Hoofdmenu  
Home English (United States)

Het elfde gebod

Hoofdstuk 1

Wanneer liefde zich op iets richt

     Goedenavond, vrienden. Ik wil vanavond tot u spreken over het onderwerp: Wanneer liefde zich op iets richt, neemt genade het over. Ik neem mijn tekst uit Johannes, het derde hoofdstuk, het zestiende vers:

     Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.

     Deze Schriftplaats handelt over liefde, en wij weten dat er geen kracht, geen lering, noch regel, de christelijke liefde van God kan evenaren. Niemand kan de liefde Gods verklaren, hoewel velen het hebben geprobeerd. De dichters en liederenschrijvers hebben gefaald, en wij, predikers, prediken wel de liefde van God, maar wij kunnen Zijn wonderbare liefde niet ten volle verklaren. Eén dichter beschreef Gods liefde als volgt:

Al zouden de oceanen geheel bestaan uit inkt, en waren de hemelen gemaakt van perkament,
En was iedere stengel op aarde een veer, en ieder mens een schrijver van beroep,
Om de liefde van God te beschrijven, zou het de oceanen droogleggen;
Evenmin zou de rol alles kunnen bevatten, al ware ze over de gehele hemel uitgestrekt

     Ik heb dikwijls gedacht aan de beroemde dichter die dit schreef:

Steeds, wanneer ik door geloof die stroom zag, waar Uw vloeiende wonden in voorzagen,
Is verlossende liefde mijn thema geweest, en dat zal het blijven totdat ik sterf

     Ik geloof dat er vanavond in de grote universele kerk van God één ding nodig is, en dat is liefde. We hebben onze gaven en onze emoties niet zo hard nodig als wij denken, hoewel ze wonderbaar zijn, en we geven God de lof dat we ze hebben, maar wanneer deze gaven niet worden bestuurd door liefde, dan hebben ze geen effect.

     Liefde zou het huis moeten besturen: een huis dat niet wordt geregeerd door liefde is niet echt een thuis. Wanneer de man en zijn vrouw elkaar niet plechtig liefhebben, kunnen ze elkaar niet vertrouwen. Vergeet niet dat liefde de sterkste kracht ter wereld is, en in plaats dat we ons geloof laten rusten op wat emoties – hetgeen in orde is – of op een zekere gave – hetgeen in orde is – zoals spreken in tongen en dergelijke, zouden we ons geloof moeten laten rusten op de liefde van God. We moeten terugkomen tot dit principe: ten eerste liefde, dan deze andere dingen. Als we dat deden, zouden onze gemeenten veel sneller opwassen, want God is liefde.

     Nu, liefde heeft twee verschillende betekenissen, met twee verschillende woorden om het te omschrijven. In het Grieks wordt de ene liefde “phileo” genoemd – hetgeen de natuurlijke liefde is die u voor uw vrouw zou hebben – maar “agapao” liefde betekent Goddelijke liefde, en deze twee soorten liefde zijn zeer tegengesteld aan elkaar. Bijvoorbeeld, met het soort liefde dat u hebt voor uw vrouw, zou u, als een man haar zou beledigen, hem ter plekke doden; dat zou phileo liefde doen; maar met agapao liefde, of Goddelijke liefde, zou u voor de verloren ziel van die man bidden. Dat is het verschil.

     Ik ben er bijna zeker van dat velen van ons verward zijn geraakt met het hebben van phileo liefde, denkend dat het agapao liefde was. Phileo liefde is verstandelijk, terwijl agapao liefde vanuit het hart komt. Menselijke liefde of genegenheid komt van het verstand, de liefde van God komt uit het hart. Nu, phileo liefde zal altijd twijfelen en vragen stellen, terwijl agapao liefde altijd zal rusten en in vrede zijn. Menselijke liefde is altijd aan het redeneren, Goddelijke liefde doet dat nooit. Goddelijke liefde is volmaakt in vertrouwen en ze brengt geloof voort wanneer u werkelijk liefheeft met Gods liefde.

     Misschien zeggen velen van u hier vanavond: “Bedoelt u dat u slechts dat ene kleine vers uit de Schrift gaat lezen, en dat dat alles is?” Maar, o, mijn vrienden, er is genoeg in dit kleine vers uit de Schrift om u naar de hemel te zenden of om u voor immer te veroordelen tot de hel. Uw houding ten opzichte van dit kleine Schriftgedeelte zal uw eeuwige bestemming bezegelen, laten we daarom een poosje over die Schriftplaats nadenken.

     Al mag dit Schriftgedeelte klein zijn – er zijn vele kleine dingen die we in dit leven zouden kunnen doen – maar Jezus zei dat als u slechts een beker koud water zou geven in Zijn Naam, u ervoor beloond zou worden. Ik ben zo blij dat Hij de kleine dingen ziet die wij doen.

     Liefde is een sterke kracht, en wanneer liefde op iets wordt gericht, en wanneer het is gekomen aan het einde van haar krachten, zal soevereine genade het daar vandaan oppakken, en de zaak waar liefde om heeft gevraagd, toestaan. Daarom hebben we een Redder vanavond; God had de wereld zo lief, en Zijn liefde die zich op de wereld richtte bracht een Redder voort. God wenste zozeer dat het u goed zou gaan dat Zijn liefde uitging, en het produceerde een verzoening zowel voor uw ziekten als voor uw zonden. Het was Gods liefde die Hem dwong dit te doen.

     Niets is groter dan liefde: het brengt vertrouwen, het brengt geloof, het brengt vergeving. Liefde kent geen vrees; liefde drijft de vrees uit. Ik heb heel wat vrees ontdekt onder Christenen; dit is niet goed en behoorde niet zo te zijn. Vrees is gebrek aan vertrouwen, maar wanneer u liefheeft en vertrouwen hebt, zult u vrees uitdrijven. God wil dat u liefde en vertrouwen in Hem hebt; dit zal uw vrees uitdrijven en u ertoe brengen dat u Hem dient met een grotere liefde.

     Liefde is niet gebaseerd op strenge wetten die we moeten naleven; liefde is gebaseerd op geloof in elkaar, geloof in God, vertrouwen in God, zekerheid in God. En ik wil u dit vertellen, mijn vrienden, wanneer de liefde Gods in uw hart komt, zult u niet gekwetst rondgaan, of u gekwetst voelen. Wanneer u God gelooft, Hem werkelijk gelooft, en met Hem gehuwd raakt, en u wordt dood voor de dingen van de wereld, dan richt God Zijn liefde op u, en Zijn liefde maakt u wat u bent.

     Ik zou u graag een persoonlijk getuigenis geven met enige van mijn ervaringen met liefde: mijn leven is niet zo mystiek als mensen denken, dat is het niet, het is liefde, dat is het voornaamste, het is Christus liefhebben. Niet alleen maar zeggen dat u het doet, maar Hem liefhebben vanuit uw hart. Ik heb de wreedste duivels overwonnen gezien; ik heb gezien dat wilde dieren op de grond gingen liggen in de tegenwoordigheid van Gods liefde. Liefde drijft de vrees uit.

     Misschien herinneren enigen van u hier de avond in Portland, Oregon, toen die maniak tegenover mij stond en op me spoog, en me vervloekte. Veel voorgangers [ongeveer honderdvijftig – Vert] vluchtten van het podium af, zij waren bang voor hem. Er waren er die dachten dat de politie geroepen moest worden en dat zij hem met geweld in de boeien moesten slaan om hem opnieuw naar de gevangenis te brengen. In plaats van de man te haten, had ik hem lief. Ik dacht: “Die arme man wil mij geen kwaad doen, dat is de duivel in die man die mij kwaad wil doen. Misschien heeft die man een gezin waar hij van houdt, houdt ervan te eten en in gezelschap te zijn, en een burger, maar het is de duivel in hem die dit doet.” Ik dacht: “Die arme broeder!” Hij liep vlak naar mij toe, en zei: “Ik zal jou eens laten zien of je een man van God bent of niet!”

     Wel, ik zei niets, ik keek alleen naar hem. Iedereen was stil; toen zei de man: “Jij slang in het gras!” Ik zei niets, maar onthoud dit, ik was niet bang, want ik stond daar met Gods liefde, en keek hem aan.

     Toen, terwijl hij zijn vuist ophief om mij te slaan, zei ik: “Satan, kom uit die man”, en hij draaide in het rond en viel languit op mijn voeten, zodat ze aan de grond genageld waren. Wees niet bevreesd, mijn vrienden, heb daarentegen lief. Vergeet nu niet dat de duivel u zal uitproberen betreffende iedere centimeter grond die u in bezit wilt nemen, maar als u God liefheeft, blijft er geen vrees over, en dan kunt u staan op hetgeen u gelooft, en niet verslagen worden.

