als God, als de Engel des Heren voor hun aangezicht. Te dien dage zal Ik zoeken te verdelgen alle volken die tegen Jeruzalem oprukken. Ik zal over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem uitgieten de Geest der genade en der gebeden; en zij zullen Hem aanschouwen, die zij doorstoken hebben, en over Hem een rouwklacht aanheffen als de rouwklacht over een enig kind.”

Dit herstel kondigt het duizendjarig rijk aan. De volheid der heidenen is het geestelijke tijdperk van de heidenen, waarbij zij opmerkt dat Israël verblind is, terwijl tot de heidenen het licht komt. Deze periode zal eindigen wanneer Christus komt voor zijn heidense bruid. De volheid der heidenen, door Paulus naar voren gebracht in de Romeinenbrief, wordt in Openbaring geïdentificeerd als de tijden der gemeente. Zij zijn één en dezelfde. Het bewijs hiervan vindt men in de Openbaring hoofdstuk 2 en 3. Hierin spreekt de Geest tot de boodschappers van de zeven gemeenten van Klein Azië. Hij begint met de boodschapper aan de gemeente van Efeze en eindigt met de boodschapper aan de gemeente te Laodicéa. Deze zijn alle heidengemeenten. Niet eenmaal spreekt de Geest tot de gemeente welke te Jeruzalem is, welke een Israëlietische gemeente is. Indien hij zich zowel tot de heiden- als tot de Joodse gemeente richtte, had hij noodzakerlijkerwijze tot de gemeente van Jeruzalem moeten spreken. Maar nee. De oorspronkelijke gemeente wordt er buiten gelaten. Dit is precies zoals het behoort te zijn. God heeft opgehouden met de Joden te handelen. Een paar Joden zullen, door de verkiezing, binnen komen, maar niet velen. Deze zullen behoren tot het tijdperk der heidenen. Zie de volkomenheid van dit vooruit vaststellen gesymboliseerd in de ontmoeting tussen Jozef en zijn broeders in Egypte. Jozef (volkomen een type van Christus) is verraden door zijn broeders. Nu, in Egypte staan zij voor hem. Zij vrezen zeer; maar hij groet hen liefdevol. Jozefs heidense bruid is echter niet aanwezig wanneer de broeders Jozef ontmoeten. Zij is verborgen in het paleis. Zo is het wanneer Christus komt voor Zijn broeders: zij zien Zijn wonden en vrezen zeer. Maar Zijn bruid uit de heidenen is niet met Hem. Zij is in het paleis, want de dag dat God Zich met de heidenen bemoeide, is voorbij.

Nu is het geen gemakkelijke of alledaagse taak om de zeven gemeentetijdperken vast te stellen, hun data, duur, boodschappers en andere besliste kentekenen. Wie zou eigenmachtig willen beweren dat hij dit kan. Deze schrijver zeker niet. Toch weet iedere Bijbelonderzoeker dat een bepaalde combinatie dit werk het meest doeltreffend zou volvoeren. De combinatie is een schriftuurlijke studie van de historie plus Goddelijke openbaring. Niemand kan ontkennen dat een zeker aantal van deze tijdperken de geschiedenis zijn ingegaan. Maar daar Christus Zijn bruid nog niet heeft thuisgehaald, is het duidelijk dat wij nog in een van de resterende tijdperken zijn. De tijdperken die voorbij zijn, kunnen en zullen worden bevestigd door de studie van de Schrift in het licht van de historie. (Hierdoor hebben wij veel kunnen vaststellen betreffende Daniëls profetieën.) Het huidige tijdperk en zijn karakteristieken zullen door Goddelijke openbaring bekend gemaakt worden. Dit MOET, wil de gemeente precies weten waar zij aan toe is. Men kan nauwelijks verwachten dat de gemeente geholpen zou worden indien al haar informatie historisch was. Zij zou niet weten wat haar overkwam. Dus met de volmaakte combinatie van de historie, de Schrift en Goddelijke openbaring kennen we met zekerheid de waarheid omtrent de zeven tijdperken. Onze gedragslijn van het ogenblik is het bezien van de eeuwen in het licht van de historie en het vaststellen waar we zijn, en dan God smeken om Zijn profeet te zenden om het gedeelte der Schrift dat betrekking heeft op deze eeuw te openbaren, opdat de gemeente het gehele raadsbesluit Gods wete en vervulle.

Maar om mee te beginnen, wij weten met absolute zekerheid uit de Schrift zelf, wat het eerste gemeentetijdperk was, en wíé de boodschapper was. Het tijdperk was dat van de gemeente te Efeze en de boodschapper was Paulus, de apostel voor de heidenen. Het was door Paulus dat de volle openbaring van God tot de heidenen kwam. Zijn openbaring was op dit ogenblik overvloediger dan die van Petrus en de andere apostelen met betrekking tot de heidenen.

Galaten 2:6b-8: “Wat zij vroeger geweest mogen zijn, doet er voor mij niets toe: God ziet de persoon niet aan -- mij immers hebben zij, die in aanzien waren, verder niets opgelegd. Maar integendeel: toen zij zagen, dat mij de prediking van het Evangelie aan de onbesnedenen toevertrouwd was, gelijk aan Petrus die aan de besnedenen, -- immers Hij die Petrus kracht gaf om apostel te zijn voor de besnedenen, gaf die kracht ook aan mij voor de heidenen.”

Paulus was zowel de boodschapper voor het gemeentetijdperk van Efeze als de voorganger van deze gemeente, want hij heeft de gemeente zowel gesticht, als de zorg erover gedragen.

Wij kunnen geen juiste datum vaststellen met betrekking tot het eind dezer periode. Een juiste datum is ook niet nodig daar de tijden evenals al Gods tijdperken elkaar schijnen te overlappen. Maar het heeft niet zolang geduurd, want de kracht Gods was door ongeloof reeds zeer vroeg afgenomen, zelfs in het eerste begin. Te oordelen naar de feitelijke krachtsvermindering was dit tijdperk niet langer dan tot omstreeks 170 na Christus.

Wij gaan voort met het vaststellen van de gemeentetijdperken door te verwijzen naar de Schrift en historie: onderzoek Openbaring 3:1-6. Dit wordt gesproken tot de gemeente van Sardis en is het vijfde tijdperk. De sleutel hiervan vindt men in vers 2: “Wees wakker en versterk het overige, dat dreigt te sterven.”

Maarten Luther
Maarten Luther

Er was geen kracht in de donkere eeuwen. Uitgezonderd voor een kleine kudde, die ook nog verstrooid was, was er geen krachtig bewijs van waar Christendom. Maar nú verschijnt Luther en brengt met succes de leer der rechtvaardigmaking, en het licht begint te schijnen. Het eerste bewijs en kracht in honderden jaren verschijnt, hetwelk duidelijk aantoont dat dit de tijd van de Reformatie is, waarvan Luther zonder twijfel de boodschapper was. Van hem wordt door de geschiedkundige Sauer gezegd: “Dr. Maarten Luther was een profeet, evangelist, spreker in tongen, vertolker, in één persoon begiftigd met al de Geestelijke gaven.” Het is bekend dat dit tijdperk duurde van omstreeks 1550 tot ongeveer 1750.

Nu wij het vijfde tijdperk vastgesteld hebben is het niet moeilijk om het zesde of het tijdperk van de Filadelfia gemeente te plaatsen.

John Wesley
John Wesley

Openbaring 3:7-13. De boodschapper van die gouden tijd van broederlijke liefde was ongetwijfeld Wesley. Dit was het tijdperk van de open deur, zending, grote leraars, enorme opwekkingen. De Heilige Geest werd hier zelfs méér openbaar dan in het vijfde tijdperk. God gaf werkelijk licht, leven en zegen. Deze tijd duurde van omstreeks 1750 tot aan het begin van de twintigste eeuw.

Terwijl wij ons omkeren en onze beschouwing van het zevende tijdperk laten tot een later tijdstip is het zeker gemakkelijk om de tijd van het vierde tijdperk vast te stellen. Deze vindt men in Openbaring 2:18-29. Hier is het tijdperk dat de diepten van Satan kende (vers 24). Tot op heden het donkerste van alle tijdperken; weinig Woord, weinig kracht. Mensen hadden zich de positie en autoriteit van God aangematigd. De hebzucht van Rome had ontelbare zielen verdoemd en in de Naam van God lasterden zij zelfs de Naam en het Woord van God. Dit tijdperk duurde van omstreeks het begin van de zesde eeuw tot aan het midden van de zestiende. Het was het tijdperk van Thyatire en zijn boodschapper werd verklaard Columba te zijn, want hij toonde in zijn levenswandel dat wat het meeste de kracht en de heerlijkheid van God in de gelovige van het eerste tijdperk benaderde. Dat is altijd de maatstaf.

Het volgende tijdperk dat wij er gemakkelijk aan kunnen toevoegen is het derde. Openbaring 2:12-17 spreekt tot de boodschapper aan de gemeente te Pergamus. Maar Pergamus is de plaats waar de troon van Satan is. Dit is toen Satans eigen godsdienst (de oude Babylonische godsdienst) op de voorgrond trad. Deze godsdienst welke tegen het Woord Gods ingaat vanaf de tijd van Kaïn, dringt nu na het Concilie van Nicéa de naamkerk binnen en introduceert heidense riten en feesten, enzovoort. Het geeft geen moeilijkheden om hier de data vast te stellen, want dit is de nasleep van het Concilie van Nicéa omstreeks 325 na Christus en gaat aan het donkere tijdperk, dat noodzakelijkerwijs op zulk een trouwbreuk moet volgen, vooraf. Het duurde van rond het begin van de vierde eeuw tot aan het begin van de zevende. Zijn boodschapper op dezelfde basis als waarop wij de verscheidene gelovigen beproeven, was zonder twijfel Martinus.

Bij het voortschrijden van de verwijdering ziet men reeds dat het tweede tijdperk, Openbaring 2:8-11, welke het tijdperk van Smyrna wordt genoemd, duurde van 200 tot 300 na Christus. Niet één verdedigde de Waarheid bekwamer of geloofde God standvastiger en openbaarde aldus de Geest van God overvloediger dan Irenaeüs. Hij werd gekenschetst als de boodschapper van die tijd.

Dit brengt ons tenslotte tot het tijdperk dat wij voor het laatst bewaard hebben, omdat het werkelijk het laatste is. Dit tijdperk brengt ons óók een boodschapper zoals het in de Schrift naar voren gebracht wordt. Dat wij nu in het tijdperk van Laodicéa zijn is niet te weerleggen. Het is aan het eind van deze tijd dat Israël een natie moet worden en niet langer door de heidenen vertreden zal worden. Vandaag is Israël een natie. Zij heeft haar eigen regering en dit alles heeft betrekking op een volledig gerijpte natie. De tijd der heidenen is bijna voorbij. Bij God heeft het middernachtelijk uur van de heidenen geslagen wanneer de Bruidegom komt. Dit is het tijdperk van Laodicéa en volgens het Woord van God heeft dit tijdperk, voordat het afloopt, een boodschapper en een boodschap.

De zeven gemeentetijdperken zijn slechts vluchtig behandeld. Het komende boek, genaamd “De zeven gemeentetijdperken” zal uitvoerig over het volledige onderwerp handelen. Maar hier geven wij een minder diepgaand bewijs als basis voor ons onderwerp, dat meer over de boodschapper dan over de tijdperken handelt.

Hoofdstuk 2

Een schriftuurlijke boodschapper

Een zorgvuldig onderzoeker zal moeten toegeven dat wij met zekerheid weten wie de boodschapper aan de eerste gemeente was. Het was Paulus. Hij was een profeet die het Woord rechtstreeks VAN God tot de mensen bracht. Hij was een apostel want hij bracht het Woord van God AAN het volk. Dat was zijn betuiging.

Galaten 1:12: “Want ik heb het (het Woord) ook niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door openbaring van Jezus Christus.”

Voortdurend noemt hij zichzelf een “apostel” of “gezondene”.

Nu, behoudens onze studie der historie was het schriftuurlijk onmogelijk om aan te duiden wie de boodschappers aan de tijdperken van de gemeente feitelijk waren. Maar, wacht een ogenblikje. Er is een obscure passage in Openbaring waarin we een directe zinspeling hebben op de Boodschapper aan Laodicéa. God heeft ons met de grootste zekerheid laten weten wie de boodschapper aan de eerste gemeente was en even zeker kan en wil Hij ons laten weten wie de laatste boodschapper voor de laatste periode is. Paulus stond, betuigd, door een onfeilbare bediening in de Geest; 1 Korinthe 2:1-5: “Ook ben ik, toen ik tot u kwam, broeders, niet met schittering van woorden of wijsheid u het getuigenis van God komen brengen. Want ik had niet besloten iets te weten onder u, dan Jezus Christus en Dien gekruisigd. Ook kwam ik in zwakheid, met veel vrezen en beven tot u; mijn spreken en mijn prediking kwam ook niet met beweeglijke woorden van wijsheid, maar met betoon van Geest en kracht van God.”

Dus in het laatste tijdperk moet en zal de boodschapper, over wie God spreekt, een betuigde bediening in het WOORD en de KRACHT hebben zoals Paulus had, of we kunnen hem als zodanig niet herkennen. Deze BOODSCHAPPER staat verder vermeld in Openbaring 10:7: “Maar in de dagen van de stem van de ZEVENDE BOODSCHAPPER, wanneer hij bazuinen zal, is ook voleindigd het geheimenis van God, gelijk Hij zijn knechten, de profeten, heeft verkondigd.”

Het is duidelijk dat dit vers GEEN betrekking heeft op een hemelse engel, die de bazuin blaast, maar dat het de BOODSCHAPPER (een man) IS AAN HET TIJDPERK VAN Laodicéa, DIE TOT ONS HET WOORD VAN GOD SPREEKT. Het bewijs hiervan wordt voldoende openbaar in Openbaring 9:13 en Openbaring 11:15. HIER zijn de twee hemelse bazuiners: “En de zesde engel blies de bazuin, en ik hoorde een stem uit de vier horens van het gouden altaar, dat voor God staat, zeggende tot de zesde engel die de bazuin had...” “En de zevende engel blies de bazuin en luide stemmen klonken in de hemel, zeggende: Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan Zijn gezalfde, enzovoort.”

Let bij de zesde bazuin op de vreselijke rampen welke als oordeel over de aarde komen. Merk op, dat Christus bij de zevende bazuin voorgesteld wordt, Zijn rechtvaardig koninkrijk innemende. Maar in Openbaring 10:7 is de boodschapper nog steeds roepende en zijn bazuin verklaart de geheimenissen Gods aan de gemeente. Merk ook op dat in Openbaring 10:1-6 we niet de Here Jezus hebben, terwijl Hij een troon inneemt, maar dat Hij hier wordt geschilderd als staande op de aarde met Zijn hoofd in de hemel: “En ik zag een andere sterke engel neerdalen uit de hemel bekleed met een wolk, en de regenboog was op zijn hoofd en zijn gelaat was als de zon en zijn voeten waren als zuilen van vuur; en hij had in zijn hand een geopend boekje; en hij zette zijn rechtervoet op de zee en de linker op de aarde en hij riep met luider stem zoals een leeuw brult, en toen hij riep, lieten de zeven donderslagen hun stemmen horen. En toen de zeven donderslagen gesproken hadden, wilde ik het opschrijven, maar ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: Verzegel hetgeen de zeven donderslagen gesproken hebben en schrijf het niet op. En de engel die ik zag staan op de zee en op de aarde hief zijn rechterhand op naar de hemel.”

Dit is precies wat Stefanus zei in Handelingen 7:47-51: “Maar (eerst) Salomo bouwde Hem een huis. De Allerhoogste echter woont niet in wat men met handen maakt, zoals de profeet zegt: De hemel is Mij ten troon, en de aarde een voetbank Mijner voeten: Wat voor een huis zult gij Mij bouwen, zegt de Here; of wat is de plaats Mijner rust? Heeft niet Mijn hand dit alles gemaakt? Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, gij verzet u altijd tegen de Heilige Geest; gelijk de vaderen, zo ook gij.” Dit is het beeld van Christus Die nog steeds Zijn gemeente op aarde bouwt. Hetgeen Stefanus zei had betrekking op Jezus, geschilderd als staande op de aarde (voetbank) met Zijn hoofd in de hemel (troon). De boodschap gaat nog steeds uit. Het zijn echter de laatste dagen. De tijd zal niet langer uitgesteld worden. Maar Hij roept nog steeds Zijn volk tot Zich, maar niet lang meer. Ja, dit toont ons zeer duidelijk, dat degene, die we de zevende engel noemen geen geestelijk wezen is. Hij is een man. Hij is een BOODSCHAPPER en daar hij de laatste boodschapper is, de zevende boodschapper, is hij de boodschapper VOOR HET Laodicéa TIJDPERK. WE KUNNEN EN ZULLEN HEM ZEKER KENNEN EN EVEN AANDACHTIG NAAR HEM LUISTEREN ALS DE EFEZIERS DEDEN NAAR HUN BOODSCHAPPER PAULUS.

We moeten nu ons onderzoek naar deze boodschapper beginnen. Er is maar één manier om dit te doen. We moeten de Schrift bestuderen en zien wat het Woord van hem eist. Wanneer zulk een man verschijnt, grondig betuigd door het Woord, dan hebben wij onze boodschapper. Zó eenvoudig is het. Toch is het vaak in eenvoud dat wij falen, juist zoals de Joden deden toen zij faalden om zowel de boodschapper (Johannes) als Jezus Christus te herkennen.

Daar de waarheid van de boodschapper van het zevende tijdperk, welke speciale aandacht krijgt, wordt gevonden in Openbaring 10, zullen wij dat deel bestuderen als één van de sleutels van zijn identificatie. Volgens vers 1-3 is een deel van het boek Openbaring niet opgetekend, want Johannes hoorde de stemmen maar het was hem verboden op te schrijven wat hij hoorde. “En ik zag een andere sterke engel nederdalen uit de hemel, bekleed met een wolk; en de regenboog was op zijn hoofd en zijn gelaat was als de zon en zijn voeten waren als zuilen van vuur; en hij had een geopend boekje in zijn hand; en hij zette zijn rechtervoet op de zee en zijn linkervoet op de aarde, en hij riep met luider stem, als een leeuw die brult; en toen hij riep lieten de zeven donderslagen hun stemmen horen.”

Onderzoekers van profetie geven toe dat er een tijd moet en zal komen wanneer de inhoud van deze stemmen openbaar gemaakt zal worden. Thans zijn zij verzegeld. Zij zijn een geheimenis voor ons. Maar in Openbaring 10:7 staat dat alle geheimenissen geëindigd zullen zijn aan het einde van de volheid der heidenen. Dat is onze tijd. Daarom zal het in dit tijdperk zijn dat de stemmen van de donderslagen opnieuw gehoord, en deze keer openbaar gemaakt moeten worden. Maar DAAR HET WOORD DES HEREN ALLEEN KOMT TOT EN DOOR DE PROFEET, kunnen we nu een duidelijke waarheid zien in Openbaring 10:7, waarin gezegd wordt: “Gelijk Hij (God) Zijn knechten, de PROFETEN, heeft verkondigd.” Dit maakt de boodschapper aan Laodicéa een profeet, gelijk Paulus een profeet was. Deze man zal een profeet-boodschapper zijn, om het nog niet geopenbaarde Woord van God te kunnen ontvangen en het ons door te geven. Er is een profeet nodig om de zegels van de geschreven woorden van Daniëls openbaring te verbreken. Hoeveel temeer is er een profeet nodig om de ongeschreven woorden van Johannes te ontvangen.

Laten wij om deze gedachte nog te versterken de verzen van een andere zijde bezien. Wij gaan terug naar Openbaring 10:3-4. “En hij riep met luider stem, als een leeuw die brult, en toen hij riep lieten de zeven donderslagen hun stemmen horen. En toen de zeven donderslagen hun stemmen gesproken hadden, wilde ik het opschrijven, maar ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: Verzegel hetgeen de zeven donderslagen gesproken hebben en schrijf het niet op.” Nu, hier is een groot geheimenis. De openbaring moet volledig zijn en toch zijn we onwetend gehouden van wat gesproken was. We weten, dat wij ze de één of andere dag zullen moeten horen. Die tijd is in de eindtijd. We vragen ons nu af: “Wie zal het geheimenis van God ontvangen? Zal het de Paus zijn? Zal het de patriarch zijn? Zal het de voorzitter van de Wereldraad van kerken zijn? Zal het de voorzitter van een denominatie zijn?” “NEE”, is het antwoord! Er is altijd maar één manier waarop God Zijn Woord kan schenken, want Hij is Dezelfde, gisteren, heden en tot in alle eeuwigheid. In Amos 3:7 lezen wij: “Voorzeker, de Here doet geen ding of Hij openbaart Zijn raad aan Zijn knechten, de profeten.” Dit is nu precies wat Openbaring 10:7 zegt: “Zijn knechten, de profeten.” Dus zal deze boodschapper van het laatste gemeentetijdperk een profeet zijn! Een profeet-boodschapper zal hij zijn om de geheimenissen, die voor ons verborgen zijn geweest, te openbaren.

Maar wacht eens. Zegt Openbaring 22:18b niet: “Indien iemand hieraan toevoegt, God zal hem toevoegen de plagen die in dit boek beschreven zijn”? Hoe kan dan iemand aan dit boek toevoegen? Voorzeker zal hij, indien hij de zeven donderslagen hoort en opschrijft, toevoegen aan dit boek. TOCH NIET. Want de donderslagen zijn ZEVEN in getal en daar iemand NIET KAN TOEVOEGEN ligt het voor de hand dat wat de donderslagen zeiden REEDS in het Woord vervat is, maar door de eeuwen heen als zeven geheimenissen is bewaard gebleven. En dat betekent het nu precies. Is het niet zo dat een PROFEET het Woord aan de mensen openbaart en het voor hen TOEPAST? Dus zal er een profeet-boodschapper komen om de geheimenissen van het Woord te openbaren en te vervullen.

En daar het het Woord is dat leven en kracht en inzicht schenkt, zal deze laatste openbaring de gelovigen en diegenen die het ontvangen tot gereedheid brengen om hun Heer te ontmoeten. Welke andere reden zou er kunnen zijn? Bij God wordt ook altijd het nut in Zijn werken beoogd.

Wij moeten ons er nu van overtuigen wat de kenmerken van een profeet zijn. Wij moeten ook vanuit de Schrift bepalen welke specifieke manifestatie een profeet aan het Laodicéa-tijdperk moet hebben. Om dit laatstgenoemde te verduidelijken behoeven we alleen maar te vermelden dat Mozes een andere betuigende manifestatie had dan Elia. Beiden waren profeten, maar in verschillende perioden van de geschiedenis, dus moesten ze natuurlijk kenmerkende en onderscheidene eigenschappen hebben.

