Hoofdmenu  
Home English (United States)

Het levensverhaal van Ernest Fandler

(De waarheid is vreemder dan een verzonnen verhaal)

Inhoud

HOOFDSTUK 1

Mijn verleden

Vaak werd mij gevraagd mijn levensverhaal te schrijven, omdat ik door zoveel moeilijke omstandigheden ben heen gekomen. Eindelijk, op een dag, toen ik over de Atlantische Oceaan vloog en over mijn verleden nadacht, besloot ik het te doen.

Ik ben geboren in Zwitserland in een heel arme familie en was het vierde kind van een gezin van zeven jongens en drie meisjes. Toen ik twaalf jaar oud was, verliet ik het ouderlijk huis om het gezin te helpen onderhouden. Deze tijd, herinner ik me, ging ik alleen naar de bossen en vroeg me af of dit alles was wat het leven te bieden had. Mijn hart schreeuwde het uit naar een hoop op een beter leven -- al zou het een miljoen jaren verder zijn. En ik dank God dat ik een beter leven ontdekt heb en de kans heb erover te schrijven.

Nadat ik vele jaren geholpen had om mijn familie in onderhoud te voorzien, kon ik wel zien dat hierin voor mij geen toekomst lag. Ik had het gevoel dat ik dáár heen moest gaan waar ik het meeste voor mijn werk kon verdienen. Na inlichtingen ingewonnen te hebben, besloot ik dat Californië het land der belofte voor mij was.

Mijn oom Eisenhut leende me het geld voor de boot en treinkaartjes en weldra was ik onderweg naar Californië. Bij het Ellis Island douanekantoor voor vreemdelingen die de Verenigde Staten binnenkomen, werd me medegedeeld dat ik, omdat ik lichamelijk ziek was aangekomen, en ook minder geld had dan nodig was voor vreemdelingen die het land binnenkwamen om er te wonen, weer naar Zwitserland terug moest keren. Ik werd bij een grote groep zwarte immigranten geplaatst en was verbaasd dat ze allemaal huilden. Toen ik er naar informeerde, werd me verteld dat hun was gezegd dat geen van ons de Verenigde Staten in mocht en dat we weer naar onze huizen terug moesten keren. De volgende morgen werd ik verzocht, met een tolk, voor de rechter te verschijnen.

"Wat ga je in Californië doen?" vroeg hij.

"Ik ga op een boerderij werken", zei ik.

Toen vroeg de rechter: "Wat ga je met het geld doen?"

"Ik wil daar een boerderij kopen", antwoordde ik. Maar in mijn hart was ik van plan een boerderij in Zwitserland te kopen.

Ik moet echter het juiste antwoord hebben gegeven, want de tolk vertelde me: "U kunt naar Californië reizen." Ik had de toestemming van de rechter om naar Californië te gaan.

Toen ik in Californië aankwam, kreeg ik een baan waar ik dertig koeien twee keer per dag met de hand moest melken. Ik spaarde elke stuiver die ik kon om weer naar Zwitserland terug te kunnen gaan om een boerderij te kopen. Ik begon zelfs geld te verdienen op de beurs. Binnen iets meer dan twee jaar had ik een paar duizend dollar gespaard.

Toen kwam de instorting van de effectenbeurs. Velen verloren al hun geld en ik ook. Kranten stonden vol met berichten van zelfmoorden. Ik zelf wist niet meer wat ik moest doen, ik had al mijn geld verloren en mijn baan op de koop toe. Ik kon niet goed meer denken.

Ik had een kleine breuk, dus ik besloot daar aan te worden geopereerd. Om in het ziekenhuis te worden opgenomen, gaf ik hun het recht mijn lichaam voor experimentele doeleinden te gebruiken, want als de operatie zou falen, had ik toch niets te verliezen.

Ik had regelmatig geld naar huis opgestuurd, dus stuurde ik mijn laatste twintig dollars naar huis en even voor Kerst 1929, tekende ik in in het San Francisco Stadsziekenhuis. Ze vroegen mij wie ze in kennis moesten stellen als er iets met me zou gebeuren. Ik zei: "Niemand."

Die avond ontmoette ik in het bed naast mij een Zwitser, een van mijn landgenoten. We begonnen over oude tijden te praten. Hij had een ongeneeslijke ziekte -- en geen geld, net als ik. Terwijl we aan het praten waren kwam een zuster met een briefje de kamer binnen, wat inhield dat mijn vriend naar kamer 335 moest gaan. Kort daarna kwamen ze en reden hem weg.

"Wel, ik ben blij weg te gaan. Ik zal je nooit meer terug zien."

En zo was het ook. Mijn vriend wist dat als iemand naar kamer 335 werd gebracht, dat dit het einde betekende. Er was weinig of geen hoop dat je er ooit levend uitkwam.

Omdat ik me had opgegeven voor experimentele doeleinden, bonden vijf dokters me de volgende morgen vast en reden me naar een operatiekamer. Een student kwam om me een injectie in het ruggemerg te geven. De toeziend arts gaf hem een standje omdat hij het fout had gedaan. Toen kwam een tweede student en gaf me nog een prik. Het was waarschijnlijk te veel, want ik werd volkomen blind. Toen opereerden ze de breuk en schenen dat goed te doen.

Daarna gingen ze door met experimenteren en sneden ook mijn andere zijde open. Plotseling merkten ze dat er iets fout was, misschien betrof het mijn ogen. Ze zeiden: "Vlug, vlug, naai hem dicht!"

Toen ze klaar waren met me dicht te naaien, zeiden ze: "Wat moeten we nu doen?" Een van hen had een helder idee. Hij stelde voor: "Breng hem naar kamer 335." Omdat ze wisten dat ze me het ziekenhuis niet blind konden laten verlaten, stuurden ze me naar kamer 335.

Een andere studentendokter was niet tevreden met dit idee. Hij ging een man halen.

De dokter vroeg: "Ken je deze man?"

"Ja," antwoordde ik, hoewel ik zelfs geen licht kon zien, "dat is de man die me binnenreed." Later vroeg ik me af wat me de juiste woorden liet zeggen, maar nu, na veel meer vreemde ervaringen, weet ik het.

Later kwam mijn gezichtsvermogen weer terug tot normaal en ik werd tot de lente van de ene plaats naar de andere gebracht. Kort nadat ik in mei het ziekenhuis had verlaten, vroeg ik aan wat vrienden om met me mee te gaan naar Alaska om goud te delven. Een ervan waarschuwde: "Als de Indianen je niet te pakken krijgen, doen de beren het wel!"

Kort daarna ontsnapte ik ternauwernood aan de dood, toen een grote reebok me aanviel. Ongeveer een half uur vochten we allebei voor ons leven! Hij sneed me open met zijn scherpe hoeven en bleef proberen met zijn gewei mijn maag open te scheuren. Alles wat ik kon doen was aan die scherpe horens vasthouden, terwijl hij mij overal heen sleurde. We waren allebei uitgeput toen ik uiteindelijk kon ontsnappen.

Ik kon een oude Essex auto van me verkopen. Met dat geld ging ik op weg naar Alaska en kwam niet verder dan Juneau. Ik was blut, dus ik woonde gedurende een paar dagen in een oud, leeg huis en sliep op de vloer. Toen kreeg ik gelukkig voor een poosje werk. Dat geld was genoeg om naar Fairbanks te komen. In Fairbanks leerde ik een oude goudzoeker kennen die zeven honden had, een hondeslee en een voorraad eten voor een jaar. Tegen de lente ging ik met hem en zijn span honden de wildernis in. Na bijna een week trekken kwamen we bij zijn blokhut.

Eerst moesten we gaan jagen om vlees te krijgen voor de honden en voor onszelf, omdat we over het algemeen voor voedsel afhankelijk waren van vlees van wild. Toen begonnen we naar goud te zoeken. We groeven een gat van 15 meter diepte tot op de rots. Van daaruit groeven we een tunnel naar beiden kanten van ongeveer dertig meter. We gebruikten een eenvoudig hijstoestel met touw en emmer om het grind eruit te halen. Maar voordat we iets konden doen, moesten we eerst het grind ontdooien. Goudzoeken was hard en gevaarlijk werk, vooral voor mensen zonder ervaring.

Op een dag was er teveel bevroren grind losgedooid en kwam het naar beneden, boven op mij. Ik was begraven in de tunnel, vijftien meter onder de begane grond. Op geen enkele manier kon mijn maat me helpen, omdat we elkaar aan een touw moesten laten zakken om in de ondergrondse tunnel te komen. Op de een of andere manier kreeg ik het voor elkaar om me uit de instorting uit te graven.

Ik dacht dat dit het einde voor me was.