     Ik herinner mij dit: toen ik vorig jaar in Mexico was, werd er gemeld dat we geen plaats konden krijgen die groot genoeg was voor de menigte, daarom moesten alle mensen die naar de samenkomsten kwamen zich verzamelen op het open veld. Er waren geen stoelen om op te zitten, ze leunden tegen elkaar aan om het Woord van God te horen – jong en oud tezamen – evenals de zwaar vermoeiden die misschien de hele dag hadden moeten lopen om in de samenkomst te komen. Toen ik ze daar zag staan in de kou, dacht ik: “Wat moeten zij de Here liefhebben!” Wat zullen zij in de dag des oordeels afsteken tegen de vormelijke kerkleden die zelfs niet de moeite wilden nemen een voet over de drempel van zo’n samenkomst te zetten. Toen op een avond de dienst bijna was afgelopen, begon het heel hard te regenen, en we waren allemaal doornat toen er een grote beroering ontstond in de menigte.

     Mijn zoon Billy Paul kwam naar me toe en zei: “Papa, er is daar een kleine moeder in de menigte en haar baby is dood, en ze vecht zich een weg langs de ordebewakers en ze schreeuwt zo hard om bij u te komen, dat niemand van ons haar tegen kan houden.”

     Ik zei: “Zeg tegen broeder Moore dat hij erheen gaat om voor haar te bidden.”

     Direct ging broeder Moore op weg naar de kleine Mexicaanse vrouw in het gehoor die zich ondertussen tot bijna vooraan had gedrongen. Terwijl hij naar haar toeging, zag ik een visioen van een kleine baby die overeind kwam. De kleine moeder keek naar mij en schreeuwde: “Padre, padre!” [Spaans voor “vader” – Vert]

     Ik zei: “Breng de baby hier.”

     Ik merkte op dat het bewegingloos was onder een doorweekte deken. Ze vertelde me dat het uren eerder gestorven was, maar dat ze het niet bij de dokter of bij de begrafenisondernemer had willen achterlaten, maar dat ze het naar mij toe bracht voor gebed. Ik legde mijn handen op de kleine baby en bad een eenvoudig gebed tot God – en God is mijn getuige – die kleine baby slaakte een kreet en begon zo hard te schoppen als hij kon.

     Dat bracht heel Mexico in beroering.

     Moederlijke liefde die zich op iets richtte; Gods genade die het overnam. Amen.

     De volgende avond brachten ze een man met een gerimpeld gezicht bij me die erg oud was, en zijn kleding was helemaal gerafeld. Terwijl hij voor me stond, haalde hij een rozenkrans tevoorschijn en begon te bidden. Ik zei: “Doe ze weg, mijn broeder, die heeft u nu niet nodig.” O, wat hield ik van die oude man, ik had zo’n medelijden met hem. Toen zag ik zijn armzalige voeten: geen schoenen aan, en zijn broek helemaal gerafeld. En met alles wat hij al tegen zich had, kon ik gewoon niet geloven dat de natuur ook zo tegen hem kon zijn, maar hij was stekeblind! Toen ik daarnaar keek, vloeide mijn hart over van liefde en sympathie, en ik riep het uit tot God omhoog: “Jezus, heb alstublieft genade voor deze oude blinde vader. Wilt U hem helpen, Vader?” en ik hoorde de man roepen: “Gloria Dios!” [“Glorie voor God!”] en zijn gezichtsvermogen keerde helemaal terug.

     Wat was het? Het was het binnengaan in die gemeenschap met zijn lijden. Dat moet u doen! Als ik ooit succes heb gehad met het bidden voor iemand, dan was het omdat ik in gemeenschap kon komen met hen, hun aanvechtingen kon voelen, hun toestand kon voelen, dan gaat er iets in je voorbij redenatie, en bid je het gebed des geloofs voor de zieken. Je moet gevoel hebben voor iemand, je moet met hem meevoelen, je moet naast hem staan voordat je hem kunt helpen, dan kom je binnen in een soort diepte: het is de liefde van God die boven menselijke liefde uitgaat.

     Ik ga u iets anders vertellen, u mag me hierna bestempelen als fanatiek, maar ik zal het u hoe dan ook vertellen. Mijn gehele bediening hangt samen met liefde: als ik kan liefhebben, of sympathie kan voelen voor enig iets wat voor mij staat, dan gebeurt er iets! Toen ik enige jaren geleden jachtopziener was, verkeerde ik in de bossen en velden voor mijn werk, en toen herinnerde ik mij dat niet zover van waar ik mijn ronde deed een vriend woonde die ziek was en mij nodig had. Ik dacht eraan naar deze vriend toe te gaan terwijl ik zo vlakbij was, dus ik begon een veld over te steken waar een omheining omheen was, omdat ik wist dat dit de kortste route was. Ik legde dus mijn geweer op de stoel van de truck, klom over de omheining, en begon het veld over te steken naar het huis van mijn vriend.

     Toen ik ongeveer tweehonderd meter of zo van de omheining verwijderd was, zag ik een grote zwarte stier voor mij opstaan. O, waar kwam hij vandaan? Toen herinnerde ik me dat het een levensgevaarlijke stier was die was weggehaald bij de boerderij van Burk. Slechts een paar maanden daarvoor had hij een man gedood, maar omdat het een zeer goede fokstier was, hadden ze hem aan deze boerderij verkocht, en ik was vergeten dat hij hier was. Daar stond hij op slechts 30 meter bij mij vandaan; ik reikte naar mijn geweer, maar die was er niet, die lag in de truck waarin ik hem had achtergelaten. O, ik ben blij dat ik hem daar achterliet, anders zou ik de stier hebben gedood, om daarna voor hem te gaan betalen.

     Hij schraapte even met zijn hoef op de grond en begon toen op me af te stormen. Ik wist dat de omheining te ver weg was, en alles wat in mijn buurt was, waren wat lage eikenbosjes waar hij achter gelegen had. O, wat kon ik doen? Het deed er niet toe waarheen ik me zou keren: het betekende de dood! Toen dacht ik aan mijn Here, en in mijn hart zei ik: “Ik zal mijn dood tegemoet lopen zo dapper als ik kan, vertrouwend op Jezus Christus.” Nauwelijks was dit uit mijn hart omhoog gekomen (nu, vind mij nu alstublieft niet kinderachtig) of er gebeurde iets. O, ik wenste dat dit nu op dit moment zou gebeuren! Dat iets gebeurt steeds in deze gevallen. In plaats ervan dat ik die stier haatte, had ik medegevoel voor hem, ik hield van hem, en ik was net zomin bevreesd voor dat dier als hier waar ik voor mijn broeders sta. Alle vrees was weggegaan, en ik dacht: “Arm schepsel. Ik bevind me op jouw territorium, je bent een dier, en jij weet het verschil niet, jij weet alleen maar dat je je rechten moet verdedigen.”

     Toen zei ik hardop tegen die stier deze woorden: “O, schepsel van God, ik ben een dienstknecht van God, en ik ben onderweg om te bidden voor mijn zieke broeder. Het spijt me dat ik je gestoord heb, maar in Jezus’ Naam, ga liggen.” Direct wierp hij zijn hoeven voorwaarts in de aarde en stopte. Ik stond daar net zo kalm als dat ik nu ben. Die grote levensgevaarlijke stier was gestopt in zijn stormloop om me te doden op slechts anderhalve meter bij me vandaan. Hij was zo verwilderd dat hij deze kant opkeek en die kant, toen draaide hij zich om, knielde en ging liggen. Ik passeerde hem op nog geen anderhalve meter afstand en hij bewoog helemaal niet meer. O, als liefde op de proef wordt gesteld, zal het iedere vijand en kwelling die er op aarde is, verslaan. De God Die de leeuwenmuilen sloot in de kuil, leeft vandaag nog steeds, mijn broeder!

     Mijn vrouw, die hier ergens zit vanavond, berispte me altijd als ik het grasveld maaide zonder overhemd aan. Waar ik woon heb ik ongeveer twee duizend vierkante meter grasland, zowel voor als achter het huis een groot gazon. Tijdens het maaien kreeg ik het te warm in de felle zon, daarom deed ik mijn overhemd uit als ik in de achtertuin bezig was, om dan uit alle macht door te maaien. Er zou meteen een oproep voor een zieke kunnen komen en dan moest ik het huis binnenrennen en mijn jeans en bezwete kleren uittrekken om er binnen enkele ogenblikken weer netjes uit te zien. Wel, dit zou zo doorgaan totdat het gras aan de voorkant hoog stond voordat ik de achterkant had afgemaakt, want ik kon maar een paar ronden per dag doen.