Laten wij de kenmerken van een profeet verder nagaan:

Deze worden onwedersprekelijk uiteengezet in Deuteronomium 13:1-5 en Deuteronomium 18:20-22. “Wanneer onder u een profeet optreedt of iemand die dromen heeft, en hij u een teken of wonder aankondigt, en het teken of wonder komt, waarover hij u gesproken heeft met de woorden: laten wij andere goden achterna lopen, die gij niet gekend hebt, en laten wij hen dienen -- dan zult gij naar de woorden van die profeet of van die dromer niet luisteren; want de Here, uw God stelt u op de proef om te weten, of gij de Here, uw God, liefhebt met uw ganse hart en met ganse ziel. De Here, uw God, zult gij volgen, Hem vrezen, Zijn geboden houden en naar Zijn stem luisteren, Hem zult gij dienen en aanhangen. Die profeet of dromer zal ter dood gebracht worden, omdat hij afval gepredikt heeft van de Here, uw God, die u uit het land Egypte geleid en uit het diensthuis verlost heeft om u af te trekken van de weg, die de Here, uw God, u geboden heeft te gaan. Zo zult gij het kwaad uit uw midden wegdoen. Maar een profeet die overmoedig genoeg is om in Mijn Naam een woord te spreken, of die in naam van andere goden spreekt -- die profeet zal sterven. Wanneer gij nu bij uzelf mocht zeggen: Hoe onderkennen wij het Woord dat de Here niet gesproken heeft? -- als een profeet spreekt in de Naam des Heren en zijn woord wordt niet vervuld en komt niet uit, dan is dit een woord, dat de Here niet gesproken heeft; in overmoed heeft de profeet het gesproken, gij zult voor hem niet vrezen.”

Duidelijk blijkt uit deze woorden dat God in deze wereld mannen heeft geplaatst met de bekwaamheid om in de toekomst te zien en om huidige verborgenheden te openbaren. Nu, het is absoluut onmogelijk voor enig mens om met zekerheid de toekomst te kennen, tenzij hij handelt in een macht die de voorspelling kan waarmaken. Tevens kan niemand uit zichzelf krachten doen die buiten het terrein van de menselijke mogelijkheden liggen, tenzij hij in contact staat met een of andere kracht die het bovennatuurlijke voor hem op zijn bevel zal doen. Maar deze bekwaamheid kan slechts gewoon zijn voor twee groepen mensen: zij die van God zijn en zij die van Satan zijn. Een goed voorbeeld hiervan vindt men daarin dat Mozes een bovennatuurlijke kracht demonstreerde door het geloof in God; en de tovenaars van Egypte deden de wonderen na door Satans macht. Zonder twijfel kunnen wij zeggen, dat God Zijn profeten heeft en Satan de zijne. Maar let alstublieft nauwkeurig op hetgeen de Schrift u voorlegt in Deuteronomium hoofdstuk 13 en 18. De profeet die van God is, zal de mensen naar waarheid leiden en bij Gods Woord houden, maar de valse profeet zal de mensen op een dwaalspoor leiden. Ook heden kunnen we nog dezelfde test uitvoeren. De wáre profeet zal een man van het WOORD zijn en zal er op staan dat allen het Woord als maatstaf nemen. Hij zal mensen tot Christus leiden. Zijn leven zal voorbeeldig zijn, in gehoorzaamheid aan het Woord, en zijn beweegredenen zuiver. Hij zal geen wonderen doen en de toekomst voorzeggen terwille van materiële goederen, maar zal steeds mannen en vrouwen op Christus èn naar een dieper geestelijk leven wijzen. Hij zal altijd de Here Jezus groot maken, en die ware heerlijke visie van Christus, welke hij naar voren brengt, zal niet verduisterd worden door welke handelingen van de profeet ook. Dit is waar, omdat de geest der profetie waarlijk de Geest van Christus is.

Een goede illustratie van wat hier naar voren is gebracht wordt gezien in het leven van twee mannen. Het zijn twee profeten: Mozes en Bileam. Zie de zorg van Mozes, die bereid is om zijn leven en alles wat hij heeft, te geven voor de heerlijkheid van God en het eeuwig heil van hen die hij leidt. Hier is een man die het tegen de zonde uitroept, die pleit voor de mensheid en die God verheerlijkt. Hier is iemand die kan zeggen: “Heb ik ooit iets van u genomen? Heb ik ooit een leugen verteld? Wanneer ik profeteerde, is het ooit niet uitgekomen? Heb ik u ooit op een dwaalspoor gebracht of iets voor u achtergehouden wat u behoorde te hebben? Heb ik u niet altijd naar God geleid en altijd aan uw welzijn gedacht? Ben ik niet trouw geweest zowel tegenover God als tegenover u?” Maar Bileam kon zoiets niet zeggen. In zijn ijver om geld voor waarzeggerij te krijgen brak hij bijna zijn been toen de ezel het tegen een stenen muur klemde. In blinde hebzucht trachtte hij een handeltje te drijven met de soort gave die hij had. En toen hij niet genoeg kracht of autoriteit kreeg om Israël schade aan te doen, beraamde hij een plan om hen te vernietigen. Dit plan was om Israël in ontucht te leiden met de Moabieten te Baäl-Peor. Dit was voor honderd procent in tegenstrijd met het Woord van God. Deze man Bileam leidde hen VAN GOD AF. In feite had deze Bileam niets op met het Woord van God, of met Gods volk. Hij was iemand die zichzelf zocht, een verwoester. Maar een ware profeet wordt in het ganse Woord voorgesteld als een dienaar, iemand die het belang van anderen boven dat van zichzelf zoekt. Hij tracht niet in de gunst te komen bij autoriteiten, noch ziet hij laatdunkend neer op de geringen, Hij zegt en doet het Woord van God. Zijn toewijding aan God is in en door het Woord, dat hij persoonlijk door zijn bediening en gedrag demonstreert.

Door hetgeen we nu weten betaamt het ons om macht te vermijden welke afkomstig is van, of komt door de levens van verkeerden van hart en verkeerd handelende mensen. Vermijd de woorden van hen (ofschoon ze altijd zo hoogdravend spreken) die aan het Woord van God voorbijgaan of die op een of andere manier in tegenstrijd zijn met het geschreven Woord, dat God over ons geademd heeft ten goede. Het zou goed zijn ons te herinneren dat de twee Simons heden óók onder ons zijn. Simon Petrus en Simon de tovenaar. Daar is de grote man Gods en de andere grote man die part noch deel heeft aan God. Er zijn immer twee mannen of twee groepen die macht ten toon spreiden, maar de éne heeft een verkeerde krachtbron. Hier is zowel de geest van de antichrist als de Geest van Christus. De geest van de antichrist in de profeten van Satan nadert de echte en ware Geest van God zo dicht dat alleen de WERKELIJK UITVERKORENEN aan de misleiding zullen ontsnappen.

Mattheüs 24:22-24: “En indien die dagen niet verkort werden, zou geen vlees behouden worden; doch terwille van de uitverkorenen zullen die dagen verkort worden. Indien iemand dan tot u zegt: Zie hier is de Christus, of daar, gelooft het niet. Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk ook de uitverkorenen zouden verleiden.” Deze ware uitverkorenen aanvaarden het Woord. Wanneer deze ware uitverkorenen de profeet en zijn daden van kracht zien, en zien dat hij recht handelt naar het Woord en nooit afwijkt, weten zij dat hij van God komt en zullen zij hem accepteren. Alles wat die profeet spreekt en doet brengt hen dichter tot Hem Die spoedig komt. Zij zoeken geen ándere betuiging. Dit is de betuiging.

Nu gaan wij onderzoeken wat de Schrift zegt over de bediening van deze profeet en boodschapper aan het Laodicéa tijdperk. Hij is zowel PROFEET als BOODSCHAPPER. In feite is hij BOODSCHAPPER voor dit TIJDPERK. Hij heeft een BOODSCHAP. Hij zou nauwelijks ten tonele kunnen verschijnen als boodschapper en als zodanig erkend worden zonder feitelijk een profeet te zijn, die begeleidt wordt door het Woord en de kracht. Het ambt van een profeet geeft hem de kwalificatie om de boodschapper genoemd te worden, zo was het ook met Johannes de Doper.

Jezus zeide: “Wat zijt gij gaan zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, meer dan een profeet, want deze is hij van wie geschreven staat: Zie Ik zend mijn engel voor u uit die u de weg bereiden zal.” Deze boodschapper die de eerste komst van Christus aankondigde werd in de Bijbel voorspeld, maar niet bij name genoemd. Denkt u niet, dat de boodschapper aan het tijdperk van Laodicéa, die de tweede komst van Christus zal voorbereiden (waarvan meer gesproken wordt en wat een gróter belang is dan de eerste komst van Christus) ook niet in het Woord gevonden zal worden? Indien we maar ogen hebben om te zoeken en te zien. Ja, en ook zal hij het ambt van een profeet hebben welke zijn positie zal rechtvaardigen als BOODSCHAPPER aan dit tijdperk, en dat is precies wat Openbaring 10:7 zegt. “In de dagen van de stem van de zevende engel wanneer hij bazuinen zal, is ook voleindigd het geheimenis van God gelijk Hij Zijn knechten de profeten verkondigd heeft.” Geen ander tijdperk heeft dit omtrent zijn boodschappers gezegd. Er is niet één aanwijzing dat welke andere eeuw ook, met uitzondering van de eerste en de laatste, een profeet-boodschapper had. De andere vijf tijdperken hadden boodschappers. Zij waren geen profeten. Zij waren hervormers. Allen hadden een boodschap. Allen hadden meer of minder licht gekregen. Niet één van de vijf had het betuigde “ZO ZEGT DE HERE”. Maar Paulus wél. Nu, in deze laatste dagen wanneer het geheimenis Gods geëindigd zal zijn zullen we een boodschapper hebben die tevens profeet is en het “Zo zegt de Here” zal weer met ons zijn zoals het was met de apostel Paulus. Deze profeet-boodschapper moet nu onder ons zijn, want Israël is naar haar moederland teruggekeerd. De tijd der heidenen is spoedig voorbij, dus de volheid moet ongeveer voleindigd zijn. Daarom is zelfs nu ergens deze machtige profeet-boodschapper aan dit stervende tijdperk.

Maar hoe zullen we hem herkennen? Dit zal niet gemakkelijk te ontdekken zijn, want wij zijn zo gecompliceerd in ons denken en zo naar onze eigen ideeën gericht omtrent hoe hij zal komen en hoe hij zal zijn en wat hij zal zeggen en hoe hij zal handelen. Maar als we even de boodschapper van de eerste komst bezien, zouden wij daarin iets moeten vinden voor wat betreft de boodschapper van de tweede komst. Johannes kwam, los van elke school van Godsdienstig denken. Hij was geen priester, ofschoon hij van geboorte gerechtigd was er een te zijn. Hij was geen Farizeeër, noch een Sadduceeër. Er bestaat geen vermelding dat hij tot de Essenen behoorde. Hij was noch geleerd, noch formeel, noch godsdienstig door mensen opgevoed. Hij was echter vervuld met de Heilige Geest vanaf zijn moeders schoot, en de Geest die hem vervulde, leerde hem. Zijn streven was zo verschillend van die om hem heen dat hij NIET ALLEEN verkeerd begrépen maar heftig verworpen werd. Hij werd door zijn eigen volgelingen niet werkelijk begrepen en nog minder door de groepen mensen die hem vragen kwamen stellen. Zijn komst, zijn handelingen, zijn prediking, dat alles veroorzaakte meer verwarring dan schijnbare verlichting. Hij scheen meer tégen de mensen dan vóór de mensen te zijn. Op alle gebied behalve op dat van de Geest, was hij beslist een afgescheidene. Behalve door de uitverkorenen in die dagen werd hij verworpen of betwijfeld. Is het dan nu niet meer dan mogelijk dat de boodschapper, die de tweede komst van Christus voorbereidt in ieder opzicht zo’n man zal zijn?

Zeker, we moeten de Bijbelse geschiedenis geloven, wanneer deze overvloedig aantoont, dat iedere belangrijke profeet en bode van God zowel verkeerd begrepen als tenslotte door allen verworpen werd, met uitzondering dan van een schaarse minderheid in wie dezelfde Geest van God was. Een op feiten gebaseerde studie van de geestelijke toestand van de laatste dagen of het Laodicéa-tijdperk zal ons veel inzicht geven omtrent wat voor iemand deze boodschapper zal zijn. In Openbaring 3:14-22: “En schrijf aan de engel der gemeente te Laodicéa: Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, het begin der schepping Gods: Ik weet uit uw werken dat gij noch koud, noch heet zijt. Waart gij maar koud of heet! Zo dan, omdat gij lauw zijt en noch heet noch koud, zal Ik u uit Mijn mond spuwen. Omdat gij zegt: Ik ben rijk en ik heb mij verrijkt en heb aan niets gebrek, en gij weet niet dat gij zijt ellendige, de jammerlijke en arme en blinde en naakte, raad Ik u aan van Mij te kopen goud, dat in het vuur gelouterd is, opdat gij rijk moogt worden, en witte klederen, opdat gij die aandoet en de schande uwer naaktheid niet zichtbaar worde; en ogenzalf om uw oogleden te bestrijken, opdat gij zien moogt. Allen, die Ik liefheb, bestraf en tuchtig Ik; weest dan ijverig en bekeert u. Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand Mijn stem zal horen en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij. Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op Mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met Mijn Vader op Zijn troon. Wie oren heeft om te horen, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt.” Volgens hetgeen hier naar voren wordt gebracht is de laatste gemeente, die van het laatste tijdperk, de meest betreurenswaardige van alle eeuwen en het toppunt van haar schande en verwarring wordt bereikt in volledige afval, want Openbaring 3:20 zegt: “Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar Mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen.” Dit is niemand anders dan Christus, Die uit Zijn eigen gemeente verdreven is, en Hij staat nu buiten terwijl Hij probeert weer toegang te verkrijgen. Dit is niet een vergezochte uitlegging, maar een treurige werkelijkheid, want vers 22 zegt: “Hij die een oor heeft hore, wat de Geest zegt.” Dit twintigste vers is door goed bedoelende, doch verkeerd gelovende persoonlijke werkers, reeds zolang op zondaars toegepast, dat wij niet gezien hebben, dat de Geest van God de juiste toestand van de gemeente van het Laodicéa-tijdperk voorspelt. Tenslotte raakt zij zonder Christus.

Raak nu niet verward! De reden waarom wij gefaald hebben de waarheid te zien, is dat wij nog ergens falen om het Woord van God te lezen zoals het geschreven is. Lees nog eens aandachtig Openbaring, de hoofdstukken 2 en 3. Merk op, dat in ieder tijdperk afzonderlijk de Geest spreekt tot hen die ware Christenen zijn en tot hen die zich voordoen alsóf, of ongelovigen. Aan de ene kant vaart Hij tegen hun grove zonden uit en aan de andere kant prijst Hij hen om hun vroomheid, geloof, lijden, begrip, enzovoort. Hoe zit dat dan? Het antwoord is eenvoudig. Geheel Israël is niet Israël. Daar Israël betekent “Prins van God” waren er zeer velen die de naam droegen zoals in de dagen van Elia, maar dat maakte hen nog niet waarlijk Israël. Misschien waren er in die tijd ongeveer vijf miljoen die naar het vlees Israëlieten waren, maar er waren slechts zevenduizend werkelijke Israëlieten, die niet hun knieën voor Baäl gebogen hadden.

Thans hebben we precies dezelfde situatie. Een visser gaat heen om een net uit te werpen. Van alles komt erin. Er zijn alen, slangen, schildpadden, krabsoorten, zeekreeften, garnalen, waterspinnen, kikvorsen, enzovoort, die in het net komen, maar er is ook VIS. Een herder heeft een kudde, zowel schapen als geiten. Een boer heeft een veld. Het bevat tarwe en onkruid. Zo zien wij dus dat allen, die de naam “Christen” (met de Geest vervuld wandelen) dragen, ofschoon zo genoemd op grond van het feit, dat zij geloven in de maagdelijke geboorte, het vergoten bloed, de doop met de Heilige Geest, enzovoort, niet waarlijk door HET WOORD GEBOREN, MET DE GEEST VERVULDE CHRISTENEN zijn. Vandaag hebben wij tweede, derde, vierde, vijfde, tiende, twintigste en dertigste generatie Christenen. Maar God heeft geen kleinkinderen, alleen maar kinderen. Aldus is de hedendaagse generatie gemeente werkelijk Christelijk naar het vlees zoals Israël vanouds was, maar de gemeente die het WARE LICHAAM VAN CHRISTUS is, is slechts een deel van het grote uiterlijke voertuig en is geestelijk, zoals de zevenduizend in de dagen van Elia waren. Maar gelijk Israël naar het vlees voorgaf dat zij van God sprak en God aanbad, en zelf het religieuze leven regelde voor hun dagen, net zo doet thans de huidige gemeente alsof zij voor God spreekt, God aanbidt en zelf de aanbidding regelt zoals we het nu kennen.

De kerk van vandaag is rijk. Zij heeft uitgebreide bezittingen en landgoederen, effecten en aandelen. Haar herders hebben pensioenfondsen van vele miljoenen. Zij is rijk aan wereldse goederen, maar in het geestelijke door armoede getroffen. Zij is geestelijk zover van God, dat God haar ellendig, arm, blind en naakt noemt en zij wéét het zelf niet. Toch zegt zij ondanks al haar afvalligheid dat zij voor God spreekt. God zegt: “Je kunt voor Mij niet spreken. Je bent lauw, je wil geen waarlijk rechtvaardig standpunt innemen, ofschoon je beweert de grootste waarheden van het Woord te geloven. Dus je bent niet langer Mijn spreekorgaan. Ik zal je uit Mijn mond spuwen.”

Niet alleen is dit waar, maar de georganiseerde religieuze beweging, die we thans hebben, is zo alles insluitend, dat Christus gedwongen wordt om buiten de gemeente te treden, want licht en duisternis kunnen niet samen gaan. De Protestanten zijn doende terug te gaan, samen met de Rooms-katholieken, in de Oecumenische beweging. Reeds zijn de Patriarch en de Paus bijeen gekomen in broederschap. Amerika heeft reeds één Katholieke president gehad, en er zullen er ongetwijfeld meer volgen. De leiders van elke groep hebben het Woord bestreden, en hun eigen geloofsbelijdenissen en dogma’s ter vervanging opgeschreven, zodat de mensen niet langer uit het Woord van God leven. Toch ondanks dat zij allen het heilig en onfeilbare Woord van God verloochenen, durven deze zelfde lieden te beweren dat zij voor God spreken. Sommigen gaan zelfs zover dat zij zeggen dat zij de plaatsvervangers van Christus zijn. Dit is waarlijk antichristelijk. Christus moet wel de gemeente loslaten tot haar eigen ondergang. Wanneer Hij weggaat, heeft Hij een Woord voor hen, die Zijn eigendom zijn. “Gaat uit van haar, Mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden.” “Daarom gaat weg uit hun midden en scheidt u af, en houdt niet vast aan het onreine, en Ik zal ulieden aannemen.” Openbaring 18:4 en 2 Korinthe 6:17.

Het verwerpen van het Woord is Christus verwerpen. Toen Eva Satan toestond om slechts EEN woord van Gods geboden te veranderen, opende zij de deur voor de stromen van zonde en ellende, welke de wegen der mensheid al deze duizenden jaren achtervolgd hebben. De allerlaatste woorden van Jezus aan de gemeente waarschuwen: “Neemt niet één woord af, voegt niet één woord toe -- laat het precies zoals het is, en wandelt daarin.” Maar de gemeente heeft niet geluisterd. Zij heeft het Woord Gods veranderd om haar eigen gang te kunnen gaan. Daarom is er nu een groepering van onderzoekers uit de Joden, Katholieken en Protestanten, die de Bijbel herschrijven, zodat zij alle drie de groepen aanstaat. Geen wonder dat dr. Billy Graham zei, dat indien de Heilige Geest de kerk zou verlaten, zij zich er zo onbewust van zou zijn, dat zij voor negentig procent door zou gaan met wat ze nu aan het doen is, en Hem niet zouden missen. En dat is volkomen juist. Want wanneer het Woord verworpen wordt, wordt de Geest verworpen, want het Woord en de Geest zijn EEN. Je kunt God niet scheiden van Zijn Woord. Het is onmogelijk.

Nu, daar dit de ware toestand van de gemeente is, wat voor een man zal de boodschapper zijn, die tot dit tijdperk komt? Hij zal niet uit ENIGE GEORGANISEERDE groep zijn. Dat zou onmogelijk zijn, want organisaties zullen uiteindelijk, verlaten van God, tezamen gaan. Hij zal niet uit een zogenaamd GOED BEKENDSTAANDE godsdienstige groep zijn. Hij moet alléén staan, en dat VOOR GOD en MET GOD. Zijn manier van spreken, leven en houding zal zowel geestelijk als materieel verschillen van die van anderen. Het zal blijken dat hij net- zomin in het schema past als Johannes, en even betwist. Hij zal niet populair zijn. In feite zal hij alle populariteit, welke hij in de eerste dagen van zijn bediening verwerft, verliezen, wanneer hij de waarheid begint te spreken zoals die hem van omhoog gegeven is. Maar hij zal Gods man zijn, en de uitverkorenen zullen hem kennen, zoals altijd door de eeuwen heen. De bediening van deze man zal de ogen van de uitverkorenen wijder openen, maar ze zal de ogen van hen, die zich verhard hebben, sluiten en zelfs blinder maken. Zo was het ook in de dagen van Jezus.

Degenen die ten tijde van zijn bediening een mate van licht en gerechtigheid hadden, waren de Farizeeën. Maar toen zij begonnen te twijfelen en te verwerpen, werd hun licht duisternis en zij werden zo totaal verduisterd dat zij hun eigen Heer doodden. Maar daarentegen was er een Samaritaanse vrouw die slecht bekend stond, die Hem bij de bron zag zitten. In haar zonde geloofde zij Hem en al haar duisternis werd zuiver licht, en zij leefde door Zijn genade, terwijl de Farizeeën stierven. Hoor dan deze profeet-boodschapper wanneer hij komt met het Woord en sluit de ogen niet, opdat uw licht geen duisternis worde en de Geest van God niet langer meer tot u spreekt.

Daar wij dit tot zover gezien hebben, laat ons verder gaan met het vinden van wat de Schrift over deze boodschapper te zeggen heeft. Daar deze man in de dagen juist voordat Christus wederkomt tot ons moet komen, zullen wij natuurlijk in het licht van het Schriftgedeelte hetwelk naar Zijn komst verwijst, die tijd onderzoeken en zien of we meer licht omtrent deze boodschapper ontvangen kunnen. Jezus Zelf gaf ons de sleutel. Lukas 17:26-30. De karakteristieken van twee bijzondere tijdperken zullen in de eindtijd opnieuw verschijnen. Deze kentekenen zijn die van de dagen voor de zondvloed en de val van Sodom.

“En gelijk het geschiedde in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen: zij aten, zij dronken, zij huwden en zij werden ten huwelijk gegeven, tot op de dag waarop Noach in de ark ging en de zondvloed kwam en hen allen verdelgde. Op dezelfde wijze als het in de dagen van Lot geschiedde, zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden. Maar op de dag dat Lot uit Sodom ging, regende het vuur en zwavel van de hemel en verdelgde hen allen. Op dezelfde wijze zal het gaan op de dag, waarop de Zoon des mensen geopenbaard wordt.” Wanneer wij deze woorden lezen hebben wij geestelijk inzicht nodig, want al deze woorden vertellen ons dat het stelsel van de wereld steeds slechter wordt totdat het gelijk is aan de tijd van Noach en Lot. Nu, dat is waar. Maar wat heeft het voor zin om te weten hoe de wereldtoestanden zijn, indien wij niet iets van God hebben om ons in deze toestand te helpen? Of zeg het zo: Hier is een openbaring van wat er met de wereld is -- nu dan, hoe staat het met ons? Wat is er voor ons? Wat ging er in deze dagen om, dat ons zegt wat er aan onze zijde is? Er zijn altijd twee zijden.