HOOFDSTUK 2

De wildernis van Alaska

In de herfst, nadat we vele dagen grind en grond hadden opgeschept, en in de waterbakken gewassen hadden om goud te vinden, rekenden we uit dat we elk slechts voor ongeveer dertig dollar bij elkaar hadden. We besloten om nog een tweedaagse reis hoger de bergen in te gaan om bergschapen te schieten. Die werden voor een hoge prijs verkocht en we hadden het geld nodig voor nog een jaar voedselvoorraad. Er was een kleine blokhut waar we verbleven, waarschijnlijk door een goudzoeker gebouwd tijdens de goudkoorts.

Op de morgen na onze aankomst, verliet ik de hut en schoot een bergschaap, legde het op m'n schouder en ging weer terug. Snel ontdekte ik dat ik was verdwaald. Ik liet het schaap vallen en liet het daar liggen. Ik had duidelijk enige tijd in de verkeerde richting gelopen. Overal om me heen waren besneeuwde bergen en voor mij zagen ze er allemaal hetzelfde uit. Het was laat in de herfst, drie uur 's middags en ook al donker. De temperatuur was ongeveer dertig onder nul. Ik moest naar beneden, naar de lagere regionen waar bossen waren en waar de wind niet zo sterk was. De hele middag en de hele avond door moest ik in beweging blijven om niet dood te vriezen. Ik wist dat, in welke richting ik ook zou lopen, het toch honderden mijlen van de bewoonde wereld af zou zijn -- er was geen hoop -- behalve die kleine blokhut, hetgeen bijna een naald in een hooiberg was om die te vinden.

Het voelde zo prettig aan om alleen maar even te gaan liggen in die diepe, zachte sneeuw, na twintig uren lopen en zwerven. Ik had honger en was moe. Het zou zo gemakkelijk zijn om in te slapen en nooit meer wakker te worden, maar ik bleef zwerven en om vijf uur in de morgen strompelde ik de blokhut binnen. M'n maat was heel verrast me te zien. Hij vertelde me dat hij al z'n kogels had verschoten, zodat ik de richting van de hut zou weten, maar ik had helemaal geen schoten gehoord -- ik moet te ver weg zijn geweest.

De Bijbel zegt dat toen we nog zondaren waren, God al van ons hield. Er moet wel een bovennatuurlijke hand zijn geweest die me heeft geholpen en geleid uit het duister naar de hut. Ik kan nu zien dat mijn tijd om te sterven toen nog niet was gekomen.

De grote crisis was nog aan de gang en er was geen kans op een baan toen ik weer in de stad kwam, dus besloot ik weer met de oude goudzoeker terug te gaan -- gedurende een lange tijd was het zestig graden onder nul. Toen het wat warmer werd gingen we de wildernis weer in. Tegen het eind van de zomer zag ik dat we geen cent meer hadden verdiend dan in het jaar ervoor. Ik vertelde mijn maat dat ik mijn leven hier niet wilde verspillen. Ik zei: "Ik ga naar de stad."

Hij zei: "Je zal tot de winter moeten wachten tot alles bevriest. Niemand kan nu reizen."

Ik was vast besloten om te gaan. Ik nam wat voedsel mee en een geweer en ging weg, een wolk muskieten ging me achterna. Onderweg kwam ik op een plaats waar de hele grond scheen te bewegen. Het was drijfzand! Men had verteld dat een man en zijn paard hun leven zouden hebben verloren op deze plaats! Wel, ik zakte dieper en dieper in het drijfzand van het moeras. Uiteindelijk kon ik mijn benen niet meer uit de modderpoel trekken. Het was maar goed dat ik laarzen aan had. Terwijl ik op m'n rug lag trok ik m'n benen uit de laarzen en rolde terug. Ik was vrij, drijfnat en zonder laarzen. Toen liep ik de rest van de honderd mijl blootsvoets over de bergen.

Vanaf die tijd begon het beter te gaan. Een boer bood me werk aan voor een week, maar besloot om me voorgoed in dienst te houden, en gedurende de volgende twee jaren was ik weer in staat geld te sparen. Ik kon ook mijn familie in Zwitserland weer helpen.

Ik was weer terug in Fairbanks. Fairbanks was een grensstadje en er werd heel wat gegokt. Natuurlijk kon ik er niet van wegblijven, maar spoedig realiseerde ik me dat ik aan de verkeerde kant van de tafel zat. Ik ging naar de bank, leende geld om het gokbedrijf op te kopen en huurde "handelaren" om geld voor mij te innen in plaats van bij mij. Later bouwde ik een verwarmd buiten-zwembad dat ik in de zomermaanden openstelde. Om in de winter te blijven werken, kocht ik een truck en maakte iedere winter verscheidene reizen om vlees uit Edmonton en ook uit de Verenigde Staten over de Alcan verkeersweg te vervoeren.

Ik begon me goed te voelen! Ik was eindelijk op weg om veel geld te verdienen. Maar onze plannen zijn niet altijd Gods plannen. In Mattheüs 16:26 staat: "Want wat baat het een mens, zo hij de gehele wereld gewint, en schade lijdt aan zijn ziel?"

HOOFDSTUK 3

Het begin der wonderen

Vanwege Gods barmhartigheid en genade begon er een nieuw leven voor mij. Op mijn volgende reis naar Edmonton, Canada, zag ik een groot bord in Grand Prairie, dat een bijeenkomst aankondigde met: "De blinden zien, de doven horen en de verlamden lopen." Ik was nieuwsgierig, maar zoals gewoonlijk, wilde ik geen tijd verspillen voor iets anders dan alleen om geld te verdienen. Toen ik echter bij Edmonton kwam, kon ik dat bord toch niet vergeten. Het scheen dat ik gewoon terug moest gaan en daarom nam ik een vliegtuig en vloog de vierhonderd mijl terug.

Ik woonde de bijeenkomst bij en zag hoe een totaal blinde vrouw haar gezicht terug kreeg. Ik zag ook sommige mensen in rolstoelen die opstonden en wegliepen. Vele mensen werden in die bijeenkomst van vele ziekten genezen. Wat me het meest opviel was, hoe die kleine nederige man die de bijeenkomst leidde, de mensen in het publiek hun naam en adres en de geheimen van hun hart kon vertellen. Natuurlijk zegt de Bijbel dat het Woord van God scherper is dan een tweesnijdend zwaard en een openbaarder is van het menselijk hart. Maar toen wist ik dat nog niet en ik was een beetje wantrouwend over deze man die voor de zieken bad. Dus die avond vroeg ik twee Indianen die ik had ontmoet, om de volgende avond naar de samenkomst te komen. Ik wilde iets ontdekken. Ik bood de Indianen aan hen voor hun moeite te betalen. De volgende avond kwamen ze en gingen direct door naar het podium. De evangelist William Branham groette hen en vertelde hun wat ze op hun hart hadden en wat hun ziekten waren -- tuberculose en hartziekte. Die twee mannen waren zich ervan bewust dat er Iemand was naast die kleine man. William Branham zei: "U bent vreemdelingen voor mij. Ik ken u niet, maar er is hier iemand die u wel kent." Ze begonnen allebei te huilen. Toen ze het podium verlieten, riep hij hen terug en vroeg: "Weet u waarom u hier bent vanavond?" Zich omkerende keek hij me rechtstreeks aan en zei: "Die kleine knaap daar gaf jullie gisteravond een hand." Toen vertelde hij hun precies wat ik tegen hen had gezegd.

Dat was genoeg! Ik rende naar mijn hotelkamer, bitter huilend. Ik vroeg de Heer me te vergeven voor mijn ongeloof en al mijn andere zonden. Ik zei: "Ik weet nu dat U God bent, en vandaag leeft, en iedere persoon kent."

In Psalm 139 staat: "Heere, Gij doorgrondt en kent mij. Gij weet mijn zitten en mijn opstaan; Gij verstaat van verre mijn gedachten." Toen ik van mijn knieën opstond, wist ik dat mijn zonden weg waren. U zult dit ook weten, als u God een kans geeft. Er was zo'n heerlijke tegenwoordigheid daar, ik zei tegen de Heer: "Nu wil ik U wat vragen. Ze zeggen: 'Waak en bid altijd, zodat je klaar bent voor het komen van de Heer.' Dat is moeilijk voor mij."

Ik hoorde een stem van binnen zeggen: "Neem de Bijbel."

Ik zei: "Ik heb er geen."

De stem zei: "Jawel, er is er een in de la. Open die." En zeker, daar lag een Bijbel. Ik opende die en precies waar ik het opende stond er geschreven: "Ik ben de deur; indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden."

De Heer probeerde me te laten zien, dat als mijn naam eenmaal was geschreven in Zijn Boek des levens, dat ik kon werken, slapen of bidden als Hij zou komen en omdat ik door Hem -- de Deur -- was binnengegaan, had ik niets te vrezen.