     Op een hete namiddag was ik in de achtertuin en niemand kon me zien, dus trok ik mijn overhemd uit en maaide hard en snel. Ik was vergeten dat er in de hoek van de omheining een horzelnest was en ik ramde de maaier in dat nest; en vrienden, God is mijn Rechter, binnen een ogenblik was ik helemaal bedekt met horzels. Nu, u weet hoe gevaarlijk de steek van een horzel is, het kan je doden – en ik stond daar zonder overhemd aan – toen er plotseling iets gebeurde! Liefde, dat is wat het is. In plaats van dat ik deze horzels haatte, dacht ik: “Arme schepseltjes van God, ik heb niets tegen jullie. Dit is jullie huis en ik heb jullie gestoord.”

     Toen zei ik tegen deze horzels: “Het spijt me dat ik vergeten ben dat jullie huis hier is, en ik heb jullie verschrikt en gestoord; alsjeblieft, vergeef mij.”

     Dat klinkt kinderachtig, maar ik geloof dat het beter is dat we ons gedragen als kinderen van God dan ons altijd proberen volwassen voor te doen en alles in eigen hand te houden. De horzels zaten overal over me heen, maar ik was niet bang voor ze, en ik zei: “Schepseltjes, ga terug naar jullie nest, ik zal jullie geen kwaad doen.” En, zo waar als God leeft, deze horzels wervelden drie over vier keer om me heen en vlogen regelrecht terug naar hun nest. Het was liefde; o, de kracht van liefde, mijn vrienden!

     Op een andere keer toen liefde verscheen om mij gevoel voor de natuur te geven, gebeurde het volgende. Het was vorig jaar zomer toen ik op het bordes zat met mijn goede vrienden Leo en Gene, en hun het Woord van God onderwees. We hadden een diepe les gehad over het onderwerp moederliefde. Die morgen had er een verhaal over een mooi jong negermeisje in de krant gestaan dat een onwettig kind had gekregen, en ze had het meegenomen naar de brug over de Ohiorivier en het, gewikkeld in zijn dekentje, in het water gegooid. De taxichauffeur had het aan de autoriteiten gemeld, en zij hadden het onderzocht en het bleek waar te zijn.

     We hadden over die kwestie gesproken en gezegd dat de vrouw beslist geen liefde had; ze was een vrouwelijk wezen dat geboorte had gegeven aan een kind, maar ze was beslist geen moeder.

     Meteen daarna zagen we een opossum mijn oprit op lopen. Ze had andere tuinen gepasseerd die geen omheining hadden en kwam hier naar de mijne die helemaal omheind was, en alsof ze de weg wist – want ze probeerde niet onder de omheining door te kruipen – liep ze over het pad, kwam dichterbij, en liep naar mijn voordeur toe.

     Ik zei tegen de jongens: “Ze moet hondsdolheid hebben of zoiets, want opossums gaan alleen ’s nachts op pad, en ze kunnen overdag nauwelijks zien.”

     We gingen haar een eindje tegemoet. Ik raapte een tuinhark op die broeder Wood daar de vorige dag had achtergelaten en plaatste die zorgvuldig over haar heen. In plaats ervan dat ze de “opossum” speelde, zoals ze normaal zou hebben gedaan [zich voor dood houden – Vert], begon ze aan de hark te knagen. Dit verraste me, omdat ze bij het minste teken van gevaar altijd voor “opossum” spelen; dat is de reden voor deze uitdrukking.

     Ik rolde haar op haar rug en ontdekte dat ze ernstig gewond was; ze had een gebroken pootje en één kant van haar kopje was ingedrukt en zat vol met opgedroogd bloed. Vliegen hadden de wond doen opzwellen waar larven in waren gekomen, en het stonk naar vies verrot vlees omdat het ernstig geïnfecteerd was. Terwijl ze even op haar rug lag, ging door zwakte haar buidel open waarin ze haar jongen droeg; haar spieren waren zo vermoeid en verzwakt dat ze haar buidel niet meer gesloten kon houden. Er waren daarin negen kleintjes en ze had ze te drinken gegeven. O, denk daar eens over na, als u wilt! Met haar laatste ademtocht en kracht voedde ze haar kleintjes en probeerde ze te beschermen.

     Ik zei tegen Leo en Gene: “Kijk jongens, hier is een echte moeder; ze gebruikt haar laatste ademtocht om voor haar baby’s te vechten, terwijl die kleurling vrouw de hare in de rivier gooit. Hier is de echte, oorspronkelijke liefde van een moeder voor haar nageslacht.”

     O, mijn hart was geraakt! En precies toen probeerde ze weer op te staan, dus ik liet het haar toe, en ze begon over het pad naar mijn huis toe te lopen terwijl wij naar haar stonden te kijken. Die opossum liep regelrecht naar mijn trap aan de voorkant en stortte toen in elkaar, ze nam geen enkele andere stap meer.

     We liepen naar haar toe, en op dat moment kwamen broeder en zuster Wood naar ons toe. Zuster Wood die zelf veearts is, zei tegen me: “Ze is te zeer gewond om te kunnen blijven leven, daarom zult u haar moeten doden, broeder Branham.” “O,” zei ik, “dat kan ik niet!” En ze zei: “Maar ze zal sterven, en de kleintjes zullen de hongerdood sterven.” Ze zei: “Neem de baby’s en dood ze snel.”

     Ze verzekerde mij dat het beter zou zijn ze te doden dan ze te laten lijden; maar, o, ik kon dat niet. Dus toen zei ze: “Wel, ga een geweer halen en schiet dat arme ding dood, broeder Branham.”

     Ik zei: “Nee, ik geloof daar niet in, zuster Wood. Ik zou het gewoon niet kunnen.” Toen zei ze: “Maar u bent toch een jager?” En ik zei: “ Ja, maar ik ben geen moordenaar.”

     Toen zei ze: “Wel, laat mijn man het dan doen.” Maar ik kon niet echt zien dat dat plan wel zou doorgaan, daarom zei ik: “Wel, laten we nog even afwachten.”

     De dag verliep verder, en die avond ging ik een eindje rijden met mijn gezin. Toen we terug kwamen, ging ik kijken of de opossum er nog steeds was. Ze was er inderdaad, dichterbij de dood dan ooit daarvoor. Ik wist dat als zij enige kracht had gehad, zij zou zijn weggegaan zodra het donker was geworden, want ze verplaatsen zich ’s nachts, maar ze lag daar en haar kleintjes probeerden nog steeds te drinken. O, ik had zo’n medelijden met dat arme gewonde diertje dat daar lag te sterven.

     De volgende morgen vroeg kwam mijn dochter Rebekah naar me toe; het was ongeveer zes uur ’s morgens en ik was zojuist naar mijn studeerkamer gegaan om te mediteren over de Here. Ze zei: “Papa, ik kan die arme moeder opossum maar niet uit m’n gedachten krijgen.” Ik zei: “Ik ook niet, Becky”, dus we besloten naar haar te gaan kijken, en toen we daar over haar heen gebogen stonden in de vroege ochtend, leek ze er slechter aan toe dan ooit, haar ademhaling was zo langzaam dat je die nauwelijks kon opmerken. Becky begon te huilen, dus we gingen naar binnen en ik stuurde haar terug naar bed.

     Ik ging terug naar de studeerkamer en ging zitten; ik dacht: “O God, wat moet die arme moeder opossum lijden, wat houdt ze veel van die baby’s. Ik hoop dat ik niet hoef toe te zien dat ze sterft.”

     En terwijl ik daar zat, zei iets tegen mij: “Gisteren predikte je over haar, je gebruikte haar als jouw tekst.” Ik zei: “Dat is waar.” “Je zei dat ze een echte moeder was.” Ik zei: “Dat is waar.” “Maar Ik stuurde haar naar jouw deur, en ze bleef bij jouw deur als een dame 24 uur wachten totdat het haar beurt was om voor gebeden te worden, en je hebt nog steeds geen woord gezegd.”

     Ik zei: “Wel, ik wist niet...” Ik zei: “Tegen wie spreek ik? Spreek ik tot mezelf?” Ik sprong op, en ik dacht: “O, bent U dat, God?”

     Ik boog mijn hoofd en huilde: “O, genadevolle God, vergeef Uw nederige dienstknecht dat ik dit niet wist. Het spijt me, dierbare God, dat ik zo dom ben geweest en zo in wijsheid tekort geschoten ben. Vergeef mij, bid ik, dierbare Here.”

     Tegelijkertijd haastte ik me naar de arme moeder opossum, en terwijl ik bij haar neerknielde, hief ik mijn hoofd op naar God en bad voor haar herstel; ik legde mijn hand op haar bijna levenloze lichaam en bad eerbiedig. Toen ik weer opstond, begon er nieuw leven in haar lichaam te komen; ze sprong op, verzamelde haar baby’s, keek naar me omhoog alsof ze wilde zeggen: “Dank u, vriendelijke meneer”, en begon over het gras naar de oprijlaan te lopen. Daar liep ze de oprit af, keerde zich toen om en liep daarna rechtstreeks de weg langs waarlangs ze gekomen was, regelrecht het bos in!