In de dagen van Noach waren er twee groepen. Er waren de kwaden, die omkwamen, maar er waren ook de rechtvaardigen, die ontkwamen. In de dagen van Lot waren er drie groepen: 1. de inwoners van Sodom; 2. Lot en zijn gezin; 3. Abraham en zijn gezin. Nu, indien onze dagen precies parallel moeten zijn aan die dagen moeten wij zoeken naar de geestelijke en heilzame zijde welke zij hadden en dat op onszelf toepassen.

Kijk naar de dagen van Noach. Hier is niet alleen een prediker der gerechtigheid, maar een PROFEET, want het Woord Gods kwam tot hem en door hem, voor die tijd. Hij waarschuwde en predikte. Hij bouwde de ark. Dit was in gehoorzaamheid aan de gehele raad van God en daardoor werden hij en zeven anderen gered. De Geest van Christus was in deze man. Maar zelfs vóór Noach was er een profeet, Henoch. Judas, sprekende over Henoch, zegt, dat in de wanhopige tijd voor de vloed, deze man van de TWEEDE KOMST VAN CHRISTUS sprak. Denk u dat eens in. De tweede komst, toen er zelfs nog geen eerste komst was geweest. Hier is waarlijk iets wat we zullen moeten weten, want thans wachten we op de tweede komst. Daar, lang geleden, toen zij gedurende vele, vele jaren tegen God en Zijn heilig Woord waren ingegaan, stond een PROFEET op. Daar waar de zonen Gods zich bezoedeld hadden aan de dochteren der mensen, toen de kennis zo groot was en de mensen zo beroemd, een periode waarin zij rijk waren en aan niets gebrek hadden, toch waren zij geestelijk jammerlijk en blind zoals vandaag, ja, in die dagen kwam een PROFEET. En daar onze tijd te vergelijken is met die periode zullen wij niet eenvoudigweg kijken en de toename van de zonde zien en het gemis aan het geestelijke onder hen die beweren Christenen te zijn, maar we zullen beginnen uit te zien naar die profeet die MOET komen. Terwijl Henoch van leer trok tegen zonde en ongerechtigheid, predikte hij reeds over de tweede komst van Christus. De aarde stond op het punt om vernietigd te worden. Zo zal het spoedig zijn. Die eeuw van de vloed toen, is een type van vandaag, nu de komst des Heren steeds meer nadert. In de dagen van Noach werden de rechtvaardigen gered. God deed het. De goddelozen kwamen om. Dat alles zal opnieuw geschieden. Maar vergeet nooit, dat zoals zij een boodschapper hadden die een profeet was, wij er ook een zullen hebben. Neem nu de dagen van Lot, toen Sodom vernietigd werd. De hele geschiedenis staat in Genesis, hoofdstuk 18 en 19. Opnieuw moeten we niet slechts oog hebben voor de goddelozen. We moeten zien wat onze plicht en ons deel is. Wanneer de vijand binnenkomt als een vloed richt God een standaard op. Jesaja 59:19: “En zal vanwaar de zon ondergaat de naam des Heren vrezen en vanwaar zij opgaat zijn heerlijkheid. Als de vijand binnenkomt als een vloed, zal de Geest van de Here een standaard tegen hem oprichten.”

Wel, de vijand is reeds binnengedrongen; laten wij dan uitzien naar die standaard. In de dagen van Lot, toen de maat van de ongerechtigheid vol was, vergat God Zijn eigen uitverkorenen niet. Zij hadden Zijn speciale zorg. Welke zorg was dat? God Zelf verscheen aan Abraham. Daar in de hitte van de dag, terwijl Abraham voor de ingang van zijn tent was gezeten, zag hij drie mannen naderbij komen. Hij liep naar hen toe en viel voor de voeten van EEN van hen neer en riep: “MIJN HEER.” In de avond, terwijl de twee engelen (die ook in de gedaante van mensen verschenen) naar Sodom afdaalden, begon God tot Abraham te spreken. God gaf Abraham (een PROFEET) de openbaring over de vernietiging van Sodom.

In Genesis 18:17 zei God: “Zou Ik voor Abraham verbergen wat Ik ga doen?” Nee, Hij kan dat niet doen, want God openbaart aan Zijn knechten, de profeten, wat Hij op het punt staat te doen. En terwijl Hij aan Abraham de komende vernietiging openbaart, openbaart Hij de KOMST van de ZOON waar de GELOVIGE Abraham zo naar verlangde. En merk dit op. Hier verschijnt God in mensengedaante, om Abraham de tijd van die komende zoon te openbaren.

Terwijl Hij dit doet, lacht Sara in zichzelf. En God met Zijn rug naar de tent, waarin Sara is, weet dat zij in zichzelf lacht en Hij spreekt en openbaart haar gedachten, zelfs de gedachten die in haar hart zijn. GOD ZELF DE GROTE PROFEET, doorzag het hart van Sara. En dit is precies zoals het moet zijn. In Hebreeën 4:12 lezen wij: “Want het Woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zo diep dat het vaneen scheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift de overleggingen en gedachten des harten.” Dat doet het Woord. Het onderscheidt de overleggingen en gedachten des harten. Maar het Woord is God. Dus onderscheidt het geopenbaarde Woord (God) in Abrahams tegenwoordigheid de gedachten en overleggingen des harten van hen, die aanwezig waren.

Deze handeling, welke God deed was precies dezelfde als welke de ZOON (God) op aarde deed. Het was dit teken, dat maakte dat de uitverkorenen Hem als de Messias aannamen. Johannes 1:41-51: “Andreas, de broeder van Simon Petrus, was één van de twee die het van Johannes gehoord hadden en Hem gevolgd waren; deze vond eerst zijn broeder Simon en zeide tot hem: Wij hebben gevonden de Messias, wat betekent de Christus. Hij leidde hem tot Jezus. Jezus zag hem aan en zeide: Gij zijt Simon, de zoon van Jona, gij zult Céfas heten, wat met Petrus vertaald wordt. De volgende dag wilde Jezus naar Galilea vertrekken en Hij vond Filippus. En Jezus zeide tot hem: Volg Mij. Filippus nu was uit Bethsaïda, de stad van Andreas en Petrus. Filippus vond Nathanaël en zeide tot hem: Wij hebben Hem gevonden, van wie Mozes in de wet geschreven heeft en de profeten, Jezus de zoon van Jozef, uit Nazareth. En Nathanaël zeide tot hem: kan uit Nazareth iets goeds komen? Filippus zeide tot hem: Kom en zie! Jezus zag Nathanaël tot Zich komen zeide van hem: Zie, waarlijk een Israëliet in welke geen bedrog is. Nathanaël zeide tot Hem: Vanwaar kent Gij mij? Jezus antwoordde en zeide tot hem: Eer Filippus u riep, zag Ik u onder de vijgenboom. Nathanaël antwoordde Hem: Rabbi, Gij zijt de Zoon van God, Gij zijt de Koning van Israël! Jezus antwoordde en zeide tot hem: Omdat Ik u gezegd heb: Ik zag u onder de vijgenboom, gelooft gij? Gij zult grotere dingen zien dan deze. En Hij zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg ulieden, gij zult de hemel open zien en de engelen Gods opstijgen en nederdalen op de Zoon des mensen.”

Jezus en de vrouw bij de bron
Jezus en de vrouw bij de bron

Zie van deze verzen dat dit teken (het doorzien van mensenharten) het gevolg had dat Nathanaël onmiddellijk beweerde dat deze man uit Nazareth de Zoon van God was, de Koning van Israël. Op gelijke basis aanvaardde ook de vrouw bij de bron Christus als de Messias. Johannes 4:14-29: “Maar wie gedronken zal hebben van het water dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven. De vrouw zeide tot hem: Here, geef mij dit water, opdat ik geen dorst heb en niet hierheen behoef te gaan om te putten. Hij zeide tot haar: Ga heen, roep uw man en kom hier. De vrouw antwoordde en zeide: Ik heb geen man. Jezus zeide tot haar: Terecht zegt gij: Ik heb geen man, want gij hebt vijf mannen gehad en die gij nu hebt, is uw man niet; hierin hebt gij de waarheid gesproken. De vrouw zeide tot Hem: Here, ik bemerk dat Gij een Profeet zijt. Onze vaderen hebben op deze berg aangebeden en gijlieden zegt, dat te Jeruzalem de plaats is waar men moet aanbidden. Jezus zeide tot haar: Geloof Mij vrouw, de ure komt, dat gij noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden. Gij aanbidt, wat gij niet weet, wij aanbidden wat wij weten, want het heil is uit de Joden; maar de ure komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader zullen aanbidden in Geest en Waarheid, want de Vader zoekt zulke aanbidders; God is Geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in Geest en Waarheid. De vrouw zeide tot Hem: Ik weet dat de Messias komt; die Christus genoemd wordt; wanneer Die komt zal Hij ons alles verkondigen. Jezus zeide tot haar: Ik ben het, Die met u spreekt. En daarop kwamen Zijn discipelen en waren verbaasd dat Hij met een vrouw in gesprek was, en toch zeide niemand: Wat zoekt Gij, of: Waarom spreekt Gij met haar? De vrouw liet dan haar kruik staan, en ging naar de stad en zeide tot de mensen: Kom mede en ziet de mens die mij gezegd heeft alles wat ik gedaan heb; zou deze niet de Christus zijn?” Zij wist dat Hij een Profeet moest zijn. Zij wist, dat wanneer de Messias komen zou, Hij dat zou doen. Dat zou het TEKEN van de Messias zijn. Dat zou Zijn betuiging zijn. Dat wat God deed als de Zoon was precies wat Hij deed als de Vader. Dat is waar. Lees in Johannes 8:56. “Uw vader Abraham heeft zich erop verheugd Mijn dag te zien en hij heeft die gezien en zich verblijd”: Jezus sprak op dat ogenblik van Zichzelf. Hij zei, dat Abraham werkelijk zijn dag zag -- de dag waarin Hij toen was.

Dit is wat Hij bedoelde met die stelling. Tweemaal in het Oude Testament verscheen God aan Abraham in menselijke gedaante. De eerste maal was toen Hij verscheen na de strijd met de koningen en koning van Salem genoemd werd. Daarna, later, verscheen Hij aan de tent van Abraham onmiddellijk voor de vernietiging van Sodom. In het eerste voorbeeld typeerde zijn verschijning Hem als Hogepriester. Het ambt dat Hij aannam na Zijn opstanding. Maar bij de tent typeerde Hij Zijn bediening als de PROFEET, welk ambt Hij zou aannemen gedurende de dagen van Zijn wandel in het vlees. Deuteronomium 18:15-19. “Een Profeet, uit uw midden, uit uw broederen, zoals Ik ben, zal de Here, uw God, u verwekken, naar Hem zult gij luisteren. Juist zoals gij van de Here, uw God gevraagd hebt op Horeb op de dag der samenkomst, toen gij zeide: Ik wil niet langer de stem van de Here, mijn God horen en dit grote Vuur niet langer zien, opdat ik niet sterve. Toen zeide de Here tot mij: Het is goed wat zij gesproken hebben; een profeet zal Ik hun verwekken uit het midden van hun broederen, zoals gij zijt; Ik zal Mijn woorden in zijn mond leggen en hij zal alles tot hen zeggen wat Ik hem gebied. De man die niet luistert naar de woorden, welke hij in Mijn Naam spreken zal, van die zal Ik rekenschap vragen.” En wat Hij was bij de tent, was Hij op aarde en zo is Hij ook nu. Het teken verandert niet. Alleen zal het nu de Geest in de profeet zijn, welke datzelfde teken op aarde terugbrengt. Het moet door middel van een profeet zijn, want Israël riep het uit tot God: “Laat ons niet alleen uw stem hoorbaar horen, of het vuur zichtbaar zien, maar spreek tot ons door een man zoals Mozes.” God hoorde en heeft sindsdien alleen gesproken door de profeet. De profeet-boodschapper van de laatste dagen is verplicht om dat teken voort te brengen, indien wij in de dagen zijn welke PRECIES parallel lopen aan de dagen van Lot en de vernietiging van Sodom.

Nu, terwijl wij hierover uitweiden, Christenvriend, uitverkorene Gods, onthoud dat Abraham er niet in betrokken werd daar in Sodom.

Gods uitverkorenen zijn een afgescheiden volk. (Kom uit van haar Mijn volk.) Zij zijn niet van de wereld. Lot was daar beneden, maar ziet u, hij was niet uitverkoren. God had hem niet geroepen en apart gesteld. Hij was alleen meegegaan op uitnodiging van Abraham. Hij was een goed mens, zeker, maar God verscheen niet aan hem. Alleen engelen kwamen naar hem toe met een boodschap om eruit te komen. Lot werd niet werkelijk apart gesteld, noch zijn kinderen. Zij zijn de naam-Christenen die door de verdrukking gaan. De Sodomieten zijn natuurlijk de goddelozen en zij worden vernietigd, volgens het woord van Maleachi -- zij worden tot as verbrand. Maar hoe wonderbaar is het om te weten, dat God nu met Zijn uitverkorenen handelt zoals Hij deed met Abraham, die onze vader in het geloof is. Zeker, Abrahams zaad zal gezegend worden met Abraham en door God bezocht worden door de Geest.

Daar het absoluut onmogelijk is over een profeet te spreken met betrekking tot de tweede komst van Christus zonder Elia in beschouwing te nemen zullen we dit nu doen. Mattheüs 17:10-13. “En de discipelen vroegen Hem en zeiden: Hoe kunnen dan de Schriftgeleerden zeggen dat Elia eerst moet komen? Hij antwoordde en zeide: Elia zal wel komen en alles herstellen, maar Ik zeg u, dat Elia reeds gekomen is en zij hebben hem niet erkend, maar met hem gedaan al wat zij wilden. Zo zal ook de Zoon des mensen door hen moeten lijden. Toen begrepen de discipelen, dat Hij over Johannes de Doper tot hen gesproken had.” Hier zij opgemerkt dat de profeet Elia zeker naar de aarde moet terugkeren. Maar tevens moet onmiddellijk worden opgemerkt dat Jezus Johannes de Doper Elia noemde. Johannes was niet de reïncarnatie van Elia. Hij was Johannes met dezelfde Geest op hem, als die op Elia was. Dit zelfde geval is te zien toen Eliza om een dubbel deel bad van de Geest, welke op Eliza was en hij ontving dat dubbele deel van dezelfde Geest. Dit maakte Eliza niet Elia. Het gaf hem eenvoudig de bediening door dezelfde Geest. Nu ga dit na tot op deze tijd. Zullen wij ook niet een profeet hebben op wie dezelfde bediening zal neerdalen door de Geest? Zal zo iemand komen aan het einde van dit gemeentetijdperk? Kijk naar Maleachi 4:5-6. “Zie, Ik zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des Heren komt. Hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der kinderen tot hun vaderen, opdat Ik niet kome en het land treffe met de ban.”

Hier is een van de meest eigenaardige Schriftgedeelten dat in één beweging twee verwijderde gebeurtenissen omvat, handelend over één persoon. De betrokken persoon is Elia. De twee gebeurtenissen zijn zijn manifestatie vóór de beide komsten van Jezus Christus. Nu, dit is natuurlijk niet werkelijk Elia, maar alleen de “Elia-bediening”, want er is geen reïncarnatie in de Bijbel. In feite legt het Woord deze twee gebeurtenissen uit. Maleachi 4:6a: “En hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen” is een verwijzing naar Johannes de Doper zoals naar voren gebracht in Lukas 1:17. “En hij zal voor zijn aangezicht uitgaan in de Geest en de kracht van Elia, om de harten der vaderen te keren tot de kinderen en de ongehoorzamen tot de gezindheid der rechtvaardigen, teneinde de Here een weltoegerust volk te bereiden.” Deze, op wie de Heilige Geest in zo’n mate komt om het een “Elia-bediening” te noemen is dezelfde als in Maleachi 3:1a. “Zie Ik zend Mijn bode, die voor Mijn aangezicht de weg bereiden zal.” Van Mattheüs 11:7-10: “Terwijl deze heengingen, begon Jezus tot de scharen te zeggen van Johannes: Wat zijt gij in de woestijn gaan aanschouwen? Een riet door de wind bewogen? Maar wat zijt gij gaan zien? Een mens in weelderige kleding? Zie, die weelderige kleding dragen zijn aan de hoven der koningen. Maar waarom zijt gij dan uitgegaan? Om een profeet te zien? Ja, Ik zeg u, zelfs meer dan een profeet. Deze is het van welke geschreven staat: Zie Ik zend Mijn bode voor Mijn aangezicht uit, die uw weg voor u bereiden zal.” Nu, zoals het is aangeduid in Maleachi 4:6 slaat alleen het eerste deel van dat vers op Johannes de Doper op wie de bediening van Elia was gevallen. Het laatste deel behoort klaarblijkelijk tot een andere boodschapper met dezelfde bediening, die op een gegeven moment de harten van de kinderen terugvoert naar de vaderen. Zij zullen niet dezelfde persoon zijn. Zij zullen verschillende mensen zijn, in onderscheidene tijdperken. Waarlijk indien deze profeet heden verschijnt, zal hij de Elia zijn voor onze tijd, en tweeduizend jaar na Johannes leven.

Nu, om de betekenis vervat in Maleachi 4:6 te begrijpen zullen wij zorgvuldig de gedachte bestuderen: “Hij zal de harten der vaderen terugvoeren tot de kinderen.”

Het terugvoeren van de harten der vaderen tot de kinderen, zoals het door de engel wordt uitgelegd, is met het doel dat “een toebereid volk klaar is voor de Here”. In Romeinen 9:23 horen we: “Juist om de rijkdom Zijner heerlijkheid bekend te maken over de voorwerpen van ontferming, die Hij tot heerlijkheid heeft voorbereid.” Deze voorwerpen der ontferming zijn DE UITVERKOREN KINDEREN GODS. ZIJ ZIJN DE GEREEDGEMAAKTEN. En deze bediening van Johannes had te maken met de VADEREN van de uitverkorenen. Iets moest gedaan worden om de harten der vaderen tot hen te doen terugkeren. Het zou komen door de bediening van Johannes. En het kwam door die bediening. Want toen Johannes verscheen, namen de vaderen niet Gods Woord, maar hun eigen woord. Zij zondigden en noemden het gerechtigheid. Zij maakten het Woord van God krachteloos. Johannes kwam donderend op het toneel. Uit de woestijn kwam hij, gekleed in huiden, en ruw en grof was zijn uiterlijk. Stoutmoedig en snijdend was zijn optreden. Hij ranselde met het Woord en de Geest van God. En daar zij sterker waren dan de poorten der hel, sneden zij in de harten der mensen en brachten velen tot de doop der bekering en het geloof dat de MESSIAS komende was. Deze bediening in de Geest, welke Johannes begon, werd voortgezet door Jezus, want Johannes moest afnemen, terwijl Jezus moest toenemen. Daar de harten van de vaderen teruggebracht waren naar het (geschreven) Woord, was het niet zo’n grote stap om ze naar het (geopenbaarde) WOORD terug te brengen. Deze discipelen werden later de apostelen en zij werden op hun beurt de vaderen der gemeente, want de heidengemeente is gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten. Efeze 2:19-20: “Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, (Efeze 2:20a) gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten.”

Maar het Joodse hart is fundamenteel tegen de heidenen. Uit eigen beweging zouden zij nooit de heidenen ontvangen hebben. Maar deze grote verandering welke door de bediening van Johannes gewrocht werd door het doen terugkeren van de harten tot het Woord, bracht de apostelen ertoe om zich naar de kinderen Gods te wenden, ofschoon zij heidenen waren.

Handelingen 15:14-18: “Simeon heeft uiteengezet, hoe God van meet aan erop bedacht geweest is een volk voor Zijn Naam uit de heidenen te vergaderen. En hiermede stemmen overeen de profeten, gelijk geschreven staat: Daarna zal Ik wederkeren en de vervallen hut van David weer opbouwen, en wat daarvan is ingestort, zal Ik weder opbouwen en Ik zal haar weder oprichten, opdat het overige deel der mensen de Here zoeken, en alle heidenen over welke Mijn Naam is uitgeroepen, spreekt de Here, die deze dingen doet, welke van eeuwigheid bekend zijn.” Johannes had het Woord zo gebracht, dat de vaderen de volle openbaring omtrent de heidenkinderen ontvingen en hun harten tot hen keerden. Maar daar de “vaders ingeslapen zijn”, is de gemeente op drift geraakt. Eens temeer is het Woord verlaten en hebben de mensen tradities ervoor in de plaats genomen. Nu moet er een man komen, een profeet op wie dezelfde Geest (welke op Elia, Eliza en op Johannes was) moet en zal vallen. Hij zal het Woord brengen. Hij zal de harten van de kinderen terugvoeren tot de vaderen, terug naar het ware Woord, terug naar het Woord dat oorspronkelijk gepredikt werd, terug naar de tekenen welke het Woord volgen. Hij zal aan de tweede komst van Christus voorafgaan in welke Jezus komt om Zijn bruid weg te nemen.

Ja, een profeet-boodschapper zal komen om de bruid terug te voeren naar het Woord en de machtige werken welke de gelovigen volgen. Volgens dat zevende vers in Openbaring 10 zal hij een boodschap hebben. Hij zal veel spreken. In die boodschap welke aan de tweede komst zal voorafgaan zal hem door God macht gegeven worden om de mysteriën welke verborgen zijn geweest, te openbaren. Dit mag klinken als een grote opdracht. Dat is ook zo, maar toch moet het geschieden. De reden waarom het zo moet zijn is zo fundamenteel, dat het geen uitleg behoeft. Toch zal het verklaard worden. De eerste boodschapper Paulus had het “Zo zegt de Here” over de Schriften. Van toen af hebben we niets anders dan verdeeldheid over hun interpretaties gehad.

In feite herinnert het huidige tijdperk aan de dag dat Jezus zei dat de tradities van mensen het Woord van God krachteloos maakten. De denominaties zijn constant afgeweken van het Woord om hun eigen streven en verlangens te volvoeren, daarbij is veel van de ware zin van het Woord verloren gegaan.

In de dagen van Paulus gaf hij de volle diepte van de betekenis. Maar het is verloren gegaan toen aardsdenkenden getracht hebben het uit te leggen. Elke groep die vanwege de uitlegging afgescheiden is, beweert het bij het rechte eind te hebben en geleid te zijn door de Heilige Geest. Sommige of alle moeten ongelijk hebben, want de Heilige Geest kan niet liegen en scheiding veroorzaken, noch hinkt Hij op twee gedachten. Zo is het noodzakelijk dat wij heden een profeet hebben met “Zo zegt de Here”, die de harten der kinderen naar de juiste waarheid der vaderen zal terugvoeren. Deze ligt in dat oorspronkelijke WOORD dat de kracht bracht. Wij moeten terug naar de WARE betekenis en dan daarin BLIJVEN, en wanneer de bruid een “WOORD BRUID” zal zijn, zal zij de werken volbrengen precies gelijk Christus gedaan heeft. Wat zien wij ernaar uit dat die profeet-boodschapper komt en de boodschap van het Woord brengt, opdat Jezus weer waarlijk onder ons geopenbaard zal worden door de Geest.

Op deze boodschapper aan het tijdperk van Laodicéa zal een geweldige last gelegd zijn. Het zal met hem zijn zoals het was met de andere profeten, in het bijzonder met Mozes. De mensen werden verdrukt onder Farao. Het was voor Mozes noodzakelijk door een of andere betuiging van Godswege, welke alle tegenspraak zou overwinnen, te bewijzen, dat hij een profeet van God was, en dat het Woord van God dat uit zijn mond kwam alle aandacht en gehoorzaamheid waard was.

