Vreest u kanker?
Inhoud
- 1 Vreest u kanker?
- 2 Getuigenis van Rev L. Walker
- 3 Als u dat was?
- 4 De machtige overwinnaar
- 5 Dank
- 6 Getuigenis van juffrouw Rosella Griffith
Vreest u kanker?
Dokters hebben er geen remedie voor, maar een engel gezonden uit de tegenwoordigheid van de Here heeft aan broeder Branham een onfeilbaar voorschrift gegeven dat welke lijder ook zal genezen. Luister naar de woorden van de engel:
"Indien u de mensen kunt laten geloven, zal er niets u in de weg staan, zelfs kanker niet!"
Gedurende de drie jaren waarin ik de Branham-samenkomsten door het land heen heb bijgewoond, heb ik opgemerkt dat kanker de demoon is die het meest door de bediening van broeder Branham verslagen wordt. Het zijn meest kankers die worden overwonnen door de bediening van broeder Branham. Er worden veel meer kankergevallen genezen, dan welke andere ziekte ook. Ik ben hier zo blij om, daar kanker zich zo razend snel verspreidt, en de dokters hebben tot hiertoe nog geen remedie om kanker te genezen.
Velen van de mensen die in de gebedsrij worden geroepen, zien er sterk en gezond uit, en je zou kunnen denken dat zij geen behoefte hebben aan een gebedskaart; terwijl anderen in rolstoelen zitten, of op veldbedden liggen en hun nummer wordt niet opgeroepen. Maar ik heb het nog nooit zien falen, wanneer zij daar voor de engel van de Here staan, en er wordt geopenbaard dat een zwarte schaduw des doods die persoon volgt en dat kanker zijn leven wegneemt. Waarlijk, de Here is goed voor degenen die weldra zouden sterven, om hen gewillig naar de totale bevrijding te leiden.
Mijn dierbare vriend, indien u kanker hebt of ervoor vreest, herinnert u zich dan dat er een door God gegeven genezing bestaat.
De vrees voor iets is vaak de oorzaak waardoor wij er het slachtoffer van worden, of het nu ziekte betreft of iets anders. Het Woord van God zegt ons niet te vrezen noch onze gedachten op dergelijke zaken te vestigen.
Onlangs las ik in het tijdschrift "Life" een uitgebreid artikel over kanker. De dokter beschreef hoe de mensen kanker vrezen boven hartstoornissen en gewrichtsontsteking, die toch veel pijnlijker zijn. Het was zijn mening dat de vrees voor kanker het Amerikaanse volk zodanig in zijn greep had dat dit bijdroeg tot het feit dat zoveel mensen erdoor getroffen werden. Onbewust maakten zij zich zo bezorgd dat zij hiermee hun zenuwstelsel schaadden en zij hun lichaam op andere wijzen letsel toebrachten.
Zeker, indien een dokter kan vaststellen dat vrees de dwangbuis is achter kanker, dan moeten wij als Christenen des te meer beseffen dat wij niet zouden moeten vrezen, maar de Here prijzen voor Zijn goedheid en genade, en onze gedachten laten rusten in vertrouwen en in liefde tot de goede dingen van God.
In de "Herald of Faith" deel ik de foto's en de getuigenissen met u, om u te helpen het succes van Gods plan voor uw bevrijding in te zien.
Voel u vrij om deze mensen te schrijven en hen over hun genezing te vragen. Zij zullen blij zijn u te mogen schrijven. Als u kunt zien hoeveel jaren het hun toegestaan is om verder te leven, en niet te hoeven te sterven, dan zal dit uw harten bemoedigen. Geef God de lof voor het werk dat Hij doet door Zijn dienstknecht, broeder Branham. Als u iemand kent die aan deze ziekte lijdt, getuig tot hem en vertel hem van de dingen die God heeft gedaan, en doet, aan anderen.
Het is vier jaar geleden dat broeder Branham, door de Heilige Geest geleid, het stedelijk hospitaal van Phoenix binnenging en er bad voor Wilma Baghy, die stervende was aan tuberculose. Wilma Baghy leeft nu en werd gezond gemaakt door de Kracht van God die stervend weefsel weer leven teruggaf. Maar dit was slechts het begin van de zegeningen die God zou uitstorten over Wilma Baghy.
Kort daarna werd haar echtgenoot door maagkanker getroffen en verkeerde in een kritieke toestand. Wat later openbaarden pijnen in haar borst kanker die zich verspreidde over haar ribben en door haar hele lichaam. Zonder twijfel kende Wilma Baghy toen zeer duistere levensdagen. En toch sloeg de vijand nog harder toe. Haar zesjarig dochtertje werd ziek en moest na een poosje opgenomen worden voor onderzoek. De dokters zeiden: "Uw dochter heeft leukemie en kan niet veel langer meer leven."
Een moeder, een vader en een dochter, allen verstrikt door deze boze moordenaar van de mensheid!
Twee jaar geleden kwam broeder Branham naar Phoenix, en Wilma Baghy kwam in ernstig zieke toestand naar de samenkomst en stond voor hem toen haar gebedskaart werd afgeroepen. Die avond vertelde broeder Branham haar over haar ziekte, en over die van haar dochter en ook over die van haar man. God liet Zijn zegeningen uit de hemel regenen en zij werden alle drie genezen.
Ik had het voorrecht kort geleden te spreken met Wilma Baghy en haar kleine dochtertje. Beiden waren een toonbeeld van gezondheid en zij vertelde mij dat haar man eveneens totaal genezen was. Schrijf naar haar, zij zal u met vreugde meedelen hoe zij het gebed van Gods profeet aanvaard heeft en gezond gemaakt werd. Haar adres luidt: Mevrouw Wilma Baghy, 1407 South 21 Pl., Phoenix Arizona, U.S.A..
Vervolgens het verhaal van Hatie Waldrop, 1701 East Glendale Avenue, Phoenix, Arizona, U.S.A., zoals zij het mij vertelde. Het vervulde mijn hart met geloof en moed en ik wil het u meedelen. Als u het leest zal het u vrede geven en overwinning in uw hart.
"Ik groet u in de Naam van onze Here en ik wil u vertellen over mijn genezing die tien jaar geleden plaats vond terwijl ik stervend op een veldbed lag in de samenkomst van broeder Branham. Ik probeer hiermee iedereen te helpen die aan kanker lijdt.
Gedurende zesentwintig jaar had ik regelmatig pijn in mijn rechterzijde, precies boven de heup. In het jaar 1947 begon ik perioden te krijgen waarin ik voedsel noch water binnen kon houden. Dit vormde later een contrast met perioden waarin ik mijn eetlust niet kon bevredigen en ik gedurig zou willen eten.
Op zekere dag zag ik in de plaatselijke krant een advertentie van een zekere dokter in de stad die een doorlichting van top tot teen zou doen voor het minieme bedrag van vijf dollar. Mijn man vroeg mij om naar hem toe te gaan, misschien zou dit helpen om de aard van mijn ziekte te vinden. Zo kwam ik 's maandags in de spreekkamer van de dokter om doorgelicht te worden.
De dokter was niet tevreden met hetgeen hij gevonden had en vroeg mijn man om de volgende morgen vroeg terug te komen. De volgende morgen kwamen wij om tien uur binnen en de dokter deelde ons mee dat ik een acute dikke darmontsteking had, en hij dacht dat hij mij met zes behandelingen kon helpen. Wij stemden daarin toe. De behandelingen bestonden uit warm water, even boven lichaamstemperatuur, dat hij gedurende een uur en soms langer door mijn dikke darm liet lopen.
Tegen het laatste deel van de tweede week viel ik flauw op de tafel, en toen de dokter en de verpleegster mij weer bijbrachten, vroeg ik: "Heb ik kanker?" De dokter antwoordde mij: "Ja, jij arme vrouw. Waarom heb je zolang gewacht met om hulp te komen?"
Toen de dokter dit ontdekte, werd ik nogmaals doorgelicht. Deze radiografie liet zien dat het bovenste van de dikke darm in mijn rechterzijde daar net als aan draadjes hing. Hij vroeg mij of ik een andere dokter wilde laten komen om naar mij te kijken, maar ik wees dit af omdat ik vreesde dat ze mij in een ziekenhuis zouden opnemen, en daar wilde ik niet heen. Toen vertelde hij mij dat er in de stad dokters waren die mij konden opereren om het onderste van mijn maag weg te nemen, maar binnen de twintig dagen zou ik toch dood zijn. Ik kon niets anders doen dan naar huis gaan en afwachten...
Ik werd slechter en slechter en ik moest pillen innemen om de pijn te verzachten die toenam terwijl de dagen voortschreden. Maar dank aan Jezus, en aan de gelovigen die met mij en voor mij baden gedurende deze donkere dagen vol pijnen! Zij ondersteunden mij zozeer door nachten bij mij te waken, toen ik er zo erg aan toe was!
De dokter verhoogde de dosis pijnstillende pillen totdat mijn hart negatief begon te reageren op de werking van de zware verdoving. Toen moest ik medicijnen innemen voor mijn hart om de zware druk van de vergiftiging te boven te komen.
Op een zondagmorgen kwam een zuster in de Here naar ons kleine huisje. Zij noemde mij 'ma', net als al de anderen van de gemeente. Zij bracht mij het nieuws dat broeder Branham naar de stad zou komen, en vertelde mij van de gave van genezing die God hem gegeven had, en hoe hij voor de zieken bad. Ze zei: "Hij komt naar Phoenix, ma, en ik weet dat u genezen zult worden. Houdt het alstublieft nog elf dagen langer uit totdat hij hier komt." Dit waren de smekende woorden van mijn vriendin. De dokter had mijn man meegedeeld dat de volgende ernstige aanval fataal zou zijn en dat hij er op voorbereid moest zijn. Ik was mij hiervan bewust.