Dan, om me te laten zien dat dit niet alleen maar toevallig gebeurde, zei de stem: "Niet vergeten -- Johannes", en Hij liet me twee handen zien met tien vingers en dan twee handen met negen vingers uitgestrekt. Ik snapte het niet totdat Hij tot mij sprak en het me de derde keer liet zien. Toen wist ik dat deze woorden worden gevonden in het Evangelie van Johannes, hoofdstuk 10, vers 9. Ik was aan het ontdekken dat Jezus Dezelfde is, gisteren, vandaag en voor altijd.

Ik leerde ook dat Hij altijd over ons waakt -- of we het beseffen of niet. De volgende dag, toen ik naar mijn motel liep, kwamen twee valse honden op me af rennen. Ik was doodsbang. Ze deden alsof ze me aan stukken zouden scheuren. Terwijl ze dichterbij kwamen, zei ik tegen ze: "Ga liggen." Onmiddellijk ging de grootste hond liggen en keek me met zo'n verslagen uitdrukking aan dat ik medelijden met hem kreeg. De andere hond jankte alleen en rende weg zo hard als hij kon. Ik vond dat nogal vreemd, de manier waarop dingen gebeurden. Ik besloot dat ik net zo goed naar mijn motel kon gaan en daar tot de avonddienst wachten.

Toen gebeurde het weer. Ik hoefde het alleen maar te zeggen en het gebeurde. Ik was op de bovenste verdieping en keek uit het raam. Daar zag ik een man op het plaatsje die een ladder tegen een uithangbord plaatste. Hij stond op het punt het bord weg te halen. Maar om de een of andere reden kon hij niets doen. Hij stopte, keek zo raar op en neer en kon niet met zijn werk doorgaan. Toen begon hij gedurende een lange tijd om zich heen te kijken. Iedere keer als hij zich omkeerde om mijn richting uit te kijken, dook ik weg zodat hij me niet kon zien. Ik moest lachen, het was zo'n grappig gezicht. Maar opeens, terwijl hij van mij wegkeek, draaide hij zijn hoofd heel vlug om en zag dat ik naar hem keek. Toen zei ik -- er was natuurlijk geen manier waarop hij me kon horen -- "nu kun je doorgaan met je werk" en dat deed hij toen. Al deze dingen lieten zien, geloof ik, dat Christenen de kracht zullen krijgen om te overwinnen wanneer hachelijke tijden en moeilijke omstandigheden zullen komen in de toekomst.

Het was zo'n vreemde week. Vanaf de eerste dag dat ik Jezus als mijn Redder had aanvaard, kwam alles wat ik zei zomaar uit en zelfs wat ik dacht gebeurde. Er was geen twijfel meer in mij dat God echt is!

Toen ik gereed was om terug te gaan naar Edmonton, naar de plaats waar mijn vrachtwagen geparkeerd stond, nam ik een taxi naar het vliegveld. Er waren nog drie mannen en de chauffeur. Ze hadden plezier met vloeken en vieze praatjes. Ik zat onopgemerkt in een hoekje van de achterbank. Ik dacht: "Heer, moet ik hier echt een half uur lang naar luisteren?" Toen kon de man die sprak zijn zin niet afmaken en geen van de anderen kon nog een woord uitbrengen gedurende het halve uur dat nodig was om naar het vliegveld te gaan. Het was werkelijk een heel vreemde stilte in die taxi.

Nu, dit moest eigenlijk niet vreemd of ongewoon lijken, want Jezus zei: "Voordat u vraagt, zal Ik u antwoorden." En de Bijbel belooft: "Want Hij is meerder die in u is, dan die in de wereld is."

Tegen het einde van die grote opwekkingsbijeenkomst in Canada met William Branham, had ik sterk de indruk dat ik contact met hem moest opnemen. Ik dacht: "Ik ben maar een vrachtwagenchauffeur en hij is een grote evangelist; ik zie niet in waarom", en bleef die indruk maar negeren. Eindelijk besloot ik met deze evangelist contact op te nemen. Ik ging naar een hotel om de voorganger op te bellen om het adres van William Branham te krijgen. Ik stond daar naast de telefoon, en weifelde nog te bellen. Na daar een lange tijd te hebben gestaan, besloot ik het niet te doen. Plotseling gebeurde het. De telefoon scheen recht naar me toe te komen en was aan het schudden en knarsen. Er was vijf cent voor nodig om een telefoongesprek te voeren en er viel een stuiver in het geld-terug-bakje. Ik keek om of er iemand anders was die dit had gezien, of was ik het alleen? Er zat een oude man op een bank. Zijn ogen en mond stonden wijd open -- hij had het ook gezien. Ik was zo verbaasd! Precies op het moment dat ik besloot niet te bellen was dit gebeurd. Toen sprak een stem luid en helder: "Waarom twijfel je; waarom denk je dat Ik je dit geld heb gegeven?"

Ik zei: "O my!"

Toen hoorde ik een bons achter me. De oude man was bewusteloos op de grond gevallen. Zo'n vreemde Tegenwoordigheid was daar! Ik vertel u dat ik toen zeker gehoorzaamde!

Ik weet dat het misschien vergezocht lijkt, maar in de Bijbel zien we dat Jezus een geldstuk moet hebben geschapen (Mattheüs 17:27) en het in een vissebek moet hebben gelegd voor Petrus, zodat hij zijn belasting ermee kon betalen. Nu, het geldstuk dat Hij mij gaf gebruikte ik voor dat telefoongesprek dat ik moest voeren om William Branhams adres te krijgen. Dit alles had een doel. God wist wat Hij aan het doen was.

Een week lang had ik het gevoel of ik in hemelse gewesten was, maar ik moest terug naar de aarde en aan het werk. Ik kocht nog een vrachtwagen en met een andere chauffeur maakte ik heel wat reisjes vanuit de Verenigde Staten, en ook vanuit Edmonton naar Fairbanks. Toen kocht ik samen met drie compagnons land om een motel van vijftien kamers te bouwen... vastbesloten om rijk te worden. De Bijbel zegt: "Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben." Het is niet het geld dat slecht is, maar de liefde voor geld. Ik denk dat ik er aan schuldig was het geld lief te hebben. Na verloop van tijd belandde ik in een project dat mij jaren tijd kostte en ik verloor mijn geld opnieuw.

Na dit waagstuk ging ik werken in een metaalgieterij. Ik kon nog steeds hard werken. Op dit ogenblik ben ik met pensioen en heb een boerderijtje in Wisconsin om wat om handen te hebben. Ik ben nu zo tevreden als een man maar kan zijn. De Bijbel zegt dat God in al onze noden zal voorzien -- maar niet in al onze wensen. Werkelijk, ik ben een van de rijkste mensen ter wereld, want mijn Vader in de hemel bezit alles en Zijn kinderen zijn Zijn erfgenamen. Hij bezit het vee op duizend bergen en al het andere hoort Hem ook toe.

Mijn geestelijk leven en ervaringen begonnen eigenlijk pas echt toen ik mijn vrouw voor het eerst ontmoette aan de Westkust, nadat ik mijn eerste dertien jaren in Alaska had doorgebracht. Ellen vroeg me: "Bij welke kerk hoor je?"

Ik antwoordde: "Bij geen enkele, ik ben al meer dan twintig jaar naar geen enkele kerk geweest."

Zij gaf te kennen: "Ik ben van Pinksteren."

Ik wilde mijn onwetendheid niet tonen, dus vroeg ik enige vrienden later wat Pinksteren betekende. Ze begonnen te lachen en een van hen zei: "O, die mensen staan op straathoeken te prediken en gaan niet naar bioscopen en nachtclubs."

Ik dacht: "Nu, dat is goed, dan zal ze mijn geld tenminste niet op die manier uitgeven. En wat de kerk betreft, ik zal genoeg tijd hebben om haar daar uit te praten."

Iedere keer dat de kerkdeur openging, was ik er. Ik voelde dat ik moest uitvinden waar ik haar uit moest praten. Maar die mensen waren vriendelijk en vol vreugde. Ik was onder de indruk hen te horen zingen en zulke prachtige gezangen en muziek te horen spelen. Ik was daar om naar fouten te zoeken, maar ik kon er geen enkele vinden.

Welnu, we trouwden en meteen na de trouwerij ging ik met mijn nieuwe bruid terug naar Fairbanks. Daar kwam ik in moeilijkheden terecht. Een oude kameraad waar ik mee gegokt en gedronken had, vond snel uit dat ik naar de Pinkstergemeente in Fairbanks ging. Lachend en spottend vroeg hij: "Ga je naar die heilige rollerkerk?"

Ik zei: "Och nee, niet echt. Ik breng er alleen mijn vrouw naartoe."

Dus iedere keer dat de kerk uitging, moest ik uitkijken om er zeker van te zijn dat geen van mijn oude kameraden daar in de buurt was. En iedere keer dat ik de bar en gokplaatsen uitkwam, was ik in gevaar om tegen kerkmensen op te lopen.