Dit kan gemakkelijk begrepen worden. De Hebreeën hadden gedurende vierhonderd jaar geen profeet gehad. Zo’n lange tijd zou verscheidene generaties zonder dynamische waarheid Gods in hun midden zien en een daaruit voortvloeiende onwetendheid van Gods weg. Mozes had een bovennatuurlijke rechtvaardiging van zijn bediening nodig om hun aandacht te trekken en hun harten te veroveren. Dit is precies dezelfde situatie als toen Johannes en Jezus verschenen. Israël was gedurende vierhonderd jaar zonder profeet, met als gevolg ontaarding van de waarheid in menselijke tradities. Wat zou het moeilijk zijn om Israël naar de waarheid terug te voeren door een profeet. Dus toen God Mozes zond, zond Hij hem met twee tekenen. Indien het volk het eerste teken weigerde (het veranderen van de staf in een slang) zouden zij luisteren naar de stem van het tweede teken (de hand die in de boezem gestoken wordt, en melaats wordt en daarna weer rein). Exodus 4:8: “Indien zij niet geloven en geen acht geven op wat het eerste teken te zeggen heeft, dan zullen zij geloven wat het tweede teken te zeggen heeft.” God zei dat de tekenen stemmen waren. Iedere keer wanneer het teken verscheen in Mozes’ bediening was het de stem Gods die sprak. Het zou natuurlijk twee dingen doen. Het zou de één dringen om te komen en de ander steeds meer verharden. Dat was wat het teken deed. Dit is wat de stem van God doet. Hij trekt sommigen en zij komen nader naar het teken, zoals Mozes zelf toen het braambos brandde, maar aan de andere kant zal die stem, door te roepen, het hart steeds meer verharden, omdat het God verwerpt. Zo gebeurde het met Farao. Zo geschiedde het met de Farizeeën. Maar Mozes was niet ontmoedigd. Hij hield vol. Hij wist dat God met hem was in zijn roeping, want de stem, die hij gehoorzaamde was een schriftuurlijke stem. Een waar profeet als Mozes zal altijd één zijn met het Woord. De stem welke vanuit het braambos riep sprak het Woord van God, zoals het gegeven was aan de grote profeet Abraham. Hij zei: “Ik gedenk aan Mijn belofte aan Mijn volk.” Dus luisterde en gehoorzaamde Mozes, en door dit te doen bracht hij de belofte van God voor het volk van die generatie.

Nu, toen God door dat teken sprak was er slechts één weg over. Israël moest uit Egypte wegtrekken -- de uittocht moest komen. Er zal een slotbetuigend teken zijn en ons tijdperk zal ook voorbij zijn -- de opname moet komen. Zoals Johannes de Doper riep: “Zie het Lam Gods”, zal zonder twijfel deze boodschapper aan het laatste tijdperk roepen: “Zie, de Bruidegom komt.” Zoals de apostel Paulus de geheimenissen van God verklaarde welke zulk een dynamisch geloof in de vroege gemeente teweeg brachten, zo ook nu, wanneer die laatste profeet openbaart wat Paulus waarlijk geleerd heeft, DATZELFDE WOORD dat de vroegere gemeente GELOOF schonk, hetwelk stevig gefundeerd is op het Woord, zal nu dat geloof terugbrengen en dat zal opnamegeloof zijn, om de Here tegemoet te gaan in de lucht en om voor eeuwig bij Hem te zijn.

We hebben dus een hoogst belangrijk uitgangspunt. Zo’n profeet zoals we uit het Woord naar voren hebben gebracht, moet op het toneel verschijnen.

Dat dit het laatste tijdperk is, daarover zullen we niet in twijfel verkeren, maar wij zouden in onzekerheid kunnen zijn omtrent wie de profeet is. Wie is hij? Waar is hij? Wie is die man, zo betuigd door God door visioenen, tekenen en wonderen? Wie is die man van wie nog nooit een openbaring heeft gefaald? Wie is hij die mensen tot God leidt door het Woord en nooit van de Heilige Schrift afwijkt? Wij zien uit naar zo’n man. Zo’n man moet zelfs nu in ons midden zijn -- een profeet van zegevierende waarheid!

Hoofdstuk 3

De betuigde boodschapper
De gemanifesteerde betuiging

Er kan, hoe dan ook, geen twijfel over bestaan of er is een profeet-boodschapper aan dit laatste tijdperk. Het zoeken naar die profeet, nu, moet van hoogst en dringend belang zijn. Indien zo’n man nu leeft, dan moet die man reeds tot op zekere hoogte bezig zijn met het vervullen van zijn bediening. Er moet een bediening zijn welke hem als zijnde die profeet, zou kenmerken. Dus moet hij bekend zijn.

William Branham
William Branham

Volgens ons begrip van de Schrift zal deze man door de tegenwoordige godsdienstige systemen en orden niet erkend worden, dus kunnen we hem daar niet vinden. Hij zal niet geteld worden onder de machtigen der kerken. In feite zou hij heel goed net zo verborgen kunnen zijn als Johannes of Jezus. Ongetwijfeld zou zijn afkomst net zo eenvoudig kunnen zijn als die van alle profeten. Zonder twijfel zou veel van zijn bediening bestreden worden, terwijl een deel ervan verwelkomd zal worden. Dit alles is waar, indien hij getrouw naar de Schrift wandelt. En indien hij de boodschapper is, zal hij natuurlijk trouw naar het Bijbelse patroon wandelen. Thans is er zulk een man in de wereld welke volkomen schriftuurlijk betuigd is als zijnde de profeet-boodschapper aan het gemeentetijdperk van Laodicéa. Hij voldoet aan iedere eis, zoals in het Woord is aangegeven. Zijn bediening wordt ten dele aanvaard en ten dele verworpen. Zijn geboorte, opgroeien, onderwijs, prediking, lering en bediening in de Geest heeft iedere schriftuurlijke eigenschap en hij wordt alzó gerechtvaardigd.

Die man is Eerw. William Branham, die thans in Tucson, Arizona, woont, eerder in Jeffersonville, Indiana, waar het grootste deel van zijn leven werd doorgebracht.

Schilderij van de geboorteplaats van William Branham
Schilderij van de geboorteplaats van William Branham

William Marrion Branham werd op 6 april 1909 uit een zeer jong echtpaar geboren, in een heel nederig hutje in Burksville, Kentucky. Gedurende twee dagen na zijn geboorte zagen zijn vijftien jaar oude moeder, achttienjarige vader en bezoekers een wit nevelig licht boven zijn bedje hangen, dat door het raam naar binnen was gekomen, en bij de geboorte boven zijn hoofdje was. Niemand begreep de betekenis ervan en niemand hechtte er daarom veel waarde aan wat zijn toekomstig leven betrof.

Zolang hij zich kan herinneren kreeg hij visioenen, welke hij niet kon begrijpen, en nochtans wanneer er een visioen over een toekomstig gebeuren was, kwam het altijd precies zo uit gelijk hij het daarin had zien gebeuren.

Op zekere dag, toen hij pas zeven jaar oud was, en terwijl hij voor zijn vader water haalde, werd hij plotseling verrast bij het horen van de wind in de bladeren van de boom, waaronder hij een ogenblik uitrustte. Hij keek op, maar er was geen zichtbare beweging. Toen hij opstond om weg te gaan, kwam het geluid opnieuw, maar dit keer was het luider. Toen hij omhoog keek, zag hij een wervelwind in de boom en uit die wervelwind kwam een hoorbare stem, die zei: “Rook nimmer, drink niet, noch verontreinig je lichaam in enig opzicht, want wanneer je ouder bent, zal er een werk voor je zijn.” Natuurlijk schrok hij en rende schreeuwend het huis binnen. Om de een of andere reden was hij niet in staat zijn moeder zijn ervaring te vertellen, daarom concludeerde zij dat William een zeer nerveuze jongen was, die rust nodig had.

Brug over de Ohio rivier
Brug over de Ohio rivier

Terwijl hij een paar weken later buiten aan het spelen was, ontvouwde zich een visioen voor zijn ogen; hij zag een brug welke over de Ohio rivier gebouwd werd (hij woonde toen in Jeffersonville, Indiana) en terwijl er mannen aan werkten viel een overspanning naar beneden en sleurde een aantal werklieden mee de dood in. Tweeëntwintig jaar later toen de brug precies op die plaats gebouwd werd die in het visioen gezien was, brak een overspanning af welke deze mannen de dood in slingerde.

Daar hij van huis uit niet godsdienstig was (zijn vader smokkelde vaak whisky), realiseerde hij zich niet, dat God met hem bezig was. Zodoende probeerde hij, wanneer er door zijn vader en zijn vrienden druk op hem werd uitgeoefend, om te drinken, te roken en naar danspartijtjes te gaan, enzovoort. Maar zijn pogingen faalden, want telkens wanneer hij probeerde te roken of te drinken, hoorde hij dit bijzondere geluid van de wind die blies en ervoer hij de nabijheid van een onzichtbaar wezen. Gedwarsboomd en nerveus zijnde, trachtte hij het eenzame leven, dat hij leidde te ontvluchten, maar hij kon het niet.

Bij twee gelegenheden werd hij aangesproken door astrologen, die probeerden hem duidelijk te maken, dat hij onder een teken geboren was. Beiden vertelden hem, dat hij de bezitter was van een gave, ofschoon geen van beiden hem vertelden wat voor een gave het was. Eén van hen haalde de Schrift aan om hem nadere uitleg te geven. Ofschoon enigszins geïnteresseerd in hetgeen gezegd was, schudde hij het zo goed mogelijk van zich af. Later begreep hij wat astrologen en media waren en wederstond hij hen in de kracht van de Naam van Jezus. Maar toch was hij nog niet wederom geboren. Toen hij ongeveer achttien jaar oud was, verhuisde hij naar het westen om knecht op een ranch te worden. Maar het tragische nieuws van de dood van zijn broer bracht hem spoedig weer thuis. Het verdriet over de dood en de druk van zijn vreemde leven waren de oorzaak dat een zenuwzwakte intrad. Zijn lichaam werd zwak. Hij kreeg blindedarmontsteking. Een operatie werd noodzakelijk. Onder de narcose voelde hij zijn leven wegstromen en gedurende enige tijd lag zijn lichaam levenloos op de operatietafel, terwijl de dokter koortsachtig alles in het werk stelde om zijn hartslag te herstellen. Gedurende die tijd zag hij visioenen van hemel en hel. Hij riep het uit tot God en beloofde, dat, indien God zijn leven zou sparen, hij Hem zou zoeken en dienen. Tot grote verbazing van de doktoren herstelde hij.

Trouw aan zijn woord begon hij God te zoeken. Op een dag was hij alleen in een houten schuur en bad. Hem verscheen een lichtend kruis en een stem in een onbekende taal sprak tot hem vanuit het kruis. Daarop verdween het. Hij was sprakeloos van verwondering en vrees. Door het lezen van het Nieuwe Testament had hij reeds geleerd dat er verschillende soorten geesten waren, en dus vroeg hij zich af of dit van God kwam of niet. Nogmaals bad hij ernstig tot God en opnieuw verscheen het lichtende kruis, en de Geest van God sprak “vrede” tot zijn hart. Terwijl de blijdschap over zijn redding zijn hart doorstroomde, sprong hij op en rende weg, uitgelaten van vreugde over de vergeving zijner zonden en de met God verkregen vrede.

Daar het waarlijk God was, Die nu in zijn leven was gekomen, werd hij ertoe geleid om te verstaan en te weten dat de doop met de Heilige Geest voor hem was.

Op een dag toen hij Gods aangezicht zocht, leek het alsof er regen op hem viel, die als het ware op hem neerkletterde en diep in hem zonk. Hij werd tot overstromens toe gevuld met de Heilige Geest.

Hij zocht en vond een uitstekende gemeenschap en lering bij de “Zendingsbaptisten” en werd spoedig aangesteld om het Evangelie te prediken. God zegene hem hierin, want in zijn tent kwamen vaak meer dan drieduizend mensen, en velen werden werkelijk wederom geboren.

William Branham doopt iemand in de Ohio rivier
William Branham doopt iemand in de Ohio rivier

Het geschiedde in de maand juni 1933, terwijl hij de bekeerlingen in de Ohio rivier aan het dopen was, dat een hoogst verbazingwekkend en goed gedocumenteerd verschijnsel plaats vond. Terwijl hij de zeventiende persoon voor een menigte van ongeveer vierduizend mensen doopte, verscheen uit de hemel een schitterende slingerende ster, met het geluid van een ruisende wind voor allen hoorbaar; deze kwam en zweefde boven hem. Terwijl velen bevreesd wegrenden en anderen in gebed neerknielden, sprak een stem uit de vuurzuil tot hem en zeide: “Gelijk Johannes de Doper de voorloper was van de eerste komst van Christus, zo zal uw boodschap de voorloper zijn van de tweede komst van Christus.” Natuurlijk hoorde alléén hij de woorden, ofschoon anderen het geluid hoorden. Dit is precies zoals het met Paulus was, toen hij door God verblind werd en Zijn stem hoorde. Anderen hoorden een geluid, maar niet de eigenlijke stem of de woorden, die de stem sprak.

Daar hij overtuigd geloofde in het hele Woord van God en rotsvast stond op het feit dat Jezus Christus Dezelfde is gisteren, heden en tot in eeuwigheid, aarzelde hij niet om voor de zieken te bidden. Alzo trachtte hij door heel zijn bediening de zwakken te helpen. De resultaten waren zeer bevredigend, zodat zelfs het personeel van het ziekenhuis de kracht van God erkende en wist dat wanneer deze “kleine Baptisten prediker” kwam er iemand genezen zou worden.

Nu hij stevig in het Woord gefundeerd was, zou men kunnen verwachten dat de visioenen zouden ophouden. Integendeel, zij werden steeds veelvuldiger en met enorm goede resultaten, want de visioenen duidden gewoonlijk een grote nood aan, waarin door God tegemoet gekomen zou worden en het geschiedde werkelijk zonder ooit, zelfs niet in één geval, te falen. Wat hij ook in het visioen zag, vertelde hij en de resultaten waren altijd zoals het einde van het visioen aangaf. Het was een letterlijk “Zo zegt de Here”. Hiermede is het dus duidelijk dat hij één van hen moet zijn van wie gezegd is: “En uw jongelingen zullen gezichten zien.”

Niet alleen had hij gezichten welke met betrekking tot zijn eigen bediening altijd uitkwamen, maar hij had vele opgeschreven visioenen (die hij ook vertelde) welke betrekking hadden op het wereldgebeuren, en welke geschieden moeten voordat Christus wederkomt. Misschien waren de volgende zeven de meest opmerkelijke van deze.

In juni 1933 toen broeder Branham zijn diensten leidde in de oude Masonic Hall in Meigs Avenue, kwamen zeven belangrijke gebeurtenissen, welke vóór de komst van de Here geschieden moesten, tot hem in een visioen. Het was op een morgen in juni, even voordat hij de samenkomst op zondag zou onderwijzen, dat hem deze serie, terwijl hij in vervoering des Geestes was, verscheen. Hij zag in een visioen, dat de dictator van Italië, Benito Mussolini, Ethiopië zou binnenvallen en volgens de stem die tot hem sprak zou Ethiopië “onder zijn (Mussolini’s) voeten vallen”. De stem ging echter verder en profeteerde een afschuwelijk einde van de dictator, want hij zou een vreselijke dood hebben en zijn eigen volk zou letterlijk op hem spugen.

Het volgende visioen toonde hem, dat Amerika werd verwikkeld in een wereldoorlog tegen Duitsland, die onder leiding stond van een Oostenrijker, Adolf Hitler. De stem voorspelde, dat deze verschrikkelijke oorlog Hitler omver zou werpen en dat hij aan een geheimzinnig einde zou komen. In dit visioen werd hem de Siegfried linie getoond, alwaar een grote tol aan Amerikaanse levens zou worden geëist.

Het is misschien goed hier te vermelden dat een later gezicht, verband houdende met deze oorlog, voorzegde, dat president Roosevelt de oorlog aan Duitsland zou verklaren en daardoor feitelijk voor de vierde keer gekozen zou worden.

Het derde deel van het visioen toonde aan dat ofschoon de drie ISMEN, fascisme, nazisme en communisme, in de wereld waren, de eerste twee teniet zouden gaan, maar dat het Communisme zou bloeien. De stem spoorde hem aan om zijn ogen op Rusland gevestigd te houden met betrekking op toekomstige verwikkelingen, want het fascisme en nazisme zouden in het communisme overgaan.

Het vierde gezicht, dat hem verscheen was één waarin werd voorspeld dat er, onmiddellijk na de oorlog, een geweldige technische vooruitgang zou komen. Dit werd voorgesteld door een eivormige wagen met een bobbelig plastic dak, welke geheel onder volmaakte afstandsbediening over de mooie hoofdwegen reed. Er was geen stuur in de wagen en de inzittenden van de wagen schenen een spelletje dam te spelen.

Het vijfde toneel dat verscheen had betrekking op het vrouwelijk deel der mensheid. In dit toneel verscheen het snelle morele verval van de vrouw. Terugblikkende naar het ogenblik waar zij haar zogenaamde vrijheid verkreeg om door het stemrecht zich in wereldlijke zaken te mengen begon zij spoedig kleding te dragen welke te onthullend was. Zij knipte haar haar kort en schafte zich mannenkleding aan. Tenslotte toonde het gezicht haar vrijwel ongekleed, zij bedekte zich nog maar met een heel klein schortje, ongeveer zo groot en met dezelfde vorm als een vijgenblad. Doordat de staat der vrouw zo laag werd getaxeerd, kwam een vreselijk verval van alle vlees op aarde en daarmede een verwildering zoals deze eveneens in het Woord van God naar voren is gebracht.

Daarna stond er in de Verenigde Staten een beeldschone vrouw op, prachtig gekleed; haar werd grote macht gegeven. Zij was schoon van uiterlijk, maar haar hardheid was onbeschrijfelijk. Hoewel zij mooi was, was ze wreed, boosaardig en listig. Zij heerste over het land met gezag, zij had de totale macht over het volk. Het gezicht gaf aan, dat zo’n vrouw letterlijk zou opstaan, òf dat deze vrouw van het visioen slechts een type van een organisatie was, welke in de Schrift door een vrouw wordt voorgesteld. Ofschoon de stem niet zeide en openbaarde wie zij was, voelde hij in zijn hart, dat deze vrouw de opkomst van de Rooms-katholieke kerk voorstelde en hij plaatste tussen haakjes aan het einde van het gezicht dat hij had opgeschreven: “Misschien de Katholieke kerk.”

De stem gebood hem nogmaals te zien. Toen hij zich omkeerde aanschouwde hij hoe een enorme ontploffing het gehele land scheurde, Amerika als een rokende, chaotische ruïne achterlatende. Zover zijn oog reikte, zag hij slechts kraters en rokende puinhopen en er was geen mens te zien.

Toen verdween het visioen.

Sommige uitnemende kenners van de Schrift waarschuwden hem, dat zijn visioenen niet door God ingegeven waren. Vele malen werd hij hierdoor verontrust en zocht hij God ernstig om deze bijzondere bediening van hem weg te nemen. Nochtans kwamen visioenen voortdurend voor zijn ogen en ze kwamen steeds weer uit. Niemand werd erdoor gekwetst, integendeel, Gods kinderen hadden er profijt van. Wat dit betreft had hij zich niet gerealiseerd, dat men zelfs Jezus voor de duivel uitmaakte. Evenmin had hij gezien dat zijn bediening (welke door astrologen was geïdentificeerd) niet verschilde van de bediening van Paulus, die in zijn tijd ook door de duivel werd geïdentificeerd.

William Branham in zijn jagers kleding
William Branham in zijn jagers kleding

De jaren gingen voorbij en hij diende God naar zijn beste kunnen als voorganger en in zijn werk. Hij was jachtopziener van het bestuur van de staat Indiana. Toen hij op zekere dag (7 mei 1946) met een vriend op jacht ging, brak er een hevige wind los in de top van een esdoorn waar hij onderdoor liep. Het leek of de boom erg gescheurd zou worden. Hij wankelde onder de geweldige schokken. Zijn vrouw rende naar hem toe, menende dat hij ziek was geworden. Hij keerde zich naar haar toe: “Gedurende meer dan twintig jaar ben ik niet in staat geweest om deze bediening, of mijzelf, te begrijpen. Ik kan zo niet doorgaan. Ik kan zo niet doorgaan. Ik moet het antwoord weten. Is dit van God? Wat is dit allemaal? Ik moet het weten. Ik ga weg, en zal jou en de baby achterlaten. Ik kan niet terugkeren voor ik het antwoord weet. Ik zal met mijn Bijbel en in gebed God zoeken en het uitvinden, of ik kom nooit terug.” Wat een moeilijk iets om te zeggen en te doen. Welk een toewijding aan God -- Hem te kennen of te sterven.

Na aldus besloten te hebben, ging hij alleen in een geheime plaats God zoeken, vastbesloten het antwoord te weten en vrede in zijn leven te vinden. Afgezonderd van alle mensen, viel hij op zijn aangezicht ter aarde, tot God roepende om vergeving voor al zijn falen, en hij onderwierp zich ernstig en volledig aan Gods wil. Toen hij zijn hart had uitgestort, ging hij op het antwoord zitten wachten. Omstreeks elf uur zag hij een zacht licht verschijnen. Daar hing een grote ster. Deze had geen punten, maar leek meer op een vuurbal. Toen hoorde hij voetstappen en daar naderde hem een man, groot van gestalte, misschien tweehonderd pond zwaar, donker van aangezicht, met tot op de schouders hangend haar. Hij droeg geen baard. Toen hij deze schoon uitziende vreemdeling zag, werd hij bevreesd. Maar die vreemdeling keek hem zeer vriendelijk aan en zei: “Vreest niet, ik ben van het aangezicht van de almachtige God gezonden om u te verkondigen dat uw uitzonderlijk leven en uw verkeerd begrepen wegen er zijn geweest om aan te duiden, dat God u gezonden heeft om een gave van genezing aan de mensheid te brengen. INDIEN GIJ OPRECHT ZULT ZIJN EN DE MENSEN ERTOE BEWEEGT OM U TE GELOVEN, ZAL NIETS UW GEBED WEERSTAAN, ZELFS KANKER NIET.”

Nadat de engel dit aan broeder Branham had uitgelegd, ging hij voort met te vertellen dat hij, net als Mozes, twee bijzondere tekenen zou ontvangen en één ervan zou het geloof van de mensen opbouwen, terwijl het andere een teken zou zijn van de tweede komst van Christus. Het eerste teken zou enige tijd voor het tweede teken gegeven worden en zou een bijzonder teken in zijn hand zijn. Dit teken zou zijn dat -- terwijl hij de hand van welke persoon ook zou vastgrijpen, die aan een bacillaire ziekte leed -- zijn hand zou zwellen en verschillende kleuren zou krijgen, waardoor hij de namen van de ziekten zou kennen. Indien er andere ziekten waren dan die door een bacil werden veroorzaakt, zou de Geest hem door openbaring laten weten wat de kwaal was. Deze gave is door velen gezien en bouwt het geloof geweldig op. Er alleen maar over te lezen zonder een zichtbare werking ervan te zien is echter verwarrend. Nochtans is het een echte gave.