Na elf lange dagen begon broeder Branham zijn samenkomsten in de gemeente van broeder Outlaw. De eerste dienst vond plaats op 2 maart 1947, en de kleine kerk was stampvol, zodat men de samenkomst naar een grotere plaats moest verhuizen. Ik ging naar de samenkomst op zondagavond, maar er waren zoveel mensen vóór mij, waarvoor gebeden moest worden, zodat ik niet werd opgeroepen. De volgende avond was het hetzelfde, maar broeder Branham zei dat hij op dinsdagmorgen om 10 uur voor de zieken zou bidden.
Dinsdagmorgen vroeg was ik bezig enkele dingen in de keuken weg te zetten, toen een stem tot mij zei: "Ren voor je leven!" Ik riep een zuster, die de nacht met ons had doorgebracht, en ik zei: "Wij moeten haast maken", en wij begonnen naar de kerk te rennen. In mijn toestand kon ik niet ver lopen, en Jezus wist dit, want toen wij het erf verlieten, kwamen er een andere broeder en zuster in de Here met hun wagen aangereden en die reden ons in allerijl naar de kerk.
Rond 8.30 uur kwamen wij de kerk binnen en broeder Outlaw begroette mij en zei: "Ga helemaal naar voren, zuster Waldrop, ik wil dat er vanmorgen eerst voor u gebeden wordt." Ik ging vlug naar voren zonder nog een woord te spreken. Terwijl ik daar zat, kwam er een zaalwachter naar mij toe en die vroeg mij of ik blind was. Ik antwoordde hem dat ik niet blind was. Toen zei hij dat het hem speet, maar de ik vier rijen achteruit zou moeten plaatsnemen, omdat de voorste plaatsen alleen voor blinde mensen bestemd waren. Terwijl hij tegen mij sprak, kon ik de kanker in mijn maag voelen rollen.
Toen de zaalwachter wegging, trachtte ik mij langs het kerkgangpad te bewegen, maar ik kon het niet. Hij kwam terug en vond mij naar adem snakkend. Ik zei: "Breng mij naar de achterzaal." Hij antwoordde: "Het spijt mij zuster, maar ik kan dat niet." Ik fluisterde: "Ga broeder Outlaw halen", en ik duwde hem weg. Broeder Outlaw en enkele andere zusters kwamen naar mij toe en zeiden: "U bent alleen maar zenuwachtig, zuster Waldrop, wij zullen voor u bidden." Toen begon de zuster, die met mij meekwam te spreken, en zij zei: "Nee, dit is geen zenuwachtigheid, maar de dood." Op dat moment verschenen broeder Hooper en zuster McDaniel en zij vertelden broeder Outlaw dat het zeer ernstig was, en als broeder Branham daar was, dat ze hem snel moesten halen. Broeder Outlaw riep iemand om een veldbed te halen en iemand anders rende naar de achterzaal om broeder Branham. Ik hoorde wat er gebeurde, maar ik kon niet spreken en het werd steeds donkerder. Broeder Branham kwam snel naar binnen en ging naar de microfoon en vroeg iedereen om heel eerbiedig te zijn daar er een zuster stervend was aan kanker. Toen draaide broeder Branham zich naar mij om en zei: "Kijk naar mij, zuster." Zijn woorden waren een stil gefluister voor mij, maar hij bleef ze herhalen totdat de dikke duisternis week. Toen vroeg hij mij of ik geloofde dat de engel tot hem gekomen was. Ik kon niet spreken, maar hij voelde dat ik hem geloofde. Toen zei hij: "O, dank de Here, zuster, uw geloof heeft u behouden!"
Toen hij de eerste maal bad, voelde ik niets; toen bad hij opnieuw, en terwijl hij bad, streek er een warm gevoel over mij: het begon met mijn hoofd, het liep van buiten naar binnen, en terwijl dit gevoel werkte, verliet iedere pijn mijn lichaam. Ik stond op van het ligbed. Broeder Branham zei mij dat ik in tweeënzeventig uren zeer ziek zou worden en veel zou lijden als de kanker mijn lichaam zou verlaten. Hij zei dat de kanker gestorven was, iedere wortel! Hij vertelde mij ook om een vloeibaar dieet te blijven volgen, zoals de dokter het had aangeraden, en Jezus zou mij laten weten wanneer ik vaste spijzen tot mij zou mogen nemen. Hij zei dat één beet vast voedsel mij zou doden.
Gedurende tweeënzeventig uren leed ik pijn totdat ik in tranen uitbarstte. Ik probeerde mijn man te roepen die sliep, maar de pijn was zó hevig dat ik niet kon spreken. Dus kroop ik naar hem toe opdat hij met mij zou bidden voor kracht om de pijn uit te houden. Daarna zou de pijn mij voor enkele uren verlaten zodat ik kon rusten. Dit ging zo door voor een periode van vier tot zes weken, maar de pijn nam steeds meer af.
Tenslotte belde ik de dokter op en ik vroeg hem of hij mijn maag zou willen doorlichten, en hij zei dat hij het zou doen. De radiografieën toonden dat mijn dikke darm en al het andere precies zo was zoals het zou moeten zijn: perfect in orde! Mijn hart, dat door al het vergif vergroot was, was weer normaal en de stenen die zich in mijn lever bevonden en die zo groot waren als mijn duimnagel, waren verdwenen.
Die avond bestond mijn avondmaal uit: bruine bonen, uien, augurken, gebraden biefstuk en appeltaart. Het was de volgende dag dat ik naar de radiografieën moest komen kijken, maar Jezus zei mij dat ik mocht eten, en dat deed ik dan ook werkelijk. Dit alles is reeds tien jaar geleden, en tot op heden is alles nog steeds volmaakt genezen!
Indien u kanker hebt en er is voor u gebeden en de pijn blijft voortduren, ga dan gewoon door met de Here te prijzen voor uw genezing. De duivel zal proberen uw genezing te stelen; houdt echter vol met Jezus te prijzen en opwaarts te zien.
Nadat broeder Branham voor mij gebeden had ben ik nooit meer verplicht geweest in bed te blijven en heb ik nooit meer een samenkomst gemist.
Ten tijde van mijn genezing werd er ook gebeden voor mijn zesjarige kleinzoon, en hij werd genezen van een kropgezwel dat zich in zijn keel bevond. Heden is Marvin zestien jaar en volkomen genezen!
Indien u op God vertrouwt voor uw genezing, nodig ik u uit mij te schrijven en ik zal blij zijn u aan te moedigen waar ik ook maar kan."
Getuigenis van Rev L. Walker
Nu volgt de getuigenis van Rev. Laura Walker, Hessel, Michigan:
"Zes jaar geleden lag ik op sterven met kanker aan de ingewanden. De darmen waren gevoelloos en leken levenloos. Soms voelde zelfs het onderste gedeelte van de buik als steen aan en koud, zowel van buiten als van binnen. De enige verwijdering geschiedde door de klisteerspuit. Het opzwellen en het lijden waren zo hevig dat op sommige dagen verschillende klisteerspuitbehandelingen noodzakelijk waren voor de ontlasting.
In augustus 1951 hield broeder Branham een samenkomst in Erie, Pennsylvanië. De Here sprak tot mij en zei: 'Ga naar deze samenkomst en Ik zal u genezen.' In die tijd woonden wij in Port Huron, Michigan, dat verschillende honderden kilometers van Erie verwijderd lag. Voor mij scheen het bijna onmogelijk om te gaan, maar de Here voorzag in een middel en gaf de kracht om te gaan.
In die tijd maakte broeder Branham gebruik van het teken in zijn hand. Hij liet mij weten dat ik kanker had en daarna bad hij voor mij. Daarop draaide hij zich naar mij om en zei: 'Dochter, uw geloof heeft u gezond gemaakt.' Op dat ogenblik voelde ik geen bijzondere verandering, maar ongeveer een uur later voelde ik dat er iets in mijn binnenste loskwam en naar beneden viel. En vanaf die dag tot op heden ben ik volmaakt normaal geweest! Geprezen zij mijn wonderbare Here en Redder, Jezus Christus!
Er zijn aangaande mijn genezing veel referenties voorhanden."
En als u dat eens was?
Hebt u er ooit aan gedacht dat u een dienstknecht van God zou zijn, of hebt u verlangd een ouderling te zijn en de zieken de handen op te leggen, of hebt u een vurige begeerte in uw hart om het Woord van God te prediken? Misschien hebt u vandaag het verlangen om iets te doen voor uw Here die u dient! U brengt het Evangelie misschien wel niet door de landen en hebt evenmin het geloofsgebed om de mensen van slavernij te bevrijden. Het kan zijn dat u geen begaafd persoon bent, en dat u nooit een geestelijke gave manifesteert zoals genezing of wonderen of profetie. Maar er is iets dat u kunt doen, en God vroeg u om het te doen. Misschien hebt u het over het hoofd gezien, maar hier is er een opdracht in het Woord van God voor een ieder van u.
U zou een engel van barmhartigheid voor een verloren ziel kunnen zijn; u zou het kunnen zijn die het nieuws bracht van de blijde boodschap. U zou een sleutelfiguur kunnen zijn in het leven van een ander, en daardoor een zegen brengen die geen pen kan beschrijven.
Laat mij u in de volgende ogenblikken een waar verhaal vertellen van een dergelijk persoon; een engel van barmhartigheid. Dat zou u kunnen zijn, in de belangrijkste rol van uw leven: een getuige van Hem die het goede nieuws brengt.