     Wat was ik verheugd, o, wat prees ik God! Hij had een arme, simpele, stervende opossum naar mijn voordeur geleid voor gebed, en had haar het leven teruggeven – een dier dat zelfs geen ziel heeft waar de Heilige Geest in wonen kan – toch leidde God haar door Zijn machtige hand. Voor zover ik weet, leeft ze vandaag, en heeft ze haar gezinnetje grootgebracht.

     Als God, door Zijn Heilige Geest een arme, domme opossum naar mij toe kon leiden, zodat ik voor haar kon bidden dat haar leven gespaard zou blijven, hoeveel meer dan een opossum bent u wel niet waard? Bent u hier ook niet voor gebed gekomen vanavond, mijn dierbare broeders? God zou zeker, als Hij een opossum kan doen herrijzen, u kunnen doen opstaan. O, laten we naar Hem opzien met ons gehele hart! U, die hier ziek ligt, weet u niet dat de Koning der koningen op u let? Maak u geen zorgen, wees niet bevreesd. Misschien zegt u: “O, maar ik ben zo onbetekenend voor God.” Maar ik zeg dit: “U bent Zijn kind, en God wíl u, Hij houdt van u. Hij had u zo lief, dat toen Zijn liefde een uitweg zocht, soevereine genade haar plaats innam en een Redder zond om u terug te verlossen naar Hemzelf. In deze Redder werd Hij verwond voor onze overtredingen, want Hij hield van u. God zag de aanvechtingen van Zijn volk, en door Zijn striemen werd u genezen. Gods genade maakte een weg, want Zijn liefde vereiste dat. En toen Zijn liefde Zijn gevoelens naar buiten bracht, trad Christus naar voren om Zijn plaats in te nemen – er werd iets vereist om die plaats in te nemen – slechts Zijn liefde ging voor u, en genade voorzag in een offer voor u. Nu wordt aan u slechts gevraagd het te geloven. ‘Die in Hem gelooft, zal niet verloren gaan, maar zal eeuwig leven hebben.’” Ik vertrouw erop dat u dit beeld vat.

     Liefde is een van de belangrijkste instrumenten in Gods economie. God IS liefde. De Bijbel zegt dat Hij liefde is, en wanneer u een van Zijn kinderen wordt, wordt u een deel van die liefde, een deel van Gods economie; u wordt een onderdaan van Zijn rijk. Wanneer u dat doet, wordt u een zoon of dochter van God, en Hij heeft gezegd dat Hij u eeuwig leven zou geven.

     Nu, het woord dat gebruikt wordt voor eeuwig leven is in het Grieks “zoe”, hetgeen het leven van God betekent. Als dan Gods liefde op u wordt gericht, maakt dat u een deel van Hem na uw bekering; dan wordt u een kind dat “werd geboren uit” of “afstamt van”, en dat plaatst u in een dusdanige relatie met God dat u nu een zoon of dochter bent.

     God, de Schepper, schiep alle dingen door Zijn kracht, door Zijn gesproken Woord, en alles is het Woord van God uitgedrukt. De gehele wereld werd door Hem gemaakt, en hoezeer dwalen wij als we Gods Woord proberen te negeren, of proberen Gods kracht aan banden te leggen door onze eigen voorstellingen. Zelfs de aarde waarop wij vanavond staan, is slechts Gods Woord uitgedrukt; God maakte de wereld door Zijn gesproken Woord. O my!

     Waarom bent u vanavond hierheen gekomen om voor gebeden te worden? Mijn vraag is hoe uw ziel er voorstaat bij God? Laten we nu onze hoofden buigen en tot Hem spreken... en bedenk, dierbare vrienden, als dit de laatste boodschap zou zijn die ik ooit nog zou prediken, mijn woord is waar, want de Bijbel zegt dat het de waarheid is. De Heilige Geest Die in mijn bediening werkzaam is, bewijst dat het de waarheid is; en de wetenschappelijke wereld weet dat het de waarheid is, want het is echt gefotografeerd. Geloof en zie hoe God onder u werkt...

     Want ik geloof dat het Licht, dat nu aanwezig is terwijl ik voor u bid, hetzelfde is als hetgeen gefotografeerd werd in de samenkomst in Houston, Texas. Ik geloof ook – voor God, mijn Schepper en Heiland – dat het dezelfde Vuurkolom is die de kinderen Israëls leidde met Mozes als hun leider. Ik geloof dat de Vuurkolom die nu hier is en de geheimen van de harten der mensen zal openbaren, dezelfde Vuurkolom is die neerkwam en vlees werd gemaakt en onder ons woonde in de vorm van de Zoon van God, Jezus Christus. Jezus zei: “Ik kwam van God, en Ik keer terug tot God.” En ik geloof dat toen Hij terugkeerde tot God, Hij terugkeerde in de vorm van dit Licht, dezelfde vorm als waarin Hij aan Mozes verscheen en aan de andere profeten in de gehele Bijbel. Ik geloof dat het hetzelfde Licht is dat Paulus zag onderweg naar Damaskus, hoewel degenen die bij hem waren niets zagen. Ik geloof dat het Licht dat nu hier naast mij is, hetzelfde is als wat Petrus uit de gevangenis leidde.

     Hij is nu precies hier om het gebed te beantwoorden van een kleine vrouw die precies hier zit, ze is een kleine zwartharige vrouw die lijdt aan een nerveuze toestand. De man die naast haar zit, lijdt aan een rugkwaal – u bent man en vrouw – steek uw handen op als dat waar is. Ik ken u niet en heb u nooit eerder gezien, maar de Here Jezus Christus maakt u gezond. U bent beiden genezen. Amen.

     Ik zie het Licht nu gaan naar een man die galblaasproblemen heeft. Meneer, uw naam is Clarence, en u komt uit een plaats genaamd Grande Prairie. Dat is zo, nietwaar? Wel, uw galblaasprobleem is voorbij, meneer. U kunt naar huis gaan en gezond zijn. Amen.

     U zegt: “Broeder Branham, u noemde de naam van die man.” Deed Jezus Christus dit niet toen Hij hier in een lichaam van vlees was, en Simon vertelde dat zijn naam Simon was, en dat de naam van zijn vader Jonas was, en dat hij voortaan Petrus zou heten? Precies! Hij is nog steeds Dezelfde. Amen.

     De Vuurkolom is nu boven een vrouw die aan hoge bloeddruk lijdt. Uw naam is mevrouw Fishbrook, en u komt uit deze stad, u woont in een straat die de 125ste Straat wordt genoemd; uw huisnummer is 13104. Als dat juist is, steek dan uw hand op. In orde, ga naar huis, u bent genezen, dame. Jezus Christus maakt u gezond.

     O, ik daag u mensen uit het te geloven. Zie op naar God, en leef, en geloof!

     Het Licht komt nu hier naar beneden boven deze dame in de voorste rij – mejuffrouw Pharr – u heeft een hartprobleem, nietwaar? Gelooft u dat God u gezond zal maken? Uw vader naast u heeft geestelijke problemen. U komt niet uit deze stad, u komt uit de Verenigde Staten, uit een gebied dat heuvels heeft. Het is Warren, Pennsylvania. Als dat waar is, steek dan uw hand op. U bent nu genezen, u beiden. Jezus Christus maakt u gezond. Amen.

     Ik ga nu iets doen. Eenieder die in zijn hart koud is geworden ten opzicht van de Here Jezus Christus, allen die vanavond ver verwijderd zijn van de overwinning, alle zondaren, kom nu tot Christus, Die Zich nu precies aan u heeft bewezen. Kom nu tot de Here Jezus, allen die hun schuldige vlekken willen kwijtraken... Christus is hier! Kom nu naar voren terwijl Hij hier is. Wilt u dat doen? Kom, zondaar vriend, teruggevallene, koud, lauw of onverschillig; kom vanaf de balkons, we geven u de gelegenheid om nu te komen en deze Here Jezus aan te nemen, Die de angel uit de dood heeft weggenomen. Ik weet absoluut zeker waar ik over spreek. Anders zou Hij mij deze dingen niet laten doen om te bewijzen dat Hij hier is. Wilt u uw schuldige vlekken kwijtraken? Kom dan nu direct hierheen, iedereen.