Maar ik prijs God, dat de Bijbel zichzelf weer bewees! In Handelingen 1:8 staat: "Maar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal." Dit betekende dat ik kracht zou ontvangen om te getuigen. De Bijbel zegt, dat als je hongert en dorst naar God, Hij je zal vullen. Welnu, de week dat ik de bijeenkomsten van William Branham bijwoonde, werd ik gedoopt met de Heilige Geest en vuur! Ik was niet alleen niet meer beschaamd over het Evangelie, maar ik was er trots op!

Het nieuwe project waar ik in terecht gekomen was, was er de oorzaak van dat ik door de hele Verenigde Staten moest rijden. Dit gaf me heel wat gelegenheid om tegen anderen over Jezus Christus te praten. En ik deed waar de meeste mensen zich waarschijnlijk voor wachten om te doen, ik pikte altijd alle lifters op die ik maar kon, tot mijn auto vol was.

Op een nacht reed ik op een afgelegen weggedeelte in Dakota met een auto vol lifters, terwijl ik ze vertelde hoe werkelijk God is en hoe Hij een echte hulp is in tijd van moeite. Ik had het net gezegd of de auto begon naar de rechterkant te trekken. Een band liep leeg. Nu was het na middernacht, er was mijlenver geen benzinestation en ik had geen reserveband.

We gingen allemaal de auto uit. Ik zag dat de band al heel plat was. We konden de lucht uit de band horen lopen. Ik zei in mijn hart: "Heer, dit is een slecht moment dat dit gebeurt. Ik heb deze kerels net verteld dat de Schrift zegt in Psalm 46:1, dat God ons een Hulp is in benauwdheden."

Toen sprak Iets tegen mij: "Ga de auto weer in en rijd verder."

Ik dacht: "Waar zou dat goed voor zijn -- om hooguit tien meter verder te gaan?"

Maar ik gehoorzaamde de zachte stem toch maar. Ik zei tegen de jongens dat ze weer moesten instappen. We reden weg. Wat een verrassing kregen we toen! God maakte de band heel! Hij deed lucht in de band en we waren weer op weg. Het was niet mijn geloof dat dat deed gebeuren. Ik had helemaal geen geloof voor dat soort situaties. God deed alleen maar precies wat Zijn Woord zei! Zijn Woord is waarheid en leven. Als Hij zegt: "Hij die in Mij gelooft zal nimmer sterven, maar zal het eeuwige leven hebben", dan is het zo. Ik vertel u dat het na die ervaring niet moeilijk was om aan die mannen over de Heer te vertellen. Ze vonden het niet erg dat ik de Heer prees.

HOOFDSTUK 4

God beantwoordt gebed

Bij een andere gelegenheid wilden alle vier de lifters in Calgary eruit. Ik reisde tweehonderd mijl verder naar Edmonton. Toen het zondag werd, ging ik naar de kerk. Plotseling wandelde een ongeveer dertigjarige man de kerk binnen en liep rechtdoor naar voren. Hij zei tegen de voorganger dat hij gered wilde worden van zijn zonden en Jezus Christus wilde aannemen. Toen hij zich omkeerde, zag ik dat het een van de lifters was die ik, de dag daarvoor, in Calgary had afgezet. Hij wilde weer met mij praten. Ik zei: "Hoe wist je toch dat ik hier was?" Er waren verscheidene Pinkstergemeenten in Edmonton.

Hij zei: "God liet me zien dat je in deze plaats was."

Deze kerel had een probleempje met zijn spraak. Hij zei dat hij een baan nodig had. Ik zei: "Het is herfst, er zijn in de omgeving geen banen. Mannen worden nu ontslagen. Er zijn ongeveer duizend werkloze mannen op dit moment." Welnu, we baden er toch voor. De volgende dag kwam hij naar me toe met een brede lach en zei: "Ik heb een baan." God beantwoordt gebed.

Dat herinnert me eraan hoe wonderlijk God het gebed verhoorde voor een bejaard echtpaar. Ik reisde van Edmonton naar Wisconsin. Plotseling kwamen twee grote schaduwen die op vleugels leken voor mijn auto. Ze waren aan het zwaaien en klapperen, om me te laten stoppen of om me langzamer te laten rijden, naar het scheen. Het was ongeveer drie uur 's middags. Ik wilde om acht uur in een Opwekkingscentrum in Minneapolis zijn, dus ik had haast. Maar die twee wolkachtige vleugels, of wat het dan ook geweest moge zijn, gaven het niet op en ik moest stoppen. Ik was verbijsterd. Wat kon dat zijn of betekenen? Toen zag ik dat de kaart in de auto zich openspreidde en ik zag dat ik de verkeerde weg had genomen. Als ik was doorgegaan zou ik pas in Minneapolis zijn aangekomen om tien of elf uur 's avonds.

Welnu, om acht uur kwam ik bij het Opwekkingscentrum aan. Iets zei tegen me: "Niet hier." Ik dacht: "Wat is hier verkeerd aan? Ze hebben hier een goede evangelist." Verward ging ik weg en na vele blokken gelopen te hebben, kwam ik in Skid Row aan. Er waren vele zendingsposten in de buurt. Ik ging van de een naar de ander, maar iedere keer zei een stem van binnen: "Niet hier."

Toen ik bij een kleine Pinkster-zendingspost aankwam, voelde ik dat dit de plaats was waar ik naar binnen moest gaan, maar ik vond het niet prettig. Er waren slechts ongeveer acht mensen. Bij de zending gaven ze boterhammen en soep aan mensen zonder geld of eten, en hielpen hen geestelijk, maar ik voelde: "Waarom zou ik mijn tijd hier verdoen op deze avond voor Kerst?" Maar ik wist zeker dat het hier was waar ik verondersteld werd te zijn, dus bleef ik gewoon zitten en wachtte tot de avonddienst voorbij was.

Ik zag een oud echtpaar aan de zijkant zitten, dat er erg droevig en moedeloos uitzag. Ik vroeg een man naast me om er achter te komen wat dat oude stel hier deed. Hij zei dat zij de mensen waren die deze zendingspost op gang hielden. Ik zei: "Geef ze dit", en gaf hem een twintig dollar biljet. Toen ze het geld zagen lichtten hun gezichten op en ze kwamen naar me toe, en knielden voor me neer en spraken in een hemelse taal en huilende vertelden ze me dat ze helemaal geen geld hadden om boterhammen voor de armen te kopen en ze konden ook niets voor de Kerst kopen, voor zichzelf of wie dan ook. Ze hadden de hele nacht daarvoor gebeden, en hadden God gevraagd om een man te sturen die hen zou helpen. Toen huilde ik met hen mee. Ik voelde me zo klein! Bedenk eens dat de grote, almachtige God, de Schepper van hemel en aarde zo bezorgd is over ons persoonlijk, en zo aan ons denkt. Ik gaf ze toen nog een gift, zodat ze genoeg zouden hebben voor hetgeen ze met de Kerst nodig zouden hebben. De Bijbel zegt dat God dingen doet op vreemde en wonderbaarlijke manieren om Zijn wonderen waar te maken.

God had in de middag al besloten me te gebruiken, dus toen Hij zag dat ik de verkeerde hoofdweg opging, zond Hij deze twee grote vleugelachtige schaduwen om me langzamer te doen rijden zodat ik zou stoppen. Toen zorgde Hij dat op de een of andere manier de kaart in de auto openging, waardoor ik oplette, zodat ik zou weten waarom ik werd gestopt. Uiteindelijk had Hij me helemaal naar dit arme echtpaar geleid om hun gebed te beantwoorden.

Is dit geen verbazingwekkende genade? En God is zo werkelijk! Als Hij bezorgd is om hun lichamelijke noden, hoeveel temeer om onze geestelijke noden, waar Hij Zijn bloed voor vergoot, zodat wij eeuwig kunnen leven. Prijs God, we kunnen met Job (Job 19:25 en 26) zeggen: "Ik weet dat mijn Verlosser leeft, en uit mijn vlees zal ik God aanschouwen." Wat ons laat zien dat, nadat dit lichaam dat we nu hebben tot stof is teruggekeerd, wij het weer terug zullen ontvangen. Gods Woord faalt nooit. Als Hij ons dit lichaam kan geven dat we nu hebben, waarvan de Bijbel zegt dat het op een ontzagwekkende wijze wonderbaarlijk gemaakt is (Psalm 139:14), dan kan Hij het zeker weer aan ons teruggeven, zoals Hij heeft beloofd.

De Bijbel zegt, dat toen Abraham en Sara oud en hoogbejaard waren (Genesis 18:11) zij weer jong werden gemaakt. Sara was zo mooi dat de koning met haar wilde trouwen.

Ook zagen Petrus, Jakobus en Johannes op de berg der Verheerlijking Mozes en Elia, en ze herkenden hen, nadat Mozes en Elia meer dan duizend jaar van de aarde waren weggegaan.