Ons verhaal begint met mevrouw Eckenburg; zij had afscheid genomen van haar man en zij was in een bus gestapt. Haar man kon haar niet vergezellen op deze reis, omdat hij dan te lang van zijn werk zou moeten wegblijven en dit zou verhoogde uitgaven betekenen die zij zich niet konden veroorloven. De heer en mevrouw Eckenburg zijn een paar van vijftig jaar; zij hebben een bescheiden woning en een eenvoudige levenswijze die aangepast is aan hun inkomen: toch hebben zij samen een liefdevolle levenstijd doorgebracht en hebben samen door de jaren heen van veel dingen genoten. Zij zijn eenvoudige mensen die moesten werken om rond te komen; dikwijls was het leven hard voor hen, soms ging het er wat gemakkelijker aan toe.
Nu bracht de bus haar naar een bestemming die ze niet kende en die zij ook niet voorzag. Het was een korte tijd na haar eerste ziekte, waar ze behandeld werd in de Stanford Universiteit van San Francisco. Hier werd zij in juni 1955 proefpatiënte. De heer en mevrouw Eckenburg hadden deze universiteit gekozen, daar zij zich de kosten van andere behandelingen of dokters niet konden veroorloven. Hier waren alle behandelingen kosteloos voor de behoeftigen, en de beste dokters zouden haar bijstaan. Zij werd ingeschreven als proefpatiënte. Dit betekende dat men beter werd als zij iets geleerd hadden (met experimenteren), en indien niet, wel... Met kleine financiële mogelijkheden was dit de beste keuze en hun enige hoop.
Dit was haar derde poging om behandeld te worden. In haar geval zou er niet geopereerd worden, want de dokters hadden haar al laten weten dat de kanker reeds te diep geworteld zat en haar lever en andere organen van haar lichaam had aangetast. Toen de dokters haar reeds vroeger hadden willen opereren, had zij het toch klaargespeeld om 'nee' te zeggen. Zij wilde dat niet. Zodoende was haar volgende afspraak vastgesteld in januari, kort nadat de eerste dagen van het nieuwe jaar verstreken waren. Mevrouw Eckenburg zei deze afspraak zonder duidelijke reden af, en toen haar derde afspraak gemaakt was, wilde zij zich aan deze afspraak houden, want zij realiseerde zich dat de pijn in haar lichaam en de snelle groei van de kanker haar geen andere keus overlieten.
Voor deze afspraak nam zij een kleine reiskoffer met zich mee, die ze doorzond tot aan het busdepot van San Francisco. Zij had haar buskaartje bij zich en zij had wat klein geld in haar beurs. Zij had haar man laten weten dat zij slechts weinig geld nodig zou hebben, daar het een rechtstreekse rit naar het busdepot zou zijn en van daar naar de universiteit. Haar man zou haar met de auto afhalen aan het ziekenhuis, wanneer zij ontslagen werd. Het was de 18e oktober, en de volgende morgen was de dag waarop de dokters hun proefneming zouden beginnen. Zo speelde steeds weer door haar gedachten wat de dokters aan haar zouden verrichten en wat de familie zou doen indien zij kwam te sterven. Zij dacht ook aan God, maar omdat zij geen geestelijke vrouw was, en ook niet wedergeboren, drongen deze gedachten niet te diep in haar door.
Maar zij besloot om haar Verenigingstijdschrift te nemen als christelijke gids. Daarin zou zij zomaar wat lezen als de gedachten over haar toekomst te zwaar zouden drukken.
Het was in de vroege morgen van de 19e oktober dat de bus Oakland binnenreed, in de staat Californië, voor een halte van tien minuten, alvorens door te rijden naar San Francisco, juist aan de overkant van de baai. Toen de bus stopte, stapten alle reizigers uit, maar mevrouw Eckenburg, vermoeid door de reis, bleef op haar plaats zitten. Zij zou weldra in San Francisco zijn en zij wist dat zij daar wel zou uitstappen. Terwijl zij daar zat, hoorde mevrouw Eckenburg een stem spreken die tot haar zei: "Ga op straat wandelen." Het werd zo nadrukkelijk beklemtoond dat zij er onmiddellijk aan gehoorzaamde. Terwijl zij doelloos rondwandelde, hoorde zij de stem verder spreken: "Houd stil aan de 14e straat." Bij de 14e straat nam haar kracht af en zij rustte lang genoeg om een cafetaria op te merken aan de overkant van de straat. Zij ging Foster's Café binnen en dronk er een kop koffie en na enkele minuten ging zij opnieuw de straat op. Na een korte wandeling werd zij opnieuw vlug moe en leunde tegen de zijkant van een gebouw om te rusten. Toen viel haar oog op een dame, die op een busbank zat te wachten op de komst van de lokale bus. Zij bleef een poosje staan en besloot daarna om naar de bank te gaan en er te gaan zitten. Toen zij zat, bemerkte zij dat de dame naast haar een boek las. En de gedachte kwam in haar op dat zij ook in haar kleine Verenigingstijdschrift kon lezen om zich te troosten. Ons beeld is uiterst eenvoudig: gewoon twee dames die op een busbank een boek zitten te lezen. Zij waren totaal vreemd voor elkaar, maar niet voor lang.
God had mevrouw Eckenburg naar een engel van barmhartigheid geleid, die een blijde boodschap had te vertellen Hij had haar geleid vanuit het busdepot en Hij had haar nu laten zitten naast een andere vrouw, die Hij had gekozen om haar het 'goede nieuws' te brengen, de boodschap van het Evangelie en om voor haar te zorgen. Na een korte tijd hadden beide vrouwen een gesprek aangeknoopt. Zij wisselden enkele woorden met elkaar en weldra zag mevrouw Eckenburg zichzelf met deze volkomen vreemde vrouw over haar ziekte en haar bestemming praten. De vrouw zei: "Kijk eens naar dit boek dat ik lees: 'Een man van God gezonden'; deze man bevindt zich hier in Oakland en begint zijn samenkomsten vanavond. Hij zal voor u bidden. Reeds velen werden van kanker genezen!"
Mevrouw Eckenburg keek deze vrouw enkele ogenblikken vreemd aan, zonder te weten wat zij denken moest. Zij had er niet aan gedacht dat God heden nog geneest, noch dat dergelijke dingen gebeuren. Haar nieuwe vriendin onderbrak haar gedachten met talrijke ontroerende verhalen over Gods erbarmen en hedendaagse genezing voor lijdende mensen. Mevrouw Eckenburg had nog nooit zulke bezielende woorden gehoord, en zij brachten een vrede in haar hart, en zij werd hierdoor zowel getroost als bemoedigd. Nog nooit tevoren had zij iemand zo horen spreken van zulke grote en wonderbare dingen!
Opnieuw werden haar gedachten afgeleid door een rechtstreekse uitnodiging van de vrouw, die vroeg: "Kom naar mijn kamer en rust wat uit; vanavond zal ik u naar de samenkomst brengen. Ik heb een hotelkamer juist aan de overkant van de straat." Mevrouw Eckenburg en de dame gingen de straat over en kwamen in het hotel. De dame bezorgde mevrouw Eckenburg een kamer in de gang tegenover de hare. Toen de kamer ingenomen was en in orde gebracht, besloot mevrouw Eckenburg een poosje te rusten en zij ging liggen in haar kamer. Zij begon na te denken over hetgeen de vrouw haar had gezegd, en voor de eerste keer in haar leven drong mevrouw Eckenburg door in de ware geest van gebed, en zij bad steeds maar door, totdat een nog nooit gekende vrede haar hart vervulde. Zij bracht de namiddag door in gebed en tranen en in gemeenschap met haar pas gevonden vriendin.
Toen de tijd, waarop de samenkomst zou beginnen, aanbrak, bracht haar vriendin haar naar de plaats van de samenkomst, het Stedelijk Auditorium in de binnenstad van Oakland. Bij hun aankomst hielp haar vriendin haar een zitplaats te vinden en lette op haar met een vriendelijke bezorgdheid. Na een korte tijd vroeg Billy Paul Branham haar of zij een gebedskaart wilde hebben. Zij antwoordde: 'Ja', en bedankte hem. Weldra begon de dienst en het was een prediking zoals mevrouw Eckenburg nog nooit in haar leven gehoord had.
Zij moest ervan huilen en de prediking vervulde haar met ontzag. Zij was nog nooit zo vriendelijk behandeld geweest zoals vandaag en zij had ook nog nooit gehoord van deze wonderbare dingen. En nu werd haar gebedskaart afgeroepen en zij moest voor deze man van God gaan staan. Zoals er reeds met de veertien anderen vóór haar was gebeden, en anderen uit het publiek waren opgeroepen, wist zij dat deze man haar antwoorden zou geven, die zij en de artsen niet hadden.
Na enkele ogenblikken stond Rose Eckenburg voor broeder Branham. Hij liet haar weten dat zij door de dood overschaduwd was, en dat zij kanker aan de lever had, en hij vroeg haar of ze wilde geloven dat God haar zou genezen als hij voor haar bad. Zij antwoordde: "Ja", en barstte in tranen uit.
Op 20 oktober 1956, de volgende dag om 7 uur 's morgens, verlieten grote brokken bedorven vlees en uiterst besmet bloed het lichaam van Rose Eckenburg. De volgende week, op 24 oktober 1956 om 11 uur 's morgens verliet een grote verharde tumor haar, en nog meer bedorven vlees, gevolgd door een normale bloeding, die haar bloed zuiverde van bederf en geur.
Vrienden, Rose Eckenburg leeft vandaag nog en zij heeft zich echt tot de Here bekeerd. Het is waarlijk een zegen van God, maar denk er aan waar het voor Rose Eckenburg begon: op een bank bij de bushalte, waar zij een bode en getuige van het goede nieuws van het Evangelie ontmoette.