     Wat is er aan de hand met u Canadezen? Wat is er aan de hand? Het is een goede zaak om conservatief te zijn, maar wees niet al te stijf. U zult de Heilige Geest bij u vandaan grieven, en u zult geen opwekking krijgen. Luister naar mij. Ik spreek in de Naam des Heren! Breek met die koppigheid, en die stijfheid die onder u is; ga op uw knieën; u weet dat u bekering van node hebt. Ik spreek in Jezus Christus’ Naam! Als u een opwekking wilt hebben, verwarm dan uw harten voor God. Ik ben een dienstknecht van God, een profeet van God, en onder u bevinden zich hier vanavond mensen die het nodig hebben bij dit altaar te zijn. U kunt maar beter in orde komen met God, want het uur is aanstaande dat u erom zult schreeuwen om dit te vinden, en u zult het niet vinden. Dat is ZO SPREEKT DE HERE!

     Dat is God Die spreekt. Vind uw weg naar dit altaar, u die onverschillig bent – u moest u schamen! Terwijl de Heilige Geest komt en de dingen doet die Hij regelrecht te midden van u doet, en dan zit u er nog bij of u doodgevroren bent! Kom uit uw stoelen vandaan en ga naar het altaar. Bekeer u, of kom om! Ik weet niet waarom ik dit zeg, maar Iets zegt tegen me om dit te zeggen. Ik geef u een waarschuwing, en deze kan ook uw laatste zijn! Bekeer u! Het kan me niet schelen tot welke kerk u behoort, als u zich niet bekeerd hebt, en de liefde Gods niet in uw hart is, dan bent u een zondaar en bent u op weg naar de hel! Dat is ZO SPREEKT DE HERE.

     Dezelfde God Die de geesten hier onderscheidt en hun vertelt wat hun toestand is, spreekt precies nu. Ik spreek in Jezus Christus’ Naam. Vlucht naar het altaar, kom snel tot bekering voordat God de bladzijde van uw leven omslaat, en u voor eeuwig verloren bent! Dat is ZO SPREEKT DE HEILIGE GEEST, Die nu in het midden van ons is.

     Dat is bot, maar dat is Hij – ik kan het slechts uitspreken. God weet dat ik deze dingen voor niets ter wereld zelf zou zeggen. Iets greep me aan en zei om dit te zeggen. Ik gehoorzaam slechts God. Terwijl we nog één lied zingen, is een bron gevuld met bloed”, kunt u maar beter komen. O, wat heeft dit land een verbreking nodig, u hebt een verbreking nodig voordat u opnieuw gevormd kunt worden. U bent eenvoudig zolang naar de kerk gegaan dat u er stoffig en stijf door geworden bent. U hebt een bekering nodig, u hebt een ouderwetse ervaring van Gods liefde in uw hart nodig. En vergeet dit niet: mijn stem zal u opjagen zolang u een menselijk wezen bent! Dat is waar! Ik spreek in Jezus Christus’ Naam. Amen.

     Laat mij nog iets zeggen: wanneer u iets tegen iemand hebt, kunt u het maar beter nu direct in orde maken! Het is aardedonker in dit gebouw. “Mijn Geest zal niet altijd strijden met de mens!” Ik geloof dat ik direct uit mijn stoel op zou staan en zou komen, als mijn hart niet opgewarmd zou zijn voor God; ik zou mijn weg naar het altaar maken.

     Vrienden, ik heb dit in jaren niet zien gebeuren. Ik heb nog nooit zo'n gevoel gehad als wat zojuist naar mij toekwam. Toen ik zag dat er iets als duisternis door dit gebouw heen en weer bewoog, trof iets me, en dit waren niet mijn woorden, noch mijn wil om deze woorden uit te spreken. God weet dat het de waarheid is.

     Er is iets verkeerd, onthoud dit slechts. Luister, vrienden, ik ben niet iemand die compromissen sluit, ook ben ik geen slappeling. Ik vertel de waarheid, en God betuigt dat ik de waarheid vertel. U bent eenvoudig zo “kerkelijk” geworden dat u Christus er buiten laat! Ik ben zo blij te zien dat u overtuigd bent, en dat dit altaar vol is met eerlijke harten; het bewijst dat God beweegt.

     Laten we nu allen samen bidden en de Here aanroepen, terwijl Hij ons zal horen. God zal Edmonton een opwekking geven als u zult gehoorzamen... kom, laten we de Here aanroepen. En onthoud dit, wij hebben een opwekking nodig, en uw bloed is niet op mij in de dag des oordeels. Ik spreek in Jezus’ Naam! Zou u graag nog een Pinksteravond willen zien? Het ligt aan u. De Gever van Pinksteren is hier: de Heilige Geest. Bid, roep de Here aan!

     O, eeuwige God, ik kom in de Naam van Jezus Christus. Nu is de duivel bestraft, ziekten zijn genezen, het Evangelie is gepredikt, en de kracht van God heeft iedere demonische kracht verwijderd van dit tentoonstellingsgebouw. O Here, breek iedere scheidingsmuur af, breek denominationalisme weg, breek dat soort idealen weg, en laat de Heilige Geest nu tot ieders hart komen als een machtig ruisende wind. Vul dit enorm grote gehoor hier met de verlichtende kracht van de Heilige Geest, plaats een vuurvlam in ieders hart. O, eeuwige God, Die de harten der mensen kent, Die Zichzelf als een vlammend vuur openbaart, vergeef iedere zonde, doe overtredingen weg, en maak deze mensen zuiver en wit. Sta het toe, Here. Gezegend zij de Naam van de Here.

     Hef uw handen omhoog, gij mensen, geef Hem de prijs... geef Hem de prijs!

 

Hoofdstuk 2

Ga daar opnieuw naartoe

     Dierbare lezers, ik zou graag met u enkele aantekeningen willen delen die ik van tijd tot tijd heb opgeschreven die verband houden met enige uitzonderlijke gebeurtenissen in de bediening van William Branham.

     Zoals u allen ongetwijfeld weet, zou broeder Branham voor een vier maanden durende rondreis rondom de wereld vertrekken. Berichten werden ontvangen dat de staatskerken en afgevaardigden van de regeringen deze beweging van harte welkom heetten. Holland, Duitsland, en Zwitserland maakten gehoorzalen in gereedheid met de accommodatie van vijfentwintig duizend zitplaatsen om de menigten die van plan waren te komen onderdak te bieden. Het koninklijk kabinet van Ierland zou namens het hof zijn eigen comité sturen om hem te verwelkomen.

     In de ogen van de natuurlijke mens zouden andere plannen of regelingen niet beter hebben kunnen zijn, geen gelegenheid zo geweldig, maar broeder Branham doet slechts zoals God hem leidt, en de Here waarschuwde hem niet te gaan op deze tijd. God openbaarde hem dat er donkere wolken lagen over de steden waar hij van plan was naartoe te reizen. Het was beslist moeilijk voor hem om zijn dierbare vrienden te vertellen dat hij niet kon gaan. Nog veel moeilijker was het om Gods nooddruftig volk te vertellen dat hij niet kon gaan. Hij vertelde het hun hoe dan ook, en daarna keerde hij terug naar huis.

     Maar hij keerde enigszins bedroefd naar huis, omdat zijn hart bezwaard was. Hij voelde aan dat velen het niet zouden begrijpen, velen zouden zich gekwetst en teleurgesteld voelen, en dit hield hem erg bezig. Maar onze dierbare broeder Branham weet dat Gods weg de beste is en uitgaat boven hemel en aarde, machten en krachten, en dat hetgeen God spreekt het laatste woord is. Hij moet God gehoorzamen, ongeacht wat mensen denken of zeggen.

     Wat een genade is het om in deze weinige woorden rust te vinden:

Blind ongeloof zal zich zeker vergissen
En Zijn wegen tevergeefs onderzoeken.
God is Zijn eigen uitlegger
En Hij zal het duidelijk maken.

     Hoezeer het moment ook kan teleurstellen, of hoe donker het uur ook mag zijn, niemand weet het moment waarop God verschijnt en alles veranderd wordt. En zo was het ook hier het geval. Binnen een paar dagen bereikte een telefoonoproep broeder Branham. Het was zijn goede vriend broeder Sothmann uit Canada, die dacht dat een samenkomst in Tacoma in orde zou zijn. Later op die dag belde eerwaarde A.W. Rasmussen, voorganger van de Bethel Tempel in Tacoma, broeder Branham op, en het kwam uit het diepst van zijn hart om broeder Branham uit te nodigen om deze keer naar Tacoma te komen om een samenkomst te houden.

     Hier zijn twee toegewijde mannen van God: de een vraagt en de ander nodigt uit! Maar zoals het altijd is, moet God het bevestigen. Dus moest Hij spreken! Want wat zou broeder Branham tegen hen kunnen zeggen – nadat hij tegen duizenden rondom de wereld “nee” moest zeggen – en dan “ja” zeggen tegen zo weinig? Wat zou hij uit zichzelf kunnen zeggen en eerlijk zijn? Geen woord. Maar wanneer een eerlijk hart met zuivere bedoelingen een antwoord nodig heeft, heeft God het juiste. Wat wonderbaar, wat geweldig, om geheel zoals God te spreken; te luisteren naar Zijn woorden die Hij gesproken heeft tot broeder Branham.