Ja, het echte leven zal spoedig komen voor de Christen. Weet u dat Jezus u en mij in Zijn gedachten had toen Hij naar het kruis ging en zo'n grote prijs betaalde voor onze verlossing? Zelfs nu, in dit leven, is Hij bezorgd over ons en weet precies waar we nu zijn.

Dit herinnert me aan een andere ervaring. In Chicago zag ik een christelijke film die "Zwart Goud" heette. In de film zag ik hoe de medicijnman de huid inkerfde van enige mooie zwarte kinderen. Die nacht bleef ik die bange, mooie grote ogen voor me zien komen. Ik voelde me ziek en kon niet stoppen met huilen. De Bijbel zegt in Hebreeën 4:15 dat "Jezus Christus medelijden kan hebben met onze zwakheden."

Ongeveer twee uur in de morgen ging de telefoon. Ik zou bijna gezegd hebben: "U bent verkeerd verbonden", want wie zou mij kunnen vinden in dit hotel in Chicago, uit de honderden hotels in deze grote stad? Toen hoorde ik een stem die zei: "Dit is broeder Branham. God heeft uw roep gehoord. U kunt nu gaan slapen." Ik viel onmiddellijk in slaap. Nu kwam Hebreeën 4:15 voor me tot leven: "Die medelijden heeft met onze zwakheden."

Hij zal uw roep horen als u Hem nu meteen vraagt genade te hebben voor u als zondaar. Dit zal de grootste beslissing zijn die u ooit in dit leven zult maken, als u op ditzelfde moment Hem in uw leven binnen nodigt; u zult dan ingaan van eeuwige dood naar eeuwig leven. Ik wil u allemaal aan de andere kant ontmoeten, waar we samen kunnen zijn, terwijl de eeuwen voortrollen. We zullen dan tegen elkaar kunnen zeggen: "Prijs God, we hebben het gehaald!" Het is moeilijk voor sommigen om zich te vernederen en berouw te hebben. Ik wilde dat ik het voor u kon doen, maar God heeft ieder van ons een vrije wil gegeven.

Toen God mijn roep hoorde in die hotelkamer maakte Hij zonder twijfel broeder Branham wakker, liet hem het telefoonnummer zien en vertelde hem wat hij tegen mij moest zeggen. Het was net als in de Bijbel, waar God tegen de profeet Jesaja zei om koning Hizkia te gaan vertellen dat hij zijn huis in orde moest maken, want hij zou sterven en niet leven (Jesaja 38:1). Deze profeet van de Heer, William Branham, is weg, maar Jezus Christus is nog hier. Hij weet waar u bent en wie u bent, Hij kent precies uw gedachten (Psalm 139:2). De Heer wil dat u uw huis in orde maakt voordat u sterft. Neem uw zonden niet met u mee het graf in. Ik heb twee mannen dat zien doen; het was verschrikkelijk om te zien.

Een van deze twee mannen die ik zag sterven was een heel goede vriend van mij, die in Fairbanks woonde; in Alaska. Hij kwam ook van Zwitserland, net als ik. Ik probeerde vaak met hem over de Bijbel te praten, maar hij wilde er niets mee te maken hebben. Toen werd hij heel ziek. Hij kon niet slapen of eten en geen dokter kon hem helpen. toen stond hij toe dat ik voor hem bad. De volgende dag zei hij: "Weet je, je gebed heeft me geholpen. Ik heb de hele nacht geslapen en ik voel me nu goed."

Op zondag was ik onderweg naar de kerk en kwam hem op straat tegen. Ik zei: "Waarom kom je niet met me mee naar de kerk om te danken dat Jezus je genezen heeft?" Natuurlijk wist hij, of dacht hij te weten, wat voor kerk dat was, en hij wilde er niet naartoe. Hij lachte het weg en zei: "Nee, nee." Twee dagen later droegen we hem naar het ziekenhuis. Hij stierf die avond. Ik zal nooit die starre blik en de vrees in zijn gezicht vergeten. Openbaring 20:12--15 laat zien dat iedereen die zijn zonden met zich het graf indraagt, geoordeeld zal worden overeenkomstig zijn werken. De Schrift zegt: "Komt dan en laat ons tezamen richten, zegt de Here; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw..." (Jesaja 1:18). WAT EEN BELOFTE!

Op een avond was ik vol vreugde op weg naar huis, toen ik ineens mijn ogen sloot en mijn handen van het stuur afhaalde. De auto reed ongeveer tachtig tot negentig kilometer per uur. Ik prees en dankte Hem, met mijn handen naar de hemel geheven, voor het feit dat Hij me door de wildernis had geleid en door zoveel moeilijke situaties. Toen hoorde ik iets zeggen: "Kijk uit, de auto gaat de sloot in."

Ik zei: "Dan zal ik Hem in de sloot prijzen." Ik veronderstel dat ik me net als de Hebreeërs voelde die de vurige oven ingingen, of Daniël die de leeuwekuil in zou gaan. Het kon me niet schelen wat er zou gebeuren. Na een poosje zag ik dat de auto aan de goede kant van de weg reed met dezelfde snelheid als voorheen. Ik deed mijn ogen weer dicht en begon Hem werkelijk te prijzen, nog steeds met mijn handen in de hoogte. Ik veronderstel dat de Heer het fijn vond dat ik Hem zo prees. De Schrift zegt dat de Heer troont op de lofprijzingen van Zijn mensen; er was zeker Iemand aanwezig!

Een stem zei weer: "Kijk uit, deze keer gaat de auto de sloot in."

Ik zei: "Hij kwam er de eerste keer uit, hij zal er weer uitkomen." Dat gebeurde ook, en hij reed verder precies waar hij moest gaan. Ik weet niet hoe lang ik zo door ging, tot die stem voor de derde keer hetzelfde zei.

Ik zei hardop: "Het kwam twee keer goed, het zal weer goed komen." Ik weet niet hoeveel mijlen Hij me Hem op die manier liet prijzen. Ik denk niet dat veel mensen dit getuigenis zouden geloven, maar ik vroeg me af of broeder Branham dat wel zou doen, omdat ik weet dat de Heer hem zelfs de geheimen van de harten van mensen laat zien. Dus vroeg ik hem wat hij ervan dacht. Hij zei: "Zeker, het gebeurde immers drie keer! Dat is een bevestiging."

HOOFDSTUK 5

De Heer werkt op wonderbaarlijke manieren

Op een dag zei ik tegen onze voorganger: "Ik heb het idee om William Branham te vragen naar Shawano te komen voor enige bijeenkomsten."

Hij zei: "Branham is een wereldwijd bekende evangelist -- duizenden en tienduizenden komen naar zijn bijeenkomsten. Het is uitgesloten dat hij naar zo'n kleine plaats als dit zou komen."

Maar toen broeder Branham naar Chicago ging om bijeenkomsten te houden, besloot ik het hem in ieder geval te vragen. Maar de eerste avond kondigde zijn campagneleider aan, dat niemand hoefde te proberen te vragen waar broeder Branham verblijf hield of om een persoonlijk onderhoud te vragen.

"Nou," zei ik, "daar gaan mijn plannen. Dan kan ik hem ook niet spreken." Maar Jezus kwam weer op het toneel en vertelde broeder Branham dat ik naar Chicago was gekomen om met hem te spreken -- om hem voor bijeenkomsten te vragen en dat de campagneleider niet toestond dat ik hem zou ontmoeten. Broeder Branham zei tegen de campagneleider dat hij me moest roepen en me zeggen dat hij me wilde spreken. Dit was iets heel anders!

De volgende dag ging er een oproep uit via de luidspreker, die Ernest Fandler verzocht om bij de campagneleider te komen. Hij liet me toen de naam van het hotel en het kamernummer weten waar broeder Branham was.

Toen ik aankwam bij broeder Branhams kamer wist hij al wat ik wilde en zei dat hij graag voor enige bijeenkomsten naar Shawano zou komen. Als hij dus wilde komen, wilde ik alles doen wat ik kon en ik besteedde honderden dollars aan advertenties dat: "de blinden zien; de doven horen" en ik was er ook niet meer bang voor om het te zeggen.

Vele mensen werden gered en genezen in deze bijeenkomsten. De laatste avond bracht iemand een blinde vrouw in de gebedsrij. Toen ze daar stond ging ik naar haar toe en keek haar in de ogen. Er waren geen oogballen. Haar ogen waren half gesloten en er was net een beetje wit te zien. Ze was de laatste in de gebedsrij en ik hoopte zo'n beetje dat de bijeenkomst zou sluiten voordat ze aan de beurt kwam om voor gebeden te worden, want ik had geadverteerd dat de blinden zouden zien; maar ik had zoiets dergelijks niet verwacht. Toen we bij broeder Branham kwamen, zei hij: "Hier is nog een blinde vrouw, wilt u allemaal uw hoofden buigen."