In een stad van vijf miljoen mensen, leidde God haar naar een volkomen vreemde. Dat zou u kunnen zijn, beste vriend, wanneer u de volgende keer alléén bent op de bank bij de bushalte, of in uw wagen, of op straat, of in een cafetaria. Waar het ook mag zijn, kunt u in uw hart en op uw lippen woorden hebben, die leven kunnen brengen aan een stervend, hopeloos, wankelend mensdom. Denk er voortaan aan te getuigen, en de engel van barmhartigheid... zou u kunnen zijn!
De machtige Overwinnaar
Vanavond wil ik voorlezen uit het Boek Openbaringen van de Here Jezus, uit het 6e hoofdstuk, de eerste twee verzen:
En ik zag, toen het Lam één van de zegels geopend had, en ik hoorde een uit de vier dieren zeggen, als een stem van een donderslag: Kom en zie!
En ik zag, en ziet, een wit paard, en die daarop zat, had een boog; en hem is een kroon gegeven, en hij ging uit overwinnende, en opdat hij overwon!"
Mijn onderwerp zal voor enkele ogenblikken vanavond "De machtige Overwinnaar" zijn.
Ik geloof met geheel mijn hart dat de opname zal plaats vinden vóór de verdrukking. Nu zijn er veel leraars die het daarmee niet eens zullen zijn, maar ik heb geen opleiding genoten en dikwijls bestudeer ik de Bijbel met verschillende typeringen en hoe deze types schaduwen zijn! En als wij ergens de schaduw van begrijpen, dan hebben wij een algemeen begrip hoe het positief er uitziet. Zoals de zondvloed in de tijd van Noach: tot aan Noach was er nog nooit één druppel water gevallen, en al degenen die gered zouden worden uit deze watervloed, bevonden zich binnen in de ark en de deur ervan was gesloten. En wij zien ook dat voordat één vonk uit de hemel op Sodom en Gomorra kon vallen, Lot de stad moest verlaten om bevrijd te zijn van het oordeel dat op deze steden zou komen; want de rechtvaardige Rechter wilde de rechtvaardigen niet met de onrechtvaardigen veroordelen, omdat de gelovige reeds veroordeeld werd toen Christus in zijn plaats werd veroordeeld. Daarom zou het onrechtvaardig zijn dat een Heilige God één van ons opnieuw zou oordelen, nadat Hij reeds ons oordeel in Christus had aanvaard.
Nu gaan wij naar ons onderwerp: "De Machtige Overwinnaar." Men houdt ervan om te overwinnen, en het is een grote gebeurtenis als men overwint. Een overwinnaar is iemand die zijn vijand overwonnen heeft; dat is de reden, naar ik geloof, dat de Schrift zegt: "Wij zijn méér dan overwinnaars", want Hij heeft voor ons overwonnen. en de mannen die in deze geweldige tijden voortgang maken en overwinnen, staat later vaak een grote huldiging te wachten.
Er werd ons verteld dat, toen de voormalige Duitse leider, Adolf Hitler, Frankrijk veroverde, hij ging zitten bij de "Arc de Triomphe" om zijn machtig leger te zien voorbijgaan, zijn tanks te zien voorbij rollen en zijn vliegtuigen, die boven zijn hoofd dreunden, totdat de hemel erdoor verduisterd werd. Maar... dit bleef niet duren, want indien een man een overwinnaar wil zijn, moeten zijn doelstellingen rechtvaardig zijn, en zijn motieven moeten juist zijn -- en als u het spel niet eerlijk speelt zult u verliezen, wat voor een grote overwinnaar u ook bent. U moet oprecht zijn om een winnaar te kunnen zijn; geen bedrieger wint een spel. Maar Hitler heeft zich nooit aan de regels gehouden; hij wilde alle macht voor zichzelf, al de glorie voor zichzelf. Daarom was hij verkeerd in zijn doelstellingen en iedere man met dezelfde beweegredenen en handelswijze als Hitler zal net zo eindigen als hij.
Er werd ons verteld dat de grote keizer Constantijn een droom had, toen hij op weg was naar Rome, juist voordat de slag (de strijd) zou plaats vinden. Die avond, voordat hij ging slapen, maakte hij zich zorgen over de afloop van de strijd die hij 's morgens zou gaan vechten. Die nacht ontving hij een droom over een wit kruis, en een stem sprak: "Door dit kruis zult u overwinnen." En zo wekte hij zijn medekrijgers in de nacht en zij schilderden een wit kruis op hun schilden en hij overwon.
Nu denk ik aan een andere man: enkele jaren geleden was ik in Waterloo, België, waar een man, Napoleon genaamd, zijn nederlaag leed in bloed en schande. Toen ik daar stond, overhandigde iemand mij een klein boekje en ik begon de geschiedenis van deze grote man te lezen. Hij begon als een machtig krijger en op de leeftijd van drieëndertig jaar had hij de gehele wereld veroverd, maar ook hij had de verkeerde doelstellingen... Hij wilde de macht voor zichzelf en hij wilde dat iedereen hem vreesde. Toen hij drieëndertig jaar was, beefde de gehele wereld bij de gedachte aan Napoleon; hij was een slechte man, een moordenaar. Hij begon als een voorstander van het drankverbod en hij stierf verslaafd aan alcohol. U kunt niet overwinnen door het verkeerde. Alleen het rechtvaardige zal overwinnen.
U zult nooit overwinnen door het ene kerkgenootschap op het andere te bouwen; u kunt alleen overwinnen als u de hindernissen verwijdert en als u de Heilige Geest binnenlaat in het gezamenlijk lichaam van Christus. Wij zullen nooit overwinnen met zelfzuchtige motieven. God haat zonde en Hij zal het kwade niet laten triomferen. Napoleon stierf op drieëndertigjarige leeftijd als de veroveraar van de wereld, en zelf overwonnen door zonde. Maar, O! er was nog een Man die stierf op drieëndertigjarige leeftijd en die de wereld overwon en de hel overwon, en de dood overwon, en die iedere vijand van het menselijk ras overwon. Dat was onze gezegende Here Jezus, de Machtige Overwinnaar! Hij kwam niet om voor Zichzelf te overwinnen; Zijn doelstelling was de wil van God te doen, die Hem gezonden had. Hij vocht niet voor Zichzelf, Hij gaf Zichzelf. Op het kruis zei Hij: "Ik zou tot Mijn Vader kunnen spreken en Hij zou Mij onmiddellijk legioenen engelen zenden." Maar Hij kwam om te overwinnen voor het gevallen nageslacht van Adam, en Hij overwon iedere vijand van Adams nageslacht dat gevallen was, en zij werden onder Zijn voeten geplaatst.
Ik kan de Machtige Overwinnaar zien, onze Here, toen Hij op aarde was, en Hij daar bij een man stond die geketend was en gebonden door demonische machten. Geen leger kon hem tegenhouden vanwege zijn kracht, en dikwijls verbrak hij ketenen. Niemand kon die man bedwingen, en de boze geesten dreven hem weg van de mensen en hij woonde in de graven, en een ieder die zijn pad kruiste overmeesterde hij. Maar op zekere dag kwam er een kleine man de weg af, waarvan de Bijbel zegt: "... er was geen gestalte, dat wij Hem zouden hebben begeerd", en deze demoon dacht: "Nu is de tijd gekomen dat ik dit ventje eens zal overwinnen" en de boze geesten namen bezit van die man, en zij gingen op weg om Hem te ontmoeten. En toen zij naar Hem toe renden om Hem te overmeesteren, sloeg Hij Zijn ogen op en... zij begonnen een toontje lager te zingen. In plaats van te proberen Hem te overmeesteren, riepen zij: "Wat hebt Gij met ons te maken, Zoon van God? Zijt Gij hier gekomen om ons vóór de tijd te pijnigen?" Zij wisten dat zij hun tegenstander ontmoet hadden; de grote Machtige Overwinnaar van de hemel stond daar in hun tegenwoordigheid. Hij was lichamelijk niet sterk genoeg om de kettingen te verbreken; Hij was lichamelijk niet bekwaam een man in toom te houden die door demonen bezeten was, maar in Hem was de kracht van de Almachtige God voor Wie demonen zich wel moeten buigen. En Hij overwon deze vijand waardoor hierna het nageslacht van Adam, dat door een dergelijke geest gebonden is, het voorrecht heeft de Naam van de grote Machtige Overwinnaar te nemen om deze geest uit te werpen.
Ik kan Hem zien, onze Machtige Overwinnaar, als Hij binnenkomt in de kamer van Petrus' schoonmoeder, die ziek te bed ligt met koorts; Hij spreekt geen woord; Hij stapt alléén naar haar toe en raakt haar hand aan en de ziekte was overwonnen. Hij overwon ziekte voor Adams nageslacht. Op een dag, toen Zijn beste boezemvriend gestorven was, was Hij vier dagreizen van hem verwijderd, en tegen de tijd dat Hij ter plaatse kwam, kropen de maden reeds door het lichaam van Zijn vriend; en de hand die Hij had gedrukt en de schouders die Hij had omarmd waren nu overwonnen door het verderf en de dood. Ik kan Hem zien staan aan de zijde van Lazarus, met Zijn ogen vol tranen, toen Hij sprak: "Lazarus, kom uit", en het verderf gaf zijn slachtoffer terug en de dood gaf de ziel van de man terug, want de Machtige Overwinnaar had gesproken. Hij kon dit doen voor al de kinderen van Adam. Ik ben zo blij dat Hij ook mijn Vriend is, want indien Jezus uitblijft, zullen wij er op een dag allen zó bij liggen.