    “Gij zult opnieuw naar Tacoma gaan.”

     Zes woordjes; hoe klein voor God om te spreken, Hij Die de wereld in bestaan sprak. Zo kort en zo duidelijk. Zonder instructies, zonder beloften voor succes, geen woorden ter begeleiding, geen schema – slechts zes woorden eenvoudig uitgesproken. Misschien denkt iemand dat God de hele reis tot in de puntjes zou aangeven. Maar voor iedere opdracht, ongeacht hoe eenvoudig deze wordt gesproken, voorziet God in een overvloed aan geloof waar de dienstknecht uit mag putten. En een bank van ongelimiteerde kracht waarvan wij op onze beurt, door Zijn Naam, oneindig mogen opnemen.

     Als God op zo’n manier spreekt, wordt het mij zo duidelijk dat wij door geloof Gods plan in werking zullen stellen, terwijl wij stap voor stap voorwaarts gaan. God zal Zijn gehele plan net zo duidelijk maken als Zijn gesproken woorden, wanneer wij op onze beurt Hem geloven en met eenvoudig geloof handelen.

     Tacoma, waar voordurend werd gebeden en dikwijls gevast, werd door God verhoord. Hij zond Zijn dienstknecht om hen te verfrissen in de Geest, hun zieken te genezen, en aan de gemeente – Zijn lichaam – toe te voegen, zoals Hij alleen kon doen door de lippen van Zijn dienstknecht.

     Ik werd ontroerd door de lieflijke Geest van Christus onder de gelovigen van Tacoma en anderen die van verschillende steden waren gekomen om deze geweldige samenkomst bij te wonen. Ik was iedere dag in de dienst van 1 uur ’s middags tot half 11 ’s avonds. Ik zat bij de boekentafel achterin het gebouw. Gedurende negen en een half uur sprak ik iedere dag en had ik contact met de mensen die vergaderd waren, en beantwoordde hun vragen. Niet een van hen was onvriendelijk of onheus. Iedereen leek zo zacht en vriendelijk, vreugdevol en vredig. De hele samenkomst was een samengaan van geloof en eenheid in de Geest. Niemand kwam op voor zichzelf, maar eerder voor zijn broeder. Er waren geen getuigenissen met lering over gefantaseerde tekenen of verkeerde werken. God kwam werkelijk naar omlaag om in de samenkomst te verblijven. Het was de meest saamhorige samenkomst die ik ooit heb bezocht.

     De vruchten van de Geest waren echt, en de gaven van de Geest opereerden onder het gehoor: profetie, tongen en uitleggingen, genezingen, en wonderen. Mag ik u zeggen, dierbare lezer, hoe vaak ik dit in de afgelopen vier jaren van opeenvolgende diensten heb meegemaakt? Ik heb dikwijls zulke manifestaties gehoord en gezien door Gods zonen en dochters in verschillende plaatsen, op verschillende tijden. Maar ik heb ze nergens met zoveel eerbied en respect en met heilig ontzag ontvangen zien worden als deze profetieën en tongen met uitleg. O, de diepte, de liefde, de volmaaktheid, wanneer God werkelijk spreekt te midden van Zijn volk.

     Het is mijn verlangen met u een bijzonder belangrijke profetie te delen.

     Broeder Branham had zojuist de prediking Wij zouden Jezus willen zien beëindigd, [Deze prediking is tot nu toe niet uitgebracht door VGR – Vert] en het gehoor was doodstil, nee, niemand bewoog, geen gefluister werd gehoord. Wanneer God op het punt staat te spreken, vraagt Hij om een heilig stilzwijgen! Zelfs broeder Branham die zacht had gesproken, hield plotseling op! Toen werd er plotseling op een verafgelegen balkon een stem gehoord. Er was geen microfoon nodig, want God opende als het ware elk oor! De geluidsgolven brachten het helder naar de oren en het hart van allen die aanwezig waren. Laat mij exact, woord voor woord, voor u aanhalen zoals het op mijn bandrecorder staat opgenomen.

     spreekt de Here tot dit, Mijn volk: Mijn knecht die Ik gezonden heb, ja tot u, ja tot deze generatie, hij moet even vrijmoedig spreken als Paulus, om diegenen tot wie Ik hem gezonden heb te overtuigen.

     Ja, want Ik heb Mijn dienstknecht Branham tot hem gezonden. Ik heb Mijn woorden in zijn mond gelegd. Evenals Ik Mijn Zoon gezonden heb om te sterven, en Mijn volk Hem verworpen heeft, evenzo heb Ik Mijn zoon Branham gezonden, ja, in deze, uw dag, daartoe is hij gekomen.

     Ja, zij zijn bijeen gekomen, zij hebben elkaar ontmoet in hun geheime kamers. De leiders van Mijn volk hebben beraadslaagd. Zij hebben zelfs een oordeel over hem geveld. Zij hebben in hun geheime kamers gezegd: ‘Wij zullen hem verwerpen; wij zullen een fout bij hem zoeken. We zullen vele fouten bij hem vinden, en we zullen onze mensen inlichten. We zullen hun vertellen dat deze ook Beëlzebul is. Ja, het is niet de Geest des Heren Die hem gezonden heeft.’

     Daarom zal Ik hen berechten, en wel door Mijn dienstknecht Branham, die Ik tot u gezonden heb.

     Want Ik zal Mijn Geest op Mijn dienstknechten leggen, en als gij u niet zult overgeven aan Mijn Geest, zult gij verbroken worden. Maar als het op u zal vallen – als het Woord des Heren op u zal vallen – dan zult u vermorzeld worden, en uw huis zal verwoest voor u achterblijven. Dit is de rots – ja, wanneer gij daarop valt, zult gij verbroken worden. Maar als hij op u valt, zal hij u tot stof vermalen.

     En zo spreekt de Here tot degenen die bijeen gekomen zijn, zo spreekt de Here tot degenen die zichzelf rekenen tot degenen die met Mijn Geest vervuld zijn: Want gij zijt Mijn volk geweest; Ik heb u gezegend, Ik heb u gezalfd, maar gij zijt bijeen gekomen en hebt de dienstknecht van de Here God verworpen, die Ik tot u gezonden heb. En juist door hem te zenden, zal Ik u oordelen, en uw huis zal verwoest worden, ja, in deze dag en in dit uur. Want gij zult roepen om een opwekking, maar de oren des Heren zullen niet naar u horen, want toen Ik tot u riep, kende gij Mij niet. Gij wilde een vreemd volk voor Mij zijn toen Ik tot u sprak. Ja, gij zijt geworden als Mijn volk toen Ik daar stond en duivelen uitwierp, en de zieken genas, en brood brak en het vermenigvuldigde voor uw ogen en gij zei: ‘Hij heeft een duivel.’

     Maar tot hem die een oor heeft, laat hem horen wat de Geest spreekt tot de gemeenten, want Ik zal tot u spreken. Ik zal Mijn dienstknechten tot u zenden, en zij zullen u zegenen, en gij zult tot Mij vergaderd worden. Gij zult machtig gezegend worden zoals gij nog nooit zijt geweest. Werpt van u de gedachten der mensen en de wegen der mensen en keert u tot de Here.”

      Deze machtige profetie spreekt voor zich! En in dit geval zal ik de uitleg ervan aan u overlaten. God spreekt door middel van profetie tot ons, waarschuwt ons – daar ben ik zeker van – voor huidig gevaar zowel als voor toekomstig gevaar.

     Welnu, laat mij u nu de Boodschap van God vertellen door middel van een andere gave, namelijk tongen en uitleggingen.

     Toen ik naar Tacoma kwam, ontdekte ik dat er nog vele vuren brandden van de laatste samenkomst: vuren van overwinning brandden om in aarden vaten God te verheerlijken. Een van deze vaten waarover ik spreek, was mevrouw John Lewin; Hood Street 1313, Aberdeen, Washington. Ze vertelde me dit verhaal, en in haar eigen bewoordingen is het als volgt:

      de zomer van 1946 werd ik zo dik dat mijn vrienden en bekenden dachten dat ik weer moeder zou gaan worden. Ik ging toen naar onze dokter. Hij zei niets. Ongeveer twee weken later kreeg ik een verschrikkelijke bloeding. Ik ging terug naar de dokter en zijn onderzoek bracht een grote tumor aan het licht. Onmiddellijk baden de heiligen en ik ervoor, maar het werd voortdurend erger. Ten slotte vertelde de dokter mij dat ik ten dode was opgeschreven door de kanker en dat mijn lichaam diep was weggevreten.