Het tweede teken, dat zou volgen zou de bekwaamheid zijn om door de Geest zowel de geheimenissen van ‘s mensen harten als hun lichamelijke kwalen te kennen. Dit teken is eveneens door ontelbaren gezien en bouwt niet alleen het geloof op, maar daar deze bekwaamheid bij de profeet behoort, is het een definitief teken van de spoedige komst van de Heer.

Oakland Campaign 12 April 1947
Oakland Campaign 12 April 1947

Daar het niet lang duurt of het nieuws van zo’n grote bediening doet de ronde, werd William Branham spoedig naar vele plaatsen geroepen. Hij hield door geheel Amerika en in vele delen van de wereld grote samenkomsten. Enkele van deze buitenlandse samenkomsten zijn van bijzondere betekenis, want zij verduidelijken de kracht Gods in zijn leven. Het is bijvoorbeeld goed bekend dat wijlen koning George de Zesde van Engeland van een beenaandoening werd genezen. De brief van de koning met dankzegging en lof aan God is in broeder Branhams archief. Ook weet een groot deel van Finland van de opwekking van een dood jongetje, toen hij dáár was.

Kari Holma, het dode jongetje dat in Finland opgewekt werd
Kari Holma, het dode jongetje dat in Finland opgewekt werd

In Afrika, waar broeder Branham een dienst hield in de plaats Durban, telde de menigte meer dan honderdduizend mensen en op een namiddag schatte men dat meer dan dertigduizend mensen Christus als hun Heiland aanvaardden. Deze geweldige beweging naar God kwam, toen de heidenen zagen dat de God van wonderen nog steeds leeft en dat Hij de enige ware God is. De genezing geschiedde aldus: Terzijde gestaan door tientallen predikers en vele artsen, predikte broeder Branham het Woord en riep toen diegenen op, die genezing van node hadden. Onder hen was een arm, misvormd wezen, die kort na zijn geboorte zo wreed was verwond, dat hij nooit in staat was geweest om rechtop te lopen, maar feitelijk op beide handen en voeten liep en daardoor in zijn gang veel op een dier geleek. Degenen die hem verzorgden trachtten hem, door hem als bezienswaardigheid in de straat ten toon te stellen, een bestaan te geven. Zij hadden een halsband met ketting om zijn hals gedaan, zoals men bij een beer zou doen en hij sprong op en neer als een dansend dier in de hoop een paar centen te krijgen om van te leven. Toen hij voor gebed kwam, had broeder Branham een visioen van de man, rechtop staande, genezen door de kracht Gods. Met dit visioen voor zich daagde hij heiden en ongelovige uit om de Heer als Redder te aanvaarden, indien deze man onmiddellijk gezond zou worden. Velen, zo niet ontelbaren kenden deze man en zijn vreselijke toestand. Hij daagde heiden en agnostici, de gemeenteleden en de verschillende heidense stammen uit, en zij allen stemden overeen, dat indien deze man in de Naam van Jezus genezen zou, Jezus waarlijk God is. Zodra broeder Branham bad, stond de man recht overeind. Hoe juichten de mensen en prezen God! Na de oproep tot bekering, welke tweemaal gedaan werd, zodat niemand de bedoeling verkeerd zou begrijpen, schatte men dat meer dan dertigduizend gered werden, terwijl vijfentwintigduizend genezing ontvingen. Aan het einde van de diensten in die stad ging de burgemeester vooraan bij een grote optocht, die de aandacht trok, welke bestond uit zeven wagens geladen met krukken, stokken en wat dies meer zij, welke eens door kreupelen gebruikt werden om zich gemakkelijker te kunnen bewegen.

Durban, Zuid Afrika, november 1951
Durban, Zuid Afrika, november 1951
Bombay, India, 1954
Bombay, India, 1954

In de stad Bombay, India, waar er naar schatting vierhonderdduizend kwamen om hem te horen, predikte hij het Woord van God met autoriteit, verklarende dat zij veel te bijgelovig waren en hun goden krachteloos waren. Om zijn standpunt te verduidelijken nam hij de bekendste bedelaar van de stad, welke van het staren naar de zon die hij aanbad, volslagen blind was geworden. Deze man was bij de burgemeester en in geheel de stad bekend. In een visioen zag broeder Branham wie hij was, waar hij woonde en hoe hij blind geworden was. Kort en goed, hij wist heel ‘s mans persoonlijke geschiedenis, welke hij aan de mensen openbaarde. Zij waren verbaasd, maar deze verbazing steeg ten top, toen zij zich afvroegen wat zij moesten doen, toen broeder Branham alle leidende priesters die aanwezig waren uitdaagde tot hun goden te komen bidden voor de bevrijding van de man. Hij daagde de Boeddhisten en Jaïns uit. Hij riep hen allen op. Niemand beantwoordde deze oproep. Toen zij allen weigerden zei hij hun: “Uw priesters en leiders hebben allen geweigerd te komen in de naam van hun god. Vandaag ben ik in de Naam van mijn Heer, Jezus Christus, gekomen. Zij zeggen dat hun goden deze man niet kunnen genezen. Ik zeg dat mijn God het wel kan. Nu dan, indien ik tot mijn God bid en deze man gezond wordt, wilt u dan al deze krachteloze goden verlaten en naar Jezus als uw Heiland komen?” De menigte stemde hiermee in. Toen nam broeder Branham, volgens het visioen dat hij van de man die zijn gezichtsvermogen ontvangen zou gezien had, de arme bedelaar in zijn armen en bad. Plots begon de man uit te roepen dat hij kon zien en bewees dat door zijn daden. Een enorm spektakel brak los, terwijl deze arme mensen trachtten broeder Branham te bereiken, om hem alleen maar aan te raken en genezen te worden.

Duitsland, juni 1955
Duitsland, juni 1955

In Duitsland bracht hij de toverdokters in verwarring, die samenspanden om zijn bediening te dwarsbomen. Zij slaagden er zelfs in om een grote zwarte wolk boven de tent te brengen, welke haar met kracht van een tornado in stukken zou rijten. Broeder Branham ging het platform op en in Naam van Jezus werd de wolk onmiddellijk uiteen gedreven, en de zon brak door.

Misschien is een van de meest fascinerende illustraties van zijn openbaar optreden in Amerika, iets wat in Portland, Oregon geschiedde. In die stad woonde een man die geweldig groot en sterk gebouwd was, die omdat hij blijkbaar van de duivel bezeten was er plezier in had om evangelisatiesamenkomsten te verstoren. Iedere keer wanneer hij naar een samenkomst was gegaan had hij veel succes gehad. Toen broeder Branham naar Portland kwam om in een zeer groot gebouw te spreken, verscheen deze man plotseling onder de prediking en kwam met grote schreden naar het platform. Zijn vuist ballend, dreigde hij broeder Branham kwaad te doen, noemde hij hem een verleider, een bedrieger, een adder onder het gras, een werktuig van de duivel. Broeder Branham had over de kracht van God gesproken, dus, toen de politie naar voren snelde, wees hij hen terug en trad de uitdaging alleen tegemoet. De man kwam, nog steeds dreigende, naderbij. Het publiek werd gevraagd stil te zijn en te bidden. Om de een of andere reden kon deze venijnige kerel niet dichtbij broeder Branham komen, maar sprak zijn scheldwoorden op enkele voet afstand uit. Toen sprak broeder Branham uiterst kalm: “Satan, omdat je de dienstknecht Gods voor deze vergadering getart hebt, moet je voor mij buigen. In de Naam van Jezus zul je voor mijn voeten vallen.” Hoe sterk, vastberaden en trots die man ook was, hij begon langzaam te verslappen. Het zweet stond op zijn voorhoofd. Teleurstelling en vrees werd op zijn gezicht leesbaar. Toen viel hij, met zwaaiende beweging, als die van een slang, bewegingloos, voor de voeten van broeder Branham. Sterke mannen moesten hem verwijderen. Daarna ging de samenkomst voort in dezelfde betoning van de kracht Gods.

Een voortdurende stroom van wonderlijke visioenen zijn aan de ogen van deze profeet Gods voorbij getrokken. De volgende zijn zeer verbazingwekkend en verhelderend.

Visioen 1: Waarschuwing tegen spiritisme

Op een nacht niet lang na zijn bekering, keerde broeder Branham terug van een plaats onder een oude eik, waar hij tevoren in stil gebed was geweest. Het was ongeveer tussen één en drie uur in de ochtend. Zijn vader en moeder hoorden hem toen hij zijn kamer inging; zij riepen hem en vertelden dat zijn zusje ziek was. Hij knielde neer en bad voor haar en keerde daarna naar zijn kamer terug.

Nadat hij zijn kamer was ingegaan, hoorde hij een geluid, dat geleek op dat van twee elektrische draden die langs elkaar schuren en daardoor vonken veroorzaken. In die tijd werkte hij als lijnwerker en hij dacht dat er kortsluiting in huis moest zijn. Maar plotseling veranderde het geluid en een vreemdsoortig licht vulde de kamer. Toen dacht hij, dat hij in de lucht stond. Het maakte hem zeer bevreesd en hij meende dat hij sterven ging.

Daarna bemerkte hij dat het licht geheel rondom hem was. Toen hij omhoog keek, zag hij een grote ster juist boven de plaats vanwaar dit licht kwam. Deze kwam steeds dichterbij. Het leek of hij niet ademen noch spreken kon. Daarna scheen het dat de ster op zijn borst tot stilstand kwam.

Op dat moment veranderde het toneel en het leek, alsof hij op een groene grazige heuvel kwam en vlak voor hem lag een ouderwetse, vierkante suikerbokaal. Binnen in de bokaal was een grote tabaksvlinder of vlieg, die zichzelf trachtte te bevrijden. Hij draaide zich om naar rechts en daar stond de machtige engel naar hem te kijken. De engel zei: “Zie, wat ik u tonen moet.” Toen zag broeder Branham hoe een steen met een arm naar de suikerbokaal geworpen werd en deze verbrak. De tabaksvlinder trachtte zichzelf te bevrijden. Maar ze kon niet van de grond komen. Haar lichaampje was te zwaar voor haar kleine vleugels.

Toen kwamen zwermen vliegen uit de vlinder en één van de vliegen vloog in het oor van broeder Branham. De engel zei hem: “De vliegen, die gij gezien hebt, stellen boze geesten, zoals waarzeggende en toekomst voorspellende geesten voor.”

Daarna waarschuwde hij: “Wees voorzichtig.” Dat werd tot driemaal toe herhaald. Toen kwam broeder Branham weer tot zichzelf. Die nacht kon hij niet meer slapen. De volgende dag was hij zeer voorzichtig. Hij lette op iedere beweging, in de verwachting dat er elk ogenblik iets kon gebeuren. Het gehele geval was erg nieuw voor hem, want het was de eerste waarschuwing, die hij ooit door een visioen had gekregen.

Tussen de middag ging hij naar een kleine kruidenierswinkel om zijn lunch te kopen. Degene die in de winkel werkte was een Christen. Broeder Branham had hem kort tevoren tot Christus geleid. Naderhand was hij voor broeder Branham een grote steun in het evangelisatiewerk. Terwijl broeder Branham hem daar zijn visioen vertelde, kwam een vrouw de deur van de winkel binnen.

Broeder Branham had een eigenaardig gevoel en hij wist, dat er een vreemde geest was binnengekomen. Hij zei dit aan zijn vriend, broeder George DeArk. De dame ging naar broeder DeArks broer Ed en zei: “Ik zoek naar een man, die Branham heet. Men heeft mij gezegd, dat hij een man Gods is.” Hierop riep Ed broeder Branham. Toen hij kwam, vroeg zij hem: “Bent u William Branham, de profeet Gods?” Hij antwoordde haar: “Ik ben William Branham.”

Zij vroeg: “Bent u degene die dat wonder verricht hebt aan meneer William Merrill in het ziekenhuis en Mar O’Honion genezen hebt (zij woont in E. Oak Street, New Albany, Indiana), nadat zij zeventien jaar kreupel was geweest?” Hij antwoordde: “Ik ben William Branham, Jezus Christus heeft hen genezen.” Toen zei ze: “Ik heb iets kostbaars verloren en ik wil dat u mij aanwijst waar het is.” Broeder Branham begreep helemaal niet wat zij bedoelde met haar gezegde, betreffende kostbaar bezit, maar hij wist, dat Satan haar met deze boodschap gezonden had. Hij zei tegen haar: “Vrouw, u bent naar de verkeerde persoon gekomen. U moest naar een gedachtenlezer of een medium hebben gezocht!” Toen keerde zij zich tot hem en vroeg: “Bent u dan geen medium?” Hij antwoordde: “Nee, dat ben ik niet. Media zijn van de duivel. Ik ben een Christen en heb de Geest van Christus.” Toen zij dit hoorde, keek zij hem met een ijskoude blik aan. Voordat hij nog iets kon zeggen, hoorde hij de Geest van God tot hem zeggen, dat zij zelf een medium was en dat dit de vlieg was welke in het visioen in zijn oor kwam.

Toen zei hij haar: “De Heer zond de afgelopen nacht in een visioen Zijn engel tot mij om mij voor uw komst te waarschuwen en om voorzichtig te zijn. Ik dank Mijn Heer voor Zijn leidende hand. Nu, dit werk wat u doet is uit de duivel en u bent gekomen om de Geest van God te grieven.”

Zij voelde aan haar hart en zei, dat zij wat medicijnen nodig had. Broeder Branham antwoordde: “Mevrouw, stop met deze dingen en uw hart zal in orde zijn.” Zij liep slechts op korte afstand van de winkel, toen zij een hartaanval kreeg en op het trottoir stierf.

Een paar dagen later sprak broeder Branham tot enige monteurs in een garage in dezelfde stad New Albany, over de liefde van Christus en vertelde de mensen ook het visioen. Hij stond juist op het punt hen te vragen om te bidden en hun hart aan de Heer te geven, toen de man van een andere garage ernaast zei: “Billy, je bent te allen tijde welkom in mijn garage, maar laat dan die fanatieke godsdienst buiten.” Broeder Branham antwoordde: “Meneer, waar Jezus niet welkom is, wil ik niet komen. Maar ik spreek dát wat waar is, en wat God mij geopenbaard heeft.”

Nadat de man zijn mening had gezegd, lachte hij kwaadaardig, schudde zijn vuist tegen broeder Branham en liep het gebouw uit. Maar voor hij in zijn eigen garage kon gaan, raakte zijn eigen schoonzoon hem met zijn vrachtwagen, die geladen was met oud ijzer en achteruit naar buiten kwam rijden en zijn beide voeten en enkels werden vermorzeld.

Twee dagen later, toen hij op een straatsamenkomst sprak, zei een vrouw met een misvormde arm tot broeder Branham: “Ik weet dat Gods zalving op u rust, wanneer u bidt, gedenk dan alstublieft mijn misvormde arm. Hij is reeds verscheidene jaren in deze toestand.” Hij sprak tot haar: “Indien je werkelijk gelooft, strek je arm uit, want Jezus heeft je genezen.” Onmiddellijk was haar arm recht. De arme vrouw schreeuwde het uit van vreugde terwijl zij neerknielde en God dankte.

Een vrouw die erbij stond zei: “Indien deze godsdienst die Billy Branham heeft de ware godsdienst is, wil ik er niets mee te doen hebben.” Maar toen zij zich omdraaide om weg te lopen gebeurde er iets eigenaardigs. Zij struikelde over een plank en viel op de grond, waarbij zij haar arm op vijftien plaatsen brak. De arm welke gebroken was, was aan dezelfde kant als die van de vrouw, die genezen was.

Visioen 2: Het Milltown visioen

Enige tijd later was broeder Branham weer thuis bij zijn moeder. Evenals de meeste andere visioenen kreeg hij dit omstreeks twee of drie uur ‘s morgens. Het leek alsof hij in een donker bos was, en terwijl hij ronddwaalde hoorde hij een zeer aandoenlijke roep. Het leek alsof hij een lam hoorde blaten. Hij dacht: “Waar is dat kleine, arme ding?” en hij begon er door de mist en duisternis naar te zoeken. Eerst meende hij dat het Beh-h-h, Beh-h-h zei. Maar bij het naderkomen van het geluid scheen het de stem van een mens te zijn die zei: “Milltown Milltown.”

Murle en George Wright
Murle en George Wright

Welnu, broeder Branham had die naam nooit eerder gehoord en juist op dat ogenblik ontwaakte hij uit het visioen. Hij begon zijn mensen te vertellen, dat ergens één van de lammeren Gods in nood verkeerde en het was in de buurt van een plaats genaamd Milltown. Een man, George Wright geheten, die de gemeente van broeder Branham bezocht, zei dat hij een Milltown kende dat slechts een weinig verwijderd was van zijn woning. (Broeder Wrights adres is De Pauw, Indiana.) Dus ging broeder Branham de volgende zaterdag naar Milltown.

Toen hij daar aankwam, zocht hij om zich heen, maar scheen niets te zien wat de Heer wilde dat hij daar zou doen. Tenslotte besloot hij om voor de deur van een winkel een straatsamenkomst te houden. Maar broeder Wright, die bij hem was, zei dat hij eerst een boodschap moest doen en vroeg of broeder Branham met hem mee wilde gaan. Hij antwoordde: “Zeker.” Zij reden een heuvel op en broeder Branham zag een grote Baptistenkerk, die naast een begraafplaats lag. Broeder Wright zei: “Deze kerk wordt alleen nog maar voor begrafenissen gebruikt.” Juist toen hij dat zei voelde broeder Branham dat er iets bewoog in zijn hart. Hier wilde de Heer hem hebben. Toen hij dit aan broeder Wright vertelde, zei deze: “Ik zal de sleutels halen om u binnen te laten zodat u haar kunt bekijken.” Toen hij weg was zat broeder Branham op de stoep en bad: “Hemelse Vader, indien U mij hier wilt hebben, open dan deze deur voor mij.” De Heer liet het zo geschieden en hij kondigde een samenkomst aan. Maar spoedig zag hij dat de situatie uiterst moeilijk zou zijn, omdat de kerken daar de mensen tegen Goddelijke genezing onderwezen hadden.

De eerste man aan wie broeder Branham vroeg om naar de samenkomst te komen zei hem: “Wij hebben het te druk om naar een opwekkingssamenkomst te gaan; wij fokken kippen en hebben geen tijd voor dat soort zaken.” Echter, kort daarop stierf deze man, zodat hij niet langer meer kippen fokte.

De volgende zaterdag begonnen zij de samenkomst. Slechts vier mensen kwamen en dat was de familie Wright. De volgende avond was iets beter. Op de derde dag kwam een man met een harde blik in zijn ogen naar de kerkdeur, klopte de as uit zijn pijp, kwam naar binnen en ging achterin zitten. Hij vroeg broeder Wright: “Waar is die kleine Billy Sunday, ik wil hem graag goed zien.” Broeder Wright kwam naar voren en vertelde broeder Branham, dat zojuist een zeer hard persoon het gebouw was binnengekomen. Voordat de samenkomst die avond echter voorbij was, was hij op het podium en riep tot God. Zijn naam is William Hall en thans is hij voorganger van die gemeente.

Spoedig kwamen er velen en broeder Branham vertelde de mensen over het visioen. Toen kwam broeder Hall en zei: “Wel, broeder Branham, er is een meisje dat beneden aan de heuvel woont, dat uw boek ‘JEZUS CHRISTUS IS DEZELFDE GISTEREN, HEDEN EN TOT IN ALLE EEUWIGHEDEN’ gelezen heeft. Ze ligt reeds acht jaar en negen maanden op haar rug en komt nooit van bed af. Zij is tuberculeus en jaren geleden hebben de artsen gezegd, dat er geen hoop is. Zij is nu ongeveer drieëntwintig jaar. Zij ligt daar weg te kwijnen en weegt nog maar veertig pond. Het meisje heeft almaar gesmeekt en geschreid, dat u naar haar toe zou komen, maar haar ouders behoren hier tot een bepaalde kerk, waar men heeft verkondigd, dat indien iemand van hen naar u zou gaan luisteren, deze uit de kerk gezet zal worden. Maar wilt u gaan?”

Murle Wright (Hattie's moeder), Hattie Wright & Georgie Carter
Murle Wright (Hattie's moeder), Hattie Wright & Georgie Carter

Broeder Branham antwoordde: “Ik zal gaan indien u de vader en moeder kunt bewegen, dat zij het goed vinden.” Broeder Branham voelde dat God hem in die richting leidde. De naam van het meisje was Georgia Carter en haar vader was opzichter van een steengroeve. De moeder zond bericht dat hij kon komen om het meisje te zien, maar noch zij noch de vader zouden in het huis zijn als hij er was.

Toen hij de kamer binnenkwam, zag hij zijn boekje op het bed liggen en hij vroeg: “Geloof je wat je gelezen hebt?” Zij antwoordde: “Ja meneer.” Dit werd met zo’n zachte stem gesproken, dat hij heel dichtbij moest komen om te horen wat zij zei. In die tijd begreep hij nog niet zoveel over genezing als nu, maar hij bad voor de mensen wanneer hij hen in een visioen gezond zag worden. Dus vertelde hij haar over het meisje Nale, dat gezond geworden was en stelde voor, dat zij zou bidden dat God hem door een visioen zou leiden om voor haar te bidden. (Later leerde hij natuurlijk dat allen gezond konden worden door in Gods Woord te geloven, ofschoon God nog steeds veel genezingen door middel van een visioen aan hem openbaart.)

De samenkomsten gingen verder. God ging door met zegenen totdat er enkele honderden onder zijn gehoor kwamen. Op zekere dag hield broeder Branham een doopdienst in Tottom Ford in de Blue River. Die middag zou hij zo’n dertig à veertig mensen dopen. Kort tevoren had een voorganger in deze omgeving een samenkomst gehouden en tégen de onderdompeling gesproken. Maar die avond openbaarde God Zijn macht op zulk een wijze, dat meer dan vijftien van zijn mensen met hun goede kleren aan, het water in marcheerden en gedoopt werden.

Die gehele week had Georgia gebeden: “Och Here, zend broeder Branham nogmaals naar mij toe, toon hem door een visioen, dat ik gezond mag worden, zodat ik samen met de overigen gedoopt kan worden.”

Toen de doopdag kwam, werd het meisje erg onrustig en huilde voortdurend. Haar moeder trachtte haar te kalmeren, maar haar hart was gebroken en zij was niet tot bedaren te brengen. Na de doopdienst ging broeder Branham naar het huis van broeder Wright voor de avondmaaltijd. Broeder Brace, die bij hem geweest was tijdens de vervulling van het andere visioen, was er ook bij. Maar op dat ogenblik sprak de Geest tot hem en zei: “Eet nu geen voedsel, maar ga naar het bos om te bidden.” Dus zei broeder Branham: “Ik ga een ogenblik in gebed, maar zodra de maaltijd gereed is, bel dan (zij hadden een oude gong) en ik zal komen.” Broeder Branham ging toen een stukje het bos in en begon te bidden.

Maar het was moeilijk om te bidden, daar er veel insecten in zijn kleren gingen zitten, en hij bleef denken dat hij te laat voor de dienst zou zijn. Hij begon echter met heel zijn hart te bidden en spoedig was hij geheel in de Geest verloren. Tenslotte hoorde hij een stem, die ergens vanuit het bos riep. Hij stond op, de zon was ondergegaan, en het begon donker te worden. De bel voor de maaltijd had geklonken, maar hij had er niets van gehoord, en er waren mensen op uitgestuurd om hem te vinden. Toen hij opstond, zag hij een geelachtig licht, dat uit de hemel het bos inscheen. Een stem sprak en zei: “Ga bij de Carters langs.” Dat was alles. Toen hoorde hij verscheidene stemmen vanuit het bos roepen: “O, broeder Branham!” Hij kwam het bos uit en liep bijna pardoes in de armen van broeder Wright. Broeder Wright deelde hem mede, dat het eten al een uur klaar was en “We hebben u voortdurende geroepen. Wat is er aan de hand?” Broeder Branham antwoordde: “Ik kan niet eten. We gaan naar de Carters, de Heer heeft mij op die weg gezonden voor Georgia’s genezing.” Broeder Wright antwoordde: “Werkelijk?” Hij riep ook broeder Brace. Zij gingen in de wagen en vertrokken naar de Carters, zeven mijlen verderop.