Op een nacht, toen Hij de zee overstak, werden de machtige elementen van de aarde ongehoorzaam. Hij had gerust in de achtersteven van een kleine boot, toen de winden hevig werden en de zee in grote beroering brachten. Weldra maakte het bootje veel water en de discipelen vreesden zeer, en zij haastten zich om Hem te wekken. Toen Hij wakker werd, berispte Hij hen, zeggende: "Och, gij kleingelovigen, waar blijft uw geloof?" Met andere woorden: "Jullie hebben Mij dag aan dag al die wonderen zien verrichten; jullie hebben gezien hoe de bezetene verlost en bevrijd is; je hebt gezien hoe de koorts je schoonmoeder verliet en jullie hebben de doden zien opstaan! Waar is jullie geloof gebleven?" Toen zette Hij Zijn voet op het getouw van de boot en hij keek naar omhoog en sprak: "Zwijg, wees stil!" En al de golven werden zo stil als een baby in de armen van zijn moeder. De winden en de golven gehoorzaamden Hem.
Aan de andere kant van het meer waar zij heen voeren, leefde een kleine vrouw die al haar geld had uitgegeven om gezond gemaakt te worden, en zij leed nog steeds aan bloedvloeiingen. De dokters, die haar geld hadden aangenomen, hadden ernstig en getrouw geprobeerd haar te helpen; en alhoewel zij al het mogelijke gedaan hadden, stopten de bloedvloeiingen niet. Zij hoorde dat Jezus die kant uit kwam en zij vertrok naar de oever; zij baande zich een weg door de menigte totdat haar krachten waren uitgeput. Maar haar geloof was vastberaden om toch alleen maar de zoom van Zijn kleed aan te raken en dit deed zij. Bij het aanraken van de Machtige Overwinnaar gehoorzaamde de ziekte, die de geneesmiddelen van de artsen had getrotseerd, aan de wil van de Machtige Overwinnaar en de bloedvloeiingen stopten.
Herinnert u zich dat de dood het huis van Jaïrus trof? Zijn kleine twaalfjarige dochter werd zwaar ziek en zij kwamen en verzochten Jezus om mee te komen; maar toen Hij het huis van Jaïrus naderde, ontmoetten de boodschappers hen opnieuw en zij zeiden: "Val de Meester niet meer lastig, want zijn dochtertje is reeds dood." Alles is nu voorbij! Zo is het soms met ons gesteld -- wij denken dat er geen hoop meer is. Maar Hij is nog steeds de Machtige Overwinnaar; wanneer alle hoop opgegeven is, blijft Hij nog steeds dezelfde. Zeker, zij dachten dat alles voorbij was, maar de dierbare ogen van onze Here keken naar Jaïrus en Hij zei: "Vrees niet, geloof alléén, en u zult de heerlijkheid van de Here zien!"
En Jezus ging de kamer binnen, waar de dode was, en alléén het einde der tijden zou kunnen openbaren wat er van Jaïrus' dochtertje geworden is. Maar beseft u wel dat het 'Begin' en het 'Einde' aan haar zijde stond? En Hij nam haar hand en zei: "Meisje, sta op", en de dood was overwonnen en zij stond op en leefde. De grootste vijand die de mens ooit heeft gehad was de dood -- voor alle mensen -- en op een dag ging Hij naar Calvarie en dáár op het kruis leed Hij éénmaal voor allen en bewerkte Hij de overwinning voor het hele mensdom; Hij overwon de grootste vijand die de mens ooit had; Hij overwon de dood voor ons allemaal. Maar toen Hij stierf was het daarmee nog niet gedaan: Hij moest nog steeds de Machtige Overwinnaar zijn; zoals de Bijbel zegt, ging Hij prediken tot de zielen die in de gevangenis waren, tot degenen die de boodschap van Henoch verworpen hadden, en die van Noach en die in Sodom en tot degenen die de profeten verworpen hadden. Hij getuigde tot hen, dat Hij het antwoord was op de boodschap van iedere profeet, de Machtige Overwinnaar, maar zij waren van het leven in de dood overgegaan; zij hadden de scheidingslijn overgestoken, en er was geen hoop meer voor hen. Hij kwam daar waar de duivelen, de demonen waren, en Hij dreef hen uiteen, en Hij begaf Zich regelrecht naar de diepste put van de donkerste hel; Hij was nog steeds in bestaan, alhoewel Zijn lichaam stil aan het kruis hing. Hij was nog steeds de grote en Machtige Overwinnaar, en nadat 1900 jaren voorbij zijn gegaan, is Hij nog steeds de Machtige Overwinnaar, en Hij zal voor altijd de Machtige Overwinnaar blijven. Toen Hij de eigenlijke poorten van de hel bereikte, (wij zullen het hier een beetje dramatiseren) kan ik de duivel naar voren zien stappen en zeggen: "Zo, eindelijk heb ik je dan toch; eindelijk ben je gekomen! Ik heb dat zaad altijd al geprobeerd te vernietigen. Ik dacht dat ik je te pakken had toen ik Abel had vernietigd; en ik was er zeker van dat ik je had toen ik de profeten ombracht; en toen ik Johannes liet onthoofden was ik zeker dat ik je had. Maar NU ben je hier, je bevindt je in mijn koninkrijk en je bent onder mijn heerschappij, en je bent in mijn macht, want je stierf als een zondaar." O, ik kan Jezus horen zeggen: "Satan, ik ben de uit de maagd geboren Zoon van God, Mijn bloed is nog nat op het kruis; Ik heb iedere rechtmatige eis voor het gevallen nageslacht van Adam vervuld, en Ik ben hier naar beneden gekomen om te overwinnen en om de macht over te nemen!" Hij ging naar de duivel toe, greep de sleutels van de dood en de hel, hing die aan Zijn eigen zijde, en stootte de duivel in de hel waar hij behoorde!! Hij is nog steeds de Machtige Overwinnaar!!!
Hij vertrok opnieuw naar de aarde, triomfeerde over de dood en de hel, om de overwinning over het graf te behalen. Maar toen Hij langs de grote paden opklom, hoorde Hij enkele lofzangen die gezongen werden, en Hij wist dat Hij de poorten van het Paradijs naderde, waar degenen die de boodschap van Noach ter harte namen, en degenen die zich wel bekommerden om de boodschap van de profeten, wachtten, want zij konden niet opklimmen; een nevel van zonde hing over de aarde, en het bloed van stieren en bokken en schapen kon geen verzoening brengen voor de mensheid. Daarom werden zij vastgehouden op een plaats, genaamd, het Paradijs. Er was een nevel van zonde over de aarde, en zij konden niet opvaren; alleen Hij die nedergedaald was, kon opvaren.
Hij wandelt naar de deur van het Paradijs en klopt er zachtjes op. Vader Abraham opent de deur en staat voor enkele ogenblikken als verlamd; dan roept hij: "Sara, kom eens hier! Is dit niet Dezelfde waarvoor jij die koeken bakte? Is dat niet Degene die op die dag onder de eikeboom zat?" Sara antwoordde: "Dat is Degene, die met Zijn rug naar de tent gekeerd stond en Hij onderscheidde mijn gedachten toen ik in mijzelf lachte, nadat Hij zei dat ik een kind zou baren op mijn hoge leeftijd." Jezus sprak en zeide: "Kinderen, ik ben gekomen om jullie nu mee te nemen. Ik heb deze vreselijke zaak, die zonde wordt genoemd, overwonnen." En toen kwam er net een man tevoorschijn van achter Abraham, en toen die man dichter toekeek over Abrahams schouder, stond hij ook aan de grond genageld; het was de profeet Daniël en hij riep uit: "Dit is de steen die ik zonder handen uit de berg uitgehouwen zag, die de koninkrijken van de wereld zou vernietigen." Toen kwam er juist nog een man aan; het was de profeet Ezechiël, en toen hij Jezus zag, sprak hij: "Dáár is het wiel in het midden van het wiel dat ik hoog in de lucht zag ronddraaien." Ieder van hen had Hem gezien in de vorm waarin zij over Hem hadden gepredikt. Toen kwamen er drie mannen aangelopen en zij snelden langs Abraham om de Here te zien; het waren Sadrach, Mesach en Abednego en zij riepen en weenden luid: "Dit is de man die met ons in de vurige oven stond toen Nebukadnezar ons erin liet werpen."
O, mijn vrienden, vanavond hebben wij van Hem gezongen; wij hebben Hem geprezen en wij hebben Zijn geschiedenis aan bijna de gehele wereld verteld, maar wat zal het zijn als wij Hem zullen zien als de roos van Saron, als de lelie der dalen, als de schoonste uit tienduizend voor onze ziel, de Alfa en de Omega, het begin en het einde, de Koning der Heerlijkheid!
En de Here zeide tot hen: "Volg Mij", en Hij ging op weg met al de Oud-Testamentische heiligen naar de aarde hierboven; Hij leidde hen, en met Zijn kleed gedompeld in Zijn eigen bloed, overwon Hij de atmosfeer hierboven. Geprezen zij Zijn Naam! Hij doorboorde de nevel van de hel die de aarde omringde totdat Hij een plaats in de hemel had opengebroken, zodat al Adams verloren kinderen tot de overwinning konden doorbidden. Hij overwon de atmosfeer, Hij overwon de zonde, Hij overwon de dood, Hij overwon de hel en het graf, en Hij klom triomferend op -- voorbij de hoogste sterren; voorbij de maan en de zon voer Hij op met de heiligen uit het Oude Testament. Wat een machtige opmars moet dat zijn geweest met een ECHTE OVERWINNAAR! Na een poosje kregen zij deze heerlijke stad in het zicht, en Abraham zei tot Sara: "Kom hier, schat", en zij riep naar Izaäk dat hij komen moest, en Izaäk riep Jakob, en Jakob riep Jozef, en toen zij zich aan Abrahams zijde schaarden, zei hij: "Dit is de stad die ik zag, wiens bouwer en maker God is. Ik zwierf de aarde rond op zoek naar deze stad, zonder haar ooit te vinden, maar nu naderen wij haar grote poorten." Alhoewel zij grote mannen waren, hadden zij toch de grote Overwinnaar nodig om de zonde te overwinnen en om hen naar deze prachtige stad te leiden.