     Een vriendin vertelde me over broeder Branham die naar Portland, Oregano, zou komen. We baden wanhopig dat God voor mij een weg zou openen om te gaan, en Hij deed het. In de namiddag werd er voor mij gebeden. Broeder Branham vertelde mij dat ik kanker had en zei: ‘Binnen tweeënzeventig uur zal dit uit u weggaan.’ [Via de dikke darm – Vert] De volgende dag werd ik ziek gedurende de dienst. Terwijl ik naar mijn kamer ging, werd ik zieker. Toen kwam de kanker eruit en terwijl dat gebeurde, was de stank ervan bijna ondragelijk.

     Mijn maag bleef gedurende een paar maanden groot. Toen was ik op een morgen zo normaal als ik maar zijn kon. Enkele maanden geleden ging ik naar de dokter voor onderzoek en hij vertelde dat er geen spoor van kanker in mijn lichaam was. Ik ben vandaag gezond! Het is elf jaar geleden dat er voor mij gebeden werd. Ik ben zo dankbaar voor mijn genezing, en voor broeder Branhams liefde en getrouwheid om een echte dienstknecht van God te zijn.”

     Eén ding waar het getuigenis van mevrouw Lewins licht op werpt, is de manier waarop haar genezing plaatsvond. Als het een wonder was geweest, zou zij ogenblikkelijk gezond zijn geweest, maar haar genezing nam enige tijd in beslag. Het is waar dat de kanker haar na tweeënzeventig uur verliet, maar de genezing van afgebroken weefsels en de wederopbouw van de cellen was een geleidelijk proces. Toch zou men kunnen zeggen dat het een wonder was, want ieder gebed dat de dood stopt en opnieuw leven brengt, is niets minder dan een wonder. Ik geloof echter dat een wonder een manifestatie is die zich direct verklaart, terwijl een genezing een geleidelijke opbouw van cellen is gedurende een periode van tijd. Nu weten we dat een wonder de ogenblikkelijke schepping en het herstel is van dode cellen en lichaamsweefsel. Ik zal duidelijk maken wat ik bedoel. Het betreft een kleine indiaanse jongen van negen jaar oud. Zijn naam is Toni James; Route 1, Box 326, Shelton, Washington.

     Kleine Toni James kwam stekeblind naar de samenkomst. Dit was zijn toestand geweest sinds hij acht maanden oud was toen hij uit zijn bedje viel en zich een bloedstolsel vormde binnenin zijn ogen ten gevolge van zijn val. Later vormde zich littekenweefsel en tenslotte, na vele pogingen, gaven de doktoren alle hoop op en vertelde Toni’s moeder: “Uw zoon Toni zal nooit meer kunnen zien! Neem uw zoon mee naar huis, want het is hopeloos.” De dokter vertelde haar ook dat het meeste wat hij ooit zou kunnen zien een zweem van licht zou zijn met het ene oog, het andere was totaal kapot.

     Op zesjarige leeftijd betrad Toni de Staatsschool voor blinden in Washington. Ondertussen had Toni’s vader gehoord van een profeet in onze eigen generatie, wiens naam William Branham was. Hij hoorde over de vele genezingen en wonderen die God had gewerkt door middel van deze man. Er sprong hoop omhoog in het hart van de vader bij het horen van het nieuws van deze goede tijdingen. Terwijl de tijd voortschreed, ontwikkelde zich bij Toni’s vader een diep respect en bewondering voor deze profeet die hij nog nooit had gezien. Hij volgde met belangstelling alle berichten over hem en zijn geloof groeide, evenals dat van kleine Toni. Zij geloofden beiden dat God hem op een dag zou laten zien.

     Toen het nieuws Toni’s vader bereikte dat broeder Branham naar Tacoma zou komen, nam hij zich in zijn hart voor daar als eerste aan te komen. En op woensdagavond, de eerste avond dat de grote campagne startte, zaten daar meneer James met zijn blinde zoon als eersten op de voorste rij. Elk ding dat ze over eerwaarde Branham hadden gehoord, was waar. Nu werd het een levende werkelijkheid voor hun ogen. Met overvolle harten van vreugde haastten ze zich terug naar huis met de goede berichten van de dingen waarvan zij getuige waren geweest.

     Op donderdagavond waren Toni en zijn vader daar opnieuw als een van de eersten. Deze avond brachten ze Toni’s moeder en grootmoeder mee. Toen de tijd kwam om voor de zieken te bidden, was iedereen zeer stil. Binnen een paar seconden begon broeder Branham mensen vanuit het gehoor eruit te roepen, o, er werden er zoveel genoemd, en nog zoveel meer, want er was een sterk geloof onder de mensen.

     Tenslotte viel broeder Branhams oog op Toni. Er viel een diepe stilte. Toen keek hij regelrecht naar Toni’s moeder en hij zei: “Breng uw blinde zoon bij mij.” Haastig bracht mevrouw James Toni naar het podium. Toen ze voor broeder Branham stond, vertrouwde ze haar zoon toe aan de armen van de profeet! Broeder Branham drukte de jongen zachtjes tegen zijn borst aan en bad met diepe eerbied.

     Ogenblikkelijk – Toni had geen tijd om met zijn ogen te knipperen – was zijn gezichtsvermogen hersteld, en kleine Toni kon met zijn eigen ogen Gods profeet voor deze generatie zien. Broeder Branham ging toen rechtop staan en sprak tot de moeder, en zei: “U lijdt pijn, en de dokters kunnen u niet helpen; u bent ook genezen.” Toen wendde hij zich tot Toni’s vader en zei: “Meneer, u bent ook genezen.” Toen hij zich weer omkeerde, stopte hij bij Toni’s grootmoeder en zei: “Uw geloof heeft u ook genezen.”

     Op dit ogenblik deinde de menigte heen en weer onder de kracht van God. De mensen waren aan het juichen, en huilen, en God aan het prijzen. Toen viel de genezende kracht van God in grote golven op de mensen. Ik stond achterin het gebouw, tranen stroomden over mijn gezicht. Ik herinner me dat ik zei: “Dierbare Here, dierbare Here, geen wonder dat er staat dat een klein kind hen zal leiden...”

     Van blindheid naar volmaakt gezicht – werkelijk een wonder. Maar zelfs dit deed een kritisch persoon twijfelen. De beste vriend van mevrouw James kwam naar haar toe en zei: “Dit kan niet waar zijn, je hebt dit vooraf zo geregeld.” Mevrouw James bestrafte haar vriend, en zei: “Kijk naar de ogen van mijn zoon.” Toen de kritische vriend in de ogen van Toni keek, kon hij niet ontkennen wat God had gedaan, en ging weg. Die avond op weg naar huis, dacht mevrouw James na over de gebeurtenissen van die avond. Ze kon het gewoon niet bevatten wat er allemaal was gebeurd. Op de een of andere manier begon ze te twijfelen, en toen sprak God tot haar hart en zei: “Twijfel niet, anders zal de genezing verloren gaan, maar geloof.” De volgende avond kwam deze wonderbare uitleg naar voren en mevrouw James besefte terdege de waarde ervan:

     spreekt de Geest des Heren tot dit volk: Heb Ik niet beloofd met u te zijn, zelfs tot aan het einde der wereld? Heb Ik u niet beloofd dat Ik Mijn Woord zal bevestigen met tekenen en wonderen die de bediening volgen? Ja, Ik zeg tot Mijn volk, dat wanneer u uw hart opheft en slechts gelooft, dat Mijn belofte voor u is, dan zult gij de heerlijkheid zien van wat Ik u beloofd heb vanaf de grondlegging der wereld. Het is Mijn Geest Die zal voortgaan en het werk zal doen dat de Vader bevolen heeft om te doen. Ja, Ik zeg, Mijn volk, zie op Mij, en word gered. Ik zeg, Mijn volk, zie op Mij, en word gezond.”

     Vrienden, deze uitlegging was zo krachtig, dat de heiligen die aanwezig waren het in heilige stilte ontvingen. O, de kracht voor onze vermoeide harten wanneer God spreekt! Ik ben zo blij dat Hij deze woorden sprak; want ons geloof is op z’n best nog zwak, en onze kracht breekbaar. O, maar het is Zijn genade die de beproeving zal doorstaan.

     Toen wisten veel mensen dat God had gesproken, en dat zij het allen moesten geloven. Mevrouw James was onder degenen die wisten dat geloof iets is dat God vereiste.

     Op deze manier regenden de zegeningen van God opnieuw neer op Tacoma. O, wat geweldig voor een profeet om God te horen spreken: daar opnieuw naartoe.” Wat is het geweldig te weten dat onze generatie niet verstoken is van een door God gezonden profeet! En wij verheugen ons er beslist allemaal in om te zien dat God Zich in liefde onder ons manifesteert, om ons tot de eenheid des geloofs te brengen. Ik geloof dat ik ten volle begrijp wat wij kunnen verwachten als God spreekt en Zijn dienstknecht naar een stad toe stuurt: wij kunnen verwachten om te horen van de hemel.