Toen bad hij, terwijl hij een beetje huilde: "Jezus, blinde Bartimeüs kwam naar U toe en U gaf hem zijn gezicht terug. U bent dezelfde, gisteren, heden en voor altijd. Deze arme vrouw is helemaal blind, al veertig jaar lang. Ik bid dat U haar haar gezicht geeft."

Toen zei hij: "Nu, Satan, je bent ontmaskerd. Je kunt je nu niet verschuilen. Ik gelast jou, blinde geest, om haar te verlaten in de naam van Jezus Christus." Toen zei hij tegen haar: "U bent nu genezen, maar kijk nog niet." Even later zei hij: "Raak mijn neus aan." Toen zij zijn neus aanraakte, keek ze rond en begon te schreeuwen. Ik zag dat ze volmaakt normaal was en zei tegen haar naar de stoelen te gaan en eventjes te gaan zitten.

De volgende dag vroeg ik Branham om de lunch bij ons te gebruiken. Hij accepteerde de uitnodiging, glimlachte en vertelde me dat God hem een jaar geleden had verteld dat hij in mijn huis zou eten. Geen wonder dat het zo vreemd was in het begin daar in Canada, toen ik die dag weifelde om te telefoneren, toen God wilde dat ik broeder Branham zou ontmoeten.

Ik had een oude bandrecorder die ik gebruikte om te luisteren naar broeder Branhams boodschappen en opnamen over wonderen die in zijn bijeenkomsten gebeurden. Terwijl ik in een kleine bijeenkomst was, vroeg de zendeling de mensen om te bidden voor een bandrecorder die nodig was, dus iedereen begon te bidden. Toen kwam die kleine stem weer en zei: "Geef de jouwe"; maar dat wilde ik niet horen. Ik had niet zoveel geld meer en de bandrecorder was het dierbaarste wat ik had. Toen kwam het Schriftgedeelte tot me waar staat, dat als iemand iets van je vraagt en je hebt het, je dan niet voor hem moet bidden, maar dat je het geeft. Toen ze klaar waren met bidden zei ik: "Ik heb er een, jullie kunnen hem krijgen." Iedereen prees en dankte God, behalve ik, ik was mijn bandrecorder kwijt!

Enige tijd later ging ik naar Jeffersonville om broeder Branham te bezoeken. Het eerste wat hij deed was me een prachtige bandrecorder geven, die heel wat meer waard was dan mijn oude. De Heer moet hem zeker verteld hebben dat ik mijn bandrecorder niet langer had. Hij is zo wonderbaar, er zijn geen woorden om Zijn goedheid te beschrijven; maar ik probeer Hem te behagen en Zijn geboden te bewaren en iedereen te vergeven, zoals God ons ook vergeeft.

Als mensen het niet met mij eens zijn, is dat volmaakt in orde, als we maar niet onverzoenlijk worden. Terwijl ik in de gieterij werkte, kwam er iedere keer als ik tegen de mensen over de Heer sprak, een bepaald persoon aan en hij maakte er een einde aan. "De Katholieke kerk is de enige kerk die juist is", zei hij altijd, en iedere keer dat hij langs kwam snoerde hij mij de mond. Hij maakte me vaak boos. Toen vertelde iemand me op een dag dat de tienjarige zoon van deze Katholieke man in het ziekenhuis op sterven lag. Hij vertelde me dat één nier in het geheel niet meer werkte en de andere functioneerde ook bijna niet meer. Normaal gesproken veronderstel ik dat ik gezegd zou hebben: "Dat krijg je als je God probeert te bestrijden", maar ik had medelijden met de man en zijn zoon. De volgende dag ging ik naar het Katholieke ziekenhuis om de jongen te bezoeken. Hij lag in bed en zag er hulpeloos uit. Ik vroeg de moeder of ze er bezwaar tegen zou hebben als ik voor hem bad.

Ze zei: "Verscheidene priesters hebben al voor hem gebeden. Er is geen enkele hoop, maar het is goed als u voor hem wilt bidden."

Na een kort gebed zei ik: "Hij zal twee nieuwe nieren krijgen."

Ongeveer twee weken later kwam deze man naar me toe en beleed aan iedereen wat er was gebeurd. Hij zei: "Het was Ernie's gebed. Mijn jongen heeft twee nieuwe nieren en de doktoren begrijpen er niets van. Hij is nu weer buiten met de andere jongens aan het voetballen." Toen vroeg hij of ik ook voor hem wilde bidden.

Ik geloof dat God mijn gebed verhoorde, omdat ik deze man had vergeven, ondanks de manier waarop hij me behandelde. In het 'Onze Vader' staat: "Vergeef ons onze schulden zoals ook wij onze schuldenaren vergeven." We moesten er niets tussen laten komen om ons bij vergeving vandaan te houden.

In het grote stadion in Houston, Texas, hadden ze een debat over de vraag of God heden nog mensen geneest. William Branham zou daar een grote verlossings-genezingscampagne houden. Enige predikers waren er tegen en zetten in de kranten dat ze William Branham tot een debat wilden uitdagen. Zij wilden bewijzen dat God heden niet geneest, maar Branham zei: "Dit is niet iets om over te argumenteren, maar om te geloven."

Toen nam zijn campagneleider deze uitdaging aan en broeder Branham ging achter in het publiek zitten. Maar toen de predikers die tegen genezing waren, zagen dat ze het debat gingen verliezen, op grond van wat Gods Woord zegt, vroeg een van hen: "Laat deze genezer hier naar boven komen en iemand genezen."

Branhams campagneleider zei: "Hij is net zomin een genezer omdat hij goddelijke genezing predikt, als dat u een verlosser bent omdat u verlossing predikt."

Ongeveer op dat moment kwam de Heilige Geest over broeder Branham en hij moest naar het podium gaan. Iemand had een jongen naar het podium gebracht, die nog nooit gelopen had -- hij had polio. Branham tilde hem op. De armen en benen van de jongen hingen slap neer. Terwijl broeder Branham bad, nam een fotograaf een foto van hem en de jongen. Plotseling verscheen er een bovennatuurlijke lichtkolom boven Branhams hoofd, wat liet zien dat Hij met William Branham was. Toen de film was ontwikkeld, liet het de heldere 'halo' zien boven Branhams hoofd die duizenden mensen met hun eigen ogen hebben gezien. Toen die fotograaf, die ook een ongelovige was, dit bovennatuurlijke verschijnsel zag, zei hij: "God, wees mij genadig!"

Op dezelfde tijd dat deze foto werd genomen en dit grote Licht verscheen, verdween de kleine jongen uit Branhams armen en liep het podium af. De jongedame die op de piano speelde: "De grote Heelmeester is nu nabij, de medegevoelende Jezus", zag het jongetje voor het eerst lopen en begon te schreeuwen. Ze rende weg van de piano, zonder het lied te beëindigen, maar de piano speelde het lied helemaal zelf uit. Ongeveer vijfhonderd mensen renden naar voren om Jezus als hun Verlosser aan te nemen, omdat ze de wonderbaarlijke werken van God hadden gezien.

Ik had veel mensen voor de bijeenkomsten uitgenodigd. Toen ik ze later vroeg waarom ze niet waren gekomen, antwoordden ze gewoonlijk: "We zijn Katholiek", of "We zijn Protestant", of bij wat voor kerkorganisatie ze dan ook waren aangesloten. Wat is dat erg! Er is een Kerk waar je bij moet behoren om het eeuwige leven te hebben, maar je kunt er geen lid van worden, je moet erin worden geboren. Het wordt genoemd het lichaam van Christus, en Christus is het Hoofd.

Jezus zei: "U moet wedergeboren worden!" Ik adviseer iedereen om naar een kerk te gaan waar men weet wat het betekent om wedergeboren te zijn. Je zou best een beetje vervolgd kunnen worden, maar dat zal je over duizend jaar vanaf nu niet veel meer kunnen schelen. De Schrift zegt in 2 Timotheüs 3:5: "Hebbende een gedaante van godzaligheid, maar die de kracht derzelve verloochend hebben. Heb ook een afkeer van dezen." Kom tezamen met diegenen die het volle Evangelie geloven, en dat nu zoveel temeer, omdat u kunt zien dat de Dag des Heeren dichter en dichterbij komt (Hebreeën 10:25). We weten dat de eindtijd dichtbij is. Alle tekenen laten zien dat het niet veel jaren meer kan duren. Droogte, aardbevingen in vele plaatsen, precies zoals Jezus zei dat er aan het einde der tijden zou zijn; dit alles gebeurt. Zware tijden zullen komen, zoals Gods Woord zegt en dat zal het hart der mensen doen bezwijken van vrees.