Het licht binnenin de stad was groot en helder; de paarlen poorten waren één en al gloed; en dáár was Jezus die voorop marcheerde. Weldra stegen alle engelen tot bovenop de gebouwen en zij keken neer op de grote menigte die daar marcheerde. En toen zij naderden, riepen de Oud-Testamentische heiligen luidkeels: "Opent, gij eeuwige poorten, wordt geopend en laat de Koning der Heerlijkheid binnengaan -- de Machtige Overwinnaar." De engelen riepen terug en zeiden: "Wie is deze Koning der Heerlijkheid?" En de heiligen uit het Oude Testament antwoordden luid: "De Here der heerscharen, machtig in de strijd"... en de poorten openden zich... en Hij plaatste het ruw houten kruis bij de poorten, zodat iedere man of vrouw die ooit door deze poort binnenkomt, zich voor dàt kruis zal moeten buigen en Hem erkennen als de Machtige Overwinnaar.
En de duizenden, vele tienduizend maal duizenden engelen juichten en riepen en prezen de Here, toen deze grote machtige Krijger de gevangenis gevangen leidde, en gaven aan de mensen gaf, terwijl Hij door de straten van deze grote stad stapte. Niet onder de "Arc de Triomphe" zoals Adolf Hitler deed, maar in het Glorierijk zongen en prezen de engelen de Morgenster ter eer, toen Hij door de straten ging als de Machtige Overwinnaar Die de zonden van de wereld had overwonnen, en Die de rechtvaardigen triomfantelijk meevoerde. Zij gingen verder de stad door totdat zij bij de troon kwamen; daar op de troon zat de machtige Jehova, en toen Jezus tot de troon kwam, viel Hij op Zijn knieën en zei: "Vader, ik heb het werk volbracht dat U Mij hebt opgedragen. Ik heb de schuld voor de zonden betaald; Ik bezit de sleutels zowel van de dood als van de hel, en Uw vijand is verslagen, en dit zijn Uw kinderen, die geduldig gewacht hebben op dit uur." En ik zie de Vader als Hij zegt: "Klim hier op Mijn troon, Mijn Zoon, en blijf hier zitten totdat Ik iedere vijand tot een voetbank Uwer voeten zal gezet hebben (Lukas 20:43). En daar zit Hij, de Machtige Overwinnaar!
Ik vertrouw op Zijn woord; ik geloof ALLES wat Hij zegt, ik vertrouw Hem als mijn alles, als mijn adem, als mijn leven, als alles wat ik bezit; vanavond wil ik mij geheel aan Hem overgeven; mijn lichaam, ziel en geest, en ik zie uit naar Zijn tweede komst in heerlijkheid. Als ik droevig ben, vertrouw ik Hem, als ik blij ben, vertrouw ik Hem, als ik ziek ben, vertrouw ik Hem en als ik verdwaald ben, vertrouw ik Hem; wat mij ook overkomt, ik vertrouw Hem!
Ik herinner mij juist een klein voorval dat enige tijd geleden gebeurde. Ik heb dit nog nooit in publiek verteld. Ik was op jacht geweest in de Adirondack bergen. Mijn moeder is half-Indiaans, en ik houd van de bossen; u weet wel dat mijn omgangstaal dit zelfs nu nog verraadt -- ik houd van de bossen en van de bergen; zij zijn mijn ontspanning. Onlangs zei ik tegen mijn vrouw: "Schat, God heeft mij geholpen in alles wat ik ooit heb gedaan. Ik ben maar een armzalige visser en toch heb ik enkele nationale records behaald op de meest geheimzinnige plaatsen, waar een visser nooit naartoe zou gaan. Het is de Here! Ik schoot raak op een afstand van 546 en 637 meter -- hetgeen met een geweer totaal niet te verklaren is, en ik raakte het voorwerp drieëndertig keer na elkaar, alhoewel ik geen beste schutter ben! Het is de Here!" Zo, ik dacht dat ik zo'n goede woudloper was en dat ik nooit zou kunnen verdwalen. Ik was pas getrouwd en Billy was toen nog een kleine jongen -- zijn moeder was ongeveer vijf jaar dood -- en ik had mijn (tweede) vrouw Meda en mijn zoontje Billy meegenomen, ver in het Adirondackgebergte en wij bleven onder een klein afdakje; ik wachtte op de houtvester die moest komen en ik zei: "Ik denk dat ik wat reebout ga halen. Jij wacht hier en wanneer de houtvester komt, Meda, dan zal hij de hut voor jullie openen." Zo liet ik hen achter onder het afdakje en ik ging naar de bossen.
Ik ging door de bergen en ik dacht dat ik de Adirondacks zo goed kende, dat ik er iedere boom kende; maar wanneer het zover komt dat je denkt dat je iets kent, dan ken je niets van hetgeen je zou moeten kennen. En zo jaagde ik steeds dieper het woud in, nu dit spoor volgend en dan dàt. Tenslotte stootte ik op de grote reebok, waarvan ik het spoor had gevolgd en ik schoot hem neer. Het was vroeg in de namiddag en het werd ongeveer tijd om terug te keren, want ik had Meda beloofd dat ik rond twee uur terug zou komen; ik bereidde dus mijn reebok en ik ging op weg naar de boshut. Toen ik op pad ging, bemerkte ik dat er mist in de valleien was opgekomen en dat er sneeuw was gevallen, maar ik ging verder. Na lange tijd kwam ik tenslotte terug op de plaats waar de reebok lag. Dit verontrustte mij, maar ik stapte opnieuw op en een tweede keer kwam ik bij mijn reebok terecht. De indianen noemen dit de 'dodenloop': je loopt in cirkels.
Bij deze gelegenheid waren de winden hoog, en iedereen weet dat, als deze mist in de bergen naar beneden komt, je nauwelijks een hand voor ogen kunt zien, en het enige wat je kunt doen is ergens binnengaan, je ingraven, iets te eten halen indien je dit kunt vinden, en daar blijven totdat het voorbij is. Maar ik kon dit niet doen; ik had een vrouw en een baby in die bossen en in die storm zouden zij sterven; dus kon ik dit niet doen! Ik moest het opnieuw proberen en nadat ik zover was gegaan als ik dacht dat ik gaan moest, dacht ik: "Welnu, ik ben verdwaald!" Daarna overlegde ik: "Wacht een ogenblikje, Billy Branham, je bent niet verdwaald, je denkt het alleen maar. Ga even zitten en oriënteer je." En toen ik ging zitten, (de wind blies de sneeuw wervelend door de bomen en deed ze voorover buigen) dacht ik opnieuw aan mijn vrouw en de baby. In haar dagelijks leven ging Meda nooit buiten de stad, tenzij om juist maar naar het platteland te rijden en terug. Wat zou zij doen, terwijl ik in de bergen verdwaald was? Zij zou radeloos worden, zij zou vóór het aanbreken van de morgen sterven; zij en mijn baby. Maar ik zei: "O, je bent een te goede woudloper om verdwaald te zijn. Welnu, je weet dat je intuïtie je zegt rechtdoor te gaan langs deze weg, omdat de wind in je gezicht blies toen je de heuvel opklom en zo moet de wind in je rug waaien wanneer je de heuvel afdaalt." Ik begaf mij opnieuw op weg en terwijl ik wegliep, begon er iets te spreken: "Ik ben een hulp die zéér nabij is in moeilijke tijden." Ik zei: "Nu raak ik buiten mijzelf; ik denk dat ik een stem tot mij hoor spreken." Ik schudde mijn hoofd en sprak tot mijzelf: "Kom aan jongen, verman je en blijf doorgaan! Je gaat recht op je kamp af." Maar ik was verkeerd: zonder het te weten ging ik regelrecht naar Canada, en die stem bleef maar spreken: "Ik ben de Here, Ik ben een hulp die zeer nabij is in moeilijke tijden." En de stem sprak dieper en dieper in mij, totdat ik tenslotte stopte en mijn geweer tegen een boom liet rusten; ik legde mijn oude jagerspet op de grond en knielde neer en zei: "Here, ik ben geen ervaren woudloper; ik ben een verloren, ellendige en rampzalige jongen. Ik ben niet waardig te leven, maar heb alstublieft genade met mijn vrouw en mijn kind." Ik dacht dat ik iedere storm kon overwinnen, dat ik ieder woud kon veroveren, maar ik kwam tot de ontdekking dat ik geen overwinnaar was, en terwijl ik bad, voelde ik dat dit mij heel goed deed. Ik stond op en ging opnieuw verder, en terwijl ik voortging voelde ik dat de Machtige Overwinnaar Zijn hand op mijn schouder legde en ik stopte, vol ontsteltenis, want ik dacht dat ik alléén in de wouden was. Ik draaide mij om, om te zien wie zijn hand op mijn schouder had gelegd, maar daar was niemand. Maar toen ik achterom keek zag ik de toren op de berg, een herkenningsteken dat ik altijd in deze bossen gebruikte. De houtvesters en ik hadden een telefoondraad naar deze toren aangelegd en ik kende de weg langs deze draad goed, daar ik geholpen had bij het leggen van die draad. Toen ik opnieuw naar de toren keek, besefte ik dat ik mijn dood tegemoet gegaan was, zonder het te weten, maar Hij is een hulp die zeer nabij is in moeilijke tijden. Wat had dit te betekenen? Het was Zijn machtige hand die de sneeuw terugdrong om mij de toren te laten zien. Hij was het die de wind en de golven overwon voor Zijn discipelen, en nu overwon Hij deze storm voor mij; Hij stilt een krachtige storm om één verloren ellendeling als ik te redden.