     Jezus Christus Dezelfde, gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid. Wat een waarheid is dit. Ik zie het als een voorrecht om degenen die ziek zijn of lijden, te vertellen dat Jezus Christus mij genas toen de medische wetenschap niets kon doen. Prijs GOD! Menselijke onmogelijkheden zijn GODS gelegenheden.

     In 1952 begon ik hoofdpijn te krijgen. Terwijl de tijd voortschreed, kwam het vaker terug en ik begon flauw te vallen zonder voorafgaande waarschuwing. Mijn evenwichtszintuig werkte niet meer en ik kreeg voortdurend meer hoofdpijn. Gedurende deze tijd bezocht ik onze huisarts regelmatig. Hij stelde voor dat ik een oogarts zou consulteren om mijn ogen goed na te laten kijken. Dit werd gedaan, maar de oogarts kon mijn hoofdpijn en de toestand van mijn ogen niet met elkaar in verband brengen. Onze dokter stelde enige keren voor dat ik naar een goede kliniek zou gaan om een algeheel lichamelijk onderzoek te ondergaan. Tenslotte vertelde hij mij in juli 1954 dat hij niets voor mij kon doen, en hij drong er op aan dat ik naar de Mayokliniek in Rochester, Minnesota, zou gaan. Ik voelde me de hele tijd extreem vermoeid en het flauwvallen kwam steeds vaker voor. Ik moest stoppen met autorijden vanwege flauwvallen en een verslechterd gezichtsvermogen. Ik bracht veel tijd door in bed, maar het leek of ik nooit uitgerust raakte.

     Tenslotte ging ik in oktober 1954 naar het Oorlogsgedenkziekenhuis in Soo, Michigan. Ik bracht daar acht dagen door en onderging een algeheel lichamelijk onderzoek. De dokter die ik in dit ziekenhuis had, was iemand die ik al jaren kende, en ik vertrouwde op zijn kwaliteiten en respecteerde die. Toen hij me uit het ziekenhuis ontsloeg, stelde hij ook voor dat ik naar een kliniek zou gaan voor een verdere diagnose. Hij zei dat hij het gevoel had dat het ernstig was.

     In december 1954 stemde ik toe om naar de Mayokliniek te gaan. Er werd een afspraak gemaakt en ik bracht daar bijna twee weken door met onderzoeken en observaties. De uiteindelijke test in het gebouw van Medische Wetenschappen bestond uit het afnemen van een elektro-encefalogram wat in het algemeen een onderzoek van hersengolven wordt genoemd. Twee of drie dagen later werd ik teruggestuurd naar het gebouw van Medische Wetenschappen waar het elektro-encefalogram was afgenomen onder invloed van een activerend medicijn, genaamd Metrazel. Hun mening was, als resultaat van de uitslag van de kliniek, dat ik een gezwel had in de hersenen, waarvan de druk veroorzaakte dat ik flauwviel.

     Ik keerde ziek en ontmoedigd terug naar huis. Mijn man, die mij zo vaak had horen vertellen hoe Jezus Christus genas, precies zoals in de dagen van de Bijbel, daagde me uit God te geloven voor mijn genezing. Hij had nog nooit een kerk bezocht die Goddelijke genezing onderwees, maar ik had hem dikwijls verteld over mijn vrienden die God in alle dingen vertrouwden. Hij was gereed om God te geloven voor mijn genezing. Hij zei tegen me dat hij me naar welke plaats dan ook zou brengen zodra we hadden ontdekt waar een samenkomst was. Men had mij dikwijls verteld over een prediker die voor de zieken bad, genaamd eerwaarde William Branham. We ontdekten dat hij op 12 januari 1955 zou spreken in de Philadelphiakerk in Chicago.

     Als God tenminste mijn leven zou sparen zodat ik deze diensten kon bijwonen. Mijn broer en zijn vrouw kwamen uit Californië naar mijn huis om ons te helpen en te bemoedigen. Er was ook een dierbare heilige van God die hier woonde, terwijl haar man aan het werk was bij de Mackinac Straits-brug. Haar naam was mevrouw J.A. Hightower, uit Memphis, Tennessee. Zij was genezen van een kanker, dus kon ze uit ervaring spreken. Ze vatte speciale belangstelling voor mij op en bad en bemoedigde me om op God te vertrouwen. Drie of vier van mijn vrienden kwamen naar mijn huis en baden voor mij, en God kwam ons op zo’n bijzondere wijze tegemoet. Ik ben de Here zeer dankbaar voor gebedsstrijders.

     Gedurende die tijd verloor ik een pond per dag. Op 10 januari 1955 verlieten we ons huis om naar de samenkomsten voor Redding en Genezing in Chicago te gaan, die geleid werden door broeder Branham. Onze buren vonden het een dwaze onderneming dat mijn man me in zo’n toestand wilde vervoeren over zo’n afstand. We wonen ongeveer 800 km van Chicago vandaan. We deden twee dagen over de reis. Ik dacht dikwijls dat de dood me te pakken zou nemen voordat we onze bestemming hadden bereikt.

     Op 13 januari, ongeveer om 10 uur ’s morgens, arriveerden we bij de Philadelphiakerk. Mijn familie informeerde naar broeder Branham, en hun werd verteld dat we hem pas konden zien tijdens de avonddienst. Een paar jonge mannen die de Bijbelschool van de kerk bezochten, stelden voor dat ik naar de gebedskamer van de kerk gebracht zou worden, waar ik kon uitrusten tot de avonddienst. In de namiddag kwam de decaan van de school naar binnen en toen hij mijn toestand zag, bad hij dat God mijn leven zou sparen tot aan de avonddienst.

     Toen de dienst begon, werd ik op een veldbed naast het altaar gezet. Tijdens mijn heldere momenten bad ik God of Hij mijn man wilde redden en mijn lichaam genezen. Het leek of ik slechts half bij bewustzijn was. Mijn lichaam voelde koud en gevoelloos aan. Op mijn hele lichaam stond het koude zweet.

     Nadat broeder Branham zijn boodschap had beëindigd, riep hij de gebedsrij op. Terwijl hij bad voor de mensen in de gebedsrij, begon God hem iets te tonen. Hij vroeg het gehoor eerbiedig te zijn. Hij zei: “Ik zie een groot gebouw met een heel hoge torenspits. Dit gebouw staat in een stad; de stad ligt in een vallei. Het is de Mayokliniek in Rochester, Minnesota. Ik zie een vrouw die door een geliefde naar deze kliniek wordt gebracht. Ze komt uit Michigan. Ze werd door deze kliniek naar huis gestuurd. Ze heeft een aandoening in de hersenen die een druk veroorzaakt.” Toen keek broeder Branham over het gehoor en zag mij op het veldbed liggen, en hij zei: “God zegene u, zuster op de stretcher, dat bent u. Sta op, neem uw bed op en wandel. Jezus Christus heeft u gezond gemaakt. Ga naar huis, u bent gezond, en God zegene u.”

     Terwijl de Heilige Geest door broeder Branham heen sprak, voelde ik alsof er een hand op mijn hoofd werd gelegd. Ik zou nooit kunnen beschrijven hoe ik me voelde. Woorden kunnen die aanraking niet beschrijven. Het was alsof er een reinigend vuur vanaf de bovenkant van mijn hoofd doorging tot aan mijn voetzolen. De kracht en tegenwoordigheid van de Here kwamen op mij, kracht ging door mijn lichaam, en ik werd helemaal gezond gemaakt. Wat prijs ik God voor Zijn goedheid voor mij!

     Die avond nam mijn man de Here aan als zijn Redder, en het is ons verlangen Hem te dienen totdat Hij ons naar huis roept.

     Ik schrijf dit getuigenis drie jaar na mijn genezing, en ik dank God dat ik nooit meer hoofdpijn of welk soort pijn ook in mijn hoofd heb gehad. Ik kan werkelijk zeggen dat Jezus Christus mijn Redder is, Genezer, Doper en Vriend. Hij is mijn alles in alles. Het is mijn gebed dat dit getuigenis iemand mag helpen God te vertrouwen, Die alles ten goede keert.

     Uw zuster in Christus,
     Mevrouw Wesley Eveleigh.
     State Street 890,
     St. Ignac, Michigan.

     P.S. Ik zou broeder J. Mattson Boze willen bedanken, voorganger van de Philadelphiakerk in Chicago voor zijn vriendelijkheid en bemoedigende woorden toen ik die het hardst van node had. God zegene hem, is ons gebed.