Ze zeiden de anderen dat zij maar moesten gaan eten en daarna naar de kerk komen. Zij konden niet wachten, want het visioen toonde, dat broeder Branham gaan moest.

God werkte aan beide kanten van de lijn. Herinnert u zich, het was net als toen de engel tot Petrus sprak en het volk in het huis van Markus vergaderd was en zij allen in gebed waren. Georgia was op dit ogenblik ongedurig geworden. Haar moeder was zo bedroefd, dat zij in de kamer ernaast ging om te bidden. Ze zei: “Here, wat moet ik doen, die kerel Branham is hier naartoe gekomen en heeft mijn meisje zo opgewonden, en zij is reeds negen jaren in een toestand van sterven. Wat is dit voor een man?” Daarna verloor zij zichzelf geheel in de geest van gebed. Plotseling hoorde zij een stem die zei: “Zie op.” Toen zij haar hoofd ophief, meende zij een schaduw op de muur te zien. Zij zag dat het een persoon was en het bleek Jezus te zijn. Zij vroeg: “Here, wat kan ik doen?” In het visioen zei de Heer tegen haar: “Wie is degene die daar de deur binnenkomt?” Toen zag ze broeder Branham gevolgd door twee mannen. Zij herkende broeder Branham aan zijn hoog voorhoofd en de Bijbel die hij tegen zijn borst droeg. Zij begon te roepen: “Ik droom toch niet, ik droom toch niet.”

Zij rende de andere kamer in en riep uit: “Georgia, er is iets gebeurd.” Zij begon haar het visioen te vertellen. Toen zij het bijna verteld had, hoorde zij een deur slaan. Zij keek op en daar kwam juist broeder Branham aan. Hij klopte niet, hij ging meteen door de deur naar binnen. Haar moeder viel terug in de stoel en viel bijna flauw. Broeder Branham liep recht op het bed af en zei: “Zuster, heb goede moed, Jezus Christus, die je gediend en liefgehad hebt en tot wie je gebeden hebt, heeft je gebed gehoord en heeft mij volgens het visioen gezonden. Ga op je voeten staan want Hij heeft je genezen.”

Broeder Branham nam haar bij de hand. Vergeet niet dat zij in geen jaren van haar bed was opgestaan. Zij had zoveel wonden dat zij nauwelijks verbed kon worden. Haar hoofd leek haast vierkant, de ogen waren diep weggezonken en op de dikste plaatsen leken haar armen op bezemstelen. Maar toen broeder Branham zei, dat Jezus haar genezen had, kwam zij ogenblikkelijk overeind en ging op haar voeten staan. Haar moeder begon te schreeuwen. Daar zag zij voor het eerst sinds negen jaar haar dochter lopen, niet door eigen kracht, maar door de kracht des Heiligen Geestes en zonder enige menselijke bijstand. Juist toen broeder Branham zich omdraaide om het huis te verlaten, kwam haar zuster binnen en ook zij begon het uit te roepen.

Toen haar vader later thuiskwam en zijn dochter piano zag spelen, viel hij haast in zwijm. Hij ging het dorp in en begon alle mensen te vertellen wat er gebeurd was. Het meisje liep naar buiten het erf op, ging op het gras zitten en zegende het gras en de bladeren. Zij keek op naar de hemel en zei: “O God, wat bent U goed voor mij.” Wat was zij gelukkig.

Die avond was de kerk overvol. ‘s Zondags hadden zij opnieuw een doopdienst. Zowel Georgia als het meisje Nale werden die zondag te Tottom Ford gedoopt. Georgia speelt nu de piano in de Milltown Baptisten gemeente en geniet een prima gezondheid.

De hiervoor genoemde illustraties zijn er slechts twee. De waarheid is, dat er duizenden visioenen met betrekking tot genezingen, welke op het podium geschiedden, geweest zijn. Wat hun juistheid betreft, nimmer heeft er één gefaald en nimmer zal er een falen.

Degenen die in de diensten van broeder Branham zijn geweest weten, dat wanneer hij zegt: “Zo zegt de Here”, met betrekking tot wat dan ook, het voorzeker geschiedt. Nimmer is er enig falen. Indien hij deze woorden niet spreekt, is er geen visioen, dat met positieve zekerheid aanduidt, dát het geschiedt. Om dit te verduidelijken, zodat het beter begrepen wordt, zullen wij het aldus stellen. Er staan twee kreupele mensen voor hem. Aan beiden vertelt hij het visioen dat hij gezien heeft, dat zegt wie zij zijn en waar zij vandaan komen, en wat de oorzaak van hun toestand is. Na het gebed zegt hij dan bijvoorbeeld tot de ene: “Ga heen en geloof God.” Maar tot de andere zegt hij misschien: “Zo zegt de Here, u bent gezond.” De laatst toegesprokene zal dan onmiddellijk opstaan, of, zo de Here wil, wat later genezen, dat verandert niets aan de zaak, want de man zál gezond zijn. Ziet u in het eerste geval had hij geen visioen gehad omtrent de genezing van deze persoon. In het tweede geval had hij in een visioen gezien, dat deze persoon liep. Ieder visioen wordt precies vervuld, zoals het gezien werd.

Hier volgt nog een voorbeeld. In een samenkomst kwam eens een blinde man voor gebed. Toen hij bad zei broeder Branham: “Zo zegt de Here, u bent genezen.” De man ging weg, blind als altijd. Hij ging naar een van degenen, die samen met broeder Branham de diensten leidde, en deelde mede, dat hij in de war was met betrekking tot de uitkomst van de profetie. Deze man draaide nog eens de bandopname waarop de gebedsdienst stond en inderdaad was de weergave van het visioen, dat broeder Branham zei: “Zo zegt de Here, u bent genezen.” Hij bemoedigde de man om in God te geloven en zei hem, dat het echt waar was, en dat het met hem was net als met Abraham van oudsher, tot wie God zei: “Ik heb u tot een vader over vele volkeren gesteld... en Ik zal u vermeerderen.” Voor hem betekende dit: “Ik zeg u, u bent genezen; geloof dat het nu gebeurd is.” De man was blij en ging heen, God prijzende voor zijn genezing. Om in zijn onderhoud te voorzien verkocht hij kranten, dus wanneer hij niet met verkopen bezig was verheerlijkte hij God om Zijn goedheid. Op een dag toen hij bij de kapper was en geschoren werd, maakte de kapper grappen over het onderwerp van genezing en over Eerw. William Branham. De blinde zei: “Ja, ik weet er alles van, ik ben er geweest, hij bad voor mij en prijs de Heer, ik ben genezen.” Op hetzelfde ogenblik dat hij dat zei werd hij volkomen gezond. Hij sprong uit de stoel, God lovende en prijzende.

Krantenknipsel over het debat
Krantenknipsel over het debat

Toen Eerw. Branham in januari 1950 diensten leidde in Houston, Texas, gebeurde er iets zeer wonderlijks wat voorgoed de waarheid bevestigde, dat een bovennatuurlijk licht zijn genezingsbediening begeleidt.

De foto met het bovennatuurlijk licht
De foto met het bovennatuurlijk licht

Het gebeurde als volgt. Een woedende voorganger beschuldigde broeder Branham dat hij insinueerde de zieken te genezen. Hij betoogde tevens dat genezing niet voor vandaag is. Hij was zo aanhoudend (samen met nog enige voorgangers) dat enkele van de officiële groep besloten om een debat te houden. Dit was natuurlijk een kolfje naar de hand van de pers, hetgeen uiteindelijk uitliep op een schouwspel van een laag kaliber. Eerw. Best vroeg zijn fotografen (Ayers en Kipperman) om plaatjes te schieten terwijl hij zijn vuist onder de neus van Eerw. Bosworth zou duwen. Terwijl hij heen en weer paradeerde, vroeg hij om nog meer foto’s. Toen men uiteindelijk bemerkte dat Eerw. Best en de zijnen geen punten hadden gewonnen, maar dat het gehoor eerder aan de kant stond van het gezelschap van broeder Branham, bleef broeder Branham uitgedaagd worden om naar voren te komen. Nu is broeder Branham een wijze en nederige dienstknecht van God. Hij wist, dat indien zelfs de feitelijke demonstratie van de kracht van het ware Woord de mensen er niet toe zou bewegen om te zien, een debat het zeker niet zou doen. Maar tenslotte kwam hij naar voren. Toen hij op de preekstoel stond, namen de fotografen nog een foto, en wel van broeder Branham. Toen de foto genomen werd, zagen velen (de meesten echter niet) een schitterend licht boven het hoofd van broeder Branham verschijnen. Toen de film in de studio werd ontwikkeld waren de acht à negen van Eerw. Best volledig negatief, alleen die met broeder Branham werd duidelijk, en zie, daar was het licht, boven zijn hoofd. Deze foto werd naar Dr. George Lacy gestuurd, die toen het hoofd van het F.B.I. laboratorium was. Hij gaf twee ondertekende verklaringen af, waarin stond dat met het negatief niet geknoeid was en dat er geen dubbele belichting was geweest, dat iedere bekende test was toegepast en dat het oordeel was, dat hier een zuivere onaangetaste foto was. Hij wees er persoonlijk op dat deze foto de enige ware foto was, waar ook ter wereld, van een bovennatuurlijk wezen.

Verklaring van Dr. George Lacy over de bovennatuurlijke foto
Verklaring van Dr. George Lacy over de bovennatuurlijke foto

Er zouden waarlijk over de openbare bediening van deze man boekdelen geschreven kunnen worden, maar daar wij hier geen ruimte hebben om op deze wijze voort te gaan, lijkt het het beste om over die dingen te vertellen welke meer betrekking hebben op zijn persoonlijke bediening en die toch door zijn metgezellen gezien werden.

Broeder Branham is een natuurliefhebber. Hij jaagt en vist, hij rijdt paard en wandelt kilometers. De volgende illustraties zullen gaan over bossen en heuvels, die hij zo liefheeft.

Een authentieke opstanding

Op een dag gingen broeder Branham en Banks en Lyle Wood (twee broeders die vroeger Jehova’s getuigen waren geweest) naar Dale Hollow-Tennessee, om te vissen. De eerste morgen op het water begonnen Banks en Lyle herinneringen op te halen over een lieve, oude dame van de gemeente Gods, die gewoon was hen vers brood en melk te geven. Terwijl zij over haar vriendelijkheid nadachten, zei Banks tegen Lyle, dat zij eens terug moesten gaan om haar op te zoeken en om haar te vertellen dat zij nu gered waren en trachtten God naar hun beste weten te dienen. Terwijl deze dat zei, ervoer broeder Branham de Geest des Heren op zich, welke zijn aandacht trok en een stem zei: “Zo zegt de Here, in de volgende uren zal een klein diertje worden opgewekt.” Onmiddellijk dacht hij aan een klein katje dat door zijn zoon Jozef te stevig was vastgepakt en toen bewegingloos op de grond was gevallen. Hij dacht, dat het nu misschien dood was en dat een gebed des geloofs het zou oprichten voor de bezitter.

Br. Branham tijdens het vissen
Br. Branham tijdens het vissen

Zij hadden enige uren gevist toen Lyle een kleine, blauwe vis ophaalde. Die vis was klein, en toch had het met één beet het gehele aas verslonden. De haak was er onmogelijk uit te krijgen, daarom rukte Lyle aan het tuig en het haakje kwam eruit, maar daarmee tevens de kieuwen en de ingewanden. Toen hij het visje weer in het water wierp, zei hij: “Je hebt voor het laatst gesparteld, kleintje.” Het spartelde nog tweemaal, viel toen op zijn zij en dreef met de golven naar de oever.

Na ongeveer dertig minuten kreeg broeder Branham een vreemde gewaarwording. Zijn blik bleef rusten op de bomen langs de kust en daar kwam als een werveling het geluid van een ruisende wind. En opnieuw sprak de Geest des Heren: “Sta op, spreek tot het visje en het zal leven.”

Onmiddellijk stond hij op en riep: “Visje, ik geef je je leven.”

Het dode visje dat enige seconden geleden nog op de kabbelende golven naar de oever dreef sprong plotseling op en schoot daarna in de diepte weg. Banks Wood voelde het grootse van het wonder en zei, zoals de apostelen op de Berg der Verheerlijking: “Het is goed om hier te zijn.”

Lyle voelde zich onrustig en zei: “Broeder Branham, dat was zeker voor mij.”

“Nee,” zei broeder Branham, “dat was het niet.”

De mannen waren betrouwbare getuigen van deze verbazingwekkende gebeurtenis.

Waarom had God die vis opgewekt? Stonden er niet honderden hulpeloze mensen op de gebedslijst van broeder Branham? Zou het niet beter zijn geweest indien hij enige kreupelen zou hebben opgericht of kankergevallen genezen had tot heerlijkheid van God? Ja, Hij wil hen oprichten, en deze opwekking van dit visje toont aan, dat God de God van de hele wereld is, van groot tot klein. En gelijk Hij Zelf gezegd heeft, is Zijn oog op de mussen. Het is gevestigd op de geringsten. Hij wil voor Zijn schepselen zorgen, Hij heeft hen allen lief.

De caribou en de beer

Broeder Branham is altijd een toegewijd zoon geweest. Toen zijn moeder stierf, was dat een zwaar verlies voor hem. Maar de God aller vertroosting vertroostte zijn hart hierover; zoals een liefhebbend ouder weet hoe hij de aandacht van een verlies moet afleiden, zo gaf God hem een visioen van een toekomstige jachtpartij in Canada. Hij verhaalde het gehele visioen aan de gemeente in Jeffersonville, maanden voordat het geschiedde.

In het visioen was hij ergens in Noord Amerika op jacht naar groot wild. Hij kon niet precies zeggen waar, maar hij wist wel op welk soort wild hij jacht zou gaan maken. Een van de trofeeën was een schepsel, dat op een hert geleek, alleen veel groter. Nog nooit in zijn leven had hij er een gezien noch er jacht op gemaakt. Bij het jagen werd hij vergezeld door twee mannen van wie één een groen geruit hemd droeg. Terwijl hij dit hertachtig dier besloop, zag hij een hinde en een reekalf van dezelfde soort. Toen hij in goede schietpositie was gekomen, velde hij het dier en ging erheen om het te bekijken. Toen zag hij hoe een handje gelijkend op dat van een kind werd uitgestoken en de lengte van de horens mat. De lengte bedroeg exact tweeënveertig inch.

Terwijl hij zijn trofee meebracht, zag hij een grote zilver-tip beer. Hij doodde deze beer met één schot. Toen deze dood op de grond lag, bedacht hij, dat hij het dier met een 270 geweer en een kogel met een korrel van 130 geschoten had, hetgeen in feite te klein is voor jacht op wild van die grootte. Hij stroopte de beer; daarna verliet het visioen hem.

Ongeveer een maand daarna nodigde een goede vriend hem uit om naar Alaska te gaan voor een jachtpartij op beren en elanden. Maar de uitnodiging scheen niet in overeenstemming met het visioen te zijn, daar de horens van een eland langwerpig zijn en het dier in het visioen horens had als van een hert.

Weer ging er een maand voorbij, voordat hij een uitnodiging kreeg van Bud (Harvey) Southwick, een eerste klas gids op de hoofdwegen van Alaska, voor een gezamenlijke jachtpartij, met nog een Christen, broeder Eddie Byskal, de voorganger van de gids. Broeder Branham was daar vroeger op jacht geweest en daar had hij een erg zieke jongen kunnen helpen zodat hij zijn gezondheid herkreeg. De genezing was als volgt:

William Branham en Bud H. Southwick
William Branham en Bud H. Southwic

Het Fort St. John ligt zeer ver noordwaarts. In feite ligt het hoog in Yukon, waar de zon niet echt ondergaat. Het wordt er alleen schemerig.

De jagers hadden dan ook tijd genoeg om over geestelijke dingen te spreken. Eerw. Byskal vertelde Bud over de samenkomsten van broeder Branham, de visioenen en genezingen. Toen zei Bud, dat hij graag zou willen dat broeder Branham zijn broer, die epilepsie had, zou zien, want hij wist zeker, dat er iets goeds uit voort zou komen. Voortdurend sprak hij erover, dat broeder Branham een visioen zou krijgen en voor de jongen zou bidden, opdat deze gezond zou worden.

Op een dag nadat broeder Branham juist zijn metgezellen had geholpen om de paarden weer op het spoor te brengen, vanwaar zij waren afgedwaald, zag hij een visioen van een jonge man. Hij had wat achteraan gereden (aan het einde van het spoor) hij reed dan ook snel naar voren om het aan Bud te zeggen. Hij vertelde de heer Southwick dat het visioen hem had getoond dat zijn broer de aanvallen van kindsaf aan had, en hij eindigde met het geven van een beschrijving van de jonge man. Alles klopte precies. Daarna droeg hij hen op om de jonge man te gaan halen en hem naar Fort St. John te brengen, en daar op hem te letten. Wanneer de volgende aanval zou komen, moest men hem zijn hemd afscheuren en het in het vuur werpen en de aanvallen zouden ophouden. Hem werd verteld dit alles te doen in de Naam van de Here en de overwinning was verzekerd.

Welnu, zij brachten de jongen naar Fort St. John. Bud vertelde zijn vrouw, dat hij “Zo zegt de Here” voor hem had, alles wat zij dan ook moesten doen, was het opvolgen van de instructies. De arme kerel had, wanneer het hem te pakken had, zo’n zes aanvallen per dag. En zijn laatste aanval kwam toen Bud weg was. Maar mevrouw Southwick was een Christin, vervuld met Gods Geest. Die kleine vrouw scheurde het hemd in de Naam des Heren Jezus af en wierp het in het vuur. De aanvallen hielden op en kwamen nooit meer terug.

Toen hij dan ook deze brief met de uitnodiging om te jagen kreeg, gevoelde hij, dat hij moest gaan. Hij en Fred Sothmann gingen op weg en vertelden onderweg honderden mensen het visioen. Er waren daarom velen, die verlangend uitkeken naar het einde van de reis om te zien of dit nu de tijd was, dat het visioen in vervulling zou gaan of niet.

De twee mannen gingen zover mogelijk om te trachten zich een beeld te vormen van de omgeving van het land en van de twee dieren, die gevangen zouden moeten worden.

Na de aankomst en een gesprek met de gids, werd hem medegedeeld, dat dergelijke dieren daar eenvoudigweg niet waren. In de eerste plaats waren zelfs herten daar schaars; voorts hadden caribou’s langwerpige horens, hetgeen het dier in het visioen niet had, en bovendien waren er geen beren in de omtrek en zeker geen zilver-tip grizzly’s. Het was een land van schapen, zij konden het dus beter daarbij houden. Eerw. Branham was niet verontrust, want het visioen kon op een latere datum in vervulling gaan. Een ding wist hij; het visioen zou uitkomen. Zij begonnen naar schapen uit te zien. Op ongeveer drie dagen afstand de heuvels in, viel Eddie in een kreek, hij ging dus terug naar beneden naar de wagen om zich te verschonen. De anderen zetten door en bereikten een hoger gelegen punt. In de morgen gingen zij er op uit en kregen hun eerste kans op prooi in de gaten. Zij zagen een caribou met een jong. Even later zagen zij wat schapen. Toen Eddie een mannetjes caribou zag, doodde hij hem; nadat hij hem gevild had bracht hij hem naar het kamp.

Broeder Branham en Bud gingen er op uit met de bedoeling om aan de andere kant van de berg naar prooi uit te zien. Broeder Branham besloot om de berg met zijn verrekijker af te tasten. Toen hij dat deed, was daar dat dier van het visioen! Hij gaf de verrekijker aan Bud. Hij zag een geweldig grote caribou met horens die anders waren. Het waren niet die van de langwerpige soort, maar die van een hert. Het dier en de omgeving van het landschap waren precies overeenkomstig het visioen.

Bud zei toen tegen broeder Branham, dat er dan ook een beer moest zijn en zelfs de man met een groen geruit hemd. Toen zei broeder Branham: “Kijk naar het kamp.” Daar stond Eddie in een groen geruit hemd, dat zijn vrouw voor hem had ingepakt en hij had het nu aan.

De caribou uit het visioen
De caribou uit het visioen

Weer keek Bud naar de caribou. Hij besefte, dat zij hem niet konden schieten, daar hij juist in hun richting keek en er was onvoldoende struikgewas om zich achter te verbergen. Maar zij gingen voort en het dier bewoog niet. Zij naderden tot op tweeëndertig meter. Toen schoot Eerw. Branham het dier neer. Andere dieren waren vlakbij, maar die hadden langwerpige horens.

Nu rees de vraag, zou er ook een beer zijn? Het leek iets op de Oud-Testamentische vraag: God heeft manna gegeven, maar kan Hij ook in het water voorzien?

Bud nam de verrekijker om er de berg mee af te speuren. Hij kon het gehele gebied overzien en er was geen beer te zien noch een plaats waar de beer verborgen kon zijn. Bud begon te twijfelen, maar broeder Branham herinnerde hem er aan, dat één van de namen van God luidt: “De Here zal voorzien.” Het zou waarlijk vreemd zijn, indien God een beer beloofde, dat Hij er dan niet in een zou kunnen voorzien. Hij zorgde voor een ram, die in een struik gevangen was, voor Abraham, toen er geen rammen in de buurt waren. Er moest dus binnen niet al te lange tijd een beer op het toneel verschijnen. En het was “Zo zegt de Here”, dat het een grote zilver-tip grizzly zou zijn. Zij hadden de man in het groene geruite hemd gezien; zij hadden reeds, wat een “onmogelijk” dier scheen te zijn, gedood, zij moesten dan ook de derde belofte in vervulling zien gaan. Onder het voortgaan uitte Bud zijn twijfel. Niet dat hij niet wilde geloven, maar het viel hem moeilijk te geloven nu de zon onderging, en er geen beer te zien was en evenmin een plaats waar een beer verscholen kon zijn.

Terwijl Bud de omgeving in de ene richting afspeurde, keek broeder Branham de andere kant op. Plotseling vroeg hij Bud zich om te draaien en naar een punt op de berg wijzende, vroeg hij hem wat hij daar zag. Daar stond de grootste zilver-tip grizzly, die Bud ooit gezien had. Hij zakte bijna in elkaar toen hij hem zag. Daar stond die beer op zijn vier poten, bijna zo groot als een koe. De wind blies door zijn vacht waardoor deze recht overeind stond.

Bud was er geheel voor om de beer op die afstand neer te schieten, maar volgens het visioen moesten zij binnen de vierhonderdvijftig meter komen. Hij was bang om hem te dicht te naderen, want een beer met een kogel in zijn hart kan nog steeds aanvallen en doden, want grizzly’s doden en stonden eens bekend als de verschrikking der prairie. Vaak worden zij door de Indianen genoemd: “De beer die als een man rechtop loopt.”