Ik richtte mijn gezicht naar deze toren en hield een vaste richting aan: het werd heel donker, maar ik draaide mijn gezicht niet weg van de richting van de toren. Ik wist dat ik nu bij de draad zou komen die van de toren naar de hut liep en aan de hut bevond zich een afdakje waar ik mijn vrouw en mijn zoontje zou vinden.
En terwijl ik doorliep, bleef ik maar zingen: "Ik vertrouw op mijn Here, ik blijf op Zijn Woord staan", en ik dacht: "O, kon ik die telefoondraad nu maar voelen", en ik bleef doorlopen met mijn hand opgeheven, zodat ik de draad zou aanraken als ik er onder doorliep. Ik stond op het punt alle hoop op te geven toen mijn hand iets aanraakte: het was de draad! Ik zou deze draad geenszins loslaten: ik gooide mijn geweer neer, nam mijn hoed af en dáár in het duister weende ik als een kind, want ik besefte dat God mij geholpen had en dat aan het einde van deze draad mijn vrouw en baby op mij wachtten. Gedurende de hele afdaling van de berg hield ik mij aan de draad vast en ik kwam veilig bij mijn geliefden terecht.
Broeder, toen ik op een dag nog verder verloren was dan toen, hoorde ik een stem tot mij spreken die zei: "Ik ben nog steeds de Machtige Overwinnaar die AL uw zonden kan uitwissen", en ik legde mijn hand op de krachtlijn van de Almachtige God, die mij van top tot teen deed schudden. Ik zal mijn hand op Hem houden, want aan het einde van deze weg wacht mijn Redder, en ook mijn geliefden. Ik zal mij vasthouden aan de draad die leidt van het kruis naar de glorie en ik zal op Hem vertrouwen totdat ik sterven zal, want Hij heeft AL mijn vijanden overwonnen: Hij heeft mijn ziekten overwonnen, Hij heeft mijn zonden overwonnen, en Hij maakte mij "meer dan overwinnaar in Jezus Christus". Hij heeft ALLES voor mij overwonnen!!!
O, zondaar, vriend, indien u verloren bent, als u het nodig hebt Zijn hand vast te houden, die u naar de redding zal leiden, dan is het NU de tijd. De stormen van dit leven zullen u overvallen en u zult voor immer verloren zijn; richt u op en klamp u vast aan Hem, terwijl wij onze hoofden buigen en bidden...
Dank
Mijn oprechte waardering betuig ik aan Leo Mercier en de bestuursleden voor hun werk en welwillendheid om met mij mee te werken, om aan u dit kleine boekje te brengen, met mijn bede dat het voor u een zegen mag zijn, tot bevordering van Gods Koninkrijk.
William Branham.
Een getuigenis van juffrouw Rosella Griffith uit Joliet, Illinois, U.S.A..
Ik wil hier mijn getuigenis geven, want Jezus zei: "Gaat heen en wees mijn getuigen", en wij overwinnen door het Bloed van het Lam en door het woord van onze getuigenis. Ik zou geen getuigenis als dit kunnen brengen, als ik nog in mijn oude ik was, maar ik ben niet meer in mijzelf; ik ben in Christus Jezus!
Ik ben enig kind en voor zover ik mij kan herinneren, bleef ik steeds uitzien naar iets wat mij gelukkig zou kunnen maken. Ik bleef naar iets zoeken en ik wist niet naar wat. Ik zocht naar vrede en vreugde. Ik moest met de andere kinderen in de buurt spelen en het leek alsof ik er nooit bij hoorde. Als kind zond men mij naar de Methodistenkerk van onze kleine stad in Zuid-Illinois. Toen ik zes jaar oud was, ging ik met mijn grootmoeder naar een opwekkingssamenkomst en ik ging naar voren, langs het zaagselpaadje, om mijn hart aan Jezus te geven, maar niemand hielp mij. Ik vrees dat ik niet voor Hem leefde. Ik bezocht de zondagsschool, en de kerk, en gedurende de zomer ging ik mee met het jeugdkamp van onze kerk, maar niettegenstaande dit alles, kende ik Jezus Christus niet als mijn Redder. (Ik kende wel verhalen over Jezus, maar ik kende Hem niet werkelijk gedurende deze tijd.)
Daarna verhuisden wij naar een andere stad en na mijn einddiploma van de middelbare school begon ik als kantoorbediende, zes en zeven dagen per week, van drie tot elf uur in de namiddagploeg. Wanneer nu de meisjes een avond vrijaf hadden, gingen wij samen uit. Meestal was dat in Chicago. Wij dachten dat wij pret zouden beleven. Wij wilden dansen en natuurlijk kwam er ook wat drank bij te pas. De meisjes konden ophouden met drinken wanneer zij dat maar wilden, maar ik kon dit niet, want ik bestelde steeds meer drank, zodat ik hen ver overtrof. Ik was niet immoreel, maar God zegt dat in Zijn ogen de ene zonde even groot is als de andere. Ik had een afkeer over het feit dat ik gedwongen was iets te doen buiten mijn eigen wil om. In het jaar 1949 wist ik dat ik een verstokt alcoholverslaafde was (dit wilde ik mijzelf niet toegeven). Ik zat diep in de put en het zag ernaar uit dat er geen hoop meer voor mij was. Mijn ouders wilden mij helpen, maar zij wisten geen raad met mij, want geen van beiden dronk. Diep in mijn hart wilde ik wel vrij zijn en ik probeerde alles om mijn gedachten van de drank af te wenden, maar dit nam die slechte gewoonte niet weg.
Tenslotte besloot ik het bij de Naamloze Alcoholisten (een soort anti-alcohol vereniging) te proberen, met de gedachten dat zij mij zouden helpen. Ik voelde mij niet erg gelukkig in deze organisatie, hoewel ik gedurende negen maanden nuchter bleef door hun samenkomsten bij te wonen. Ik bad iedere dag op het einde van mijn bed dat God mij nuchter zou houden. Hij hield mij werkelijk nuchter, maar ik was noch gelukkig, noch vrij. Vooraleer ik mij bij de Naamloze Alcoholisten voegde, ging ik de ziekenhuizen in en uit, tot ze het beu waren om mij te zien. Ik ging naar een kliniek voor alcoholverslaafden in Chicago, die mij ongeveer 150 dollar voor vijf dagen kostte en mijn ouders waren niet welgesteld en de ziekenhuis- en doktersrekeningen stapelden zich op. In deze periode van mijn leven voelde ik mij zo zwak; ik verloor gewicht en ik was gewoon ellendig. Vijf dokters hadden mij totaal opgegeven en één dokter verklaarde dat ik mij binnen een periode van zes maanden in een gesticht voor geesteszieken zou bevinden. De buren hadden mij opgegeven; predikanten wisten met mij geen raad. Een predikant zocht mij op en probeerde met mij over de Schrift te spreken. (Wat ik werkelijk nodig had, was iemand die kon doen wat de discipelen deden: het bevel te geven dat de demon van de alcohol mij zou verlaten in de Naam van Jezus Christus.)
Mijn vader vroeg aan mijn moeder niet verder meer voor mij te bidden, want ik zou nooit veranderen, maar zij luisterde niet naar hem; mijn moeder zei dat ik misschien niet zou veranderen, maar zij wist dat God in staat was om mij te veranderen. Moeder kocht een bontmantel voor mij, met het idee dat ik dan niet zou bevriezen als ik viel in het koude weer. Ik sneed de zakken van de mantel weg en ik stopte rondom flessen in de voering van de bontmantel. Ik ben zo blij dat mijn moeder mij terzijde stond en dat zij zich aan Gods Woord vastklampte toen allen beweerden dat ik niet meer anders kon worden. Alhoewel ik haar tot schande maakte en zij mijn handelswijze niet kon begrijpen, kon ik toch op haar rekenen. Als ik een kopje of een glas ophief om er uit te drinken, schudde ik zodanig, dat ik het moest oplikken als een hondje.
Ik werd Katholiek in mijn honger naar geestesrust, alhoewel ik er niet in geloofde. Zij lieten mij weten dat ik hulp nodig had, maar ze zonden mij niet door naar Christus. Tenslotte had iedereen op aarde (behalve mijn moeder) mij als hopeloos opgegeven. Toen ik er het ergste aan toe was, zag mijn moeder mij in een visioen als een geredde, die achter een kansel in een Bijbel bladerde. Zij geloofde in God, want God toonde het haar in een visioen; zij hechtte daar meer waarde aan, dan te geloven in vijf aardse dokters; dit visioen ging later in vervulling. Toen ik er het ergst aan toe was, helemaal op het einde, hield een dokter de hele nacht de wacht bij mijn bed, wachtend op mijn laatste ademtocht. Ik ben zo blij dat er een grotere Dokter was dan die dokter: Hij wist dat ik niet sterven zou, maar dat ik zou leven om Zijn Naam te verheerlijken. Jezus sprak: "De dief komt niet, dan opdat hij stele, en slachte en verderve, maar Ik ben gekomen opdat zij het leven hebben en overvloed."