Petrus zei lang geleden, voor men iets van atoombommen wist, dat de elementen zouden smelten met gloeiende hitte. Dit kan hier nu elk ogenblik gebeuren. De geleerden zeggen dat in 1982 negen planeten in lijn zullen komen en zo'n aantrekkingskracht zullen veroorzaken, dat de aarde letterlijk zal schudden. De Bijbel zegt dat de aarde heen en weer zal schudden. In Openbaring 16:18 staat: "... en er geschiedde een grote aardbeving, hoedanige niet is geschied van dat de mensen op de aarde geweest zijn, namelijk een zodanige aardbeving en zo groot." We weten dat we het einde naderen omdat er zoveel dingen gebeuren die de Bijbel heeft voorspeld voordat Jezus voor de tweede keer naar deze aarde terugkomt.

De discipelen vroegen Jezus: "Wanneer zal het einde komen?" Jezus vertelde hun dat die generatie, die er zou zijn gedurende de tijd dat de vijgeboom bloesemt, niet voorbij zou gaan totdat alles zou zijn vervuld. Nu, het begon in 1948 te ontspruiten. Israël werd een natie na vijfentwintig honderd jaar en volgens Job, in de laatste verzen, is een generatie ongeveer vijfendertig jaren, dus 1948 en vijfendertig is 1983. Niemand weet de dag of het uur, zei Jezus. Maar Hij zei ook, dat de Dag des Heeren ons niet bij verrassing zou overvallen. We zullen de tijd weten. Kom dan in veiligheid, terwijl er nog tijd is. Jezus zei: "Hij die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen." Hij is slechts een gebed van u verwijderd.

Bij een bepaalde gelegenheid nam ik, om zaken te doen, de trein van Chicago naar Los Angeles. William Branham was daar en hield bijeenkomsten. Ik wilde dat hij wist dat ik zou komen, dus bad ik daar in die trein, terwijl ik nog steeds in Chicago was, tweeduizend mijlen ver weg. God liet broeder Branham op datzelfde moment zien dat ik zou komen. Hij vertelde Demos Shakarian, Minor Arganbright en enige andere Volle Evangelie Zakenmensen dat ze me op zaterdagmorgen zouden ontmoeten. Op de ontbijtbijeenkomst, nadat broeder Branham mij had voorgesteld aan die mensen, vertelden zij dat ze waren gekomen om mij te ontmoeten, en dat ze hadden geweten dat ik zou komen. Ik zei: "Niemand wist dat ik zou komen. Ik ben absoluut vreemd hier en ken niemand."

Ze vroegen: "Had u dan geen afspraak met broeder Branham?" Toen herinnerde ik me mijn gebed in Chicago. Het was beantwoord.

Een paar maanden later had broeder Branham bijeenkomsten in Zürich, Zwitserland. Zijn zoon Billy Paul belde me op een avond op en zei dat ik naar de hotelkamer moest komen; hij zei: "Pa wil met je spreken." Toen vertelde broeder Branham me precies hoe de Heer hem had laten zien hoe ik in Chicago had gebeden. Hij vertelde me dat hij me daar in de trein had zien zitten, met de Bijbel in m'n hand, de zon die in het westen onderging, en aan het bidden was dat God hem zou laten zien dat ik naar Los Angeles kwam. Hoe zou ik ooit weer kunnen twijfelen, als God zo werkelijk is? De Bijbel zegt: "Hetgeen het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord en in het hart des mensen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dien, die Hem liefhebben."

Ik houd van het lied: "Er was een wonder voor nodig om de sterren in het heelal te brengen. Er was een wonder voor nodig om de maan op haar plaats te hangen. Maar toen Hij mijn ziel verloste", gaat het lied verder, "was dat het grootste wonder van alles."

Een dwaas zegt dat er geen God is. Er was zeker een Goddelijke architect voor nodig om de mens te maken. Hij maakte ons in Zijn gelijkenis voor een doel -- om door alle eeuwigheden gemeenschap met Hem te hebben, en om lief te hebben; en Hij is geen aanziener des persoons.

De Bijbel zegt: "Zalig zijn diegenen, die niet gezien hebben en toch geloven." Het spijt me dat ik moet zeggen dat ik het eerst moest zien, voordat ik kon geloven.

Op een avond in Chicago voordat de dienst begon, probeerden twee kerels twijfel in mijn gedachten te brengen of ik de Heilige Geest had. Omdat ik me wat ontmoedigd voelde, zat ik helemaal achteraan in de menigte. Toen broeder Branham de gebedsrij begon, zei hij: "Ik kan niets doen, tenzij de Engel des Heeren eerst komt." Toen zei hij: "Hij is hier nu", en als gewoonlijk ging er een heilige stilte over de toehoorders heen. Toen zei hij: "De Heilige Geest is nu over het gehoor."

Hierna wees hij naar verscheidene zieke mensen in verschillende delen van de samenkomst, zoals de Engel des Heeren hem aanwees. Hij vertelde ieder van hen hun ziekten, en vervolgens om hun geloof te vermeerderen, vertelde hij enigen van hen hun namen en adressen en ook waarom en hoe lang zij ziek waren geweest.

Plotseling voelde ik een vreemde sensatie over me heenkomen. Broeder Branham zei: "Kleine man daar, ga op je voeten staan." Ik wilde niet gaan staan omdat ik dacht dat het alleen voor zieke mensen was. Maar toen zei hij: "U heeft de Heilige Geest gezocht."

Ik stond op. "U heeft het", zei hij, en ik viel meteen flauw. Nu was ik nog nooit flauw gevallen, hoewel ik genoeg erge valpartijen had meegemaakt, zoals degene die mij overkwam toen ik in de kolenmijn in Alaska werkte. Toentertijd was ik ongeveer zes meter diep voorwaarts gevallen in een opslagruimte, nadat ik geprobeerd had een groot brok kool los te maken, dat de kolenschacht blokkeerde. Ik had toen mijn schouder geblesseerd en kon mijn rechterarm niet boven mijn hoofd heffen gedurende ongeveer twee jaar. Toen was ik naar mijn eerste bijeenkomst van William Branham gegaan. De eerste avond had broeder Branham tegen de mensen gezegd: "U hoeft niet naar het podium te komen, God kan u genezen precies waar u bent", en mijn rechterarm klikte op zijn plaats en is sindsdien in orde geweest.

Welnu, in de Chicago bijeenkomst was ik flauw gevallen en op de een of andere manier werd ik overgebracht over het middenpad heen naar de andere kant. Het gebeurde zo snel dat niemand het in de gaten had. Twee mannen vertelden me later dat het zo snel was gebeurd -- ze dachten dat ze mij hadden zien neerkomen en tussen twee banken aan de andere kant zien neervallen, maar het was net een flits.

Toen ik daar lag, zei broeder Branham (ik hoorde het later op de band): "Die man komt uit Zwitserland..." en alles wat hij over mij heeft verteld is de waarheid.

Toen ik bijkwam was ik verbaasd om te zien waar ik vandaan gekomen was, en waar ik me bevond. Toen ik naar mijn plaats terugging, zei de man naast me stotterend: "U... U... verdween gewoon."

De Bijbel zegt in Romeinen 8:11: "En indien de Geest van Hem Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zo zal Hij ook uw sterfelijke lichamen levend maken, door Zijn Geest, Die in u woont." Bij de opname van Zijn gemeente zullen onze sterfelijke lichamen nieuw leven ontvangen. Prijs God, ik geloof dat het snel zal gebeuren voor allen die werkelijk van God houden. Ik ben opgewonden omdat Gods Woord nooit faalt!

In Mattheüs 11:29 zegt Jezus: "Leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart en gij zult rust vinden voor uw zielen." Een lifter vond die rust. Ik pikte hem ergens ten noorden van Milwaukee op, op een avond na middernacht. Ik stelde hem veel vragen, maar hij wilde niet praten. Toen na enige tijd, trok hij een groot mes uit zijn jaszak en zei: "Weet u waarom ik dit heb?" Ik kon niets zeggen, zo bang was ik! Toen dacht ik dat ik eindelijk de verkeerde had opgepikt. Hij bleef grommen: "Ik haat de politie, ik haat de politie!" Hij vertelde mij: "Ik heb jarenlang in New Yorkse gevangenissen gezeten en de eerste politieagent die ik tegenkom is er bij."

Toen ik mijn adem weer terug kreeg, zei ik: "Dat zal slecht met je aflopen."

Hij zei: "Het kan me niet schelen wat er met mij gebeurt." Hij haatte God en ieder ander en zei dat hij niet wilde leven, hoewel hij nog maar een jonge man was.

"Waar ga je naartoe?" vroeg ik.

"Naar Appleton, dat is mijn thuis, maar mijn ouders willen me ook niet, kijk maar naar me!"

Hij zag er haveloos uit en voelde zich als: "Wie zou mij nog moeten hebben, zoals ik eruit zie?" Ik vertelde hem, dat toen ik zijn leeftijd had, ik me hetzelfde had gevoeld. Het kon mij ook niet schelen of ik leefde of niet, maar ik had ontdekt dat God niet wil dat iemand ten verderve gaat, maar wil dat iedereen het eeuwige leven heeft.