Zij liepen op de beer toe. Al die tijd droeg broeder Branham die kleine 270 met korrel 130 kogeltjes. Bud wist dat hij minstens een grote Weatherby nodig had. Maar het visioen had een klein geweer op een korte afstand getoond. De beer zou geraakt worden en naar beneden komen rollen tot bijna voor hun voeten.

Nu, het is fijn om een visioen te krijgen, maar om er deel van uit te maken en het ondanks groot gevaar te vervullen is nog iets anders. De apostel Paulus had het visioen van het schip dat zou vergaan en toch zouden allen, zelfs de niet-zwemmers behouden het land bereiken. Het visioen was wonderbaar, maar voor Paulus was er moed nodig om er leider van te zijn. De twee mannen gingen dus voort. Broeder Branham bemoedigde Bud met de gedachte, dat zelfs indien hij alleen maar een B.B. geweer zou hebben, hij hem zou krijgen, omdat Gods Woord niet kon falen.

Heuvel in de achtergrond is waar de beer geschoten werd
William Branham in het kamp, de heuvel in de achtergrond is waar de beer geschoten werd

Langzaam maar zeker kwamen zij dichterbij, terwijl Bud een schot in de rug voorstelde om de ruggengraat te breken en hem buiten gevecht te stellen. Maar broeder Branham besloot, dat het in het hart moest zijn, daar ongehoorzaamheid aan het visioen een falen of ramp tot gevolg kon hebben. Bud werd het voorstel gedaan om achter te blijven. Maar nee, dat wilde hij niet. Na ongeveer tweehonderdvijftig meter bereikten zij een heuveltop, en daar was hij. De geweldige grizzly zag hen en viel aan. Toen hij naar hen toesnelde, schoot broeder Branham hem in zijn hart. De aanval was zeer snel, want hij kwam natuurlijk van de berg af. Maar plotseling viel hij voorover op de grond, op ongeveer vijf en veertig meter van de mannen vandaan.

De beer uit het visioen
De beer uit het visioen

De beer was dood. Het geheel was helemaal volmaakt volgens het visioen geschied.

Bud kon bijna niet meer spreken. Indien de horens van de caribou bij het meten in het kamp precies tweeënveertig inch lang zouden zijn, voelde hij, dat hij het zou gaan uitschreeuwen. Broeder Branham vertelde hem, dat hij nu maar meteen met schreeuwen moest beginnen, want zij zouden precies tweeënveertig inch zijn.

Toen zij het kamp naderden, zei broeder Branham tegen Bud dat hij op zijn zoontje moest letten, want het was de hand van een klein kereltje dat hij in het visioen had gezien. Toen Eddie het meetsnoer ging halen om de horens te meten riep hij de jongen om het eind vast te houden, en daar was dat handje, dat het meetsnoer vasthield, volkomen volgens het visioen. Zij maten precies tweeënveertig inch. Bud kon nauwelijks iets zeggen. Hij had bijna teveel gezien, en zich naar broeder Branham kerend vroeg hij verwonderd of broeder William hem kon vertellen waar hij (Bud) volgend jaar zou zijn. Hij voelde dat hij evengoed alles kon weten; hij had nu zoveel gezien en meegemaakt.

Blain Southwick (zoon van Bud), Bud Southwick, en William Branham
Blain Southwick (zoon van Bud), Bud Southwick, en William Branham

Welnu, waarom doet God dergelijke dingen? Omdat Hij ons liefheeft en voor ons zorgt. Hij wenst volledig in ons leven te zijn. Op een dag zullen wij dat beseffen. Ik hoop alleen dat het dan niet te laat zal zijn. De vervulling van visioenen is iets geweldigs, maar de bediening van Eerw. Branham heeft nog een andere fase welke iemand sprakeloos zal maken. Zijn nieuwe bediening is een, waarin hij het Woord spreekt en het geschiedt zoals het gesproken is. Dit is overeenkomstig Markus 11:23: “Wie tot deze berg zou zeggen: ‘Hef u op en werp u in zee’ en in zijn hart niet zou twijfelen, maar geloven, dat hetgeen hij zegt geschiedt, het zal hem geworden.” Hier zijn enkele illustraties van dat gesproken Woord, dat in vervulling gaat.

De genezing van zuster Branham

Jaren terug, ongeveer in 1950, toen broeder Branham in Californië was en de zieken bediende, vertelde hij zuster Millikian, die toentertijd ziek was, dat zij aan een kraambeen leed. De dame meende, omdat zij geen enkel symptoom van een dergelijke ziekte voelde, dat dit haast onmogelijk waar kon zijn. Broeder Branham toonde haar het teken in zijn hand, dat de toestand aanwees. Toen, om haar te tonen dat wanneer iemand volslagen gezond is er geen duidelijk teken in zijn hand was, boog hij zich en greep de hand van zijn vrouw vast en zei: “Nu zul je bemerken dat er geen verandering in de toestand noch in de kleur van mijn hand is, wanneer ik de hand van mijn vrouw in de mijne neem.” Maar als door de bliksem getroffen riep hij uit: “Meda, ik wist niet dat je iets mankeerde. Je hebt een abces aan je linker eierstok.” “Wel,” zei zuster Branham, “ik voel mij uitstekend.” “Dat is fijn,” zei broeder Branham, “maar toch is het er.”

Nu krijgt zuster Branham geen kinderen langs de natuurlijke weg. Haar kinderen werden met de keizersnede gehaald. Zij had reeds een dochter Becky, toen nu het tweede kind geboren zou worden vroeg broeder Branham de arts naar het abces te kijken. Dat deed hij, maar hij zag niets.

Jaren gingen voorbij en zij voelde zich goed. Toen werd het derde en laatste kind geboren. Weer zag de dokter geen spoor van een abces.

Maar in 1962 begon zuster Branham zich niet goed te voelen door pijn in haar linkerzij, die wat opzwol. Zij ging naar de dokter en kreeg te horen dat zij een cyste had, die in een kleine tumor veranderde. Hij adviseerde haar dan ook zich te laten opereren.

De familie is echter een gelovig gezin en zij besloten op de Here te wachten. De tumor werd steeds groter. Zij verhuisden van Jeffersonville naar Tucson. De dokter die haar behandelde in Louisville, Kentucky, schreef een brief en zond rapporten naar een fijne nieuwe arts in Tucson.

Tegen deze tijd was het gezwel zo groot geworden dat het werkelijk ongerief veroorzaakte en opdat het niet kwaadaardig zou worden, schonken de artsen er hun volle aandacht aan. Ook werd de operatie uitgesteld, niet alleen om nog steeds Gods aangezicht te zoeken, maar in de hoop dat zij de storm tot na Kerstmis 1963 kon doorstaan, opdat het gezin voor de vakantie naar Jeffersonville kon terugkeren.

Broeder Branham was in deze tijd juist terug uit New York, waar hij een reeks samenkomsten had gehouden. Hij wist hoe ziek zijn vrouw was en hoe noodzakelijk de operatie was. Zij had juist opgebeld en gezegd, dat zij nauwelijks kon lopen en dat de dokter er op aandrong te opereren. Hij vroeg haar indien mogelijk nog een beetje moed te houden. Terwijl hij diep medelijden met haar had, ging hij de zitkamer van zijn huis in Jeffersonville binnen (hij had de reis onderbroken bij de oude pastorie, op zijn weg naar een samenkomst in Shreveport, vanwaar hij naar Tucson zou reizen) en knielde neer bij de sofa, waar zij als gezin gewoonlijk baden. Met bewogenheid en ernst vroeg hij God smekend om haar genadig te zijn.

Toen ervoer hij de tegenwoordigheid Gods. De Vuurkolom hing in de kamer. De stem van God sprak tot hem: “Ga op je voeten staan. Zeg wat je verlangt en het zal geschieden, precies zoals je het zegt.” Volkomen bewust van deze geweldige belofte zei hij: “Laat het zo zijn, dat juist voordat de dokter haar aanraakt, de tumor verdwenen zal zijn.”

Welnu, de volgende dag gingen zuster Branham en zuster Norman voor een nieuw onderzoek naar de dokter. De verpleegster hielp haar in afwachting van het onderzoek de witte japon aan te doen. Ze kon amper op de tafel komen. De dokter kwam binnen, bekeek zijn kaart en wendde zich tot haar om de grootte van het gezwel te bezien. Juist toen zijn hand omlaag ging en op het punt stond haar aan te raken, ervoer zij een koel, krimpend gevoel in haar zij. De dokter betastte haar linkerzij; toen liep hij er omheen en voelde haar rechterzij. Op een heel verwonderde toon vroeg hij: “Het gezwel was toch aan uw linkerzij, nietwaar mevrouw Branham?”

“Ja, meneer, die was het”, zei zuster Branham.

Hij onderzocht haar grondig en zei tenslotte: “Ik weet niet wat er is gebeurd. Alles wat ik weet is, dat er hier nú geen tumor is. Die is weg. Ik kan het niet verklaren, maar u hebt niets meer om u bezorgd over te maken.”

Toen broeder Branham later vanuit Shreveport zijn vrouw opbelde zei ze: “Billy, weet je, die tumor...” Hij onderbrak haar: “Ja liefste, ik weet het... die is weg.”

Ze zei: “Hoe wist je dat?”

Hij vertelde haar het verhaal.

Gods geschenk aan zuster Mosier

Tijdens het seizoen voor de eekhoorntjesjacht van 1962, werden broeder Branham en broeder Wood uitgenodigd om in het huis van zuster Hattie Mosier te komen lunchen. Zuster Mosier is een fijne, wonderbare Christin, zij is weduwe, die met haar twee zonen van een kleine toelage leeft. Toch geeft zij getrouw tienden en nooit aan haar eigen belang denkend geeft zij ook nog voor het welzijn van anderen. Zij heeft een zuster, die kreupel is en nooit heeft gelopen. Deze geheiligde vrouw is een getuigenis voor God. In haar huis heerst een atmosfeer zoals het bij een Christenvrouw behoort.

Zr. Hattie met haar twee zonen
Zr. Hattie met haar twee zonen

Onder het eten spraken zij over de goede dingen van God. Broeder Branham sprak over het Woord en de bediening des Geestes en de daarop betrekking hebbende dingen der genade. Plotseling zei zuster Mosier tijdens een bijzonder gezegend onderdeel van het gesprek: “Broeder Branham dat is volkomen juist.”

Hierop kwam de Geest Gods over broeder Branham en hij zei: “Zuster Mosier, omdat u dat gezegd hebt, heeft God mij geboden u te vertellen dat u alles kunt krijgen wat u maar wenst.” Welk een hemelse heerlijkheid vulde de kamer. Tranen rolden over de wangen van de gasten. “Wat u ook wenst, het is het uwe. Ik geef het u in de Naam des Heren”, herhaalde broeder Branham. Zuster Mosier zei: “Ik weet niet wat ik moet vragen.” “U kunt voor uw kreupele zuster vragen. Zij zal genezen worden. U bent erg arm en heb geld nodig. Wanneer u dat wenst, vraag het. Vraag het met uw ganse hart en u zult het ontvangen.”

Zij keek hem een ogenblik aan en zei toen vanuit haar hele hart. “Broeder Branham, mijn twee zonen zijn niet gered. Dit wens ik, dat zij gered mogen worden.”

Hij zei: “Ik geef u uw zonen in de Naam des Heren.”

Deze twee jongens hadden daarvoor staan lachen en schertsen, zoals jongens dat kunnen doen. Zij die er niet aan dachten om zich tot God te keren, noch enig verlangen hadden om Hem te dienen, werden plotseling bleek. De Geest des Heren kwam over hen en bracht hun gemoed in beroering, zij schreeuwden het uit en vielen vol berouw voor de Here neer.

Deze jongens werden gered. Thans zijn zij leden van de Tabernakel gemeente in Jeffersonville. Zij leven voor God. Zij zitten met de heiligen aan de tafel des Heren en doen mee aan de voetwassing, en zij hebben een getuigenis voor de Heiland, zowel in hun spreken als in hun gedrag.

Het zou niet helemaal juist zijn om dit deel van de betuiging te besluiten zonder het teken vanuit de hemel. U kunt zich wel herinneren, dat de Farizeeën een teken vanuit de hemel wensten. Het lijkt wel of velen ook thans een teken van de hemel wensen. Wij hebben reeds het ene van de ster zien verschijnen, maar hier is er nog een.

De wolk van engelen

Reeds vele jaren wist broeder Branham door openbaring dat er een tijd zou komen, dat God van hem zou vragen om naar het westen te verhuizen. Zonder een directe openbaring van God te ontvangen, voelde hij, dat hij naar Tucson zou willen gaan. Hij maakte dan ook dienovereenkomstig plannen.

Op 22 december 1962 kreeg hij toen hij van bed opstond een visioen. Hij zag zichzelf in Arizona op een berg staan, terwijl hij over Tucson keek. Hij boog zich voorover om klitten van zijn broekspijp te halen. Zijn zoon Jozef scheen dicht bij hem te staan. Terwijl hij daar stond kwam er vanuit het zuiden een heftige windstoot uit de hemel. De windstoot was zo geweldig dat de bergen ervan schudden, waardoor rotsen van de hellingen rolden. Als een aardbeving schudden zij de heuvelen. Terwijl deze donderende windstoot de aarde deed schudden, voerde een vuurgloed, welke in een groep van zeven machtige engelen veranderde, hem met enorme snelheid weg. De invloed van het visioen was zo geweldig, dat hij gedurende enkele dagen letterlijk verdoofd was. Hij vroeg zich af, of het sterven inhield. Hij meende echter, dat hij dit buiten beschouwing moest laten omdat Jozef vlak bij hem stond en niet door de schok van de windstoot was gekwetst.

Toen hij dit eigenaardig visioen op 26 december met de auteur had besproken gevoelden wij, die deze wonderbare profeet van God kennen, dat God engelen met stemmen als van donderslagen zou zenden als een teken, dat hij zou weten wat in het tiende hoofdstuk van Openbaring geschreven staat in verband met de zeven donderslagen, welke Johannes hoorde, maar niet opgeschreven heeft. Dit was een veronderstelling. Niemand wist met zekerheid wat het betekende.

Plaats waar de engelen neerkwamen
Plaats waar de engelen neerkwamen

Eerw. Branham verhuisde onmiddellijk naar Tucson. Daar hij op dat ogenblik geen samenkomsten hield, ging hij met twee van zijn vrienden Gene Norman en Fred Sothmann de bergen in uit jagen. Zijn beide vrienden waren tijdens de jachtpartij niet in de onmiddellijke nabijheid van Eerw. Branham, maar stonden op enige afstand van hem vandaan. Toen Eerw. Branham op de berghelling stond boog hij zich voorover om wat klitten van zijn broekspijp te halen. Terwijl hij dit deed kwam er een geweldige windstoot vanuit het zuiden die de bergen deed schudden, zodat de bergkeien van de helling rolden en kleine rotsen schenen als het ware op en neer te dansen. Een ogenblik vreesde hij dat hij door een of andere jager was getroffen. Zo ontzet was hij door dit alles. Toen kwamen waarlijk zeven engelen gelijk een piramide of als de letter “V” naar hem toesnellen met de snelheid van het licht. Hij scheen in het midden hiervan te worden opgenomen met verschrikkelijke donderslagen. Toen riep een stem: “Ga terug naar het oosten.” Hij wist dat het tijd was om naar Jeffersonville terug te keren om over de zeven zegels uit het boek Openbaring te spreken, en de ongeschreven geheimenissen te openbaren van de donderslagen.

Welnu, dit is de waarheid. De twee mannen, die bij hem waren renden om te proberen hem te vinden. Zij hadden het licht gezien, maar in het verblindende licht niet de engelen. Zij hoorden de vreselijke donderslagen, terwijl deze vanuit het zuiden aanrolden. Zij zagen de man Gods door het machtige visioen heen en weer geschud worden.

De wolk die verscheen
De wolk die verscheen

Dit speelde zich af buiten Flagstaff in Arizona. Op precies dezelfde dag en tijd van dit geweldige gebeuren, werd er iets in de lucht gevormd, dat veel op een wolk geleek. Deze was achtenvijftig kilometer breed en tweeënveertig kilometer hoog in de lucht. Bij onderzoek (er werden veel foto’s van genomen) bleek dat er geen straalvliegtuigen in de lucht waren geweest en men wist niet op welke wijze de wolken gevormd zouden kunnen zijn. De meteorologen schreven een wetenschappelijk artikel over deze uitzonderlijke ovaalvormige wolk, die zo geweldig was en naar het oosten snelde. Niemand heeft enig idee waar deze vandaan kwam, hoe zij daar kwam en waar zij heenging.

Maar degenen die de waarheid kennen weten het wel van die wolk: een wolk van engelen, die God toestond zich te openbaren om de ogen van de wereld voor een raadsel te stellen.

Artikel in Life Magazine
Artikel in Life Magazine

Life Magazine van 17 mei 1963 bevat vier foto’s van de wolk.

Science Magazine van 19 april 1963 heeft op de voorpagina eveneens een foto hiervan.

In maart kwam Eerw. Branham terug naar het oosten om over de zegels te prediken. Van de zeventiende tot de vierentwintigste onderwees hij. Wat hij onderwees was nooit eerder bekend. In feite onderwees hij op zo’n wijze dat hij verscheidene dingen corrigeerde welke hij vroeger geleerd had. De reden van de correctie was, dat iedere dag dat hij op God wachtte, die amberkleurige vlam verscheen en vanuit de wolk sprak God tot hem en openbaarde hem de exacte waarheid van de inhoud van de zegels, en hetgeen de donderslagen lieten horen. Het “Zo zegt de Here” uit de mond van een profeet is tot deze generatie teruggekeerd -- de laatste generatie -- want alle dingen komen te geschieden overeenkomstig het Woord des Heren.

Hoofdstuk 4

Besluit

Nu wij zowel de Schrift als de ongewone betuiging van deze profeet-boodschapper naar voren hebben gebracht, is het goed om deze met elkaar in verband te brengen en hen in de machtige werken Gods te zien. Denkt u even aan het feit dat deze man vaak in het gelijk is gesteld. Met andere woorden, er zijn tijden geweest dat hij zijn getuigenis heeft gegeven en anderen heeft gevraagd om hem te aanvaarden als een man van God gezonden. Nimmer verscheen er een profeet op het toneel, die niet hetzelfde moest doen. Toen Mozes voor Israël verscheen, zei hij: “God heeft tot mij vanuit de brandende braambos gesproken.” Daarna ging hij voort met dit te bewijzen door de twee tekenen, welke hij van God had ontvangen. De directe reactie was tweeledig. Sommigen geloofden en anderen zeiden. “Wij waren er niet bij. Hoe weten wij dat God vanuit een Vuurkolom heeft gesproken?” Maar Mozes werd niet ontmoedigd. Hij hield vol. Hij wist dat God met hem was in zijn roeping, want de stem, die hij gehoorzaamde was een stem naar de Schrift. Een waar profeet als Mozes zal altijd één zijn met het Woord. De stem, die uit het braambos riep, sprak het Woord van God, zoals het gegeven was aan die grote profeet Abraham. Hij zei: “Ik herinner mij zeer wel de belofte aan Mijn volk.” Mozes luisterde en gehoorzaamde dan ook en bracht zo de belofte van God aan het volk van die generatie.

Denk eens aan Johannes de Doper, de grootste profeet, tenminste... tot op die dag. Wat was zijn getuigenis? Johannes 1:31-34. “En ik kende Hem niet; maar opdat Hij aan Israël geopenbaard zou worden, daarom ben ik gekomen, dopende in water. En Johannes getuigde, zeggende: Ik heb de Geest zien nederdalen uit de hemel gelijk een duif, en bleef op Hem; En ik kende Hem niet; maar die mij gezonden heeft om te dopen in water, die had mij gezegd: Op welke gij de Geest zult zien nederdalen en op Hem blijven, deze is het, die met de Heilige Geest doopt. En ik heb gezien en heb getuigd, dat deze de Zoon van God is.” Welnu, hier was Johannes met zijn getuigenis. Hij zei: “God heeft mij gezegd wat ik u zojuist verkondigd heb.” Daar hebben wij opnieuw een ogenblikkelijke reactie op, die tweeledig is. Sommigen geloofden en anderen zeiden: “Wij waren daar niet bij, dus weten wij niet of er een stem geweest is of niet. Welk teken kunt u ons overigens tonen?”

Zo is het ook met William Branham. Hij spreekt van het zien van een licht, dat boven de mensen verschijnt. Dat licht werd zowaar gefotografeerd en u kunt het in dit boek zien. Nochtans hebben weinigen dit licht werkelijk gezien. Nu, of u zijn getuigenis aanvaardt is uw zaak, maar onthoudt dat u op dit moment dat van Johannes hebt aanvaard en hij had géén tekenen die hem volgden zoals de meeste profeten hadden.

Overigens is het met Eerw. Branham net zoals het met Mozes was, want de Vuurkolom is beslist schriftuurlijk. En de stem ook, want die is nimmer afgeweken van het Woord. Van hem moeten wij dan ook de belofte Gods voor dit tijdperk horen en leren.

William Branham zegt ook, dat hem een engel verschijnt. Hij beschrijft hem zelfs. Hoe uw reactie is, is aan u. U kunt geloven of niet. Maar geen mens heeft het recht een ander te oordelen, in het bijzonder niet als de bewering op strikt Bijbelse gronden berust -- engelen verschijningen zijn positief Bijbels. Een eigen getuigenis is beslist schriftuurlijk. God zet de openbaring kracht bij. Zoals het met Paulus was, die met de volledige openbaring aan de heidenen kwam, terwijl God mede getuigde met verscheidene tekenen en wonderen en gaven van de Heilige Geest, zo heeft God getuigenis gegeven aan William Branham, want het is nog niet eenmaal voorgekomen dat het visioen gefaald heeft. Noch heeft ooit het Woord “Zo zegt de Here” dat uit zijn mond gekomen is, gefaald. Ofschoon het voor het volgende bekritiseerd kan worden, moet het toch gezegd worden. Er zijn zeer weinig schriftuurlijke bewijzen in de Bijbel om de bediening en openbaring van Paulus te rechtvaardigen. Dat God hem werkelijk de volledige openbaring heeft geschonken waarop hij aanspraak maakt, heeft slechts weinig bovennatuurlijk bewijs van God. NOCHTANS TWIJFELT NIEMAND EN NIEMAND BEHOORT TE TWIJFELEN AAN DE AUTHENTICITEIT VAN DE MAN ZELF EN DE OPENBARING. Heden heeft deze man William Branham letterlijk duizenden gemanifesteerde betuigingen van God gehad en zijn leven toont al de andere factoren welke het ambt van een profeet bevestigen, HIJ BEHOORT AANVAARD TE WORDEN VOOR WAT HIJ IS -- HIJ MOET AANVAARD WORDEN VOOR WAT HIJ IS... Het “Zo zegt de Here” uit zijn mond, door de Heilige Geest, is absoluut geen verschil met het “Zo zegt de Here” uit de mond van Paulus, want het is dezelfde Geest.

De Heilige Geest, Die vanuit de Vuurkolom tot Mozes sprak, is dezelfde Geest Die op Pinksteren viel als een wolk van vuur, en is precies hetzelfde Licht Dat aan Paulus verscheen en hem verblindde en tot hem sprak en dat Licht van Vuur is nu weer met ons en de stem is DEZELFDE STEM, want DEZELFDE TEKENEN ZIJN GEGEVEN als voorheen, en de profetische uiting faalt nooit. Zo getuigt het wel van puur ongeloof om naar deze profeet te komen en hem zonder ooit één fout de verschillende ziekten en problemen te horen openbaren die de voorbede-vrager benauwen, en zich dan af te keren van dat teken en te zeggen dat hij slechts een profeet is in onderscheiding, maar niet in het Woord. O, ongelovige, kunt u niet zien dat het teken er is om uw aandacht te trekken, opdat u het Woord moogt geloven? Het is het WOORD dat telt en het teken is er om u daar naartoe te leiden.