Rondtastend naar een lichtstraal, toen mijn leven op het donkerst was, vertelden enkele mensen mij van een samenkomst in Hammond, Indiana, waar een profeet van God, eerwaarde William Branham, voor de zieken bad en waar de lammen gingen lopen, waar de blinden het licht ontvingen, waar kanker genezen werd en waar wonderen geschiedden in de Naam van Christus. Ik klampte mij aan deze woorden vast, want ik dacht: als deze mensen genezen kunnen worden, dan kan ik ook genezen worden. Wij gingen naar de samenkomst op de derde dag nadat mij hierover verteld was. Mijn moeder, haar vriendin en ik gingen op 11 juli 1952 naar het "Civic Center", waar de samenkomst zou plaats vinden. Ik zag de mensen zingen en God prijzen. Ik dacht dat zij zeer gelukkig waren. (Toch keek ik uit de hoeken van mijn brilleglazen om te zien hoe zij zich gedroegen en ik dacht dat ik mij wel bij hen zou voegen indien ik er hulp zou vinden). Later zou ik ondervinden dat er werkelijk vreugde te beleven is in het dienen van Jezus Christus. Geen wonder dat zij zo gelukkig waren. Wij kwamen terug na de namiddagdienst en ik kreeg een gebedskaart. Eén ding herinner ik mij na de samenkomst, hoe zij de klemtoon legden op: "Jezus Christus is Dezelfde gisteren, heden en in alle eeuwigheid." Ik kende geen enkel Schriftgedeelte dat van genezing sprak, omdat ik grootgebracht werd in een modernistische kerk; ik dacht alleen, indien God het heelal heeft geschapen en al zijn wonderen en ook mij, dan zou het voor Hem een kleinigheid betekenen om mijn lichaam te genezen. Ik boog mijn hoofd en vroeg God of het Zijn wil was en om een middel te vinden om mij te genezen. Dit was alles wat ik bad. Ik wist niet dat de Bijbel zegt: "Door Zijn striemen is ons genezing geworden." Er werd mij een gebedskaart gegeven. Broeder Branham verscheen en predikte. Na de preek riep broeder Branham de gebedskaarten af van nummer J25 tot J50; ik was de derde in de gebedsrij, het nummer J27 en ik ging naar voren, wetende dat, als ik voor deze man Gods zou staan, ik genezen zou worden. Toen ik in de gebedsrij vóór hem kwam te staan, zei broeder Branham dat hij mij in duisternis gehuld zag. Hij vroeg: "Gelooft u in Gods profeet?" Ik antwoordde: "Ja." Broeder Branham vroeg: "Indien God mij openbaart wat er met u aan de hand is en indien Jezus u geneest, wilt u dan Jezus gedurende de rest van uw leven dienen?" Ik antwoordde: "Ja." Broeder Branham vroeg de aanwezigen om hun hoofd te buigen, en hij legde zijn hand op mijn hoofd en hij verdreef de alcoholduivel uit mijn leven, in de Naam van de Here Jezus Christus en ik verliet het podium als een bevrijd mens. Ik voelde mij zo wonderbaar, te weten dat ik voor de eerste maal in mijn leven VRIJ was! "Wie de Zoon vrij maakt, is waarlijk vrijgemaakt."
Jezus Christus genas mijn lichaam in enkele seconden, terwijl ik voor ieder ander een probleem was. Prijst Zijn heilige Naam. Toen ik dat podium verliet, beleefde ik voor mijzelf een samenkomst. Hoe gelukkig voelde ik mij in Christus. (Want ik bezat iets waar ik mijn hele leven naar gehunkerd had).
Er kwam een vrouw tot mij en zij verklaarde zulk een groot medelijden met mij te hebben, maar ik liet haar weten dat dit onnodig was, want Jezus had daarnet mijn lichaam genezen en ik voelde mij goed. Zij vroeg mij of ik haar dochter wilde telefoneren en ik vroeg haar tot driemaal toe wat er verkeerd was met haar dochter. Zij gaf toe dat haar dochter in erge mate aan verdovende middelen was verslaafd. Maanden lang kon zelfs de FBI haar niet opsporen, maar nu was zij naar huis teruggekeerd. Zij was een danseres die optrad met Fred Astair en zij had dringend hulp nodig. Welnu, zij gaf mij haar telefoonnummer en vroeg mij om haar op te bellen op haar kosten. Dit moest wel op deze manier, want ik had pas een goede baan verloren. De mensen raadden mij aan haar niet op te bellen. Ook mijn moeder vroeg mij dit niet te doen, want daardoor zou ik opnieuw in de war raken. Toen ik op die avond van Hammond in Indiana huiswaarts keerde, (ik was nog maar pas genezen) stopten wij onderweg voor koffie of ijs. (Vraag mij niet wat ik toen gegeten heb, want ik kan het mij niet herinneren; ik was te veel ontroerd!)
Die avond kwam ik tot God en ik vroeg Hem mij te laten zien of ik gered was, want ik wist dat ik genezen was. Ik vroeg God of Hij iedere zonde die ik ooit tegenover Hem had bedreven, wilde vergeven, want ik had er berouw over. Ik wachtte ongeveer tien minuten en terwijl ik daar op mijn bed lag met uitgestrekte amen, verliet mijn ziel mijn lichaam en steeg op naar het plafond en ik was bang. Ik riep mijn moeder en zij zei mij dat ik daarnet gered was. Ik voelde mij zo gelukkig. De volgende morgen, nadat ik gered en genezen was, stond ik op, at, en ik vertelde mijn moeder dat ik een sterke aandrang voelde om dat meisje op te bellen. Ik ging naar de telefoon en ik had een gesprek van vijfenveertig minuten met dit meisje. Zij zocht alle mogelijke verontschuldigingen om maar niet naar de samenkomst te hoeven gaan en daarna vroeg zij mij hoe ik wist dat ik genezen was. Ik vertelde haar dat wij ook al het andere geprobeerd hadden, laten wij het daarom nu ook proberen met de Here Jezus. De volgende dag bezocht ik de samenkomst, nadat ik gered en genezen was, en ik ontmoette het meisje (het was de eerste keer dat ik haar ooit in mijn leven had gezien). Er werd haar een gebedskaart gegeven en haar nummer werd afgeroepen. Zij vroeg mij of ik met haar in de gebedsrij wilde gaan. Dat deed ik en zij vroeg mij wat zij nu moest doen. Ik zei haar al het andere te vergeten en alléén in Jezus te geloven. (Stel u eens voor, de avond daarvoor was ikzelf pas gered en genezen, en ik handelde nu alsof ik er alles van wist.) Zij was de laatste in de gebedsrij en broeder Branham bad voor haar. Jezus genas haar en wat waren wij beiden gelukkig toen wij elkaar zagen, terwijl de tranen over onze wangen rolden: wij beseften dat het Gods kracht was die ons had bevrijd! Hoe wonderbaar is het om God te dienen! DE HERE IS WONDERBAAR! Op mijn gebed gaf de Here Jezus mij goed werk en toen ik voor een loonsverhoging bad, kreeg ik die ook. NIETS is te moeilijk voor God.
Een week na mijn bekering en genezing, ging ik naar de samenkomst. Na de bekering ging ik iedere dag terug tot op de laatste dag van de samenkomsten. Een man die ook een verslaafde aan alcohol was, ging met ons mee, alsook mijn moeder en vader. Nadat broeder Branham gepredikt had, riep hij de gebedskaarten af. Mijn vader had de gebedskaart nummer R60. Zijn nummer was te hoog om afgeroepen te worden en ik boog dus mijn hoofd en bad. Ik vroeg God om deze alcoholist te genezen, zoals Hij mij had genezen. Ook om mijn vader te genezen en hem te redden. Broeder Branham keerde zich om en zei: "Het meisje dáár op het balkon werd een week geleden genezen van hetzelfde wat u hebt, meneer. Zij bidt voor u en zij bidt ook voor iemand anders. Het is voor haar vader. Laat hem opstaan. Leg uw hand op zijn hoofd. Laat hem zijn gehoor en redding aanvaarden."
Ik bid altijd eerst en pas daarna vraag ik vakantie om naar de samenkomsten van broeder Branham te gaan. Iedere keer als ik ga, wordt mij zó hulp geboden. Ik voel mij bevoorrecht om naar zoveel samenkomsten te kunnen gaan zoals ik dat doe, en ik dank er God waarlijk voor. God heeft mijn leven toegelachen. Mijn vader begon naar de Bijbelstudie's en naar de gemeente te gaan met moeder en mij en ik bezit werkelijk een gloednieuw leven in Christus. 2 Corinthiërs 5:17: "Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie het nieuwe is gekomen."
Eén ding kan ik u verklaren: ik heb nooit meer naar drank verlangd sinds die avond van 11 juli 1952. En de Here nam de gewoonte van roken ook uit mij weg. En nu bezoek ik gevangenis diensten en ik tracht zielen voor Christus te winnen en ook door evangelisatie in stadswijken waar veel zwervers en vagebonden zijn. Ik ga naar kleine en grote gemeenten en overal waar ik voor Christus kan getuigen, want Hij heeft zoveel voor mij gedaan. Ik kan Hem nooit genoeg danken. De Bijbel zegt: "Hij die naar Mijn woorden luistert en die in Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, bezit het eeuwig leven, en hij zal niet in het oordeel komen, maar hij is overgegaan van de dood in het leven."
Indien ik nog in mijn oude 'ik' verbleef, zou ik niet tot de mensen kunnen getuigen zoals ik het nu doe, want ik zou beschaamd zijn; maar ik ben niet langer in mijn eigen 'ik', ik ben in Christus. Jezus zei: "Omdat Ik leef zult gij ook leven." Ik ben zo blij dat ik een Christelijke moeder had die niet wilde opgeven, alhoewel met haar de spot werd gedreven in onze buurt, enzovoort... Maar nu is ons huis een gelukkige plaats. Ik ben zo blij dat Jezus zei: "Ik ben gekomen om de gevangenen te bevrijden." Ik dank God oprecht voor Zijn genade en liefde voor mij. God verhoorde de gebeden van mijn moeder, zag mijn eerlijk hart aan, dat vrij wilde zijn, en Hij zond Zijn profeet, broeder William Branham naar Hammond, Indiana, om Christus in mijn leven te brengen. Waarlijk, ik heb het grootste christelijk respect en liefde voor broeder Branham, en werkelijk is hij een ware profeet van God. Ik ben zo blij dat Jezus mij zag en mij begreep en dat Hij wist dat ik vrij wilde zijn. Geprezen zij Zijn Naam!