Tegen de tijd dat we bij Appleton kwamen, wilde hij weten welke kerk ik bezocht. Hij wilde naar dezelfde gaan als ik, vertelde hij me.

"Nu kan ik naar mijn mam en pap gaan," zei hij, "ik ben anders", voegde hij er gelukkig aan toe.

"Wat ga je met dat mes doen?" vroeg ik.

"Ik zal het als broodmes aan mijn moeder geven", antwoordde hij. Deze man vond rust voor zijn gekwelde ziel, door over Jezus te horen.

Jezus zei, dat als Hij verhoogd zou worden, Hij allen tot Hem zou trekken. Hij is alles voor mij: de Lelie der dalen, de Blinkende Morgenster, de grote Ik Ben. In Openbaring 1:8 staat: "Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is, en Die was, en Die komen zal, de Almachtige."

In Colossenzen 3:17 staat: "En wat gij doet met woorden of met werken, doet het alles in de Naam van de Heere Jezus." In Colossenzen 2:9 en 10 staat: "Want in Hem (Jezus) woont al de volheid der Godheid lichamelijk." Daarom deden, veronderstel ik, zoals Jezus zei in Mattheüs 28:19 om "te dopen in de Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes", Paulus en Petrus dat gewoon precies door openbaring (Handelingen 19:5 en Handelingen 2:38), wetende dat de Vader, Zoon en Heilige Geest de volheid is van de Godheid in Jezus Christus, en wij zijn volmaakt gemaakt in Hem.

Het moet wel een goede formule zijn geweest -- drieduizend zielen werden toegevoegd aan de kerk (het lichaam van Christus) op de dag dat Petrus dit predikte. Ze gingen in het hele Nieuwe Testament door met op deze manier te dopen tot het jaar 325 na Christus. De kerkgeschiedenis laat zien dat de Rooms-katholieke kerk toen hun organisatie begon tijdens het Concilie van Nicea. Hierna begonnen ze baby's te dopen en gebruikten de titels Vader, Zoon en Heilige Geest, in plaats van de Naam van Jezus Christus.

Ik zou u een beetje meer over William Branham willen vertellen, waarom ik geloof dat hij op het toneel verscheen, en waarom God zo sterk mijn aandacht trok om contact met hem te krijgen. Sommigen zeggen dat Branham een beetje van het goede spoor afging, tegen het einde van zijn bediening. Ik geloof dat als God hem de geheimen van het hart der mensen kon openbaren, Hij hem ook Zijn Woord kon openbaren. Zijn Woord is een onderscheider van de harten der mensen.

Toen William Branham werd geboren, kwam er een bovennatuurlijk licht naar binnen in de oude blokhut waar hij geboren was. Zijn moeder en de vroedvrouw waren bang voor dit vreemde buitengewone verschijnsel. Gedurende zijn vroege jeugd kon hij dingen voorspellen en zag hij ook veel visioenen die altijd uitkwamen. Hij werd als profeet geboren. Ik zou u willen verwijzen naar Maleachi, de hoofdstukken 3 en 4, om voor uzelf te zien of hij daar niet in geplaatst kon worden. Maleachi 3 laat zien dat de geest van Elia in Johannes de Doper kwam, om de voorloper te zijn van Jezus' eerste komst. De discipelen vroegen aan Jezus: "We dachten dat Elia eerst moest komen." Jezus zei: "Hij is al gekomen (sprekend over Johannes de Doper) en zij hebben hem niet herkend" (Mattheüs 17:12). Maar in Mattheüs 17:11 zei Jezus: "Elia zal wel eerst komen (toekomst) en alles herstellen." Waarvan ik geloof dat het Maleachi 4:5 betekent. Jezus vertelde hun dat deze Elia waar jullie over praten Johannes de Doper is.

Maleachi 4:5 vertelt ons: "Zie, Ik zend ulieden de profeet Elia, eer dat die grote en die vreselijke dag des Heeren komen zal." De profeet waarover hier wordt gesproken, moet voor de verdrukkingsperiode komen, dat is de grote en vreselijke dag des Heeren.

Volgens de Bijbel zien we dat we in het laatste gemeentetijdperk zijn, of het tijdperk van Laodicéa en dat dit ook een boodschapper moest hebben. Wie is het? Het moest een profeet zijn. Deze profeet of boodschapper moest vrij staan van welke denominatie dan ook, omdat zijn boodschap voor iedereen zou zijn. Wie kan de plaats van Maleachi 4:5 innemen? Hij moest de harten van de kinderen, die wij zijn, terugbrengen naar de originele vaders van Pinksteren. William Branham heeft bewezen dat te doen, wereldwijd, mijzelf inbegrepen.

Het volgende vers zegt: "En het hart van de vaderen tot de kinderen." Volgens Lukas 1:17 was dit de geest van Elia in Johannes de Doper, die de harten van de vaderen tot de kinderen bracht, zoals we lezen in Lukas 1:17: "En hij zal voor Hem (Jezus) heengaan in de geest en kracht van Elia om te bekeren de harten der vaderen tot de kinderen..." Petrus, Paulus en al de andere discipelen kwamen hierna, dus dat betekent dan dat zij de kinderen waren.

Ik geloof met mijn gehele hart dat God ons wil laten weten dat Zijn Woord in Maleachi 4:5 nu ook vervuld is in de persoon van William Branham, nogmaals een teken om te laten zien hoe dicht wij bij het einde van deze huidige dispensatie zijn. Hij stuurde hem met zulke grote tekenen en wonderen opdat wij mochten geloven. Dit zou ik niet durven betwijfelen.

HOOFDSTUK 6

Het is later dan we denken

Mensen praten er altijd over wat God lang geleden heeft gedaan, of wat Hij zal gaan doen, maar vaak missen ze wat Hij nu precies in onze tijd heeft gedaan! Het is later dan we denken!

Tot slot wil ik nog vermelden dat ik dit boekje bijna niet had geschreven. Enige tijd geleden, toen ik van mijn werk aankwam in mijn kleine woning, die ik voor een tijdje had gehuurd, ontmoette ik iemand die in de gevangenis had gezeten. Hij had in de Staatsgevangenis gezeten voor gewapende roof. Hij had geen plaats om te slapen dus nodigde ik hem uit om in mijn woning te komen. Daar maakte ik een maaltijd voor hem klaar en sprak met hem over verlossing door Christus. Het was ongeveer twee uur in de morgen. Plotseling deed deze grote Indiaan, ongeveer vijfentwintig jaar oud, heel vreemd en er kwam een onheilspellende blik in zijn ogen. Hij pakte een groot slagersmes dat op de tafel lag en kwam recht op me af. Ik pakte zijn arm beet, die het mes vasthield en hield die in de lucht. Hij was bijna dertig centimeter langer dan ik, en natuurlijk was ik geen partij voor hem, maar het was bijna grappig. Hij bleef worstelen met alle kracht die in hem was om het mes naar beneden en in mij te krijgen, maar ik hield gewoon gedurende een lange tijd, zonder enige moeite, met één hand zijn arm omhoog.

Uiteindelijk dacht ik: "Ik wil je zo niet vast blijven houden tot de morgen", dus besloot ik de slaapkamer in te rennen, dan de huiskamer, en daarna terug de keuken in. Toen ik zijn arm losliet, kwam hij achter me aanstormen. Plotseling keerde ik me om en zei: "Leg het weg!" Hij schrok ervan en pakte toen het scherpe eind van het mes en gaf het heft aan mij. Toen stak hij beide handen omhoog in de lucht. Hij zag er bang uit en zei: "Bid voor mij."

Het was duidelijk dat mijn tijd nog niet voorbij was; misschien moest ik eerst dit boek nog schrijven. Hier laat het weer zien wat de Bijbel bedoelt als er staat: "Want Hij is meerder Die in u is, dan die in de wereld is."

Tot nu toe heb ik u alleen maar de goede dingen verteld. Ik ga u niet vertellen hoevele malen ik de Heer heb teleurgesteld, waar ik me voor schaam, maar Hij heeft mij keer op keer vergeven. Het is slechts door Zijn verbazingwekkende genade! Ik ben volledig afhankelijk van die genade en nu ben ik gelukkig in Jezus.

Als u denkt dat dit leven dat we nu hebben "leven" is, zou ik willen dat u even een glimpje kon zien van het eeuwige leven. Ik zag er eens iets van in een visioen. Het beste van dat alles is, dat het nu al van u kan zijn. U hoeft alleen maar de Levensgever aan te nemen, Jezus Christus, dan kunt u met Paulus in 1 Korinthe 15:55 zeggen: "Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? Maar Gode zij dank, Die ons de overwinning geeft door onze Heere Jezus Christus."

De dood zal slechts een boeiende ervaring zijn, dat geloof ik. "Ik ben bijna thuis!" Als ik eerst ga, zal ik op u wachten, daar aan de overkant, waar de rozen nooit verwelken.