Maar de mens wandelt getrouw naar de inzettingen zoals hij dat altijd gedaan heeft. Toen Jezus kwam trok Hij hun aandacht door tekenen en wonderen van genezing, het water veranderde in wijn, de broden en vissen werden vermenigvuldigd. Maar toen Hij een woord, dat van het hunne verschilde, begon te onderwijzen, toen Hij hun de ware leerstellingen voorlegde, keerden zij zich geheel van Hem af. Evenzo toen Eerw. Branham voor het eerst ten tonele verscheen, en duizenden werden genezen zonder ooit eenmaal te falen. Niets hield tegen hem stand. Toen kwam hij het Woord onderwijzen. God had hem met een boodschap gezonden. Maar de boodschap verschilde radicaal met die van de georganiseerde kerken. Om deze reden werd hij verworpen. Maar God blijft waarachtig. Hij, die Zijn profeten gelooft zal voorspoedig zijn.

Van de zeventiende tot de vierentwintigste maart 1963 ontving deze man door directe openbaring van de stem uit de Vuurkolom de juiste en volmaakte openbaring van de ZEVEN ZEGELS. Deze boodschappen zijn op banden en zullen spoedig gedrukt worden.

Titus vernietigt Jeruzalem
Titus vernietigt Jeruzalem

De stem, welke tot hem sprak en de betekenis UITLEGDE, was DEZELFDE STEM, welke Johannes de Geliefde, de originele, niet verklaarde openbaring gaf. Durft iemand dit te loochenen en te beweren dat dit visioen vals is. Wij kunnen slechts dit zeggen: “Welk bewijs wilt u dat een man een profeet is?” U kunt niet buiten de Schrift gaan welke de wetten bevat. Alles is reeds vervuld. Niets ontbreekt meer. En indien u een teken wilt voor uzelf, vraag erom. Het bewijst alleen dat vandaag aan de dag hetzelfde ongeloof bestaat dat in Israël bestond, want, terwijl de ware uitverkorenen Christus aanvaardden, gebaseerd op het teken van het lezen van de harten van de mensen, stonden de Farizeeën achteraan, dat teken verwerpende en om een ander vragende. Nadat zij de Here gekruisigd hadden, oogstten zij hun onverbiddelijke beloning van God, want Titus vernietigde de stad (Jeruzalem) met zo’n wreedheid, dat het bloed van hen die door het zwaard omkwamen de goten vulden, terwijl de kruisen van hen die er aan genageld waren, het landschap vulden. “Hij die u verwerpt, verwerpt MIJ”, luidt nog steeds het Woord van de Almachtige.

De machtige ervaringen in het leven van William Branham zijn te talrijk en te Bijbels om ze alle op te noemen. Neem bijvoorbeeld de tijd, dat hij aan het dopen was in de Ohio-rivier en vierduizend mensen de Vuurkolom zagen neerdalen. Een stem kwam uit die wolk en sprak tot hem, zeggende: “Gelijk Johannes de Doper de voorbode was van de eerste komst van Christus, zo zal uw boodschap (en de wereld verwerpt het) aan de tweede komst van Christus voorafgaan.” Vergelijk dit met Johannes, die in de Jordaan doopte. Johannes was de profeet. Het Woord komt altijd tot de profeet. Daar kwam Hij (het Woord), geopenbaard in het vlees.

De voorbode en de Koning stonden van aangezicht tot aangezicht. Spoedig werd Christus als zodanig openbaar en Johannes werd minder.

Bedenk, hoe deze profeet in 1933 in het water aan het dopen was. Hij was een profeet, maar onbekend als profeet onder het volk.

Welnu HETZELFDE WOORD komt opnieuw tot de profeet, want het Woord komt altijd tot de profeet. Hetzelfde licht dat aan Paulus verscheen en door velen gezien werd, verscheen nogmaals en werd door velen gezien. En terwijl alleen Paulus die stem hoorde, zo ook hoorde alleen William Branham die stem, maar hij maakte bekend wat die stem zei. En spoedig zal dat geopenbaarde Woord terugkeren om Zijn bruid op te nemen. Om die reden is de boodschap er. Zij is om de mensen van het laatste uur gereed te maken. Mogen zij die het horen, luisteren.

Toen deze profeet van God over de tijdperken van de gemeente sprak (hetgeen ook in boekvorm zal verschijnen) vroeg hij God om een teken, dat alles wat hij onderwezen had hem waarlijk door de Geest onderwezen was. Daar zagen driehonderd mensen gedurende vijftien minuten de Vuurkolom aan de muur verschijnen van de Branham Tabernakel in Jeffersonville, Indiana.

Het is voor velen verbazend, dat deze profeet van de eindtijd aan de heidenen, een Amerikaan van geboorte is en van Iers-Indiaanse afkomst.

Maar ofschoon wij geen Bijbelse grond hebben voor zijn afstamming hebben wij Bijbelse gronden voor zijn geboorte in dit land. In Zacharia 14:6-7 lezen wij, met betrekking tot de komst des Heren: “En het zal te dien dage geschieden, dat er niet zal zijn het kostelijke licht, en de dikke duisternis; maar het zal een enige dag zijn, die de HEERE bekend zal zijn, het zal noch dag noch nacht zijn; en het zal geschieden ten tijde des avonds, dat het licht zal wezen.” De zon gaat in het westen onder en komt in het oosten op. De Zon der gerechtigheid stond op in het oosten, Palestina. De gemeente ontstond te Jeruzalem. Sedertdien is het Evangelie van eeuw tot eeuw naar het westen getrokken.

De laatste drie eeuwen zijn de meest opmerkelijke geweest voor wat de trek naar het westen betreft. In de reformatie ofwel het tijdperk van Sardis, was het reeds in het westen van Europa. In het Filadelfia tijdperk sloeg het verder over naar het westen, over het Kanaal in Groot Brittannië. In dit laatste tijdperk sloeg het over de Atlantische Oceaan naar Amerika, dat nu op zijn beurt het levende bastion en de verspreider van het Evangelie is geworden, zoals Europa vroeger.

Welnu, indien wij de Amerikaanse kusten verlaten, zetten wij koers naar het oosten. Men kan nergens anders heen. Licht in de avond betekent licht in Amerika. Dus de profeet-boodschapper moet uit deze natie komen.

Zowaar, vele jaren geleden voordat deze naam ook maar bekend was, werd er betreffende hem geprofeteerd, waarbij zijn naam werd genoemd. Er werd gezegd dat vóór de komst des Heren een profeet zou opstaan, die de naam William Branham draagt, en hij zou op de Westkust van Amerika om zijn bediening bekend zijn. Het is eigenaardig maar waar, dat zijn bediening het beste wordt ontvangen in het westen en God heeft daar vele machtige wonderen doen geschieden. Zelfs is hij thans van Indiana naar een meer westers gelegen staat vertrokken, met de bedoeling om in een meer naar het westen gelegen plaats te gaan wonen.

W.M. Branham
W.M. Branham

Daar de bediening van deze man de bediening van Elia aan dit tijdperk is, kunnen wij zeker voldoende schriftuurlijke overeenkomst vinden. Laten wij de natuur van Elia eens onderzoeken. Elia’s natuur was als die van een man die in de woestijn leefde. Hij was nóch wijs in de ogen der wereld nóch een politicus in zijn benadering van het tijdperk, waarin hij leefde. Hij was stoutmoedig en had zich volkomen aan God toegewijd en wat hij zei was enkel de boodschap van de Heer. Hij scheidde zich af van de godsdienstige cultus van die tijd, die de profetenschool met zijn aanhangers vormde.

Hij verafschuwde de verdorven staat der vrouwen en wederstond de profetes (de valse godsdienstige systemen) van zijn tijd. Toen nu deze bediening William Branham werd toebedeeld, zagen wij dezelfde houding en antwoorden in zijn leven als in dat van Elia.

Voeren wij dit door op Johannes de Doper, dan zien wij weer precies dezelfde aard, kenmerken en manieren als van Elia. Heeft men een oor om te horen en een oog om te zien dan is niets makkelijker om deze man te vinden die een Elia bediening heeft. Er leeft geen man die alle natuurlijke en bovennatuurlijke betuigingen heeft zoals deze man William Branham, dienstknecht van de levende God.

Een bijgelovig volk drijft vaak een bijzondere waarheid te ver door. Maar er is een bijzondere waarheid welke niet overgeslagen behoort te worden, maar waaraan toch ook weer niet uitzonderlijke betekenis moet worden toegeschreven. De feitelijke familienaam van deze man is BRANAM. Zijn vader besloot om de een of andere reden een “H” aan zijn naam toe te voegen en er BRANHAM van te maken. Dit zou geen enkele bijzondere aandacht verdienen, ware het niet dat er heden ten dage in het veld van geestelijke arbeid twee mannen zijn, wier namen eindigen op “HAM”. Graham en Branham. In hun bijzondere bediening zijn zij verreweg het grootste. Neem nu in aanmerking dat wij in een tijd leven, die parallel loopt met de dagen van Lot. We vinden dan een bijzondere samenloop van omstandigheden. Abrams naam werd veranderd in Abraham om een zoon te ontvangen. De naam van deze man werd eveneens veranderd. En aanschouw zijn bediening. Hij is een profeet voor deze tijd gelijk Abraham was voor zijn tijd. Eerw. Branham ontvangt dan ook de openbaring door de Heilige Geest van wat God van plan is om te gaan doen. En waar is Eerw. Graham? Hij is in alle kerken; nominale en andere, terwijl hij de mensen aanzegt om te ontvlieden voor het behoud van hun leven. Dit is meer dan een samenloop van omstandigheden. Dit zijn feiten.

Voer deze gedachte van de dagen van Lot wat verder door. Het was op het heetst van de dag, dat God het eerst verscheen. Het was op een hete juni zondag in 1933 dat de Vuurkolom voor het eerst verscheen en door verscheidene duizenden werd gezien, toen hij voor het eerst werd gewaarschuwd voor hetgeen God van plan was te gaan doen. Dit gebeurde lang voordat van Eerw. Graham werd gehoord. Maar nu in de avonduren, precies dezelfde tijd dat de engelen heengingen om Lot te waarschuwen, is deze man Graham verschenen om de mensen te waarschuwen dat Christus spoedig komt, dat zij zich bekeren moeten van hun zonden en voor hun leven moeten vluchten.

Billy Graham
Billy Graham

Iemand zou terecht kunnen vragen: “Wie is die andere man welke als de engel wordt getypeerd roepende tot zondaars?” Daar deze drie in de dagen van Lot allen in één streek waren, kunnen wij goed zien dat drie Amerikanen tegentypen zullen zijn. Branham, Graham en Roberts. Maar merk op dat van deze drie namen de wereld slechts twee kent: Graham en Roberts. Deze spreken voor de radio en zijn op het televisiescherm, enzovoort. Maar waar is Branham? Als profeet (getypeerd in Abraham) is hij teruggetrokken, ver in de heuvels, met de uitverkorenen, terwijl hij van God de openbaringen ontvangt voor de juiste uitlegging van het Woord om de bruid terug te voeren tot bruid van het Woord, opdat zij opnieuw de trouwe vrouw moge zijn en de machtige werken moge voortbrengen, welke het deel zijn van een geheiligde gemeente.

Oral Roberts
Oral Roberts

Nu mag het vorenstaande, op zijn minst gezegd, wat arrogant klinken. Men zal moeten toegeven dat niemand het recht heeft om iemand te verhogen tot zo’n hoge positie en anderen werk van mindere importantie toe te wijzen. Beslist niet. Dit is de soevereiniteit Gods. God maakte die keuze, niet wij. Maar bedenk; is het niet zo, dat er nooit meer dan één profeet tegelijkertijd is? Is het immers niet zo, dat God nooit een groep mensen heeft gebruikt om waarheden te openbaren, zoals velen van ons willen doen geloven dat thans plaats vindt? Zelfs de apostelen was het niet beschoren om openbaringen door een groepsproces te ontvangen. Petrus was de eerste profeet en spreekbuis en daarna Paulus en alleen Paulus was de profeet-boodschapper aan de heidenen. Toen later op Johannes na allen gestorven waren, trad hij op als profeet van het uur. Dat is duidelijk. God moet Zijn profeet hebben voor deze tijd en tot hem alleen zal door zuivere betuiging de juistheid van de uitlegging van het Woord komen en haar toepassing op deze laatste tijd. Men zou hier kunnen aanvoeren, dat indien dit het geval is en er een profeet onder ons moet opstaan, hij heel goed nog een Bijbel zou kunnen schrijven.

Welnu, laten wij dat eens bezien. Dezelfde Geest, die de Bijbel SCHREEF is nu weer in de mens om de Bijbel te OPENBAREN. Dat is juist. En indien die Geest nog een Bijbel zou moeten dicteren, zou PRECIES dezelfde Bijbel ontstaan als welke reeds geschreven is. Zo moet het ook, want geen Woord zou veranderd kunnen worden. Zelfs niet de puntjes op een i of het dwarsstreepje van een t. Het zou dan ook dwaasheid zijn om nog een Bijbel te suggereren. Het is allesbehalve dwaas om een openbaring van het Woord te ontvangen, want niet alleen komt het Wóórd tot de profeet, maar ook de openbaring van het Woord komt door de profeet tot de mensen van die tijd. En daar hebben wij belangstelling voor: de openbaring van het Woord. Haar juiste uitlegging door DEZELFDE GEEST, die het opschreef.

Dit voorafgaande leidt ons naar een diepgaande conclusie. De stem van deze man zal voor ons evenzeer Gods spreken zijn, als het spreken van Paulus toen hij tot de gemeente van het eerste tijdperk sprak. In 1 Thessalonicensen 2:13: “Daarom danken wij ook God zonder ophouden, dat, als gij het Woord der prediking Gods van ons ontvangen hebt, gij dat aangenomen hebt niet als der mensenwoord, maar (gelijk het waarlijk is) als Gods Woord.” Het ontkennen dat God een profeet heeft verwekt om voor deze tijd de mysteries van de tijdperken te openbaren en het ontkennen dat zijn spreken het Woord van God is tot deze generatie is precies hetzelfde als het verwerpen van het Woord dat Paulus gesproken heeft als het Woord van God voor zijn dagen.

Dit maakt een profeet NIET letterlijk God voor de mensen, maar het verduidelijkt Exodus 4:16b: “En gij zult hem tot God zijn.” Mozes was God voor Aäron, want het Woord Gods kwam door Mozes tot Aäron. Aäron had niet het ambt van een profeet (een gave van God), hij kon dus niet zelf tot God gaan voor openbaring. Dat deed Mozes, Aäron aanvaardde dat. Hetzelfde gaat vandaag op. God heeft ons in Openbaring 10:7 gezegd dat het een PROFEET is, die de geheimenissen van de tijdperken gaat openbaren en daarbij de zeven donderslagen welke verzegeld waren.

DAN MOETEN OOK WIJ DE STEM VAN GOD HOREN DOOR EEN PROFEET, DIE GOD VOOR ONS ZAL ZIJN IN DIE HOEDANIGHEID. MAAR DAAR HOUDT HET DAN OOK OP. Ga niet verder dan dat, maar waag het ook niet om daarin tekort te schieten.

Om dit verder te verduidelijken, vergelijken wij Johannes 1:34-36 met Psalm 82:6: “Wel heb ik gezegd gij zijt goden, ja allen zonen des Allerhoogste.” Welnu, het Woord Gods komt TOT de profeet. Het komt op geen andere wijze. Paulus maakt dat zeer duidelijk aan de Korinthiërs.

“Wat dan? Is het Woord Gods van u uitgegaan, of is het alleen tot u gekomen?” Het Woord Gods komt altijd tot de profeet en dan door de profeet tot het volk. Welnu, God noemt hen tot wie het Woord voor het volk komt, goden. De profeten zijn altijd als God geweest door dit proces voor het volk. Toen de profeet Samuël verworpen werd, zei God: “Zij hebben u niet verworpen, maar Mij.” Samuël was God voor het volk vanwege het Woord dat tot hem kwam. Dit voert terug naar Deuteronomium 18, waar het volk weigerde om zich rechtstreeks in te laten met God, opdat zij niet zouden sterven, en dus gaf God hun profeten. Deze profeten, die zich tot het volk wendden door de geopenbaarde wil van God, brachten God tot het volk. Nog duidelijker wordt het, wanneer wij de drie titels van Jezus vergelijken: Zoon des mensen, Zoon van God, en Zoon van David.

Hij noemde Zichzelf steeds de Zoon des mensen, omdat Hij de Profeet was.

Dit ziet men in Ezechiël, die door God “zoon des mensen” wordt genoemd. Ezechiël was de profeet. Jezus was de Profeet. Heden is Hij de Zoon van God, opgestaan en verheerlijkt. Hij wordt nog Zoon van David. Welnu, merk op wat in Lukas 17:30 staat en mis dit niet: “Evenzo zal het zijn in de dag, op welke de Zoon des mensen geopenbaard zal worden.” Welke dag? Zoals het was ten tijde van Sodom. Maar wat werd die dag geopenbaard? Verscheen God niet in het vlees als profeet aan Abraham en Sara juist voordat zoon Izaäk (type van Christus) zou komen? Welnu, indien Jezus Zichzelf nogmaals in deze laatste dagen als de Zoon des mensen moet openbaren en “Zoon des mensen” Zijn titel als profeet was, dan is het nodig dat de Geest van God nogmaals tot de mensen komt in een door het Woord betuigde profeet, die de gemeente op de spoedige wederkomst van de Zoon (Jezus) zal wijzen. Want God moet -- om trouw te zijn aan Zijn Woord -- een profeet zenden. Wij zien uit naar een profeet. Wij zien uit naar Elia. Zo duidelijk en correct is het. Laat mij u er opnieuw aan herinneren, dat het volk van God niet tezamen zal komen en volmaakt zal zijn voor Zijn komst, door groepen met allerlei ideeën en opvattingen. Het was er EEN (Mozes) die met het Woord kwam. Het was er EEN (Johannes) die kwam voordat Jezus kwam.

Opnieuw zal het EEN profeet zijn met het Woord, die met een bediening van het Woord zal komen, die het volk van God los zal schudden van de wereld en hen in gerechtigheid zal vestigen. Wat de juistheid hiervan betreft, u behoeft slechts om u heen te kijken en uzelf de vraag te stellen: “Wie stemt in met wie over het Woord?” Het is duidelijk dat het volk niet één van zin is. Wij hebben opnieuw de Geest van God nodig -- wij hebben opnieuw “Zo zegt de Here” nodig. Wij hebben een gerechtvaardigd profeet nodig.

Het zou nauwelijks passen om deze verhandeling te beëindigen zonder dat commentaar gegeven wordt op wat voor sommigen het grootste argument zou kunnen zijn. Er zijn er die betogen, dat God in het leven van een Christen niet geopenbaard wordt door handelingen van kracht, maar alleen door de vrucht van de Geest. Wij beweren, dat beiden nodig zijn volgens het Woord des Heren, zoals geopenbaard door Paulus, die zowel de kracht als de vrucht bezat. Hetgeen aan Paulus kan worden toegeschreven, kan thans worden toegeschreven aan William Branham, de boodschapper van God van deze tijd.

Hoewel allen, indien daartoe geneigd, zijn bediening zouden kunnen verwerpen en hem valselijk brandmerken, zouden hun aantijgingen spoedig hun kracht verliezen wanneer zij met zijn toegewijd en onberispelijk leven werden geconfronteerd. Niet één wandelt in zo’n kracht en toch in zo’n nederigheid. Altijd acht hij anderen beter dan zichzelf. De noden van anderen zijn steeds boven zijn eigen noden geplaatst. Hij verdedigt zich nooit tegenover zijn vijanden, maar geeft alles over aan God. Hij heeft nimmer om betaling gevraagd wanneer het hem onrechtmatig werd onthouden. Men zou nooit kunnen zeggen dat hij weigerde iets te geven, wanneer het in zijn macht was om het te geven.

In een tijd waar allen zoeken om groot te zijn, heeft hij er voortdurend naar gestreefd om klein te zijn, opdat God alle eer zou ontvangen. Hij heeft er nooit naar gestreefd om enorme programma’s te hebben. Hij heeft geen enorme bezittingen. Hij haakt nooit naar geld.

Niet eenmaal heeft hij gevraagd om gediend te worden, maar veeleer hoe hij anderen zou kunnen dienen. In tijden van bitter verlies en volledige verwerping, leed en eenzaamheid, heeft hij zijn Maker verheerlijkt en gediend, en Gods volk liefgehad en hooggeacht.

Indien iemand verlangt naar vruchten te zien in overvloed als een maatstaf, laat hem dan naar deze profeet van God blikken met bewondering en aangemoedigd worden in zijn voetstappen te volgen.

Tenslotte, laat gezegd worden, dat indien deze man zo’n man is als beweerd is, zal hij dan niet ongepaste houdingen veroorzaken bij sommigen die hem volgen? Dat is waar. Er zullen er zijn die hem verkeerd plaatsen, voor wat hij niet is. Met hen heb ik medelijden. Er zullen er zijn, die hem aanklagen en hem zouden willen vernietigen. Voor hen vrezen wij, terugdenkend aan Mirjam en de zonen van Aäron en de vorsten van Israël, die tegen Mozes opstonden.

Voor hen, die hem niet de plaats willen geven die God hem heeft toebedeeld, vrezen wij het meest, want hun harten zullen ongetwijfeld donkerder worden en hun wegen onwrikbaarder totdat zij tegen de Heilige Geest zondigen. Maar degenen die een profeet ontvangen in de naam van een profeet herinneren wij nadrukkelijk aan het Woord Gods dat zegt: “GIJ ZULT DE BELONING VAN EEN PROFEET ONTVANGEN”, alles wat zijn bediening meebrengt -- kortom, alles wat God verkiest om door hem aan Zijn volk te schenken -- dat alles is het uwe in het geloof.

-----

Deze foto, welke in Aberdeen N.C. werd genomen in de maand juni van het jaar 1962, is zeker niet minder verbazingwekkend dan de foto waarop de Geest des levens boven het hoofd van broeder Branham te zien is en welke in Houston Texas werd genomen.

Eerw. Branham had zojuist de vrouw aangewezen en haar verteld dat zij door de dood werd overschaduwd als gevolg van kanker en dat zij nog slechts een korte tijd te leven had, tenzij God zou ingrijpen.

Een vrouw, die broeder Branham dit hoorde zeggen, voelde zich in haar geest gedrongen om de foto van de stervende vrouw te maken. Toen de film ontwikkeld werd, was het zwarte dodenmasker over het hoofd van deze vrouw duidelijk zichtbaar. Het is beslist verbazingwekkend, maar deze “doodskap” ziet er precies eender uit als de kap die de beul over het hoofd van zijn slachtoffer doet voor hij hem het leven beneemt.

Later toen nog een foto werd genomen, was er géén dodenmasker meer op het gelaat van de zuster. Heden ten dage is die vrouw gezond en zonder enig teken van kanker. Hoe treffend is het wanneer men beseft, dat de camera voor allen het licht des levens en de schaduw des doods zichtbaar heeft vastgelegd.

Foto met de schaduw des doods
Foto met de schaduw des doods